SBff/M ^Ssm^a2sa3H3
Jaargang Dondlerdag 11 September 1930
No. 37
IN HOOGE LOSPRIJS.
SnlilMl
iet Engelsch van V. M. METHLEY.
Beknopt bewerkt door
G. E. de Lille Hogerwaard
Hoofdstuk X
Iraat. waarin de jongens zich bevon-
iras nagenoeg geheel voTlalen. Hun
wensch was: de afstand lusschen
f en Levi zoo groot mogelijk (e maken
lodenkwartier dus zoo spoedig mo
Dcn eind achter zich te hebben Dit
lnin inderdaad en zij kwamen wel
de wijk der Mbhamedanen In een
brachten zij zoo goed en zoo
als het ging! den nacht door.
iet aanbreken van den dag liepen ze
tra ten, waar de menschen weer aan
rk gingen. In de winkels waren koop-
hczig hun waren uit to stallen. Piot-
kwamen er ka meel en en muildieren
lio alle zwaar beladen waren. Zij
den zóó heen en weer, dat ze nage-
e gehecle straat in beslag namen.
en Lex trokken niet bijzonder de
:ht en konden, met hun donker uiler-
i gekleed als Abbas, best voor een
cdenjongens doorgaan, (e meer daar
meer iemand legen hen sprak, in het
ch antwoordden. Zij zouden in dit
I nog een zeer onaangename ervaring
cn we zoo vlug mogelijk builen de
ien te komen, Lex/' zei Dick. „Dan
i we mindeT kans dat de oude' Levi
ndt."
=d! Laten we dan eerst naar zee gaan
baden. Zou dat niet heerlijk zijn?!"
ex uit
of!" antwoordde Dick, wien 't vooruit,
van 'n frisch zeebad zeer toelachte,
jongens liepen nu op goed geluk at
richting der zee. Plotseling duwdo
•geschoten negerjongen Lex echter in
odderplas en hief de laatste zonder
eken9chap te geven van de gevolgen
daad dreigend zijn vuist op De
angen gooide hem daarop met modder
t eenige, wat Dick doen kon, was:
roertje over te halen gauw mee te
Het was echter reeds te laatl De neger
en paar ouderen en in minder dan
lijd waren de jongens omringd door
i jongens en mannen, die een zeer
ode houding tegen hen aannamen. Zij
hen van alle kanten in en begonnen
reldra met steenen te gooien. Dick
te zich nu beschermend vóór zijn.
je, maar kon niet meer voorkomen,
ex een harden klap kreeg. De oudste
eido jongens verloor nu alle zelfbe-
hing en sloeg als een razende om
leen. Lex volgde zijn voorbeeld. Zij
het echter stellig tegen hun talrijke
(anders moeten afleggen, als zij piot-
niet in hun eigen taal hadden hoo-
epen: „Volhouden, jongens! Ik zal
>en! Ik kom!"
keek verwilderd om zich heen en
a langen man, die zich een weg door
ligte baande en daarbij dreigend zijn
stok ophief. Menigeen kreeg dan ook een
slag, die goed aankwam.
De man had Dick en Lex nu bereikt en
vroeg in die taal:
„Jullie zijn Engelschen, is het niet?"
„J-ja," antwoordde Dick, nog geheel bui
ten adem.
„Blijf dan maar vlak bij me. Ik zal jullie
er wel uit helpen."
Ilij leidde de jongens nu veilig builen de
stadspoort, nadat hij een paar woorden met
de poortwachters gewisseld had en bracht
hen naar een soort tent. Daar ging hij op
een kist zitten en wees zijn gasten een
vacht, waarop zij zich konden uitstrekken.
Hun geheel e lichaam deed pijn van de op ge.
loopen builen en schrammen.
„Een geluk, dat ik jullie tegenkwam," zei
de man eindelijk. „Die negers en Arabieren
uit het volk haten alles wat Jood is."
„M-maar hoe wist u, dat wij Engel
schen waren?" vroeg Dick verbaasd
„Wel, dat zag ik dadelijk aan de manier,
waarop je je vuisten gebruikte. Geen lood.
Arabier of neger zou dat zoo doen
De jongens namen den man nu aandach
tig op. Wel sprak hij vlot Engelsch. maar
hij was toch geen Engelschman, ook geen
inlander. Zijn gelaatskleur was donker en
zijn haar en snor waren nagenoeg zwart.
Maar zijn oogen, die alles in zich op sche
nen te nemen, waren grijs. Wat zijn klee
ding betrof, zag hij cr half als een Euro
peaan en half als een inlander uit.
„Maar u bent toch geen inlander?"
vroeg Dick nu.
„Nee, ik ben. oT ik was eigenlijk een
Engelschman. Maar ik heb hier langen tijd
gewoond, 't Bevalt mc hier beter dan in
Europa. Ook heb ik op het ongenblik zaken
in Marocco".
„Zoudt u ons ook willen zeggen, hoe u
heet?" vroeg Dick min of meer verlegen.
Even aarzelde de man: Toen zei hij:
„Langridge. En hoe heefen jullie?"
„Richard en Alexander Harland."
„Wel, Richard en Alexander Harland, hoc
komen jullie als Arabische Joden vermomd
in Mogador?" vroeg de man „Dat zou ik
wel eens willen weten. Jullie voert zeker
niet veel goeds in je schild!"
Dick deed nu het verhaal van hun weder
varen en werd daarbij door zijn broertje
afgewisseld Ze sloegen niets over.
..Jullie hebt heel wat avonturen beleefd!"
merkte de man eindelijk op, nadat hij al
rookende met de grootsfe aandacht naar
het verhaal der heide jongens geluisterd
had. Hij legde nu zijn pijp uit zijn mond en
zei ernstig:
„Jammer, dat jullie dat boekje in handen
van den ouden Jood gelaten hebt!"
,,'k Geloof niet, dat het veel hindert", zei
Dick. „We kennen den inhoud er van wel
uit het hoofd."
„Hm! En wat zijn nu je plannen?",
vroeg de man weer.
„We willen den put zoeken, waarin de
steen ligt", antwoordde Dick kordaat, „om
daarna den schat te vinden."
„Hm!" deed Langridge weer. „Maar be
grijpen jullie dan niet, dat daaraan aller
lei moeilijkheden verbonden zijn Ten eer
ste is Rabat, de plaats, waar je vanuit
moet gaan, een heel eind hier vandaan."
„Marocco was ook ver, toen we nog ia
Engeland waren", antwoordde IJick.
,,'t Is jammer, dat we geen schipbreuk
geleden hebben bij Rabat in plaats van bij
Mogador", mompelde Lex.
„Ja, kijk eens hier!" zei de man nu. „Ik
zou jullie wel willen helpen."
„Wilt u dat werkelijk?" riep Dick met
een kleur van opwinding uit.
„Ja, we moeten de plaats samen kun
nen vinden, al hecht ik dan ook niet veel
geloof aan den schat 1"
„We willen u graag een deel ervan mee
geven", zei Dick.
„Eerst- moeten wc 'm vinden 1" zei de
man. „Maar, jullie hebt misschien honger?"
De jongens voelden nu pas, dat ze uitge
hongerd waren en aten gretig van hetgeen
hun vriend hun voorzette.
Intussehen ging deze voort
„We moeten, muildieren èn_ proviand op
onzen toc-ht meenemen. Ik zal wel voor
alles zorgen. Gaan jullie in dien tijd maar
in zee „baden. Lk zal je „een goede plaats
aanwijzen. We kunnen ln geen geval
vóór morgen op reis gkan. Nu, hoe bevalt
mijn plan jullie?"
De jongens waren zeer geestdriftig en
spoedig daarna bracht Langridge hen naar
het strand en wees hun een plek, waar ze
konden baden, hun daarbij op het hart
drukkend, na hun bad in zee in de tent
terug te keeren.
De jongens namen nu een verfrisschend
bad en strekten zich daarna eenigen tijd
op het zand uit. De toekomst zag cr eens
klaps veel rooskleuriger voor hen uit, nn
Langridge hen wilde helpen den schat té
vinden.
„Is het niet net iets uit een boek?" riep
Lex opgetogen uit.
„Eigenlijk nog veel leuker!" vond Dick,
die al hun moeilijkheden plotseling veY-
geten scheen te zijn.
„Hij ziet er net uit, alsof hij allerlei
avonturen beleefd heeft", vond Lex en
ook hiermede was zijn broertje het geheel
eens.
„Zeg Lex, wat zou Vader op dit oogen-
blik doen vroeg Dick even later.
„Ik durf wedden, dat hij geen flauw ver
moeden heeft van hetgeen wij uitvoeren,"
zei Lex.
„Kom, we moeten terug!" riep Dick uit
en de daad bij het woord voegend stond
hij op.
Zij liepen nu door de duinen terug. Vóór
hen teekenden de witte, koepelvormige
daken en de torens der stad zich scherp
tegen de lucht af. Karavanen gaven weer
een schilderachtig aanzien aan het land
schap. „Net een sprookje!" dacht Lex.
De jongens bleven op een afstand van die
karavanen, bang als zij waren, opnieuw in
vijandige handen te vallen. Zij gingen re
gelrecht naar Langridge's tent.
Met vlugge schreden liepen zij een duin
op, die hooger dan de andere was om er
aan den anderen kant lachend af te dra
ven... juist in do armen van Levi en
Abbas
(Wordt vervolgd.)