V&ikadai Tofóez Het 75-jarig bestaan der gemeente Haarlemmermeer. HUN BEIDER WEG. 71*to Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 11 Juli 1930 Derde Blad No. 21569 DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE. LAND- EN TUINBOUW. BINNENLAND. FEUILLETON. Een belangrijke gedenkdag in de geschiedenis der Nederlandsche gemeenten. Met het oog op de malaise in den landbouw geen feestelijkheden. Bij de wei van 11 Juli 185ö werd Haar lemmermeer al9 een zelfstandige gemeente opgenomen in de rij van Nederlandsche ge meenten, zoodat heden Vrijdag deze groote gemeente haar 75 Jarig bestaan herdenkt. De burgemeester van deze gemeente, Mr. A. Slob, heeft in verband met dezen be langrijken en grooten gedenkdag aan de leden van den gemeenteraad een herinne- ringsgeschrift gezonden, waaraan wij het volgende ontleenen: Wie bladert in de talrijke boeken en ge schriften, welke in verband met allerlei plannen tot droogmaking in den loop van vele jaren zijn geschreven en verachenen, Irooet zich verbazei) dat meer dan twee 1 eeuwen lang over deze droogmaking is ge- I schreven en gesproken, zonder dat het wer- I kelijk tot groote daden is gekomen. De geschiedenis van haar geboorte blijft in vele opzichten merkwaardig; de droog- is geweest een schitterend bewijs, (van wat menschelijk vernuft en technischo I kennis van Oud-Hollandscbe durf en ener- 1 gie wist te bereiken. Maar ook haar verdere ontwikkeling |draagt een eigen stempel. In een periode van driekwart eeuw is veel gedaan en veel bereikt. Men wordt in de beschrijving daarvan |tdkens weer getroffen door deze twee ver schijnselen; dat 't vreeselijk lang duurt vóór er iels gebeurt en als er iets tot stand komt, gaal het met veel bewogenheid gepaard Weid door een zeer krachtige figuur als I burgemeester Mr. J. P. Amersfoordt door gezet om tot een beslissing te komen, zoo Ibrak niet zelden felle oppositie los en volgde I scherpe bestrijding. Het is nog niet zoo lang geleden dat de ote, mooie vergaderzaal in het polder buis en het Raadhuis te Hoofddorp was de modderige, donkere diepte van een geweldig- poote, onafzienbare watervlakte. is nog maar een jaar of wat geleden, lat ten grave zijn weggedragen de mannen N vrouwen van hoogen leeftijd, die het «oer in dezen ouden toestand hebben ge iend en gezien; daarop zelf hebben ge- garen. Bijna tweehonderd jaren waren met pra ten en meten versleten toen mr. F van de Poll, staatsraad en burgemeester der stad Amsterdam als voorzitter van de commissie [van beiheer en toezicht over de droogma king van het Haarlemmermeer op 5 Mei 1840 te Hillegom achter de Hofstede Tres long de eerste spade in den grond heeft ge stoken en de eerste zode aarde heeft opge kruid voor den ringdijk, waarmede het groot pene werk van de droogmaking van dezen polder moest worden aangevangen. fs het ook niet merkwaardig dat de tweede burgemeester van deze gemeente, mr. J. P. van Amersfoordt. een man van groote ken nis, krachtig initiatief en ruimen blik, een persoonlijkheid met een zienersoog, reeds in 1867 riep om een verbinding per tramweg te krijgen van Hoofddorp met de steden Amsterdam. Haarlem, Leiden, Gouda en Utrecht; dat omstreeks 1868 deze roepstem weid herhaald door den ingenieur Brandts, de indiende een plan voor een spoorweg van Amsterdam naar Haarlem en Zandvoort door den Haarlemmermeerpolder, terwijl eerst bijna 50 jaren later op 2 Augustus 1912 de spoorlijn door de Haarlemmermeer kon worden geopend? Deze spoorwegverbinding was een histo risch moment en teekenend is het wel, dat in dit project voor een groot deel de geniale gedachte van mr. Amersfoordt is verwe zenlijkt geworden. Is het ook niet merkwaardig, dat op ini tiatief van den toenmaligen burgemeester mr. Amersfoordt reeds op 31 December 1863 door den gemeenteraad een plan van bebouwing van de destijds nog aan het rijk in eigendom toebehoorende gronden in Hoofddorp en Venneperdorp werd vastge steld, waarbij een groot terrein werd ge reserveerd voor een landbouwschool met proeftuin en tien jaren later door hem als raadslid een voorstel werd aanhangig ge maakt om voor Haarlemmermeer te krijgen een rijkslandbouwschool. Echter moest hier evenzeer meer dan een 'halve eeuw vooihijgaan vóór deze zaak, welke voor de ontwikkeling van deze ge meente veel noodzakelijker was dan het allernoodzakelijkste dat men bedenken kan, lot stand komen kon; op 2 Januari 1928 werd een flink gebouw voor de christe lijke landbouwwinter9chool te Hoofddorp in gebruik genomen, mede als vrucht van den pioniersarbeid, welke door mr. Amersfoordt was verricht. Deze kleine lijst van historische feiten zou nog met vele andere soortgelijke voor beelden kunnen worden vermeerderd. Ondanks deze moeilijke omstandigheden is er toch in den loop der jaren in Haar lemmermeer veel tot stand gekomen, veel veranderd en veel verbeterd. Vooral in deze prachtige zomermaanden is het een weelde om langs de lange rechte polderwegen te passeeren en te zien die ge- weldig-uitgeslrekle vlakte van gelijksoortige rechtlijnige akkers, waarop weelderig groeien landbouwgewassen van allerlei soort. Over den drooggelegden bodem van Het geweldig groote meer van vroeger liggen meer dan 500 boerderijen verspreid en bijna 27000 menschen wonen in den diepen wa terkuil en vinden daar een behoorlijk le- vensbestaan. Over het algemeen zijn de hier wonende boeren uitnemende akkerbouwers en weten zij door toepassing van de nieuwste vindin gen in verband met de bewerking en de be mesting van het land zeer bevredigende re sultaten te verkrijgen en mogen de door hen geteelde gewassen worden gezien als dank bare resultaten van onze hedendaagsche landbouwcultuur. 471. Vlug was de bok over 't hek gesprongen en de rare tocht begon, de bok denkende aan de belooning, liep zoo hard hij loopen kon. De boer zag den bok met Jokko loopen. riep: „Sik, kom eens gauw terug!" Maar de bok deed alsof hij niets hoorde, Hep met Jokko voort op zijn rug. 472. Piero met zijn wijde, natte kleeren en zijn broek diep afgezakt, vroeg de boerenmeid, die aan kwam loopen, of de dief reeds was gepakt. De meid, die Piero niet vertrouwde, zei, dat ze den knecht roepen zou, die wist er meer van te vertellen, vroeg of Piero wachten wou. De gesteldheid van den grond is over het algemeen van goede kwaliteit en zeer vruchtbaar; in den omtrek van Lisse en Hillegom wordt met goed succes de teelt van bloembollen beoefend en in de omgeving van Aalsmeer verrijzen verschillende kwee- kerijen waar rozen en bloemen van be3te kwaliteit worden verkregen. Ja zeker, het uitmalen van het groote Haarlemmermeer en het inpolderen van de drooggelegde wateroppervlakte heeft groote sommen, eenige tonnen gouds gekost maar wat is er in de 75 jaren welke sedert ver- loopen zijn. niet een groot kapitaal terug ontvangen in welvaart en arbeidsvermogen en ontwikkeling en geldelijke bijdrage aan allerlei belastingen van rijk, provincie cn gemeente Het is jammer dat nu in het jaar 1930 de prijzen van de landbouwgewassen zoo on rustbarend laag zijn geworden en de econo mische vooruitzichten zoo somber zijn voor een groot deel der bevolking. Daarom komt 't den burgemeester niet wen- schelijk voor om deze herdenking van een belangrijke nationale gebeurtenis Je maken tot een uitbundig feestbetoon èn wil hij gaarne blijven gelooven in de komst van betere tijden, zóó dat onze kinderen later bij de viering van het eerste eeuwfeest in zon nige vreugde deze donkere datgen van onzen tijd zullen hebben overleefd. Maar toch acht mr. Slob het goed en noodzakelijk om door dit schriftuur dezen belangrijken dag in de geschiedenis van een der jongste en tegelijk grootste gemeenten in Nederland levendig te houden voor de herinnering van het iegenwoordige en het toekomstige geslacht. Aan het geschrift van den burgemeester is een groote lijst toegevoegd van jaartal len betreffende belangrijke gebeurtenissen in verband met de droogmaking van het Haarlemmermeer, aangevangen onder de regeering van Koning Willem I, voortge zet onder Koninc Willem en voleindigd onder Koning Willem III. DUITSCHLAND BESCHERMT ZIJN LANDBOUW. Verhoogd invoerrecht op boter. De directie van den Landbouw deelt mede dat, blijkens telegrafisch bericht van Hr. Ms. gezant te Berlijn, het verhoogde invoerrecht óp boter (50 M. per 100 K.GO zeer binnenkort, misschien reeds 15 dezer en uiterlijk 1 Aug. a.s. in werking zal treden. DE EENHEID IN DE CHR HISTORISCHE UNIE. Wie had naar de Koningin moeten gaan? Op een te Lunteren gehouden Chr.-Hislo- rische zomerconferentie heeft de heer Snoeck Henkemans een voordracht gehou den over de verkiezingen voor de Provin ciale Staten en de Gemeenteraden in 1931. Spr. wilde alleen wijzen op de principieele beteekenis der komende verkiezing. Op drie gedachten, waarmede de chr.-hist. kie zers zich zullen hebben bezig te houden, legde spr. den nadruk: I het gaat in 1931 om de bevestiging der sterke positie door de C.-H. Unie bij de Kamerverkiezing van 1929 ingenomen; II. het gaat in 1931 om het getuigenis, dat wij gelooven in de kracht van het G.-H. beginsel, ook voor de oplossing van de zeer nijpende vraagstukken, voor welke in dezen tijd met andere landen ook Nederland zich ziet geplaatst; III. het gaat in 1931 zeer in het bijzon der om het manifesteeren van de eenheid in den kring der belijders van het C.-H. beginsel. Spr. werkte deze punten achter eenvolgens uit. T. a. v. het derde punt uitte spr. de verwachting, dat, ondanks veel in de pers te lezen is geweest, de a.s. ver kiezingen de eenheid der C.-H. Unie zal manifesteeren. In de Unie is er van een diepe kloof, van een crisis, van een strijd om de leiding of belangrijke politieke vra gen niet veel te bespeuren geweest. Aan de andere zijde zijn er wel woorden gespro ken die den indruk hebben kunnen wek ken dat er een kloof is. Die indruk is ech ter onjuist. Dat er in de Unie niet oogen- blikkelijk eenstemmigheid over de groote problemen van het oogenblik bestaat, is onvermijdelijk; daarvoor zijn de problemen te groot. Maar van diepgaande verschillen over de beginselen, de vraagstukken en de politieke leiding is geen sprake: de ko mende verkiezingen zullen van eenheid blijk geven. Bij de discussie vroegen verschillende der aanwezigen om meer klaarheid over het gebeurde, inzake de vraag, wie naar het Loo had moeten gaan tijdens de jong ste Kibinetscrisis. Hierbij heef', het Ka merlid Tilanus opgemerkt, dat de Chr.- Hist. Unie een „Unie" is. Bij alle verschil van meening over bepaalde kwesties van practische politiek, die het leven der Unie niet deeren, blijft het fundament het groot beginsel. De heer Snoeck Henkemans, die de sprekers beantwoordde, zeide, dat hij geenszins iets heeft willen verbloemen of mooier voorstellen dan het in werkelijk heid is. Er is geen verschil over politieke punten. Het hoofdpunt van verschil ligt wel bij de koloniale vraagstukken, maar op het oogenblik staat deze kwestie zoo, dat er van een principieel verschil geen sprake is. Spreker wijst er op, dat de heer Lohman in de Eerste Kamer niet het be leid der Chr. Hist. Tweede Kamerfractie heeft aangetast bij zijn algemeene be schouwingen, doch dat van den Kabinets formateur. Er is in de laatste jaren van geen ingrijpend meeningsverschil gebleken over het koloniale vraagstuk of de kabinets formatie tusschen de Eerste en Tweede Kamerfracties. Spr. ontkent het beslaan van een dieperen politieken ondergrond bij meeningsverschillen, zooals die steeds voorkomen in eiken groep, aldus meldt het „Hbld." Spr. zet uiteen, dat de voorzitter der nieuwe Kamerfractie, staatsrechtelijk de meest aangewezen man is om bij Kabinets crisis naar de Koningin te gaan. Indien dr. De Visser naar de Koningin ware ge roepen, dan is spreker er van overtuigd, dat ieder der Chr.-Hist. fractieleden gezegd zou hebben: „Gaat u, dr. De Visser" en dan weet spreker, dat het advies aan de Koningin niet zooveel ander9 zou geluid hebben dan thans dat van dr. Schokking. Spreker geeft nog eens een uiteenzetting van het gebeurde, waarbij hij constateerde dat iets onoprechts, iets onwaars niet is geschied. Het hechten van een politieke bedoeling aan de mededeelingen aan het Kabinet der Koningin, gelijk de Liberale Pers deed, is leelijk. Er is principieel geen crisis, er zijn nog slechts eenige persoonlijke gevoeligheden. Er worden echter pogingen in het werk g«> sleld om deze te verzachten. RECLAME. 110 |Vrij naar het Engelsch - H. ANTONSEN (Nadrnk verboden). |8 IToen was de groote man komen aanloopen, liiad haar aJs een veertje opgetild en haar in rijn armen naar de naastbijzijnde woning gedragen en er op gestaan, dat zij rustig zou "lijven zitten, terwijl hij haar handen heel Pcht en voorzichtig verbond. Daarna had luj haar fiets opgeraapt, het verbogen voor- Wel voor haar hersteld en hem den heuvel fvoor haar afgereden. En nu zou er een por- Itret van een meisje in zijn tent hangen? Dat kon toch niet? ISlechts twee mannen namen een plaats lm haar leven in, dat was Frank en dat was lis en was Dijna nooit thuis In de knie somberheid van het doodsche predi- kanishuis had de gedachte aan Tumbull daar J boven op den heuvel, haar meermalen bs- rnoediging gebracht. Ze maakte er geen ge heim van, dat ze op zijn gezelschap gesteld was Ze was twintig jaar en was, door do a[geslotenheid van haar leven, in haar op vattingen en manieren jeugdiger gebleven dan de meeste andere meisjes, die naar dans partijen en feesten gaan en veel meer man nen ontmoeten. Toen ze dan ook in het diepste van haar hart tot de overtuiging was gekomen dat haar gevoelen voor hem liefde was, bekende ze dit zichzelf bedeesd, alsof net onbetamelijk was zoo iels te doen. En nu was deze bom gebarsten. Dick had net wel niet zoo bedoeld, maar hoe dan ook, de dingen kwamen er door in een heel ander licht te staan. Tot nu toe had ze niet gewe ten, wat jaloerschheid was. Maar dit andere meisje kende ze nu het recht niet toe, in de tent van Frank te zijn. Ze was een indring ster, die hoe eerder hoe liever verjaagd moest worden. Morgen, geen dag later, zou ze het hem ronduit vragen. Ze hadden al- lijd rond met elkaar gesproken. Morgen zou dat meer dan ooit noodig wezen. De volgende morgen was een van die zo- mersche zachte dagen, waarop de bladertn bij de minuut schijnen \fi groeien en de vo gels niet enkel zingen, maar luid jubelen van vreugde; een morgen, waarop men diep ademhaalt en alles als met nieuwe oogen aanschouwt en onwillekeurig gaat zingen, stem of geen stem. Op de boerderij was het melken afgeloo- pen en kwamen de koeien dartel als kalve ren uit de stal. Turnbull schepte zich juist een groot glas melk voor zichzelf uit den dampenden emmer. De zonnestralen speel den over het erf, over zijn gespierde armen en verbrand gezicht en hij leek een beeld van gezondheid en kracht. Maar feitelijk hing zijn leven aan een zijden draadje. Hij wist het zelf. Hij wist dat de inwendige kwaal, die hem verteerde, hem niet veel van zulke morgens zou laten genieten. De dood zat hem op de hielen. De dokter had hem een jaar .hoogstens iets meer, waarschijnlijk iets minder gegeven. Dat oordeel was uitge sproken in de spreekkamer van een specia list in Harley street. En toen had Frank Turnbull het stof van de stadsstraten van zijn voeten geschud en was naar Whiteleaf gekomen ,om het beetje leven dat hem nog restte, te slijten tusschen bloemen, groene weiden en vogels. Toen had hij Joyce ont moet en voor het eerst van zijn leven be seft, hoe vol het leven kan zijn. En het vreeselijkste van alles was, dat Turnbull wist, dat Joyce van hem hield en dat hij slechts een enkel woord te zeggen had om haar tot de zijne te maken. Het was dubbel hard. Een man, die ernstig lief heeft en dan door een meisje als het ware uitgenoodigd wordt om het eenige woord te zeggen, dat hij niet zeggen mag: „Ik heb je liet". Een meisje, in wie alles om liefde riep en in haar leven de eenige man iemand die haar niet van liefde spreken mocht! Wat een wanho pige samenloop van omstandigheden! Hij zette zijn glas neer en keek de koeien na, die over de weide holden. Uit de laan klonk het gerinkel van een fietsbel en hij draaide zich verrast en blij met een ruk om. Het was de eenige fietsbel in heel het dorp, die voor hem iets beteekende, maar hij had haar nooit zoo vroeg in den morgen hooren bellen. Hij liep het erf over en de laan in. Joyce zette juist haar liets tegen den muur en de zonnevfekjes speelden over haar witte jurk, Hallo, riep Turnbull. Je komt net op tijd voor een glas versche melk. Er verscheen een rimpel op haar voor hoofd. De gedachte aan het meisje in de tent had haar ontstemd. Ze kwam naar hem toe en bleef vormelijk voor hem staan, als wilde ze uit zijn lachende oogen de onwaar heid lezen van wat Dick beweerd had. Ze zag er uit als een bloem vol dauw. Haar oogen schitterden in de zon. Wat kijk je vandaag plechtig I zei Turn bull. Als je honderd jaar was, kon je niet ernstiger kijken I Joyce legde haar hand op zijn arm. Ik bèn ook heel ernstig gestemd, ant woordde ze Dick vertelde me gisteravond, dait je verliefd bent, Wat? Dick? zei Turnbull verrast. Hoe had die dat kunnen gissen? Hij was toch niet zóó'n stumper geweest, dat hij zich verraden had? Hij zei, vervolgde Joyce, dat je verliefd was op een meisje wier portret in je tent hangt. Is dat waar? Mij heb je daar nooit wat van verteld! Ik vind dat meer dan af schuwelijk van jel Hij keek onmiskenbaar verward voor zich uit. Hoe graag zou hij haar in zijn armen genomen hebben, om haar le vertellen dat het volkomen waar wasl Maar hij had niet meer dan één jaar te levenmisschien minder 1 Daar was niets van ie zeggen. Hij wendde de oogen van haar af. Hij mocht anders eens een domheid zeggen. Dus grin nikte hij, alsof het de mooiste mop was, die hij in jaren gehoord had. Dick kletste maar wat, zei hij. Je moet niet vergeten, dat hij nog pas van college komt, nog zoo'n halve student is. Het is wel waar, dat ik een portret in mijn tent heb hangen. Maar daarover hoef je niet ja- loersch te zijn. Het is niet meer dan een momentopname van een klein, gebruind kindje, en ik voel me zoo'n beetje een oom van haar, die haar beschermen wil. Natuur lijk houd ik wel van haar. Ze is werkelijk een snoesje. Iedereen moet wel .haar hou den Joyce onderbrak hem: Zou je me dan niet eens aan haar willen voorstellen? Ze moet wel een schat zijn. De glimlach op het gelaat van Frank maakte alles weer goed. Ze gevoelde op eens een totalen ommekeer in haar gevoelens. Ze verlangde er naar hem te omarmen en haar gelaat tegen het zijne te drukken. Er was iets in zijn oogen. dat haar hart deed bon zen, Turnbull 9cheen de verandering in haar le zien. Hij maakte een plotselinge beweging en wierp het hek van het erf wijd voor haar open. Kom binnen, zei hij, en drink een glas melk, voordat ze koud wordt. Je kunt onmo gelijk al ontbeten hebben en je moet honger hebben als een wolf. Joyce dTonk de melk en reed met een op gelucht hartje den heuvel af in volle vaart. Ze had Dick er tusschen en ze had Frank niet verloren en ze dacht verder niet aan de toekomst. En de volgende dagen waren ver vuld van lachend geluk en haar oogen straal den van vreugde en haar hart zong haar blijdschap jubelend uit. VI. Maar er was één kleine zorg, die het geluk van die dagen voor Joyce wat verduisterde en dat was.... geldgebrek. Toen Dick nog in Oxford was had ze er zich bitter weinig van aangetrokken. Maar nu was er niet al leen een hongerige mond meer te vullen, maar vooral een schoorsteen van een pijp aan het rooken te houden. Want tot haar verwondering stond er op wekelijksche reke ning uit Risborough geregeld een post: „Ta baktwee shilling en sixpence" Op zekeren morgen, dat Dick in den tuin te schrijven zat, kwam ze met een bundeltje van die rekeningen naar hem toe. Zeg. Dick, vroeg ze. Hoe 9taat het met je geld? Geld? vroeg hij terug. 0. dat komt wel goed. Joyce ging voor hem in het gras zitten. Wat wil je daarmee zeggen: dat komt wel goedl? Dick keek op. (Wordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9