Transpireerende historische figuren GENEESKUNDIGE BRIEVEN. ^^Eau de Cologne VOETANGELS EN KLEMMEN OP BELASTINGTERREIN. üpl £S le IN DE TUILERIEëN. Keiserin Eugénie. IV. join Napoleon III Eugénie de Montijc» pde, weid, zooals we reeds weten, „het rjerlijke hui9" ingericht naar de groot© die destijds het hof van Napoleon I >n gekenmerkt. Niet alleen de huwe- Itchtigheid. ook de omgeving in het moest zijn: style empire", d.w.z. in i Napoleontischen stijl. Wat zijn ver tuis aan vorstelijke relation te kort om, moest aangevuld worden door de olijke hoogheid van het tooneel, waarop jonge monarch van het nieuwe regime zou bewegen. Het was niet slecht ge it Een imponeerend hof, met een strenge -jette, kon zidh be9t meten met de ore, oudere hoven der eeuwen-dynas- Maar deftig en grootsch van lijn, ia geooegclijk. „On s'emlbête chez l'empe- !"werd er geklaagd: „men verveelt zich bij den keizer!" En Eugénie verveelde ook; de étiquette drukte op haar al9 looden last en we hebben het reeds ge- zij gevoelde zidh eenzaam in haar !de en bij haar groote positie van keize- T&n Frankrijk. Om den troon waren enkele figuren, her- rend aan vroegere dagen: allereerst rime, gewezen koning van Westfalen, der van den grooten Napoleon; hij was zeventiger, eji, zoolang het vorstelijk elijk geen troonopvolger beloofde, de tueele pretendent naar de kroon. Hij den titel van „Fransch prins van den *le". Ofschoon beminnelijk van aard en ïkkelijk door zijn groote hoffelijkheid, hij toch een grijsaard en daarbij een, sterk leefde in het verleden. Dit laatste begrijpelijk. Niet vélen overkomt het zoon van een armen advocaat op een legen eiland geboren te worden, een tot allesoveih.eerschenden regeerder Europa te zien stijgen, zelfs een ko- jslroon te beklimmen en dan ab naaste cdverwant van een nieuwen keizer een vervullen, door de grondwet hem toe- md en die, niet waarschijnlijk, doch mogelijk, hem het vooruitzicht op de utskroon opent. Hij kon voor Eugénie een sumentaal stuk traditie zijn van de fa- der Bonaparte's, een lustige speel kker was hij zeker niet. Ook zijn dochter prinses Mathilde, hoewel deze reeds haar huwelijk haar partij voor haar tegenover de vele critici en zich id9 de inlelleetueele beschermengel van keizer en de keizerin toonde. Zij, prinses bilde, was ongeveer twintig jaar ouder Eugénie en deze laatste kon niet verge- dat in zijn jonge jaren haar gemaal fd was geweest met zijn nicht. Bo eien was prinses Mathilde verstandelijk haar meerdere en had een levendigheid begrip van al wat boven het gewone lik. die haar, de keizerin met de koele althans in den aanvang van haar positie ontbraken. ok do hooge waardeoring, die ae keizer lijn vroegeT© verloofde had behouden die eerder toenam dan verminderde, :rte op Eugénie afstootend. Hn was er nog een prins Pierre Na-po- zoon van Lucien Bonaparte, „Bona 's" broer. Ook hij was niet jong meer, ■de de veertig; hij was hooghartig, icn ontevreden karakter en, behalve genie van zijn grooten oom betreft, bij veel wat uiterlijk aan dien oom nerde, zoodat hij, zonder het te \vil- dikwijls eon caricatuur was van een do historie met grootsche lijnen ge spelde figuur. &t haar eigen familie aangaat, had rinie niet veel geluk. Haar moeder, nog er, rijziger, voornamer dan zij. speelt liar leven na haar huwelijk haast geen meer. Ook aan het hof treedt zij wei- op den voorgrond. Als moeder der kei had zij, naar men mocht verwachten, •ten invloed kunnen oefenen, althans eerste positie innemen. Hiervan Ï9 te bespeuren. Heeft de keizer dit niet "'•DEcht 1 Moet, zoo dit zoo was, geloof tóen gehecht aan wat Rheinhardt in zijn jaar verschenen boek Napoleon der und Eugenic, Tragikomödie eines Jtftums", doet vermoeden, dat Eugénie Kind illegitimer legitimierter Liebe" Een feit is het, dat zij, de moeder keizerin, een uitgewischt bestaan leid- ®eer Spaansche zich voelde dan Fran- on in elk geval, niettegenstaande al rondreizen met Eugénie vóór het hu lk dezer laatste, zich veel meer aange ven gevoelde tot haar oudste dochter, toet den hertog van Alva getrouwd dan tot de tweede, die een keizerlijke wist te veroveren. Bij al de li ter a- die er over het Tweede Keizerrijk be- vindt men heel weinig over de gravin «ontijo, de moeder. In een hoofdstuk Monsejour aux Tuileries". van gra- Stéphanie de Tascher de la Pagerie, eenige regels aan haar gewijd. Zij W daarin gekenschetst als een zeer ge ageerde vrouw, met ,,de natuurlijke ^lendheid der Spaanschen." Het hu- ■w van haar dochter had haar ,,nooh' f artig, noch trotscher" gemaakt. Haar was zeer moeilijk. Die, waarop zij %aak kon maken, heeft j nooit beze- ."k geloof", zogt de schrijfster, en 1,1 wouden we zoowel eenige kritiek air T«rklaring der teruggedrongen positie l-ugénic's moeder kunnen vinden Woof, dat zij nog meer levenswijsheid, toeer persoonlijke waardigheid had *8 bezitten, om zich uit haar moeilijke redden." J kamerheer van de keizerin was, waa door trokken van de vereering der uiterlijke vormen. En de keizer zelf, die in deze vor men een levensvoorwaarde zag voor zijn keizerschap, braoht niets er toe bij om de 6feer van het hof lichter te doen zijn voor zijn jonge vrouw. Men weet te veel van zijn partiouliere genoegens, om hem van gebrek aan luchthartigheid te beschuldigen. In* tegendeel! Doch aan de uiterlijke vormen was hij zoo slaafs gehecht, dat men hem werkelijk voor het model van een, wat de wereld ,,een in alle opzichten fatsoenlijk man" noemt, gehouden zou hebben. Zijn uiterlijk werkte daartoe mede. Zie hier wat een tijdgenoote, een dame uit de hofkrin gen van hem zegt, die hem na eenige jaren terugzag: „Ik heb den keizer weinig veranderd ge vonden. Hij heeft nog altijd dezelfde kalme, ernstige, nadenkende houding. Hij is niet groot van gestalte, maar zoo waardig, zoo gedistingeerd, dat hij als van zelf eerbied af dwingt. Met genoegen zag ik zijn oogen te rug. zijn flets-blauwe oogen met den licht- loozen blik, en die toch zoo aantrekkelijk zijn, wanneer zij zich op u vestigen met hun uitdrukking van goedheid en welwillend heid." Die uiterlijke kalmte, de indolentie, waar van anderen gewagen en die den keizer ken merkte, bracht mede geen levendige atmos feer in de Tuilerieën en toen, al vrij spoedig, de verliefdheid van den keizer voldaan en vervlogen was, toen zijn speciale liefhebbe rijen hem sterk van haar verwijderden en hier en daar in den hofkring verhoudingen deed ontstaan, die ten opzichte der keizerin beleedigend waren, was het leven der jonge vrouw beroofd van den glans, dien het in d»? eerste tijden van haar huwelijk had gehad. JEr was onvoldaanheid, leegheid, verveling. Toen verscheen prinses Metternich, of, beter gezegd, toen verschenen de Metter- nichs Als geattacheerde bij de Oostenrijk- sche legatie had Metternich met baron von Ottenfels en prins von Schönburg gelegen heid wat vroolijkheid te brengen in de eenigszins verkilde, verstijfde omgeving der keizerin. Weldra had hij, krachtig geholpen door zijn vrouw, de leiding der hof-vermake lijkheden. Men lachte weer in de Tuilerieën nu de Oostenrijkse ha levenslust er zich haan brak. Prins Schönburg was Metter- nich's meerdere van geest, maar Metternich was de meest schitterende, de meest boeien de en mecsleepende der Oostenrijkers. Zijne vrouw was als hij, rijk in verrassende inval len, ondernemend in het scheppen van nieuw vermaak, met niet te veel of heele- maal geen scrupules in haar keuze en ge bruik makend van den suggestieven invloed, dien zij op de menschen had. Toen haar man, na korten tijd van afwezigheid, weer te Parijs terugkeerde en nu als Oo3ten- rijk9ch gezant was het prestige der Met- lernioh's nog grooter. Zoowel de keizer ais de keizerin zagen hen gaarne en langzamer hand ontstond er eene kamer£adschappo- lijke verhouding tusschen de twee vrouwen, haast van vriendschap, zoo deze mogelijk ware geweest tusschen twee zoo uiteenloo- pende karakters. Alleen beider zin naar af leiding bond haar. Overigens was de eene, de keizerin, te koel en te trotsch van familie traditie, de andere, de prinses von Metter nich, vrouw van den vertegenwoordiger van Oostenrijk, te zeer bewust van de superiori teit van het Weensche hof boven het Parij- sche, om innerlijk te sympathiseeren. Voor de Metternich's waren de Tuilerieën eigen lijk van minder gehalte. Behuisd en zij niet een regeerder zonder oude dynastie? De be minnelijke nonchalance, waaTmede de ge zant optrad, scheen slechts een copie te vin den in de rust en de verzekerdheid, waar mede zijne vrouw de gewaagdste amuse menten ondernam, die ook de keizerin deel de. 't Was alsof het er niet op aan kwam, dat een keizerlijke reputatie in het gedrang geraakte. In die dagen trof, en wellicht niet ten on rechte, het Napoleontisch hof het verwijt, dat de étiquette niet genoeg in acht werd ge nomen, dat de luidruchtige vreugde te veel naar buiten doordrong, dat het prestige der hooge macht niet voldoende werd ontzien. De keizerin bekommerde zich daarom niet het minst; integendeel. Zij was door wat zij ge leden had onder étiquette en eenzaamheid, zoo.vol afkeer van al de uiterlijkheid en den schijn van décorum, die veel onwelvoege- lijks bedekte, dat elke nieuwe inval, hoe dol ook. met vreugde door haar werd begroet. De prinses von Metternich vond dit uit stekend; het was juist wat zij wilde. Doch, minder diplomate dan haar man diplomaat was, overkwam het haar soms, onvoorzichtig te zijn en haar geheime ge dachten te verraden. Een staaltje daarvan wordt door de Lano medegedeeld. „Mevrouw von Metternich had eens, toen men (d.w z. het hof) te Fontainebleau was, voorgesteld om naar de wedrennen te gaan in korte rokjes men denke eens aan, korte rokjes in dien tijd! men was dan vrijer in zijn bewegingen. Zij zag haar voorstel door de keizerin met enthousiasme aangenomen. Zonder verder er over na te denken beschouwde Eugénie het plan niet anders dan als een prettige en familiaire wijze .om zich te vermaken. Bijna al de dames, die van de partij zou den zijn, hadden eveneens het plan toege juicht en zich daarop voorbereid. Maar ééne van haar zag niet zonder on gerustheid de keizerin van Frankrijk in zulk een ongewoon costuum het publiek ver schijnen en. daarvan de gevolgen inziende, maakte zij de ontwerpster van het dolle plan daarop opmerkzaam Mevrouw von Metternich veinsde toen oen groote verwondering, een merkwaardige naïeve teit. „Wat voor kwaad doet de keizerin, wan neer ze aldus met ons uitgaat?" vroeg zij. „Kwaad niets", antwoordde mevrouw X. „maar ik vind. dat deze kleeding te wen- schen overlaat en niet passend is voor een keizerin. Voor ons kunnen die korte rokjes er nog op door. maar voor haar niet." En zij vroeg ..Hoor eens, beste Pauline, zou je in Oos tenrijk je keizerin aanraden, zich zoo toe te takelen?" Mevrouw von Metternich gaf toen een antwoord, waarover ze later spijt zal gehad hebben. Geprikkeld en met de on-diplomatieke brutaliteit die haar conver satie soms kenmerkte, reide ze: „Oh 1 dèit is heel iets anders I Neen, zeer zeker zou ik keizerin Elisabeth niet aan sporen zich in korte rokjes op straat te vertoonen. Maar de keizerin van Oostenrijk i9 een prinses van koninklijken bloede, een echte keizerin, maar deze hier, ma chère, is mademoiselle de Montijo. Ik heb destijds over deze mededeeling van Pierre de Lano verbaasd gestaan en beschouwde haar als een anecdote, ternau wernood geloofwaardig wegens de grofheid, waarvan zij getuigde. Doch ik heb de meer of mindere geloofwaardigheid van het ver haal kunnen toetsen tijdens mijn verblijf in Frankrijk, onmiddellijk na het verschijnen van de Lano's boeken. Ik kreeg toen uit een voor mij volkomen zuivere bron de zeker heid, dat inderdaad deze woorden van prin ses von Metternich gesproken waren, dat zij een niet aangenamen nasleep hadden ge had, doch dat men haar die niet al te kwa lijk had genomen, noch, dat men er over verwonderd was geweest, omdat zij zooals mij gezegd werd nu ja wèl eeni- germato de booze geest van hel keizerlijke hof was, doch tevens het troetelkind der vorstelijke omgeving wegens haar groot ta lent om de verveling te verdrijven en steeds nieuwe pretjes uit te denken. De door haar en haar man georganiseerde partijen had den altijd iets oorspronkelijks en met hen beiden als leiders werd een reek9 van fees ten gegeven, die hun navolging vonden bij de andere vooraanstaande kringen van hel Tweede Keizerrijk. Men verveelde zich min der „stom" bij den keizer! A. J. BOTHENIUS BROUWER. RECLAME. oksels en voeten böhandele men met Purol poeder. Dit ïs het meest afdoende middel daarvoor. Het kost 45 en 60 ct. per bus en is evenals Purol, verkrijgbaar bij Apolh. en (Drogisten. 7476 DANSEN. Misschien zal deze of gene bij het lezen van dit opschrift zich verwonderen en vra gen wat it nu voor onderwerp is om in een geneeskundigen brief te behandelen. Dan sen is een min of meer loszinnige uiting van plezier, een bezigheid voor de wufte jeugd, waar ernstige menschen niet aan meedoen en waar niet veel goeds van ge zegd kan worden. Er zijn er zelfe, die ver der gaan en het onbewimpeld een zondig genoegen noemen. Al dadelijk kunnen wij voorop stellen, dat de dans een zuiver menschelijke uiting is. In de geschiedenis der menschheid ont moeten wij overal en door alle tijden den dans, zij het ook in de meest verschillende vormen. Eerst moeten wij echter bepalen, wat wij onder dat woord verstaan. Wanneer ik over dansen spreek, zal wel ieder meenen te weten, wat ik bedoel. Toch geloof ik dat menigeen eens even zal moeten nadenken als hij antwoord moet geven op de vraag: „Wat is eigenlijk dansen?" De meest op den voorgrond tredende eigenschap is wel het rhythme. Of, indien men beweging als hoofdvoorwaarde voor den dans wil noemen, dan is het de rhyt- mische beweging. In de gansche natuur spelen allerlei in bepaalde gebeurtenissen een groote rol. Alle 24 uur zien wij de zon op- en ondergaan en wisselen licht en duis ternis elkaar af. Elk jaar draait de aarde eenmaal om de zon, wat wij waarnemen aan de wisseling der jaargetijden. Eiken winter schijnt de natuur ten ondergang te neigen, in plaats van den dreigenden dood ontwaakt zij evenwei ol'ke len-te weer tot nieuw leven, aan de dorre takken ontbot het versche groen, de jonge bloesem en later de rijpende vruoht. Bij mensch en dier zien wij allerlei verrichtingen in een be paald tempo verloopcn: van de geboorte tot den dood volgt onafgebroken de eene hart slag met groote regelmaat op den anderen de eene ademhaling na de andere: ook bij de spijsvertering en andere orgaanstelsels bestaan periodieke schommelingen. Niet onaardig koos een Nederlandsch hoogleeraar lot motto voor een belangrijke voordracht „In den aanvang was de rythmus." Ook in willekeurige levensuitingen ne men wij dien rhythmus waar Bij het loopen wordt onwillekeurig het eene been volgens een zekere tijdmaat voor het andere gezet, lal van werkzaamheden geschieden in een vasl tempo. Pompen van water, inhameren van een spijker, dorschen, zagen, schaven, borstelen van kleeren of schoenen, naaien, breien, roeren in de brij, het zijn slechts enkele hoorbeelden uit vele, waaraan wij als van zelf de gedachte aan een zeker rhythme verbinden. Geen wonder dat wij dalzelfde rhythme terug vinden bij twee nauw verwante le vensuitingen: muziek en spel. Met spel be doel ik hier meer in het bijzonder het be wegingsspel, dat zich bij het jonge kind al heel gauw openbaart als een gevolg van den natuurlijken aangeboren bèwegingsdrang. Dat spel blijft achterwege als het kind. en later de mensch, niet gezond is. Het is een treken van gezondheid, van levensvreugde. Wij kunnen echter nog verder gaan en er een zekere beleekenis aan toekennen als tegenweer tegen de mogelijke kwade gevol gen van den noodzakelijken arbeid Voor den dageüjkschefi arbeid moeten in hoofdzaak de buigspieren van het lichaam gebruikt worden En wel eigenaardig is, dat een gedrukte stemming eveneens gepaard gaat met een houding, welke wordt aangenomen bjj overwegende werking der buigspieren. De RECLAME. 7406 zwaarmoedige zit in elkaar gekromd met ge bogen ledematen en gesloten mond. Vreugde laat de strekkers in actie komen, 't lichaam wordt gestrekt, zelfs achterover gebogen, de armen worden van het lidhaam af en om boog gevoerd, de mond opent zich en zelfs (rekken de rudimentaire spieren, die bij het dier do neusgaten openen, zich samen, de ademhaling wordt dieper, ook de onderste ledematen strekken zich als wilden zij het lichaam omhoog voeren en inderdaad wordt door een kleinen sprong de bodesn voor een oogenbli'k verlaten. De zwaartekracht krijgt dan weer de overhand tot een nieuwe spier werking het lichaam omhoog drijft en als dit zich met regelmatige tussdhenpoozen herhaalt, terwijl de vreugdevolle stemming zidh tevens in harmonische klanken uit, dan hebben wij voor ons hot prototype van den door muziek begeleiden dans. Deze muziek en dans vinden wij in de meest uitgebreide schakeeringen terug, Hun hooge waarde begrijpen wij door de onbe schaafde volken, die op deze wijze aan hun godsdienstige gevoelens uiting gaven. Wij vinden ze verder bij opwekking tol den strijd of fanatieke handelingen. Tempel- en krijgsdansen zijn herhaaldelijk beschreven als onafscheidelijk verbonden aan de levens wijze en behoeften van vele volken. Tn de beschaafde wereld is de band tus schen muziek en dans steeds inniger gewor den. Terwijl de dansen herhaaldelijk wissel den, zoodat men vele dansen nog slechts bij name bent, is de muziek gebleven en die beide vormen ook nu nog een belangrijk deel van het repertoire. Stellen wij vragen naar den invloed van het dansen op de gezondheid, dan moet in overeenstemming met het bovenstaande het dansen op zichzelf beschouwd worden als een gezonde en doelmatige levensuiting Niettemin kan de dans door overdrijving of uitwassen schadelijk worden. Maar dat mag geen reden zijn om het dansen in het alge meen af te keuren. Het dansen wordt veelal in verband ge bracht met de verhouding tusschen man en vrouw. Dit stamt uit een tijdperk, foen de beide kunnen angstvallig van elkaar ge scheiden gehouden werden en het bal haast de eenige manier was om niet elkaar in aan raking te komen. Wanneer hieruit zekere nadeelen ontstonden, mogen deze echter niet aan het dansen als zoodanig worden ten laste gelegd. Elke andere gelegenheid lot contact zou hetzelfde gevolg hebben. Als uitwassen moeten zulke dansen worden be schouwd, die door de wijze van uitvoering niet door den beugel kunnen. Bij andere dansen bestaat dit gevaar volstrekt niet. Denk maar aan de Friesohe „Scotse trije", waarbij de mannen hand in hand in een lange rij tegenover eenzelfde rij vrouwen hun danspassen uitvoeren. Bezwaren tegen het dansen vinden soms 'hun oorsprong in bijkomstige omstandigheden. Zoo is het ge bruik van coklails gedurende den dans zeker niet te verdedigen. Hygiënisch is ook niet goed te keuren hot dansen in stoffige ©ver vulde en ©ververwarmde ruimten, het over matig lang achter elkaar dansen en even min het tlmns veel gebruikelijke dansen ge durende den maaltijd, wanneer de spijsver teringsorganen aan het werk gezet worden, moeten de overige functies rust hebben, op dat voldoende bloedtoevoer naar de buik organen kan plaats hebben. In de middeleeuwen zijn epidemieën van danswoede voorgekomen Zoo wordt ver haald, dat in Utrecht in het jaar 1278 een tweehonderdtal personen op de brug over den Rijn gedanst zouden hebben, totdat de brug bezweek en allen verdronken. In 1376 verspreidde zidh zulk een epidemie van Aken uit over een groot deel van Duitsch- land, vooral in het Rijn- en Moeselgebied. In Keulen zouden 500 en in Mainz 1100 door de ziekte zijn aangetast. Zij zetten kransen op hel hoold en dansten in de huizen, op straat en zelfs in de kerken soms halve dagen aaneen, tot zij luid schreeuwende er bij neervielen. De epidemie ging met zoo veel uitspattingen gepaard, dat de overheid er ten slotte met strenge maatregelen een einde aan maakte. In de 15de eeuw Irad een dergelijke epidemie in Italië op, die toe geschreven werd aan de beet van de taran tella. Alleen door de eigenaardige tarantella- muziek zou genezing mogelijk zijn De zoogenaamde Sint Vitusdans heeft fei telijk niets met dans gemeen. Het is een zenuwziekte, die ook nu nog voorkomt, waarbij onwillekeurige trekkingen optreden, soms alleen aan een zijde. Hoewel door sommigen verhand tusschen de genoemde epidemieën en deze ziekte is gezoebt, moet de oorzaak meer in toestanden van extase gezocht wodren. die enkele malen als een soort besmettelijke afwijking voorkomen. H. A S. RECLAME. Verdrijft Hoofdpijn en Lusteloosheid! 7407 VERMIJDT DEN ZONDAG. Het kan met het verstrijken van den ter mijn. waarbinnen beroep kan worden aan- geteekend, soms eigenaardig gaan Zooals bekend, loopt deze termijn bi] de inkomsten belasting, ingeval men een beschikking op een ingediend bezwaarschrift heeft ontvan gen, 30 dagen, te rekenen vanaf den datum, waarop bedoelde beschikking ter post was bezorgd. Hij is echter op 2 maanden gesteld, indien het een navordenngsaanslag betreft, in welk geval dan de datum van het aan slagbiljet als uitgangspunt wordt genomen. Hoe eenvoudig deze voorschriften zoo op hot eerste gezicht ook lijken, in onder staande geschiedenis wordt mededeeling ge daan van de obstakels, die zich op dit ge bied bij het zoeken naar recht kunnen voor doen. Daar zijn in de lo plaats de reglemen ten bij onze veelgeprezen posterijen. Hoe speelt deze instelling het bijv, klaa», om een brief in slechts 40 uren te vervoeren en te bezorgen over een afstand van 17 K.M U staat misschien versteld bij het vernemen van een dergelijk snelheidsrecord, doch de pToef op de som is gemakkelijk. Post bijv. te Arnhem 's Zaterdagsmiddags 3 uur een brief en ge zult hem prompt 's Maandagsochtends 8'h te Ede zien bestel len. „Ja, maar", hoor ik al opmerken, „daar zit ook een Zondag tusschen". Aceoord, maar ook in de week kunt ge menig staaltje van het „begrijpen van den polsslag van dezen tijd" aanschouwen. Indien ge bijv. in zekere stad 's avonds 10 uur een brief post. dan wordt deze den anderen avond 7 uur met triomphanlelijk air in de bus geduwd van den geadresseerde, die juist 8 K.M. van de bedoelde stad afwoont. Zoo zijn er waar schijnlijk wel meerdere voorbeelden op Ie noemen, waarmede ik maar zeggen wil, dat men bij het indienen van geschriften, die aan zekeren termijn gebonden zijn, reke ning houdt met de ontzagwekkende snel heid, waaTmede het postverkeer geschiedt. Deze inleiding was noodig om de volgende avonturen van een beroepschrift te kunnen savoureeren. De eenvoudige, doch resolute heer X. had gereclameerd tegen zijn aanslag in de in komstenbelasting. De Inspecteur had daarop afwijzend beschikt in een schrijven, dal ge dateerd was 10 Maart, doch dat blijkens den poststempel eerst 21 Maart ter post bezorgd werd. Volgens de letter van de wel moeat dus vóór of op 21 April een beroepssehrilt zijn ingediend, wilde dit tijdig zijn inge leverd. De heer X. was een secure baas en dies verzond hij zijn beroepsschrift aangeleekend den 19den April. Blijkbaar had hij echter niet voldoende rekening gehouden met da legendarische snelheid der Nederlandscha posterijen, want het poststuk werd wel den 20en netjes op het postkantoor ter plaats? afgestempeld, doch de kennisgeving arri veerde zoo laat ten kantore van den Secre taris van den Raad van Beroep, dat het aan- geteekende stuk wegens sluiting van het kantoor niet meer gehaald kon worden. Op zichzelf zou dat niet zoo erg zijn ge weest, indien de 21ste April geen Zondag was geweest, waardoor ook op dien dag het stuk niet gehaald werd. Het zoo belangrijke document werd eerst 's moTgens den 22slen van hel postkantoor afgehaald en zooals zal blijken, was dit feit voor X. van verstrek kend gevolg. Immers de Raad verklaarde Hel beroep schrift onontvankelijk, op grond, dat hel pas bij den Secretaris was ingekomen, nadat de wettelijke termijn van één maand was ver streken. Doch, zooals gezegd, de heer X. was een resoluut man. Zooiets liet hij niet op zich zitten: Hij greep de pen en draaide zoo maar ,,mir nichts, dir nichts" een cas satie-beroepschrift in elkaar. De Hooge Raad begint dan ook zijn uit spraak met heel fijntjes op te merken, dat „belanghebbende cassatie-beroep heeft inge steld zonder nochtans wetsartikelen te ver melden. welke zouden geschonden zijn of verkeerd toegepast, doch stelt voorts ambts halve vast, dat bij het verzonden van oen be roepschrift bij aangeteekend schrijven, dit stuk geacht moet woTden alsnog tijdig bij den Raad van Beroep te zijn in geko men. wanneer de kennisgeving van de plaats van bestemming alsnog bij den Seep - taris van dien Raad is bezorgd, op ejfi oogenblik, dal door diens zorg het stuk alsnog binnen den daarvoor geslelden ter mijn kan worden afgehaald." Daar de Secretaris het bewuste stuk ook 's Zondags had kunnen laten halen, mag uit de gegeven uitspraak afgeleid woMpn, dat ten slotte het beroepschrift toch nog tijdig was ingekomen, zoodat de Raad van Bero'-p thans nog moest onderzoeken of de feitelijke grieven van den heer X. al of niet tot her ziening van den aanslag konden voeren. Moraal: Verzend ook na dit Arrest ter vermijding van moeilijkheden uw beroeps- schriften aan het begin van de week. Vragen op dit gebied zullen gaarne door onzen medewerker worden beantwoord. 3—3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 11