HEsaasEBHoa
l8te Jaargang
Donderdag 18 September 1930
No. 38
EEN HOOGE LOSPRIJS.
ar het Engelsch van V. M. METHLEY.
Beknopt bewerkt door
G. E. de Lille Ilogerwaard
Hoofdstuk XI.
Dik en Lex hadden niet de geringste
ns te ontsnappen. Levi en Abbas bonden
vast, terwijl zij met het gezicht
laag hijgend in het zand lagen. De
igens worstelden dapper, doch in minder
geen tijd waren hun handen op hun
gebonden en hun beenen vlak onder de
icën aan elkaar vastgemaakt. Daarna
'rden zij op hun rug gelegd en kregen ze
Ier een prop in den mond, terwijl Abbas
in een afschuwelijk mengsel van
insch en Arabisch hoonde:
„Domme jongens, om te denken, dat je
ontsnappen! Mijn Vader heeft jullie
odig en nu hebben wij je weer!"
De oude Levi grinnikte en wreef zich
•genoegd in de vuile handen. Het was
uir al te duidelijk: het tweetal cekende er
Dick en Lex in triomf mee te voeren.
Plotseling kwam Abbas er met een kameel
n. dat op korten afstand had staan grazen.
dier was aan weerszijden met een mand
.aden en hierin werden de jongens ge-
wd, alsof zij koopwaar waren. Over hun
ofden werden een paar kl<jeden geworpen
odat zij hooren noch zien konden, wat er
adom hen gebeurde. Uit de gedempte ge
iden en de op schorren toon gegeven be
ien maakten zij echter op, dat Levi en
>bas muildieren bestegen hadden. Plotse-
ig begon de kameel te loopen op de slin-
lende wijze, welke deze dieren eigen is.
Natuurlijk was de houding der jongens
er lastig, ja, zelfs pijnlijk, terwijl ze nog
et een9 wat tegen elkaar konden zeggen.
Dick zag werkelijk al hun hoop vervlogen,
hadden hun vriend Langridge bijna even
aedig verloren, als zij hem gevonden had-
n, want zou hij hen zelfs al deed hij
artoe moeile ooit op het spoor komen?
i hadden dus de hulp verloren, welke naar
bevrijding van hun Vader had kunnen
Jen en de toekomst lag al heel donker
ór hen!
Toch was het niet deze toekomst, welke
tk het meest verontrustte. De ellende van
1 oogenblik woog nog zwaarder.
Eindelijk waren de jongens in een half
penden, half bewusteloozen toestand ge-
ïkt- tot zij plotseling door ruwe handen
de mand getild werden en onzacht op
a grond terecht kwamen.
Na eenigen tijd kwam Dick tot de ont-
kking dat zijn handen en beenen niet
vr vastgebonden waren en de prop uit
a mond verwijderd was. Hij was echter
stijf om zich te kunnen bewegen. Einde-
hoorde hij de bevende slem van Lex
ist zich.
..Dick ik ben hier. Zeg eens wat tegen
ck keek nu om en zag. dat zijn broertje
bij hem lag.
Het was een groote troost, dat ze weer
bij elkaar waren en gedurende eenige oogen-
blikken fluisterden ze samen. De kameel en
de muildieren waren aan een paal in den
grond vastgebonden. Levi en Abbas bogen
zich over een vuurtje heen en keken zoo
nu en dan als een paar strenge bewakers
naar hun gevangenen.
Aan alle kanlen waren deze omringd door
zand; slechts de sterren aan den hemel
maakten er een uitzondering op, terwijl het
geknetter van -het vuur het eenige geluid
was, dat de stille verbrak.
Daar kwam Abbas op de jongens af met
een houten kom in de handen. Hij zette die
tusschen hen in en zij zagen een stuk schar
penvleesch, dat sterk rook en geel van do
saffraan was. Dick en Lex waren echter te
hongerig om op dergelijke kleinigheden te
letten en lieten geen vezeltje over!
Daarna sloegen Levi en Abbas een primi
tieve tent op, waar zij in kropen. Ze beduid
den den jongens naast hen te komen liggen,
terwijl Abbas hun in dreigende bewoordin
gen mededeelde, wat hun lot zou zijn- indien
zij 9pnieuw trachtten te ontvluchten.
Eigenlijk dachten de jongens daar ook al
niet meer aan. Wat konden zij beginnen op
hun tocht door de woestijn, zonder eten of
drinken, terwijl zij niet eens wisten, welken
kant zij uit moesten loopen?
Gedurende vele uren bleven zij in de
vuile tent liggen, die na zonsopgang steeds
warmer werd, totdat zij er eindelijk in
meenden te zullen stikken, zoodat zij dan
ook blij waren, toen zij zagen, dat Levi ett
Abbas laat in den middag hun kamp op
braken om hun tocht te vervolgen.
Dick en Lex werden niet opnieuw vast
gebonden. Blijkbaar begreep Levi- dat ze
niet ontsnappen konden, ook al wilden ze
nog zoo graag. Nu eens werden zij in de
manden, welke de kameel droeg, gestopt, en
dan weer liepen zij een poosje met de kleine
karavaan mee.
Alle pogingen, die zij aanwendden orn te
ontdekken, waar hun reis zou eindigen,
waren tevergeefs. Levi beantwoordde hun
vragen met 'n snauw, terwijl Abbas in vage
termen te kennen gaf, dat zijn Vader hun
dat wel zou zeggen, zoodra hij dit noodig
achtte.
En hiermede moesten zij zich voorloopig
dus tevreden stellen!
Het leek Dick en. Lex, alsof de reis nooit
tot een eind zou komen. Dagen aan een stuk
acisden ze op dezelfde wijze voort- gedu
rende de warmste uren van den dag en een
deel van den nacht kampeerend Soms
kwamen zij door dorpen, waarvan de inwo
ners hen van ter zijde aankeken. Aan hun
rechterhand verhieven zich bergen, doch
verreweg voor het grootste gedeelte leidde
hun weg door verlaten, droge streken, waar
slechts met doornen overdekte struiken
groeiden.
Maar eindelijk na bijna twee weken!
brak er toch een dag aan. die beter voor
hen beloofde te worden. Een koel briesje
temperde de groote zonnehitte en de streek
werd nu mooi en zelfs vruchtbaar, terwijl
er water tusschen de taibak- en maïsvelden
liep.
Het scheen, dat het natuurschoon zijn
uitwerking zelfs op den ouden brommigen
Levi niet miste. Hij grinnikte ten minste
en mompelde iets in zijn baard.
„Hoor jij, wat de ouwe vent zegt?" vroeg
Lex fluisterend aan zijn broertje. „Ik ver
slond iele van: gauw zat er een eind aan
komen en zal ik het weten!" Wat zou
hij bedoeken?"
,.Ik wou, dat hij Jiet eind van de reis
bedoelde." fluisterde Dick terug.
„Dal wou ik ook!" zei de jongste. „Wat
er ook gebeuren mag, erger dan nu kan het
vast niet worden!"
Hij zou echter ondervinden, dat hij zich
leelijk vergiste en het wel degelijk nog veel
erger worden kon.
Abbas scheen al even opgewonden te zijn
als zijn Vader. Hij was echter mededeel
zamer dan deze.
„Spoedig zullen jullie weten, wat mijn
Vader van je verlangt," zei hij en hij voeg
de er bijna vriendelijk aan toe. want hij
had geen kwaadaardig karakter:
..En daarna zal hij jullie vrijlaten om te
gaan, waarheen je wilt"
Dat was nog eens goed nieuws! Dicsk en
Lex vroolijkten er heelemaal door op en be
gonnen samen plannen voor de toekomst
te maken. Wat zou Levi eigenlijk van hen
verlangen? Zeker niet veel bijzonders!
Dien middag kampeerden zij niet legen
twaalf uur. maar reisden op het warmste
gedeelte van den dag door. Hun weg voer
de nu de bergen in. Hier en daar kwamen
zij door kleine dorpen.
„Waaraan doet dat witte, koepelvormige
ding op dat heuveltje je denken, Dick?"
vroeg Lex plotseling onsteld.
„Aan een plaatje in Moeders Bijbel," ant
woordde de oudste onmiddellijk.
Lex knikte.
Op dit oogenblik keek de oude Levi vor-
schend om zich heen, alsof hij iets zocht.
Toiyi Abbas hem wat vroeg, snauwde hij
zijn zoon af, blijkbaar gestoord in zijn ge
dachten en zenuwachtig.
Plotseling helderde zijn gezicht echter op
en uitte hij een kreet van voldoening. Hij
liep naar een groep struiken, deed de tak
ken vanéén en baande zich, gevolgd door
Dick en Lex, een weg door het kreupel
hout.
De jongens zagen, dat de oude man zich
vergenoegd in de handen wreef, terwijl hij
aan den rand van een pul stond, die door
kruipplanten en struiken aan het oog ont
trokken werd. De afgebrokkelde, zandige
kanten waren steil. Dick gluurde naar be
neden zag. dat het een heele diepte was,
maar de struiken groeiden er zóó overheen-
dat hij den bodem niet zien kon.
Levi scheen plotseling erge haast te heb
ben Vlug liep» hij naar de plek, waar de
dieren vastgebonden waren, om even later
met een touwladder terug te komen. Met
bevende vingers bond hij die aan een boom,
welke aan den rand van den put stond en.
liet haar zakken. Daarna gaf hij den jon
gens door gebaren en eenige Arabische
woorden te kennqn. dat zij er lang9 afdalen
moesten.