AN DEN RAND VAN HET KORENVELD •-IH i?| door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Ian den rand van het korenveld, daar sr het aan een malsche weide grensde, het een druk ge-fluister. Stadsmensohen, er langs kwamen, konden die fijne l -Jumetjes niet verstaan. Hun ooren zijn reel gewend aan auto-getoeter, tramgebel wat er verder bij het leven in de stad irt, om in zich op te kunnen nemen, wat natuur fluistert. En dat is maar goed want de dieren en de bloemen zouden stellig niet prettig vinden, als hun abbel afgeluisterd werd! 't Zou hun een onvrij gevoel gewen en waar zou j ten slotte nog v^j zijn, als heit niet de natuur was? lollen we eens heel stil zijn en ons best -e te verstaan, wat die fijne stemmetjes -teren? Och, sta eens even stil," zei een klein debloempje tegen een korenaar. „Dan a ik langs uw stengel omhoog. U staat ir toch maar voor niets, is het wel?" .Fff! Voor niets! Wat een brutaliteit." elde de halm verontwaardigd terug. „Je niet, wat je zegt, klein ding, want korenaren, alleen zijn nuttig, terwjjl nietsnutten zijn. De menschen, die oonlrjk nog wel wat verstand hebben, gen het zelf en noemen jullie onkruid, 'je nog wat?" _Xl-o, wevrouw de Korenaar," antwoord- het windebloempje beleefd. ,.Ik zei eigen- !n niets; ik dacht maar wat." Nou en wat dacht je dan? Laat 's hoo- zei de korenaar wat minder onvrien- le' ik. let aardige bloempje kreeg nu wat meel en ging voort: rJa, ziet u. ik dacht eigenlijk, dat wij veel mooier waren Dat is een verschil van smaak," hernan. korenaar fier. ,,Ik voor mij houd niet die gekleurde dingen, die ze bloemen men. Ik voel meer voor een volle aar, sierlijk het hoofd buigt En ik zal het wel bij het goede eind hebben, want ons zijn er massa's. Kijk maar eeni 1! Wij vormen een heel veld, dat reeds uit de verte te zien is, terwijl de wind zacht heen en weer wiegt, zoodat wij eer volgens de menschen op de golven machtige zee gelijken, terwijl jullie ja, slechts onkruid zijn." erlJullie?" mengde een klaproos zich nt lui reling met een vuurroode kleur van [•ntwaardiging in het gesprek, "u bedoelt en mijn zusjes toch zeker niet?" Ja, natuurlijk! Jullie zijn ook onkruid jij bent er nog brutaal bij!" Dos plukken de menschen!" antwoord de klaproos trots. „Ze flemen ons mee de slad en zetten ons in vazen Waarin je maar al te gauw verwet!" deze woorden maakte de korenaar op ze haar eigen stekelige manier den zin dei J roos ai. Vraag het maar eens aan de korenbloe- en margrieten", ging zij voort, ook bloemen in het gesprek halend. Relaas moet ik het toegeven," zei een inbloem nu. „Ik heb ook maar het liefst, ze mij in het veld laten staan en ga graag van huis. Hier kan ik den. wen hemel zien, waar ik zóó lang naar •ken heb, tot ik zelf ook' blauw werd. ik ben erg bang, dat mijn hemelsblauw je leelijk verkleuren zou, als ik niet meer het uitspansel kijken kon en ergens en sombere kamer moest wegkwijnen". JVij vormen met de klaprozen en de nbloemen de Nederlandsche vlag!" zei sen witte margriet. „Wat beteekent dus sprietige korenaar bij ons verge- n?" Als je verstand hadt, zou je weten, dat 0 Dc-nschen van ons brood bakken!" zei de naar gebelgd. „Eigenlijk moest ik het je eens kwalijk nemen; je kunt het im- niet helpen, dat je geen verstand begrijp niet, wat u met „verstand" ed Jan Willem beeft een mooie fluit, Hij fluil uil alle macht. Soms klinkt het vroolijk, nel een marsch! En dan weer fijn en zacht. Jan Willem lokt ze allen meer De kind'ren uit de buurt, Die Moeder met hel mooie weer Naar buiten heeft gestuurd. Jan Willem gaat te ver niet weg: Hij voert zijn troepje goed, Zooals een trouwe herder steeds Zijn kudde leiden moet Jan Willem heeft een tooverfluit. Een tooverfluit? Waarom? Wel: wie haar volgt, kijkt opgewekt, Nooit boos, want dat is dom! Jan Willem, fluit maar dapper, hoor! Je maakt veel menschen blij: Wie zóó toch door het leven gaat, Woont aan de zonnezij! Zie steeds maar weer den blijdeji kant, Want die is er beslist. En wie alleen den donk'ren ziet, Och, die heeft zich vergist! bedoelt," zei de margriet nu. „Maar ik weel wel. dat ik een hart hebt, een hart van goud, zooals gisteren iemand zei. Van n zegt niemand zooiets, mevrouw de Koren aar!" „Luister toch niet altijd naar hetgeen de menschen zeggen," begon de korenaar weer. „En u zei zelfverweerde de margriet zich. „Wat zei ik zelf?" „Dat de menschen u nuttig vonden." „Natuurlijk! Soms hebben ze het wel bjj het rechte eind!" „Maar niet altijd!" zei de margriet en zerte zoo'n vroolijk lachend, zonnig gezicht dat één van haar zusjes opmerkte: „O, Grietje, wat ben jij vandaag mooi! Je lijkt heusch op de zon!" Boven zoo'n onzin voelde de korenaar zich hoog verheven. Bedenkelijk wiegde zij haai hoofd heen en weer. terwijl ze dacht: „Ik zal maar zwijgen. De tijd z&I wél leeren, dat ik gelijk heb". De margriet, die het eerst gesproten had, zocht nu haar troost bjj een zuringplantj?, dat daar ook stond en met wie ze altijd graag een praatje maakte. „Óch, och, wat is mevrouw de Korenaar toch trotsch!" zuchtte zjj. „Jij, vriendin Zuring, bent ook een halm, maar veel aar diger. Met mevrouw de Korenaar, die ste kelige dame, voef ik mij nooit erg op n55jH gemak, terwijl ik met jou altijd zoo best kan opschieten. Ja, 't is me zelfs opgeval len, dat de menschen, die volgens mij heel verstandig zijn, ook vinden, dat we bij elkaar hooren. Waarom zouden ze ons an ders dikwijls met elkaar plukken, als hel niet was om óns prettig reisgezelschap te geven?" „Je hebt gelijk," antwoordde de zuring. „Ik mag die trotsche familie de Korenaar ook niet lijden en ben maar blij, dat wc geen familie van elkaar zijn." „Ik wou, dat wij familie van elkaar wed ren!" zei de margriet nu in een plotselinge opwelling van hartelijkheid. „Och, wat heb je nu aan familie?" vroeg de zuring. „Ik vind het maar wat heerlijk, dat ik hier zoo'n trouwe vriendin heb. Zul len we altijd bjj elkaar blijven?" „Ja, -altijd!" antwoordde de margriet eL zij boog zich nog dichter naar de zuring toe. De korenaar keek den anderen kant uit. 't Was een koopje, hoor! al dien onzin te moeten aanhooren! Je zou heusch zin krtj- gen, van je post weg te loopen. Maar neen, die voldoening zouden de domme bloemen toch niet smaken! Ze bleef, waar ze was en slechts de zeis der maaiers zou haar van haar plaats doen wijken, wanneer het haa: tijd was. Het bleef stil op het veld en in de aan grenzende wei. De koeien lieten soms een langgerekt „boe-oeh!" hooren, maar daar trokken korenaren, margrieten, klaprozen, korenbloemen, winde en zuring zich niets van aan. Na een tjjdje kwam er een klein meisje met haar moeder voorbjj. „O Moeder, kijk eens!" riep het kleine ding uit, terwijl het van plezier in de hand jes klapte. „Wat 'n mooie bloemen! Mag ik die plukken „Ja, Hannie," antwoordde haar moeder. „Huk jij maar een mooi veldbouquet. Maai pas op, dat je niet tusschen het koren loopt en bft ongeluk een "halm afplukt of breekt". „Waarom niet, Moeder?" vroeg het kleine ding. „Omdat die mooie bloemen onkruid zijn en de boer wel goed vindt, dat je ze plukt, als je het maar voorzichtig doet". „Zie je wel: jullie zijn onkruid!" ritselde de korenaar nu zóó hard, dat de dame en het meisje het bqna verstonden. „En het koren dan?" vroeg het meisje weer. „Is dat geen onkruid, Moeder?" „Wel nee, domme meid! daar krijgen wc toch brood van!" luidde het antwoord. De korenaar wiegde nu veelbete&kénend haar hoofd heen en weer. De menschen wis ten het toch wel! „O, maar dót is niet erg! De bloemen zijn veel mooier!" zei Hannie nu. „Die kleine meid weet het goed!" fluis terden de bloemen tegen elkaar en ze waren Mij, dat zij gekomen was om haar dit heer lijke nieuws mede te deelen. Zoo waren èn mevrouw de Korenaar èn de bloemen ten slotte toch tevreden oven? hetgeen de dame en het meisje gezegd had den. Mevrouw de Korenaar zou echter niet gr3ag een bloem willen zijn, terwijl de klaprozen, margrieten, korenbloemen, de winde en de zuring niet graag ee-n korenaal zouden willen zijn. En dat was eigenlijk maar heel goed. •Wil met 't geen je bent op aarde Steeds maar heel tevreden zijn! Ieder moet zijn taak vervullen, Ieder, zoowel groot als klein! 'jcoVerfluii Jo0n CC.c/e Me f(oSerWaa^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 12