Uit den Leidschen Raad, DE VRIJWILLIGE JAGERS LEIDSCHE H00GESCH00L. 71sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 30 September 1930 Derde Blad No. 21638 FE'IILLFTHN. DER De oude pensioenkwestie - Wel steun aan Esperanto - Het werkloozendebat uitgesteld (Zitting van gisteren). De punten 1 tot en met 21 werden goed gekeurd. Beide benoemingen verliepen nor maal. DE PENSIOENKWESTIE. 22o. Praeadvies op de adressen van de afd. Leiden van den Ned. Bond van Perso neel in Overheidsdienst, respectievelijk in houdende het verzoek om het bij den Pen sioenraad ingediende bezwaarschrift in zake geldigverklaring voor inkoop van pensioen van de door J. van Egmond, als werkman bji de Stedelijke Lichtfabrieken, vóór 1 Juli 1922 bewezen losse diensten, in te trekken en om tegen de beslissing van den Pen sioenraad ter zake geen beroep in te stellen. (196) De heer DE REEDE zegt, dat deze zaak meer dan goed is, is behandeld, al waren er diverse stadia. B. en W. zeiden steeds, dat het den raad met aanging; argumenten wor den nooit gegeven. Nu komen echter B. en W. met art. 126 gemeentewet als argument, doch z. i. vergissen B. en W. zich, dat dit artikel hun de bevoegdheid geeft, die zij er aan ontlee.nen. Spr. verwijst naar art. 144 dezer wet om te doen uitkomen, dat juist z i. de Raad de bevoegdheid heeft in dezen, hetgeen hij nader uitvoerig uiteenzet. Spr. verwijst dan naar de uitspraken van den raad in deze kwestie, waarbij de raad onder invloed was van de meening, dat B. en W. bevoegd waren. Toch werd wel uitge sproken dat de raad inzake het pensioen recht zoover mogelijk tegemoet wilde komen. B. en W. zijn in beroep gegaan van de beslissing van den Pensioenraad, hoezeer deze zeer juist en goed gesteld was. Daarom raadt spr. aan het beroep in te trekken, anders zal hi] een voorstel daartoe doen, den Gentralen Raad mededeelend, dat de raad het beroep niet deelt. De heer VERWEY zegt, dat voor de 4e maal deze zaak in behandeling komt. Voor de 3e maal in dezen raad en daarom geeft hij nog eens een kort overzicht van het ge beurde. Zelfs de wethouder zeide, mee te zullen werken, als het ging, doch dit was z.i. niet het geval. Intusschen werd een gedupeerde door den Pensioenraad in het gelijk gesteld Daarop is door B. en W. in hooger beroep gegaan doch wederom verloor het college. Nu was te denken, dat het college, gelet ook op de meening van den raad en hetgeen de wethouder zelf had gezegd, zich daarbij zou neerleggen, doch niettemin is het col lege tot in hoogste instantie in beroep gekomen! Men vraagt zich af, of B. en W. dan werkelijk wel voelden voor het reent der betrokkenen. Voor de uitspraak in hoogste instantie vreest spr. wel niet, doch z.i. is er geen reden voor die uitspraak en is er alle reden B. en W. te beschermen tegen zich zelf. Het optreden van het college kan hij niet vlekkeloos oordeelen, vooral niet, waar B. en W. in het klaagschrift eeh trap geven aan de ambtenaren. Zich daarachter te verschuilen is z.i geen gewoonte. Spr. neemt de ambtenaren daartegen in be scherming. Tot slot verzoekt hij B. en W. het beroep terug te nemen, ook in het belang der be trokkenen, die reeds lang genoeg zijn ge dupeerd. De heeT ROMIJN meent, dat de pensioen kwestie er een is van den Pensioenraad en hoogere instanties, niet van den raad. De gemeente heeft alleen naar recht en billijk heid gegevens te verstrekken. Z. i. willen B. en W. alleen een uitspraak krijgen in hoogste instantie en dat kan spr. goed oor deelen. Dan is de rechtszekerheid er, die thans eenigszins zoek is. Met den heer ^De Reede is spr. het niet eens, dat de raad in dezen bevoegd is. Hij is van meening, dat B. en W. het wettelijk recht aan hun zijde hebben. De Centrale Pensioenraad zal het klaag schrift ook wel afwijzen, als B. en W. de bevoegdheid missen het in te dient.ri Daarom zal hij n;et steunen een voorstel om B. en W. aan te raden het beroep in te trekken, niet willende gaan zitten op een zetel van den Pensioenraad, die in hoogste instantie nu maar moet beslissen Hij ge looft in denzelfden geest als reeds vonnis is geveld. (Reeds geplaatst in een deel onzer vorige oplage.) Ook de heer ELKERBOUT spreekt er zijn teleurstelling over uit, dat B. en W. in hooger beroep zijn gegaan na de uit spraken van den raad in dezen. Blijkbaar wil men zoo lang mogelijk den betrokkenen het. recht op pensioen onthouden met het oog op de financieele gevolgen voor de ge meente, doch hooger stelt spr. het recht der betrokkenen.^ Ongemotiveerd acht spr. bovendien het beroep, waar ieder toch overtuigd is, dat de uitspraak van den Pensioenraad zal worden gehandhaafd in hoogste instantie. De heer SCHüLLER. vraagt, waarom B. en W. direct den raad dan niet hebben uitgeschakeld, als zij meenden, dat het den raad niet aanging, en waarom hebben B. en W. niet op tijd kennis gegeven van hun voornemen tot beroep en deelen zij dit mede, nadat het gebeurd is Het col lege doet eenvoudig, alsof de neus bloedt en speelt schuilevinkje. Bovendien, waarom gaan B. en W. in beroep, terwijl toch de afloop wel vast staat? Zou de hear Romijn als advocaat zijn cliënt aanraden dóór te procedeeren, als hij zeker wist, dat het proces ver loren is De heer MANDERS zegt, dat er ook is 'n recht naar 't hart en 't staat z.i. vast, dat de gansche raad geloofde, dat den betrokkenen dit pensioen toekwam. Dit meende men ook van den wethouder, doch dat blijkt een misvatting te zijn en dat betreurt spr. Wethouder GOSLINGA zegt, dat de ge schiedenis der zaak anders was dan ts voorgesteld Hij geeft daarop zijn lezing daaromtrent. De destijds aangenomen mo tie-Baart sprak niet uit het recht op pen sioen, opende alleen de mogelijkheid' de zaak voor den rechter te brengen. En zoo is geschied Na 2 jaar heeft de Pensioen raad uitspraak gedaan ten nadeele van B en W., die nu in hoogste instantie gaan. Zooals anders betrokkene zou hebben ge daan, had hij verloren. Volgens de wet is de heer De Reede er geheel naast, zet hij nader uiteen. De competentie van B. en W. in dezen is meermalen door den Centralen Raad van Beroep erkend, het lichaam, dat dit toch het eerst beoordeelt. Het verwijt van schuilevinkje spelen van den heer Schiiller, wijst hij volledig terug, dit aantoonend uit den gang van zaken. Het eerste adres is voor praeadvies ge nomen uit beleefdheid daar de heer Verwey door ziekte afwezig was. En waarom geen uitspraak in hoogste instantie 1 Dan is toch alles opgelost Waarom alleen af te gaan op de uitspraak in eerste instantie B. en W. zullen hun beroep niet terug nemen, formeel van geen enkel feit beschul digd kunnende worden, dat hen aantast. De heer ELKERBOUT: en de wijze van beroep dan? De WETHOUDER zegt. dat B en W. hun uiteenzetting gaven, zooals zij die zien, meer niet. Zij willen de kwestie principieel zien opgelost. Het goede hart regeert niet, doch de wet. De heer VALLENTGOED zegt, dat bij het Rijk het recht der betrokkenen oogenblikke- lijk is erkend Waarom is het voor Leiden dan nog een twistvraag? De WETHOUDER zegt, dat de Centrale Raad nimmer een principieele uitspraak gaf en dat is toch noodig. De heer MANDERS zegt, dat de Pensioen raad toch een uitspraak gaf na eerlijke ge gevens. Waarom dan nog verder te gaan? De heer VERWEIJ dient een voorstel in om B. en W. te vragen het bezwaarschrift in te trekken. Eenvoudig een beslissing in uiterste in stantie uit te lokken, daarom gaat het niet, want er is een geschiedenis aan deze zaak verbonden, die z. i. een uitspraak in hoogste instantie overbodig maakt. Er is in den raad afgesproken destijds iedere kans aan te grijpen om den betrokkenen hun recht te geven en vandaar dit verzet tegen het hoo ger beroep. Het valt tegen, dat B. en W., nu er daartoe de wettelijke kans is gegeven, toch de zaak doorzetten, trots hun eigen verzekering gaarne het betrokkenen te gun nen. De heer ROMIJN zegt als advocaat parti culieren nooit aan te raden door te gaan met procedeeren als er weinig kans is, doch het betreft hier een openbaar lichaam, dat belangen van derden behartigt, en dan wordt het anders, zoolang er eenige dubio is. Uitspraak in hoogste instantie is nood zakelijk, de raad kan daarover niet be slissen. De heer SCHüLLER oordeelt, dat de heer Romijn mank gaan in zijn vergelijking, zie b.v. hoe de raad vaak maar niet een ont eigeningsprocedure aangaat om erger te voorkomen. Trots hetgeen de wethouder zeide, blijft hij er bij, dat B. en W. schuilevinkje speel den, want als de raad niet competent was, dan hadden B. en W. geen praeadvies uit gebracht, zelfs niet uit beleefdheid. Met een handigheidje heeft de wethouder zich willen redden. De heer DE REEDE meent, dat de heer Romijn in zijn bestrijding niet handelde als een advocaat door niet met wetsartikelen te komen doch met algemeenheden en hij handhaaft zijn stelling, dat de raad in dezen bevoegd is. Spr. zet dan uiteen, dat de mo tie Baart een verdere bedoeling had als de wethouder er aan gaf; n.l. het pensioen recht geven. De heer W1LMER kan de opvatting van B. en W.: een uitspraak in hoogste instan tie. respecteeren, doch zelf staat hij op het standpunt, dat het billijk zou zijn, aan het verzoek der betrokkenen te voldoen, waar voor echter een rechtsgrond moest zijn. Dit is nu gegeven; waarom dan verder te gaan, waar aan het rechtsgevoel is voldaan. De heer WILBRINK, die mede het voor stel de Reede onderleekende, motiveert, waarom hij dit deed, allereerst de geschie denis nog eens releveerend, waaruit duidelijk blijkt, dat bedoeling was. zoo eenigszins mo gelijk het recht der betrokkenen te erken nen. Waarom dan nu in hooger beroep te gaan? Voor jurisprudentie te zorgen is z.i. niet de taak van den raad. De heer ELKERBOUT releveert zich de eenige uitspraken van den Centralen Raad om te doen uitkomen, dat B. en W. zich ho peloos wagen aan een echec. De heer GROENEVELD zegt, dat bij be roep B. en W. toch hun bezwaren moeten inbrengen tegen de beslissing van den Pen sioenraad. Als zij dit doen, zijn zij toch partij. Wethouder GOSLINGA herhaalt, dat van den beginne af aan als compromis werd aan vaard tot in hoogste instantie te gaan. Nu opeens komt men van de zijde der heeren de Reede en Wilbrink dat B. en W. niet compatent zijn, doch zelfs de heer Ver wey aanvaardt dit niet. Bij aannemen van het voorstel de Reede zullen B en W. over wegen, of zij dit niet ter vernietiging aan de Kroon zullen voordragen. Daarmede had men 5 jaar geleden dan moeten komen. De heer WILBRINK: ja. wanneer wordt men wijs De WETHOUDER blijft overigens zijn reeds in eerste instantie geuite mededeelin- gen volledig handhaven, B. en W. kunnen niet anders handelen. De heer BERGERS wil de uitspraak in hoogste instantie afwachten, anders is de zaak niet af. De heer VERWEY vraagt of het niet beter is zijn voorstel te aanvaarden en het voor stel de Reede m te trekken, omdat dit laat ste voorstel voor vernietiging zal worden voorgedragen, terwijl B. en W. toch niet zich kunnen blijven verzetten tegen de raads- meerderheid. De heer DE REEDE wijst er op, dat bij zijn voorstel de Centrale Raad er toch ken nis van neemt en daaraan geeft hij de voor keur. Het verzoek Verwey kunnen B. en W. kalm naast zich neerleggen De heer SCHüLLER vraagt een verklaring van B. en W. Het voorstel de Reede wordt aangenomen met 1812 stemmen. Tegen de wethouders, en de heeren Ber gers, Bosman, Huurman, Coster, Zitman, van Es. Romijn en Donders. Of het voorstel Verwey dan nog in stem ming moet komen, wordt een punt van debat. Wanneer de heer Wilbrink te kennen geeft door anderen gesteund, dat hij er niet meer'kan voorstemmen, waar het voorstel de Reede werd aangenomen, dat van ver dere strekking was, wordt het voorstel Ver wey ingetrokken. WEL ESPERANTO. 23o. Praeadvies op het verzoek van de Centrale Propaganda-Commissie te Nijmegen om een gemeentelijken cursus in het Espe ranto aan de lagere scholen te verbinden. (192) De heer DE REEDE vraagt welk bezwaar er is een kleine tegemoetkoming van maxi maal f. 250 te geven aan Kennis is Mac'ht, zooals de wethouders nu gelukkig voor stelden, gelet op de belangstelling voor Esperanto en hij beveelt het voorstel der beide wethouders warm aan, De heer VAN ES doet dit eveneens, daar de cursus z.i. in een behoefte voorziet. De 'heer GROENEVELD steunt eveneens 't voorstel Tepe en Reimeringer, doch hij vraagt, waarom het praeadvies zwijgt over de meening der Commissie van Onderwijs inzake aanvrage van Kennis i9 Macht. Wethouder GOSLINGA zegt, dat geheel volgens gewoonte is gehandeld wat het prae advies betreft. Overigens gaat het geheel om de beteekenis, die men aan Esperanto toe kent. Spr. ziet die beteekenis voor 't prac- tische leven niet, er is geen behoefte aan, i meent hij. Wethouder TEPE zegt, dat zonder bedoe ling de meening van de commissie van onderwijs niet is vermeld. Wat Esperanto betreft, theoretisch is er een groote toekomst I voor weggelegd, zoowel voor congressen en i als correspondentie-taal, doch wat het prac- 1 tisöh worden zal, hangt juist veel af van steun etc. eraan verleend. En daarom zou hij het betreuren, als de gemeente niets deed. Het gevraagde bedrag f. 250 maximaal, is gering. Wethouder GOSLINGA zegt nog, dal niet het gering bedrag moet beslissen, doch de vraag of het geldt een publiek belang en dat ziiet spr. in Esneranto niet Wethouder TEPE ziet in Esperanlo juist wel een algemeen belang en daarom is hij voor de subsidie evenals de heer GROENE VELD, die de waarde van Esperanto uitvoe rig uiteenzet. Het voorstel der wethouders Tepe en Rei- meringer wordt aangenomen met 246 stemmen. Tegen de heeren Kuivenhoven, Eikerbout, Splinter, Goslinga, v. Rosmalen en Huurman. DE RADIO-DISTRIBUTIE. 24o. Voorstel: a. tot vaststelling van de verordening, houdende reglement op het beheer en bestuur van het Gemeentelijk Radio-Dis- tributie-Bedrijf; b. tot beschikbaarstelling van gelden, ten behoeve van de kapitaalverstrekking aan het sub a genoemd bedrijf. (197) Na eenige opmerkingen van de heeren BOSMAN en VAN ES over de redactie de laatste heeft nog al bezwaar tegen het woord „ontlasting" wordt de verordening vast gesteld en hel voorstel z. h. st. goedgekeurd. Hierop ontspint zich een verward debat over de vraag: doorgaan of verdagen tot 's avonds. Wanneer de heer WILMER er op wijst, dat het toch niet aangaat voor de rest der agenda bijzondere kosten te maken, wordt doorver gaderd. VERBETERING HOOGEWOERD 25o. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de verbetering van de bestrating van het gedeelte van de Hoo- gewoerd tussahen Korevaarstraat en Kraaier- straat. (200) De heer SCHüLLER wijst er op, dat de tram op diverse plaatsen der Hoogewoerd het trottoir bestrijkt. Hij vraagt daarmede rekening te houden. De heer ZITMAN bepleit voor de geheele Hoogewoerd tot de Watersteeg dubbel spoor en vraagt B. en W. ziah te dezer zake met de N.Z H.T.M. in verbinding te stellen. De heer MANDERS oordeelt dubbel spoor niet noodig, als het Levendaal wordt ge dempt. Hoe staat het daarmee? Dubbel spoor lijkt hem trouwens voor de Hooge woerd niet mogelijk. Wethouder SPLINTER zegt. dat met de opmerking van den heer Schüller rekening zal worden gehouden. Dubbel spoor lijkt hem niet direct gewenscht, ook niet, waar er nu nog eenige respijt voor het verkeer is, die dan zou verdwijnen. Hij wil de motie Zitman echter wel in praeadvies nemen. Over het Levendaal is nog niets te zeg gen. Het voorstel wordt z.h.s. aangenomen. UITGESTELD. 26o. Voorstel in zake het verleenen van eene jaarlijksche subsidie en van eene bij drage in eens aan de Vereeniging „Herstel lingsoord de Leidsche Buitenschool", zulks met wijziging, resp. intrekking van de Raadsbesluiten van 15 Mei 1922 en 27 Augustus 1923 en tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. (198) De iheer GROENEVELD stelt voor aan houding van dit punt teneinde eerst nog het oordeel van den Geneesk. Dienst te hoo- ren. Wethouder GOSLINGA zal geen bezwaar tegen uitstel maken, doch nader onder de oogen zal hij nog moeten zien óf de Gen. Dienst zal worden geraadpleegd. Tot uitstel wordt besloten. Begrooting van den Keuringsdienst van Waren voor het district Leiden, voor het dienstjaar 1931. (201) Goedgekeurd. Voorstel: a. tot het verleenen van medewerking aan de tusschentijdsche beëindiging van do overeenkomst met P. J. den Ambtman in zake de verhuring van de, woning aan de Heerenstraat No. 48; b. tot verhuring van de sub a genoemde woning aan C. ten Haken. (202) Conform besloten. HET HAVENPLEIN. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de verbetering van de be strating van het Havenplein en het onmid dellijk aan de Groote Havenbrug aanslui tende gedeelte van de Haven, benevens het doen uitvoeren van eenige daarmede samen hangende werken. (203) De heer WILBRINK heeft bezwaar, dat de keien nu reeds gedicht worden. Wethouder SPLINTER zegt, dat van deze nuttige wenk gebruik zal worden gemaakt. De heer ZITMAN vraagt of de tram aan 't eind der Haarlemmerstraat moet blijven. Is hier niet beter de tram te brengen naar het Havenplein naast den vluchtheuvel? Wethouder SPLINTER zegt, dat dan het verkeer van <Je Oude Vest over 't plein afgesloten zou worden, 't Einde der straat is nog de beste plaats, zjj het ook niet ideaal. Het voorstel wordt z h.st. aangenomen. Als B. en W. mededeelen, in deze zitting niet te zullen antwoorden op de vragen van den heer v. Stralen, zegt deze met uitstel genoegen te willen nemen, als de raad zou spoedig mogelijk weer bjjeen komt, want zjjn fractie zou niet gaarne genood zaakt zftn een buitengewone zitting aan te vragen. Hij bedoelt een zitting eerder dan normaal over 3 weken. Wethouder GOSLINGA zegt de 2 eerste vragen wel, de 2 laatste vragen niet direct te kunnen beantwoorden. Op het terrein der werkeloosheid zullen B. en W. natuurlijk alles doen. wat mogelijk is. Dit is echter niet afhankelijk van discussies in den raad. Zoo spoedig mogelijk wil hij wel behandeling toezeggen, niet beslist over 14 dagen. De heer v. STRALEN vraagt of B. en W. het belang der kwestie wel volledig inzien. Wethouder GOSLTNGA: dat hebben B. en W. altijd gedaan. Na 'n verwarle orb teekenende rondvraag wordt de zitting dan tegen 10 voor 6 uur gesloten. De jaren 1830 en 1831. Naar het dagboek van den Oudjager K BOON. (Nadruk verboden). 16) De Prins liet de vluchtende vijand ach tervolgen door een regiment dragonders en rijdende artillerie Onder de Belgen werd toen bij Himmerdinge een verschrikkelijke slachting aangericht. Behalve een groot aan tal krijgsgevangenen maakte men daar four- .gons d'ambulance, caissons d'infanlerie, caissons de cavalerie enz. buit. De weg was als bezaaid met ge broken eD weggeworpen wapentuig. De buit gemaakte wapenen werden naar Maastricht, de krijgsgevangenen meer dan 350 naar 's Hertogenbosch gezonden. 9 Augustus. Dit was een der gemak kelijkste dagen van den veldtocht, 't Was een ware rustdag. Verschillende troepen trokken de stad door naar St. Truye. waar de Hertog van Saxen Weimar zijn hoofd kwartier had gevestigd Wij sloegen hen met bewondering gade: niet slechts om hun uit stekende uitrusting, maar ook' om hun prachtige houding. Zulk een verzorgde troe penmacht moest de Belgen wel ang9t en vrees aanjagen 1. 10 Augustus. Na een stevig ontbijt trokken we op St. Truye aan: een marsch van vijf zes uur. Het ging door de dorpen Hark, Alken en Ivortenbosch. Even voorbij St. Truye, in het dorpje Brustheim, aan den weg naar Luik, werd halt gehouden. We werden ernstig gewaarschuwd toch de grootste waakzaamheid in acht te nemen. Onder luitenant du Moulin, werd ik met zeven jagers op wacht geplaatst. Ook 's nachts van twaalf tot twee uur stond ik op schildwacht met nog een jager heel voor aan, honderd pas van den eerstvolgenden schildwacht af. Van tijd tot tijd hoorden we duidelijk de gesprekken van de Belgische voorposten. 11 Augustus. We hadden niet kunnen vermoeden, wat voor een gevaarlijken dag we nu tegemoet gingen. Na vier en twintig uur achtereen niet uit de wapenen te zijn geweest of den ransel afgelegd te hebben, begonnen we een marsch. die ongeveer 10 uur zou vorderen. Het werd gevolgd door een ernstig gevecht te Bautersum, dat tot bijna half elf in den avond aanhield. We kwamen eerst op den grooten straat weg naar Tierlemont; ons corps marcheerde weer aan het hoofd der divisie. De tweede divisie was reeds voorgegaan: wat deze ver richt had .was duidelijk te zien aan verlaten redoutes en aan de in brand geschoten hui zen. Met volle muziek en slaande trom werd Ti^lemont binnengerukt: angst stond te lezen op de gpz'chten der inwoners. Toen weer. met generaal Meyer en kolonel Stoecker aan het hoofd, de Leuvensche poort uit. Langzaam en onder grootste voorzorgen ging het voorwaarts. Te Cumtich werd een gedeelte van onze brigade achtergelaten, om dit dorp te bezetten. Zonder den vijand ge zien te hebben, hielden we voor Bautersum stil. Rechts van den weg werd aan onze compagnie een plaats aangewezen, de Noord Hollandsche en Groningsche jagers stelden zich Ier linkerzijde op, een gedeelte van een batterij hield stand midden op den weg en een voorwacht van 25 jagers onder luitenant Dekker, trok vooruit. Dit was nauwelijks gebeurd, of vier lan ders renden in volle galop aan met het be richt: „De vijand is nabij!" Na enkele minuten viel al het eerste schot, de Belgen kwamen met kracht op zetten I He t vuur van den vijand beantwoord den wij, maar toch kreeg C. Lemans een kogel in den arm, terwijl J Nieuwenhuis door een kogel in den voet buiten gevecht gesteld werd. Ook de hoornblazer Leonard bekwam een lichte verwonding, maar hij bleef dienst doen. Zoowel de generaal als de kolonel ga ven als altijd, ook nu weer de duidelijkste be wijzen van persoonlijken moed. Zij reden, in volle uniform met de pluimen op do steekhoeden, altijd even bedaard achter onze tirailleurslinie en spraken steeds moed in. Het gevecht verminderde tegen tien uur en wij trokken achter het dorp Roosbeek terug. Acht der jagers werden bij het appèl gemist, vier van hen kwamen spoedig opda gen Maar B. W. Willewaal, van Leeuwen, Wansleven en W. A. Immink lieten ons nog lang in de vrees, dat zij gesneuveld of ge vangen genomen waren, maar ook zij kwa men weldra terug Midden in den nacht trokken we naar Cumtich: het i9 me onmogelijk te beschrij ven, hoe we onze afgematte lichamen voort sleepten: twee en veertig uur waren we, zonder onderbreking op de been geweest! In De overwinning bij Bautersem. In het midden de Prins van Oranje. al dien tijd hadden de anderen heelemaal geen eten, ikzelf niet anders dan zeven aardappelen, die ik uit een boenemmep had weten machtig te worden, genoten! We wa ren op dat oogenblik totaal uitgeput en tot niet9 in staatl We ontvingen eindeijk een brok brood en een teug bier, waarna de dokter beval, ons naar het hospitaal te Tierlemont te brengen, om er door slaap en voedsel weer boven op te maken. Daar wilden we echter niet van weten: we bleven en legden ons in een schuur ter ruste, waar we echter door de slechte lig ging op den kouden, harden grond eerder een vermoeienden, dan een versterkenden nacht doorbrachten. Maar toch voelden we ons den volgenden morgen krachtig genoeg, cm weer verder te trekken. Dat het gevecht bij Bautersum ver moeiend geweest was en wij van onze vuur wapenen een goed gebruik gemaakt had den, blijkt wel hieruit, dat van het 12de regiment der Belgen 250 man gesneuveld waren, terwijl in een Fransch blad van dien tijd te lezen stond, dat de Leidsche ja gers als duivels hadden gevochten! (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9