Donderdag 14 Augustus 1930
No. 33
EEN H00GE LOSPRIJS.
het Engelsch van V. M. METHLEY.
Beknopt bewerkt door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
HOOFDSTUK VI.
,Land! Landl Land!"
j)eze driemaal herhaalde uitroep deed
jk eindelijk de oogen opslaan. Haastig
ong fiij overeind en liep naar boven,
ar stond als een Indianen-heldl
k in een deken gewikkeld tegen de, ver-
(ansing geleund! Toen hij zijn broertje
aankomen, riep hij nog harder, ter-
hij met zijn vinger naar iets in de
wees;
Land, Dickl Daar is landl"
lick stond nu naast hem en de beide
gens tuurden in de verte, de hand boven
oogen houdend. Er was ontegenzegge-
land, maar dit was nog heel ver weg:
vaag wolkje aan den horizont, al deed
opkomende zon de lage klippen nu en
glinsteren.
let was een heldere, mooie morgen en
zee was*, kalm. Als de Zeevogel van
was te zinken, had zij blijkbaar niet
minste haast!
a een tijdje zei Dick:
We komen nog niet veel dichter bij het
3!"
Zouden we de boot niet op de één of
idere manier erfieen kunnen sturen?
eg Lex. „Jammer, dat het stuurrad
rboord geslagen is!'
Ik geloof zelfs, dat we er nu weer ver-
vandaan zijn! zei Dick teleurgesteld,
rïjl hij zijn oogen nog steeds met de
d beschutte. „Ik ben er wel zoo goed
zeker van, dat we in de verkeerde rich-
drijvenLex, we moeten die
boot gebruiken- In het ergste geval
ea we er mee naar landals
dat ten minste kunnen!
Natuurlijk kunnen we da tl" antwoord-
Lex dapper. „Herinner je je den roei-
slrijd van verleden jaar nogen
die oude zeerob zei, dat we zoo flink
ien roeien?"
ick scheen daar 'echter zoo zeker nog
van te zijn. Hij wilde wel. dat hij het
rouwen van zijn broertje kon deelen.
e eenige boot, welke nog aan boord
te vinden, was niet groot. Gelukkig
het gat, dat er in was, nogal mee en
en er in de timmermansfhut spijkers en
mergereedschap, zooveel als ze maar
ben wilden. Maar het allerbest kwam
kannetje leer (e pas, dat bij eenige
lpotje3 stond.
ex vond zichzelf een tweeden Robinson
terwijl hij zijn broertje met den
ien wil bijsrtond, doch de jongens mis-
de vereisohte handigheid. Er waren
tóstoffen genoeg en zij timmerden ver-
eiden stukken zeildoek boven elkaar
het gat, elk daarvan met een dikke
teer bestrijkend. De herstelde boot Ie-'
i geen fraaien aanblik op, maar zij was
ten minste waterdicht en volgens Lex
er „niemand, die het zag!"
werd met veel inspanning en over
leg le water gelaten en Dick maakte haar
aan „De Zeevogel" vast, zoodat zij er
in geval van nood onmiddellijk in konden
slappen. De jongfens voorzagen haar nu
van roeispanen, dekens, scheepsbeschuit
en drinkwater. Maar niettegenstaande al
deze voorzorgsmaatregelen -stelde Dick toch
niet veel vertrouwen in haar. Bekommerd
keek hij naar de boot die wel eens le zwaar
zou kunnen zijn om door hen voorlgeroeid
te worden
„Als we er maar mee aan land kunnen
komen!" zei Dick.
„O, dat zal wel gaan!" antwoordde Lex
luchtig, ,,'t Is bovendien het eenige, dat wij
doen kunnen."
„Datdat weet ik nog niet," zei Dick
langzaam. „Ik ik denk er juist over.
waarom we geen teeken zouden geven, dat
we in nood zitten? Dan komen ze ons wel
met een boot halen."
„Maar hoe kunnen we nou een teeken
geven?" vroeg Lex ongeduldig. „We heb
ben geen geweer of iets anders bij ons en
met onze vlag hebben we ook al niet veel
succes beleefd!"
„Natuurlijk niet!" Zoo'n klein ding kun
nen ze niet zien Hou je nu eens
even stil, Lexik ben bezig er over
te denkenik dacht, als we eens een
vuurtje stookten, een heel groot vuur, dat
ze moeten zien! Dan zullen ze wel komen
kijken, wat er aan de hand is. Het is in
elk geval le. probeeren."
Hierover was Lex het geheel met zijn
broertje eens. Het vooruitzicht van zoo'n
heerlijk en opwindend avontuur als een
groot vuur te stoken lachte hem buitenge
woon toe.
Aan één kant van het schip lagen vier
stukken mast. De jongens maakten er een
soort vlot van, goten de rest van het teer,
dat ze voor het dichtmaken der boot ge
bruikt hadden, er overheen en slaagden er
zonder veel inspanning in het vlot over
boord te zetten Daarna wierpen ze er
slroo op en alles wat licht brandbaar was
en ze onder hun bereik hadden.
„Latei* we het nu aanstekenl" zei Lex
die erg naar dit oogenblik verlangde.
„Nee, laten we liever wachten tot het
donker is," besliste Lex voorzichtig. „Dan
wordt het natuurlijk veel eerder opge-
mèrkt. Laten we een massa stroo opsta
pelen dan hebben wij het bij de hand, als
het vuur brandt en kunnen we het er op
gooien om het aan te houden."
De jongens konden de zware balen stroo
niet hanteeren, doch sneden de touwen, die
om een paar balen heen zaten, door en
trokken deze uit elkaar. Daarna werkten
ze het slroo door de opening heen, welke
door het vallen van de mast ontslaan was
en wisten zij een heelen voorraad slroo op
het dek te brengen. Het eenige wat hun nu
nog te doen overbleef, was op de invallende
duisternis te wachten.
De zon ging vroeg onder, want ze waren
al aaixiig Zuidelijk en de duisternis viel
spoedig na zonsondergang in. Het vlot was
aan twee kanten met een touw aan het
schip bevestigd; de jongens haalden het
zoo dicht mogelijk naar zich loe, staken
het losse stroo op drie of vier plaatsen aan
en zetten het vlot toen af, zoover de touwen
dit toelieten.
Gedurende eenige oogenblikken was eq
niets le zien of te hooren dan een zacht
lekken en kraken der kleine vlammetjes,
die in het stroo voorlkropen.
,,'k Wou, dat het beier aantrok!" zei Lex
„O, Dick, kijk eens!"
Plotseling schoot er een groole vlam om
hoog, nog één en nog eenhet
stroo, dat hoog en los was, brandde goed,
zoodat het dan ook niet lang duurde, of de
jongens moesten het vlot weer naar ziefi
toe trekken om er nieuw slroo op te wer^
pen.
Het was een fantastisch gezicht, want
de geheele bark werd door den vuurgloed!
van het vlot verlicht en de lucht was vol
gesis van vlammen en gekraak van hout.N
De gezichten der jongens waren rood van
de hitte en zwart van den rook. Lex lachte
luid. terwijl hij steeds meer slroo op het
vuur wierp..
Het brandde nu weer vroolijk en ze waren
op het punt het vlot opnieuw to vieren
toen Lex, die zich omgekeerd had om hef
laatste vrachtje stroo le verzamelen,
seling een kreet van schrik uitstiet. Dick
keek onmiddelijk om en zag lol zijn ontzet-»
ting een groole rookwolk uit het ruim op-
opstijgen.
Onnoodig te vragen, wat er gebeurd wast
Een vonk van hun vuur was door het gal
ia het dek in het ruim gevallen en had het
droge stroo in lichterlaaie gezet! Binnen
enkele oogenblikken brak er een geweldige
brand uit
Aan blusschen viel niet le denken en het
was nog zeer de vraag, of de jongens net
er levend zouden afbrengenl Maar gelukJpg
stonden zij buiten de wind, zoodat zij niet
onmiddellijk gevaar liepen in de vlammen
die reeds over het dek sloegen, om te komen.
Naar de boot. Lex!" schreeuwde Dick
Zij konden haar slcchls met moeite bc-
reiken, doch slaagde er gelukkig loch in.
Het branddende hooi verspreidde een on.
dragelijke hitte en het was nog maar net
bijtijds, dat de jongens het branddende schip
konden verlaten.
De bark was nu één vuurzee en ze moes
ten al hun krachten inspannen om weg te
roeien en aan een jammerlijken dood le
ontsnappen.
Maar eindelijk hadden zij het brandende
schip een eind achter zich. Nu pas be
merkten ze, dat ze nog verscheidene brand
wonden opgeloopen hadden, terwijl Dick
zich bovendien aan het voorhoold gewond
had En wat zagen ze er uit:
Langzamerhand kwamen ze echter tot
zichzelf. De bark schoot plotseling in de
hoogte om in het volgende oogenblik als
lood le zinken. Een ontploffing volgde,
daarna niets dan een zwijgende, dreigende
duisternis 1
De Zeevogel was in de diepte verdwenen
En de jongens waren alleen, alleen in een
open wrakke boot met de oneindige zee om
zich heen!
(Wordt vervolgd),