Uit den Leidschen Raad,
DE VRIJWILLIGE JAGERS
LEIDSCHE H00GESCH00L.
71sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 30 September 1930
Derde Blad
No. 21638
FE'IILLFTHN.
DER
De oude pensioenkwestie - Wel steun aan Esperanto -
Het werkloozendebat uitgesteld
(Zitting van gisteren).
De punten 1 tot en met 21 werden goed
gekeurd. Beide benoemingen verliepen nor
maal.
DE PENSIOENKWESTIE.
22o. Praeadvies op de adressen van de
afd. Leiden van den Ned. Bond van Perso
neel in Overheidsdienst, respectievelijk in
houdende het verzoek om het bij den Pen
sioenraad ingediende bezwaarschrift in zake
geldigverklaring voor inkoop van pensioen
van de door J. van Egmond, als werkman
bji de Stedelijke Lichtfabrieken, vóór 1 Juli
1922 bewezen losse diensten, in te trekken
en om tegen de beslissing van den Pen
sioenraad ter zake geen beroep in te stellen.
(196)
De heer DE REEDE zegt, dat deze zaak
meer dan goed is, is behandeld, al waren er
diverse stadia. B. en W. zeiden steeds, dat
het den raad met aanging; argumenten wor
den nooit gegeven. Nu komen echter B. en
W. met art. 126 gemeentewet als argument,
doch z. i. vergissen B. en W. zich, dat dit
artikel hun de bevoegdheid geeft, die zij er
aan ontlee.nen. Spr. verwijst naar art. 144
dezer wet om te doen uitkomen, dat juist
z i. de Raad de bevoegdheid heeft in dezen,
hetgeen hij nader uitvoerig uiteenzet.
Spr. verwijst dan naar de uitspraken van
den raad in deze kwestie, waarbij de raad
onder invloed was van de meening, dat B.
en W. bevoegd waren. Toch werd wel uitge
sproken dat de raad inzake het pensioen
recht zoover mogelijk tegemoet wilde komen.
B. en W. zijn in beroep gegaan van de
beslissing van den Pensioenraad, hoezeer
deze zeer juist en goed gesteld was. Daarom
raadt spr. aan het beroep in te trekken,
anders zal hi] een voorstel daartoe doen, den
Gentralen Raad mededeelend, dat de raad
het beroep niet deelt.
De heer VERWEY zegt, dat voor de 4e
maal deze zaak in behandeling komt. Voor
de 3e maal in dezen raad en daarom geeft
hij nog eens een kort overzicht van het ge
beurde. Zelfs de wethouder zeide, mee te
zullen werken, als het ging, doch dit was
z.i. niet het geval.
Intusschen werd een gedupeerde door den
Pensioenraad in het gelijk gesteld Daarop
is door B. en W. in hooger beroep gegaan
doch wederom verloor het college. Nu was
te denken, dat het college, gelet ook op
de meening van den raad en hetgeen de
wethouder zelf had gezegd, zich daarbij
zou neerleggen, doch niettemin is het col
lege tot in hoogste instantie in beroep
gekomen! Men vraagt zich af, of B. en W.
dan werkelijk wel voelden voor het reent
der betrokkenen.
Voor de uitspraak in hoogste instantie
vreest spr. wel niet, doch z.i. is er geen
reden voor die uitspraak en is er alle reden
B. en W. te beschermen tegen zich zelf.
Het optreden van het college kan hij niet
vlekkeloos oordeelen, vooral niet, waar B.
en W. in het klaagschrift eeh trap geven
aan de ambtenaren. Zich daarachter te
verschuilen is z.i geen gewoonte. Spr.
neemt de ambtenaren daartegen in be
scherming.
Tot slot verzoekt hij B. en W. het beroep
terug te nemen, ook in het belang der be
trokkenen, die reeds lang genoeg zijn ge
dupeerd.
De heeT ROMIJN meent, dat de pensioen
kwestie er een is van den Pensioenraad en
hoogere instanties, niet van den raad. De
gemeente heeft alleen naar recht en billijk
heid gegevens te verstrekken. Z. i. willen
B. en W. alleen een uitspraak krijgen in
hoogste instantie en dat kan spr. goed oor
deelen. Dan is de rechtszekerheid er, die
thans eenigszins zoek is.
Met den heer ^De Reede is spr. het niet
eens, dat de raad in dezen bevoegd is. Hij
is van meening, dat B. en W. het wettelijk
recht aan hun zijde hebben.
De Centrale Pensioenraad zal het klaag
schrift ook wel afwijzen, als B. en W. de
bevoegdheid missen het in te dient.ri
Daarom zal hij n;et steunen een voorstel
om B. en W. aan te raden het beroep in te
trekken, niet willende gaan zitten op een
zetel van den Pensioenraad, die in hoogste
instantie nu maar moet beslissen Hij ge
looft in denzelfden geest als reeds vonnis is
geveld.
(Reeds geplaatst in een deel onzer vorige
oplage.)
Ook de heer ELKERBOUT spreekt er
zijn teleurstelling over uit, dat B. en W.
in hooger beroep zijn gegaan na de uit
spraken van den raad in dezen. Blijkbaar
wil men zoo lang mogelijk den betrokkenen
het. recht op pensioen onthouden met het
oog op de financieele gevolgen voor de ge
meente, doch hooger stelt spr. het recht
der betrokkenen.^
Ongemotiveerd acht spr. bovendien het
beroep, waar ieder toch overtuigd is, dat
de uitspraak van den Pensioenraad zal
worden gehandhaafd in hoogste instantie.
De heer SCHüLLER. vraagt, waarom B.
en W. direct den raad dan niet hebben
uitgeschakeld, als zij meenden, dat het
den raad niet aanging, en waarom hebben
B. en W. niet op tijd kennis gegeven van
hun voornemen tot beroep en deelen zij
dit mede, nadat het gebeurd is Het col
lege doet eenvoudig, alsof de neus bloedt
en speelt schuilevinkje.
Bovendien, waarom gaan B. en W. in
beroep, terwijl toch de afloop wel vast
staat? Zou de hear Romijn als advocaat
zijn cliënt aanraden dóór te procedeeren,
als hij zeker wist, dat het proces ver
loren is
De heer MANDERS zegt, dat er ook is
'n recht naar 't hart en 't staat z.i. vast,
dat de gansche raad geloofde, dat den
betrokkenen dit pensioen toekwam. Dit
meende men ook van den wethouder, doch
dat blijkt een misvatting te zijn en dat
betreurt spr.
Wethouder GOSLINGA zegt, dat de ge
schiedenis der zaak anders was dan ts
voorgesteld Hij geeft daarop zijn lezing
daaromtrent. De destijds aangenomen mo
tie-Baart sprak niet uit het recht op pen
sioen, opende alleen de mogelijkheid' de
zaak voor den rechter te brengen. En zoo
is geschied Na 2 jaar heeft de Pensioen
raad uitspraak gedaan ten nadeele van B
en W., die nu in hoogste instantie gaan.
Zooals anders betrokkene zou hebben ge
daan, had hij verloren. Volgens de wet is
de heer De Reede er geheel naast, zet hij
nader uiteen. De competentie van B. en W.
in dezen is meermalen door den Centralen
Raad van Beroep erkend, het lichaam,
dat dit toch het eerst beoordeelt.
Het verwijt van schuilevinkje spelen van
den heer Schiiller, wijst hij volledig terug,
dit aantoonend uit den gang van zaken.
Het eerste adres is voor praeadvies ge
nomen uit beleefdheid daar de heer Verwey
door ziekte afwezig was.
En waarom geen uitspraak in hoogste
instantie 1 Dan is toch alles opgelost
Waarom alleen af te gaan op de uitspraak
in eerste instantie
B. en W. zullen hun beroep niet terug
nemen, formeel van geen enkel feit beschul
digd kunnende worden, dat hen aantast.
De heer ELKERBOUT: en de wijze van
beroep dan?
De WETHOUDER zegt. dat B en W. hun
uiteenzetting gaven, zooals zij die zien, meer
niet. Zij willen de kwestie principieel zien
opgelost. Het goede hart regeert niet, doch
de wet.
De heer VALLENTGOED zegt, dat bij het
Rijk het recht der betrokkenen oogenblikke-
lijk is erkend Waarom is het voor Leiden
dan nog een twistvraag?
De WETHOUDER zegt, dat de Centrale
Raad nimmer een principieele uitspraak gaf
en dat is toch noodig.
De heer MANDERS zegt, dat de Pensioen
raad toch een uitspraak gaf na eerlijke ge
gevens. Waarom dan nog verder te gaan?
De heer VERWEIJ dient een voorstel in
om B. en W. te vragen het bezwaarschrift
in te trekken.
Eenvoudig een beslissing in uiterste in
stantie uit te lokken, daarom gaat het niet,
want er is een geschiedenis aan deze zaak
verbonden, die z. i. een uitspraak in hoogste
instantie overbodig maakt. Er is in den
raad afgesproken destijds iedere kans aan te
grijpen om den betrokkenen hun recht te
geven en vandaar dit verzet tegen het hoo
ger beroep. Het valt tegen, dat B. en W.,
nu er daartoe de wettelijke kans is gegeven,
toch de zaak doorzetten, trots hun eigen
verzekering gaarne het betrokkenen te gun
nen.
De heer ROMIJN zegt als advocaat parti
culieren nooit aan te raden door te gaan
met procedeeren als er weinig kans is, doch
het betreft hier een openbaar lichaam, dat
belangen van derden behartigt, en dan
wordt het anders, zoolang er eenige dubio
is. Uitspraak in hoogste instantie is nood
zakelijk, de raad kan daarover niet be
slissen.
De heer SCHüLLER oordeelt, dat de heer
Romijn mank gaan in zijn vergelijking, zie
b.v. hoe de raad vaak maar niet een ont
eigeningsprocedure aangaat om erger te
voorkomen.
Trots hetgeen de wethouder zeide, blijft
hij er bij, dat B. en W. schuilevinkje speel
den, want als de raad niet competent was,
dan hadden B. en W. geen praeadvies uit
gebracht, zelfs niet uit beleefdheid. Met
een handigheidje heeft de wethouder zich
willen redden.
De heer DE REEDE meent, dat de heer
Romijn in zijn bestrijding niet handelde als
een advocaat door niet met wetsartikelen te
komen doch met algemeenheden en hij
handhaaft zijn stelling, dat de raad in dezen
bevoegd is. Spr. zet dan uiteen, dat de mo
tie Baart een verdere bedoeling had als de
wethouder er aan gaf; n.l. het pensioen
recht geven.
De heer W1LMER kan de opvatting van
B. en W.: een uitspraak in hoogste instan
tie. respecteeren, doch zelf staat hij op het
standpunt, dat het billijk zou zijn, aan het
verzoek der betrokkenen te voldoen, waar
voor echter een rechtsgrond moest zijn. Dit
is nu gegeven; waarom dan verder te gaan,
waar aan het rechtsgevoel is voldaan.
De heer WILBRINK, die mede het voor
stel de Reede onderleekende, motiveert,
waarom hij dit deed, allereerst de geschie
denis nog eens releveerend, waaruit duidelijk
blijkt, dat bedoeling was. zoo eenigszins mo
gelijk het recht der betrokkenen te erken
nen. Waarom dan nu in hooger beroep te
gaan? Voor jurisprudentie te zorgen is z.i.
niet de taak van den raad.
De heer ELKERBOUT releveert zich de
eenige uitspraken van den Centralen Raad
om te doen uitkomen, dat B. en W. zich ho
peloos wagen aan een echec.
De heer GROENEVELD zegt, dat bij be
roep B. en W. toch hun bezwaren moeten
inbrengen tegen de beslissing van den Pen
sioenraad. Als zij dit doen, zijn zij toch
partij.
Wethouder GOSLINGA herhaalt, dat van
den beginne af aan als compromis werd aan
vaard tot in hoogste instantie te gaan.
Nu opeens komt men van de zijde der
heeren de Reede en Wilbrink dat B. en W.
niet compatent zijn, doch zelfs de heer Ver
wey aanvaardt dit niet. Bij aannemen van
het voorstel de Reede zullen B en W. over
wegen, of zij dit niet ter vernietiging aan de
Kroon zullen voordragen. Daarmede had
men 5 jaar geleden dan moeten komen.
De heer WILBRINK: ja. wanneer wordt
men wijs
De WETHOUDER blijft overigens zijn
reeds in eerste instantie geuite mededeelin-
gen volledig handhaven, B. en W. kunnen
niet anders handelen.
De heer BERGERS wil de uitspraak in
hoogste instantie afwachten, anders is de
zaak niet af.
De heer VERWEY vraagt of het niet beter
is zijn voorstel te aanvaarden en het voor
stel de Reede m te trekken, omdat dit laat
ste voorstel voor vernietiging zal worden
voorgedragen, terwijl B. en W. toch niet zich
kunnen blijven verzetten tegen de raads-
meerderheid.
De heer DE REEDE wijst er op, dat bij
zijn voorstel de Centrale Raad er toch ken
nis van neemt en daaraan geeft hij de voor
keur. Het verzoek Verwey kunnen B. en W.
kalm naast zich neerleggen
De heer SCHüLLER vraagt een verklaring
van B. en W.
Het voorstel de Reede wordt aangenomen
met 1812 stemmen.
Tegen de wethouders, en de heeren Ber
gers, Bosman, Huurman, Coster, Zitman,
van Es. Romijn en Donders.
Of het voorstel Verwey dan nog in stem
ming moet komen, wordt een punt van
debat.
Wanneer de heer Wilbrink te kennen
geeft door anderen gesteund, dat hij er niet
meer'kan voorstemmen, waar het voorstel
de Reede werd aangenomen, dat van ver
dere strekking was, wordt het voorstel Ver
wey ingetrokken.
WEL ESPERANTO.
23o. Praeadvies op het verzoek van de
Centrale Propaganda-Commissie te Nijmegen
om een gemeentelijken cursus in het Espe
ranto aan de lagere scholen te verbinden.
(192)
De heer DE REEDE vraagt welk bezwaar
er is een kleine tegemoetkoming van maxi
maal f. 250 te geven aan Kennis is Mac'ht,
zooals de wethouders nu gelukkig voor
stelden, gelet op de belangstelling voor
Esperanto en hij beveelt het voorstel der
beide wethouders warm aan,
De heer VAN ES doet dit eveneens, daar
de cursus z.i. in een behoefte voorziet.
De 'heer GROENEVELD steunt eveneens 't
voorstel Tepe en Reimeringer, doch hij
vraagt, waarom het praeadvies zwijgt over
de meening der Commissie van Onderwijs
inzake aanvrage van Kennis i9 Macht.
Wethouder GOSLINGA zegt, dat geheel
volgens gewoonte is gehandeld wat het prae
advies betreft. Overigens gaat het geheel om
de beteekenis, die men aan Esperanto toe
kent. Spr. ziet die beteekenis voor 't prac-
tische leven niet, er is geen behoefte aan,
i meent hij.
Wethouder TEPE zegt, dat zonder bedoe
ling de meening van de commissie van
onderwijs niet is vermeld. Wat Esperanto
betreft, theoretisch is er een groote toekomst
I voor weggelegd, zoowel voor congressen en
i als correspondentie-taal, doch wat het prac-
1 tisöh worden zal, hangt juist veel af van
steun etc. eraan verleend. En daarom zou
hij het betreuren, als de gemeente niets deed.
Het gevraagde bedrag f. 250 maximaal, is
gering.
Wethouder GOSLINGA zegt nog, dal niet
het gering bedrag moet beslissen, doch de
vraag of het geldt een publiek belang en dat
ziiet spr. in Esneranto niet
Wethouder TEPE ziet in Esperanlo juist
wel een algemeen belang en daarom is hij
voor de subsidie evenals de heer GROENE
VELD, die de waarde van Esperanto uitvoe
rig uiteenzet.
Het voorstel der wethouders Tepe en Rei-
meringer wordt aangenomen met 246
stemmen.
Tegen de heeren Kuivenhoven, Eikerbout,
Splinter, Goslinga, v. Rosmalen en Huurman.
DE RADIO-DISTRIBUTIE.
24o. Voorstel:
a. tot vaststelling van de verordening,
houdende reglement op het beheer en
bestuur van het Gemeentelijk Radio-Dis-
tributie-Bedrijf;
b. tot beschikbaarstelling van gelden,
ten behoeve van de kapitaalverstrekking
aan het sub a genoemd bedrijf. (197)
Na eenige opmerkingen van de heeren
BOSMAN en VAN ES over de redactie de
laatste heeft nog al bezwaar tegen het woord
„ontlasting" wordt de verordening vast
gesteld en hel voorstel z. h. st. goedgekeurd.
Hierop ontspint zich een verward debat
over de vraag: doorgaan of verdagen tot
's avonds.
Wanneer de heer WILMER er op wijst, dat
het toch niet aangaat voor de rest der agenda
bijzondere kosten te maken, wordt doorver
gaderd.
VERBETERING HOOGEWOERD
25o. Voorstel tot beschikbaarstelling van
gelden ten behoeve van de verbetering van
de bestrating van het gedeelte van de Hoo-
gewoerd tussahen Korevaarstraat en Kraaier-
straat. (200)
De heer SCHüLLER wijst er op, dat de
tram op diverse plaatsen der Hoogewoerd
het trottoir bestrijkt. Hij vraagt daarmede
rekening te houden.
De heer ZITMAN bepleit voor de geheele
Hoogewoerd tot de Watersteeg dubbel spoor
en vraagt B. en W. ziah te dezer zake met
de N.Z H.T.M. in verbinding te stellen.
De heer MANDERS oordeelt dubbel spoor
niet noodig, als het Levendaal wordt ge
dempt. Hoe staat het daarmee? Dubbel
spoor lijkt hem trouwens voor de Hooge
woerd niet mogelijk.
Wethouder SPLINTER zegt. dat met de
opmerking van den heer Schüller rekening
zal worden gehouden. Dubbel spoor lijkt
hem niet direct gewenscht, ook niet, waar
er nu nog eenige respijt voor het verkeer
is, die dan zou verdwijnen. Hij wil de motie
Zitman echter wel in praeadvies nemen.
Over het Levendaal is nog niets te zeg
gen. Het voorstel wordt z.h.s. aangenomen.
UITGESTELD.
26o. Voorstel in zake het verleenen van
eene jaarlijksche subsidie en van eene bij
drage in eens aan de Vereeniging „Herstel
lingsoord de Leidsche Buitenschool", zulks
met wijziging, resp. intrekking van de
Raadsbesluiten van 15 Mei 1922 en 27
Augustus 1923 en tot vaststelling van den
desbetreffenden begrootingsstaat. (198)
De iheer GROENEVELD stelt voor aan
houding van dit punt teneinde eerst nog
het oordeel van den Geneesk. Dienst te hoo-
ren.
Wethouder GOSLINGA zal geen bezwaar
tegen uitstel maken, doch nader onder de
oogen zal hij nog moeten zien óf de Gen.
Dienst zal worden geraadpleegd.
Tot uitstel wordt besloten.
Begrooting van den Keuringsdienst van
Waren voor het district Leiden, voor het
dienstjaar 1931. (201)
Goedgekeurd.
Voorstel:
a. tot het verleenen van medewerking aan
de tusschentijdsche beëindiging van do
overeenkomst met P. J. den Ambtman
in zake de verhuring van de, woning aan de
Heerenstraat No. 48;
b. tot verhuring van de sub a genoemde
woning aan C. ten Haken. (202)
Conform besloten.
HET HAVENPLEIN.
Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden
ten behoeve van de verbetering van de be
strating van het Havenplein en het onmid
dellijk aan de Groote Havenbrug aanslui
tende gedeelte van de Haven, benevens het
doen uitvoeren van eenige daarmede samen
hangende werken. (203)
De heer WILBRINK heeft bezwaar, dat
de keien nu reeds gedicht worden.
Wethouder SPLINTER zegt, dat van deze
nuttige wenk gebruik zal worden gemaakt.
De heer ZITMAN vraagt of de tram aan 't
eind der Haarlemmerstraat moet blijven. Is
hier niet beter de tram te brengen naar het
Havenplein naast den vluchtheuvel?
Wethouder SPLINTER zegt, dat dan het
verkeer van <Je Oude Vest over 't plein
afgesloten zou worden, 't Einde der straat
is nog de beste plaats, zjj het ook niet
ideaal.
Het voorstel wordt z h.st. aangenomen.
Als B. en W. mededeelen, in deze zitting
niet te zullen antwoorden op de vragen
van den heer v. Stralen, zegt deze met
uitstel genoegen te willen nemen, als de
raad zou spoedig mogelijk weer bjjeen komt,
want zjjn fractie zou niet gaarne genood
zaakt zftn een buitengewone zitting aan te
vragen. Hij bedoelt een zitting eerder dan
normaal over 3 weken.
Wethouder GOSLINGA zegt de 2 eerste
vragen wel, de 2 laatste vragen niet direct
te kunnen beantwoorden. Op het terrein
der werkeloosheid zullen B. en W. natuurlijk
alles doen. wat mogelijk is. Dit is echter
niet afhankelijk van discussies in den raad.
Zoo spoedig mogelijk wil hij wel behandeling
toezeggen, niet beslist over 14 dagen.
De heer v. STRALEN vraagt of B. en
W. het belang der kwestie wel volledig
inzien.
Wethouder GOSLTNGA: dat hebben B. en
W. altijd gedaan.
Na 'n verwarle orb teekenende rondvraag
wordt de zitting dan tegen 10 voor 6 uur
gesloten.
De jaren 1830 en 1831.
Naar het dagboek van den Oudjager
K BOON.
(Nadruk verboden).
16)
De Prins liet de vluchtende vijand ach
tervolgen door een regiment dragonders en
rijdende artillerie Onder de Belgen werd
toen bij Himmerdinge een verschrikkelijke
slachting aangericht. Behalve een groot aan
tal krijgsgevangenen maakte men daar four-
.gons d'ambulance, caissons d'infanlerie,
caissons de cavalerie enz. buit.
De weg was als bezaaid met ge
broken eD weggeworpen wapentuig. De buit
gemaakte wapenen werden naar Maastricht,
de krijgsgevangenen meer dan 350
naar 's Hertogenbosch gezonden.
9 Augustus. Dit was een der gemak
kelijkste dagen van den veldtocht, 't Was
een ware rustdag. Verschillende troepen
trokken de stad door naar St. Truye. waar
de Hertog van Saxen Weimar zijn hoofd
kwartier had gevestigd Wij sloegen hen met
bewondering gade: niet slechts om hun uit
stekende uitrusting, maar ook' om hun
prachtige houding. Zulk een verzorgde troe
penmacht moest de Belgen wel ang9t en
vrees aanjagen 1.
10 Augustus. Na een stevig ontbijt
trokken we op St. Truye aan: een marsch
van vijf zes uur. Het ging door de dorpen
Hark, Alken en Ivortenbosch.
Even voorbij St. Truye, in het dorpje
Brustheim, aan den weg naar Luik, werd
halt gehouden.
We werden ernstig gewaarschuwd toch de
grootste waakzaamheid in acht te nemen.
Onder luitenant du Moulin, werd ik met
zeven jagers op wacht geplaatst. Ook
's nachts van twaalf tot twee uur stond ik
op schildwacht met nog een jager heel voor
aan, honderd pas van den eerstvolgenden
schildwacht af.
Van tijd tot tijd hoorden we duidelijk de
gesprekken van de Belgische voorposten.
11 Augustus. We hadden niet kunnen
vermoeden, wat voor een gevaarlijken dag
we nu tegemoet gingen. Na vier en twintig
uur achtereen niet uit de wapenen te zijn
geweest of den ransel afgelegd te hebben,
begonnen we een marsch. die ongeveer 10
uur zou vorderen. Het werd gevolgd door een
ernstig gevecht te Bautersum, dat tot bijna
half elf in den avond aanhield.
We kwamen eerst op den grooten straat
weg naar Tierlemont; ons corps marcheerde
weer aan het hoofd der divisie. De tweede
divisie was reeds voorgegaan: wat deze ver
richt had .was duidelijk te zien aan verlaten
redoutes en aan de in brand geschoten hui
zen. Met volle muziek en slaande trom werd
Ti^lemont binnengerukt: angst stond te
lezen op de gpz'chten der inwoners. Toen
weer. met generaal Meyer en kolonel
Stoecker aan het hoofd, de Leuvensche poort
uit. Langzaam en onder grootste voorzorgen
ging het voorwaarts. Te Cumtich werd een
gedeelte van onze brigade achtergelaten, om
dit dorp te bezetten. Zonder den vijand ge
zien te hebben, hielden we voor Bautersum
stil. Rechts van den weg werd aan onze
compagnie een plaats aangewezen, de Noord
Hollandsche en Groningsche jagers stelden
zich Ier linkerzijde op, een gedeelte van een
batterij hield stand midden op den weg en
een voorwacht van 25 jagers onder luitenant
Dekker, trok vooruit.
Dit was nauwelijks gebeurd, of vier lan
ders renden in volle galop aan met het be
richt: „De vijand is nabij!"
Na enkele minuten viel al het eerste
schot, de Belgen kwamen met kracht op
zetten I
He t vuur van den vijand beantwoord
den wij, maar toch kreeg C. Lemans
een kogel in den arm, terwijl J Nieuwenhuis
door een kogel in den voet buiten gevecht
gesteld werd.
Ook de hoornblazer Leonard bekwam een
lichte verwonding, maar hij bleef dienst
doen. Zoowel de generaal als de kolonel ga
ven als altijd, ook nu weer de duidelijkste be
wijzen van persoonlijken moed. Zij reden,
in volle uniform met de pluimen op do
steekhoeden, altijd even bedaard achter onze
tirailleurslinie en spraken steeds moed in.
Het gevecht verminderde tegen tien uur
en wij trokken achter het dorp Roosbeek
terug. Acht der jagers werden bij het appèl
gemist, vier van hen kwamen spoedig opda
gen Maar B. W. Willewaal, van Leeuwen,
Wansleven en W. A. Immink lieten ons nog
lang in de vrees, dat zij gesneuveld of ge
vangen genomen waren, maar ook zij kwa
men weldra terug
Midden in den nacht trokken we naar
Cumtich: het i9 me onmogelijk te beschrij
ven, hoe we onze afgematte lichamen voort
sleepten: twee en veertig uur waren we,
zonder onderbreking op de been geweest! In
De overwinning bij Bautersem. In het midden de Prins van Oranje.
al dien tijd hadden de anderen heelemaal
geen eten, ikzelf niet anders dan zeven
aardappelen, die ik uit een boenemmep had
weten machtig te worden, genoten! We wa
ren op dat oogenblik totaal uitgeput en tot
niet9 in staatl
We ontvingen eindeijk een brok brood en
een teug bier, waarna de dokter beval, ons
naar het hospitaal te Tierlemont te brengen,
om er door slaap en voedsel weer boven op
te maken.
Daar wilden we echter niet van weten:
we bleven en legden ons in een schuur ter
ruste, waar we echter door de slechte lig
ging op den kouden, harden grond eerder
een vermoeienden, dan een versterkenden
nacht doorbrachten. Maar toch voelden we
ons den volgenden morgen krachtig genoeg,
cm weer verder te trekken.
Dat het gevecht bij Bautersum ver
moeiend geweest was en wij van onze vuur
wapenen een goed gebruik gemaakt had
den, blijkt wel hieruit, dat van het 12de
regiment der Belgen 250 man gesneuveld
waren, terwijl in een Fransch blad van
dien tijd te lezen stond, dat de Leidsche ja
gers als duivels hadden gevochten!
(Wordt vervolgd).