Jaargang
Donderdag 24 Juli 1930
No. 30
EN HOOGE LOSPRIJS.
r het Engelsch van V. M. METHLEY.
Beknopt bewerkt door
E. DE LILLE HOGERWAARD.
Hoofdstuk III.
[én oogenblik bleef Lex met de armen
1 zijn knieën geslagen em oogen, die
Iterden van opwinding zwijgen. Plot-
zei hij echter
Bet wordt er niet gemakkelijker door,
ie al langer wachten!"
[Fat bedoel je vroeg Dick langzaam
(Vel. dat we dadelijk moeten gaan
[avond nog nu!"
7 van-avond klonk het langzaam.
Ci— waarom niet? We hebben nu nog
Held. Later is het heelemaal op."
Jaar was wel iets van waar! Ze hadden
r nog wat zakgeld, dat zc na de vacan-
Inaar school meegekregen hadden. Vol
gingen zc nu aan het tellen. Het was
vijftien gulden bij elkaar!
Katuurlijk is het niet genoeg om onzen
■fre-hfc te betalen", merkte dc oudste
I epn bederikeli'k gezicht op.
jDat weet ik ook wel. maar we kunnen
el wat mondvoorraad voor knopen. We
|ten onzen overtocht als matrozen v'ct-
net als jongens uit een beek.
i Dick, schud nu niet je hoofd!"
|ick begreep maar al te goed, dat hij
i ziin broertje ook maar do geringste
s hadden oni aangemonsterd te worden.
Ir hij had een avontuurlijk plan en zei,
"Wij moeten als verstekelingen aan boord
een schip naar Maroeco gaan en on«
1 vertoonen, vóór wij een heel eind in
Izijn. En als de kapitein van het schip
J dan wil laten werken voor den kost,
te heter! Als we maar aan boord zijn!"
I?x ontving dit plan zeer geestdriftig.
|ias zouden ze de dwaasheid er van m« er
i eens lecren inzienTot hun veront-
juldiging diene echter, dat zij niermmd
vertrouwen konden schenken of cci
li vragen en zij maar al te duidelijk ge-
Itt hadden, dat hun Oom en Tanto niets
|er wilden dan van hun tegenwc.ordig-
en vooral van hun steeds hongerige
|?en bevrijd te zijn. Dit meenden zij ten
1ste. Bovendien ging het om hft lev;en
hun Vader en daar niemand hen
leen te kunnen of te willen helpen, moes-
J zij er zelf wel wat op bedenken.
|ij vonden het al heel verstandig van
pelf, dat zij beslopen tot dcfl volgenden
Hen te wachten.
|We zullen dadelijk na het ontbijt gaan".
Iloot Dick, ,,dan missen ze ons niet vóór
koffie. En ze zullen ons wel niet zoeken,
fr wij al lang aan boord zijn."
Bet verdere gedeelte van den avond
ichten de jongens met pakken door al
faalden zij zich dan ook tot het meest
^zakelijke.
fadat zij de volle tasch onder Dick's bed
Jet hadden, droomden zij weldra van de
laturen, welke zij in de toekomst zouden
?ven.
Jen volgenden morgen waren de jongens
erg onrustig aan het ontbijt en aten zij al
heel weinig. Meneer en mevrouw Wilcox
schenen daar echter niet op te letten.
Het was niet gemakkelijk hun bagage
uit het huis te krijgen. Dit eischte inder
daad veel overleg en goed uitkijken. Maar
gelukkig slaagden zij er toch in. Wat wa
ren ze blij, toen ze eindelijk in een bus
zaten, die hen naaT de dokken bracht1
Zoodra zij daar aankwamen, ontdekten
zij een winkeltje, waar van alles te krijgen
was en daar zij natuurlijk mondvoorraad
moesten meenemen, besloten zij er binnen
te gaan. Wat scheepsbeschuit, een half
dozijn broeden, ham, worst, een pot jam,
een blikje sardines, bananen en sinaasap
pelen maakten hun beurs heel wat lichter.
Eindelijk kochten zij nog oen taseh om
alles in te bergen.
,,En zoo'n kruik is heel geschikt voor
water", zei de winkelier ,,Die kun je op
de werf vullen. Jullie gaat zeker een boot
tocht maken
..Ta zeker, een boottocht", antwoordde
Dirk en hij sprak de waarheid.
Daar ze heel wat te dragen hadden,
vroeg Lex aan den winkelier, of ze een en
ander zoolang in den winkel mochten ach
terlaten om het later te komen halen. Dit
werd goedgevonden e.n de jongens gineen
nu vol hoop op zoek naar een schip, welks
bestemming Maroeco was.
Spoedig verflauwde die hoop echter: het
bleek veel moeilijker een dergelijk s«-hip te
vinden dan zij verwacht hadden. Wel was
een c-ohip op het punt naar MaTOcco mt
te varen, doch Dick en Lcx begrepen maar
al te goed, dat zij daarop nooit als ver
stekelingen zouden kunnen meegaan, want
er heerschte veel te veel bedrijvigheid aan
boord om onopgemerkt te blijven.
Zoo liepen zij uren te zoeken, allerlei
vragen doende, die niemand echter scheen
te willen beantwoorden. De avond viel en
het scheelde maar heel weinig, of de jon
gens hadden hun avontuurlijk plan opge
geven en waren weer naar hun Oom en
Tante teruggekeerd. Doch als Dick zich
eenmaal iets voorgenomen had, was hij
daar heel moeilijk weer van af te brengen.
Bovendien verlangden de jongens vurig hun
Vader to redden. Dick troostte en bemoe
digde Lex daarom zooveel mogelijk, kochl
nog een paar broodjes met vleesch cn at
die met zijn broertje op in een rustig
hoekje vain een loods, tusschcn twee groote
balen in. Den geheelen nacht bracht hij wa
kende door, terwijl Lex tegen zijn schouder
leunend, sliep.
Den volgenden morgen begonnen zij op
nieuw te zoeken on het was pas laat in
den namiddag, toen zij eindelijk succes
hadden en een matroos hun een goeden
raad gaf.
Moeten jullie naar Maroeco V' vroeg hij.
,,Ja, als je geen geld voor den overtocht
hebt, kun je niet met zoo'n mooi schip
gaan, als daar juist wegvaart. Maar ginds
ligt oen kleine bark, een oud houten vaar
tuig, dat nauwelijks zeewaardig is. Je
zoudt er misschien een kansje op hebben,
want het gaat denzelfdcn kant uit."
De jongens begrepen al heel gauw, welk
schip de matroos bedoelde. Het lag niet in
de eigenlijke dokken, maar in een kleine
v/erf er naast en na eenig vragen bleek
hun, dat het den volgenden middag zou
uitvaren.
Het kon dus niet mooier! Bovendien leek
het Dick en Lex heelemaal niet moeilijk
zich aan boord te verstoppen. Dick had den
vorigen avond opgemerkt, dat er geen wa
ker of eenig ander teeken van leven op het
schip was. Al spoedig kwamen de jongens
tot de ontdekking, dat het reeds geladen
was en groote, geteerde zeilen over do
vracht heen lagen.
De aanstaande verstekelingen besloten
tegen het vallen van den avond hun kans
te wagen. Zij gebruikten intusschen in een
matrozen-eethuis een stevig maal, want, zei
Dick, het zou wel eens lang kunnen duren,
vóór zij weer warm eten kregen.
Daarna gingen zij naar het winkeltje,
waar zij den vori gen dag hun inkoopen ge
daan en hun bagage achtergelaten hadden.
Weldra torsten zij nu hun bezittingen naar
het schip.
Nadat zij echter een klein eindje geloo-
pen hadden, zette Lex zijn taselj met mond
voorraad plotseling met een bons neer.
..Ik kan niet meer, Dick!" riep hij uit-.-
Dirk, die reeds met hun tasch met klee-
ren en de groote waterkruik zwoegde, keek
zijn jonger broertje verschrikt aan.
,,Wat moeten we dan doen V' vroeg hij
wanhopig.
Met de twee tasschen op den grond tus-
schen zich in, stonden de jongens over deze
moeilijke vraag na te denken, toen een
armoedig-uitziende mm plotseling hulp
bood
Bagage dragein?" vroeg hij.
Dick merkte wel, da-t de man een ongun
stig uiterlijk had en bovendien half dron
ken was, maar zag zich toch eenoodzaakt
het aanbod aan te nemen.
,,Als je deze twee tasschen voor ons naar
de werf brengt, waar.de ..Zeevogel" ligt,
zullen wij je twee kwartjes geven", zei hij.
,,Top!" zei de man, terwijl hij de tas
schen opnam.
De jongens volgden hem op de hielen
met de kruik tusschen zich in.
Toen zij er waren, haalde Dick zijn
beurs te voorschijn en gaf hij den man twee
kwartjes. Dit was blijkbaar het oogenblik,
waarop hij gewacht had. Hij deed een haas
tigen greep naar de beurs en zou er naar
alle waarschijnlijkheid mee van door ziin
gegaan, als Lex niet met een bewonderens
waardige tegenwoordigheid vam geest tus-
sohenbeidc gekomen was. Rij stak namelijk'
een been uit en de half dronken man strui
kelde er met een vloek over.
Neem die tasch en loop gauw de groot*
loods binnen!" fluisterde Dick nu haastig
tegen Lex. ,,Ik kom met dc rest."
De man had niet gezien, waar de jongens
gebleven wa.reft, durfde bovendien geen
ruchtbaarheid aan de zaak geven en strom
pelde al mopperende en vloekende weg.
De jongens bleven nog een tijdje wach
ten en vulden zoodra zij zagen, dat do
man zich uit de voeten had gemaakt de
kruik met water. Daarna gingen zij naar
het kleine schip, waar ze een plaatsje als
verstekeling zouden zoeken.
(Wordt vervolgd).