U&iJad&& (^mmOvobcAeAA
O.J.M.MAIZEMA
Regeling van het openbaar goederenvervoer
per vrachtauto.
OE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE.
37
FINANCIEN.
FAILLISSEMENTEN.
FEUILLETON.
Ségur, No. 1300.
Het rapport der Staatscommissie-Patijn.
Verschenen is het rapport van de Staats-
commissie-Patijn (ingesteld bij K. B. van 12
Mei 1923 tot het instellen van een onder
zoek aangaande de vraag of er in hoever
maatregelen noodig zijn om te bevorderen,
dat de land- en waterwegen en de spoor- en
intercommunale tramwegen op de meest
economische wijze dienstbaar worden ge
maakt aan het vervoer van reizigers en
van goederen) over de regeling van het
openbaar goederenvervoer per vrachtauto.
De commissie heeft destiids, in haar
eerste verslag, opgemerkt, dat het open
baar vervoer van goederen per vrachtauto
geheel was vrijgelaten en dat er naar haar
meening geen voldoende motieven aanwezig
waren om rnet die vrijheid te breken. De
mogelijkheild werd echter onder de oogen
gezien, dat gewijzigde omstandigheden de
- commissie zouden moeten doen besluiten op
dit standpunt terug te komen.
Nu heeft in de jaren na het uitbrengen
van dat verslag het vervoer per vrachtauto
een groote ontwikkeling gekregen, die niet
alleen spoor- en tramwegen tot nadeel
strekt, maar wellicht ook op het water-
transport niet zonder invloed zal blijven.
De Ned. Vereeniging voor Locaalspoor-
wegen en Tramwegen heeft daarin aanlei
ding gevonden tot het adres, dat der com
missie in handen werd gesteld en dat ver
gezeld was van voorstellen die op het ver
gunningstelsel zijn gericht. In het bijzonder
wijst de vereeniging in haar adres op de be
langen, die h.i. zouden worden geschaad,
indien een of meeT tramlijnen zouden moe
ten verdwijnen.
Naar de meening der commissie zijn in
het algemeen ernstige bezwaren aan het ver
gunningstelsel verbonden, die gehleken zijn
bij de uitvoering van de aanvulling der wet
op de openbare vervoermiddelen, welke op
de autobussen betrekking heeft. Deze be
zwaren, welke de commissie bekend mag
veronderstellen, vormen een reden voor
groote voorzichtigheid wanneer het geldt de
invoering van vergunningstelsel voor een
ander vervoer, indien daartoe niet een even
groote noodzaak zou b/ijken als bij de auto
bussen aanwezig wa/.
Voor de erkonnjog dier noodzaak is de
commissie van oordeel, dat niet afdoende is
bet argument, door de adresseerende ver
eeniging genoemd, dat de Staat, als deel
nemer in het kapitaal der transportonder
nemingen door het beperken van de concur
rentie voor zijn financieele belangen zou
kunnen waken. Immers, indien een nieuw
vervoermiddel ontstaat behoort de ontwik
keling daarvan niet tegen te gaan alléén
om dm!' achteruitgang in waarde van een in
vroo^r tijdperk uitgegeven kapitaal te ver
hinderen en om zich de vraag te stellen of
Hief nieuwe vervoer uit economisch oogpunt
beschouwd voordeelig is en of niet een on
misbaar vervoer dreigt te verdwijnen.
Tegenover de kapitalen, in de tramwegen
gestoken, dio door de concurrentie van het
autovervoer waardeloos dreigen le worden
staan immers andere kapitalen, door het
Rijk aan de wegenverbolering besteed, waar
van bij beperking van het autovervoer de
economische waarde zou verminderen.
De commissie acht het om verschillende
redenen ongewenscht, een vergunning te
eischen ook voor het vrachtautovervoer. Zij
werd in haar overtuiging versterkt, door
dien zij bij een meer in bijzonderheden tre
dende beschouwing van dit vervoer, zooals
het zich ontwikkeld heeft, tot de slotsom is
gekomen dat de invoering van het vergun
ningstelsel do nadeelen, die de tramwegen
van de concurrentie door de vmchtauto's
ondervinden, niet in belangrijke mate zou
doen verminderen.
Het vrachtautovervoer toch is te verdee-
len in:
a. geregeld openbaar goederenvervoer
dat gedeeltelijk een voortzetting vormt van
de vroegere bodediensten;
b. ongeregeld goederenvervoer door trans
portondernemers. die of zelve het ver
voer op zich nemen of vrachtauto's ver
huren
c. ongeregeld vervoer voor anderen door
eigenaar van vrachtauto's, die de auto, in
hoofdzaak of althans voor een deel van
den tijd in hun eigen bedrijf voor het ver
voer v. goederen voor dat bedrijf gebruiken;
d. goederenvervoer per vrachtauto in ei
gen bedrijf.
Wat. betreft de vervoeren bedoeld sub b.
c. en d. zou de invoering van een vergun
ningstelsel naar de overtuiging der commis
sie, beslist onwenschelijk zijn De sub b. be
doelde ondernemingen bewijzen nuttige
diensten aan het bedrijfsleven 'en er is
geen steekhoudend argument aan te voerèn
om ze in haar vrije ontwikkeling tegen te
gaan. Hetzelfde geldt van de eigenaars van
vrachtauto's, die hun wagens huiten den
tijd. gedurende welken zij deze in hun
elfen zaken noodig hebben, productief we
ten te maken (vervoer sub c.). Wanneer
bijv. brandstoffen-handelaars in een jaar
getijde. waarin zij hun voertuigen niet
zelve gebruiken deze verhuren aan kwee
kers in het JVestland. dan kan de commis
sie daarin geen unfaire concurrentie voor de
tramwegen zien. Veeleer valt uit een eco
nomisch oogpunt het meer intensief ge
bruik, dat op die wijze van de vrachtauto's
gemaakt wordt, toe te juichen. Aan de lei
ders van industriëele en handelsonderne
mingen moet voorts de vrijheid gelaten wor
den. te beslissen of zij den aan- en af
voer van hun goederen met eigen wagens
(vervoer sub d.) dan wel door eenig
openbaar middel van vervoer wenschen te
doen geschieden. Het bleek der commissie
dat vele ondernemers bij het doen van een
keuze te dienaanzien niet zelden de gele
genheid om met hun vrachtauto's tevens
een goedkoope reclame te maken, mede als
een factor in rekening brengen.
Een wettelijke regeling van het goederen
vervoer zou dus alléén voor het onder a.
bedoelde openbaar vervoer kunnen gelden.
De commissie betwijfelt echter of daarmede
het beoogde doel zou zijn te bereiken.
Eenerzijds vormen de openbare diensten
slechts een deel en veelal niet het meest
gevoelde der concurrentie met de spoor-
en tramwegen terwijl anderzijds de con
currentie dezer diensten toch maar in zéér
geringe mate door een vergunningstelsel zou
beperkt worden. Op grond daarvan komt
het der commissie voor dat de invoering
van een vergunningstelsel zelfs uit een oog
punt van concurrentie niet is aan te ra
den.
In het kort samengevat luiden de con
clusies van het onderzoek der Commissie:
le In het belang van een regelmatige
ontwikkeling van het vervoer, moet het ver
gunningstelsel voor het vrachtautovervoer
ongewenscht geacht worden; de invoering
voor het geregeld openbaar vervoer per
vrachtauto zal bovendien niet tot een be
langrijke vermindering van de concurrentie
van het vervoer per vrachfauto met de In
tercommunale Tramwegen leiden en daar
toe behoeft dus niet in het belang der tram
wegen te worden besloten.
2e. Het verdienlaanbevebng aan de rege
ling van den arbeidstijd van de chauf-
4öl. Rustig aan 't middagmaal gezeten, zat 't gezin
van baas van der Lugt. Plotseling schrokken zij geweldig,
uit den schoorsteen kwam raar gerucht. „Wat zou dat
wezen, vroeg de vrouw, angstig, „het is niet in den schoor
steen pluis. „Ik ben bang", riep hun dochter Truitje, er is
misschien een spook in huis!"
4ö2. En op eens. de an£9t bekroop hun drieën, twee
beenen kwamen uit 't gat en 't gezin sprong gillend van
tafel, waar het rustig gezeten had. „Een spook, 'n spook",
riep ihet lieve Truitje en ging haastig gillend heen. Haar
ouders namen ook de beenen, toen zoo plots het spook ver
scheen!
feurs van motorrijtuigen in het algemeen
en van de vrachtauto's in het bijzonder
ernstiger aandacht te wijden, ook uit een
oogpunt van algemeene veiligheid; alsmede
verscherpt toezicht in te stellen op den toe
stand der vrachtauto's en op de naleving
van de andere bepalingen van het Motor
en Rijwielreglemen'. op vrachtauto's betrek
king hebbende.
3e. In overweging zou genomen kunnen
worden verzachting van uit Concessie-voor
waarden voortvloeiende verplichtingen der
tramweg-maatschappijen, waarvan het be
lang door de ontwikkeling van het vracht
autoverkeer is verminderd, terwijl verder
ter versterking van de positie dezer maat
schappijen samenvoeging van in elkanders
nabijheid werkende ondernemingen bevor
derd zou kunnen worden.
Tenslotte deelt de commissie mede. dat
een delegatie uit een door de Nederland-
sche Vereeniging tot Bescherming van Die
ren ingestelde Commissie zich tot haar ge
wend heeft teneinde de medewerking van
de Commissie in te. roepen om tot een be
ter vervoer van dieren per vrachtauto te ge
raken. De Commissie overtuigd, dat er ern
stige misstanden op het gebied van het ver
voer van dieren bestaan, zij het niet
slechts bij het vervoer per vrachtauto,
meent dat. teneinde deze tegen te gaan,
eert wettelijke regeling in overweging zou
kunnen genomen worden, waarbij der Re
geering bevoegdheid krijgt, bij algemeene
maatregel van bestuur bepalingen voor dit
vervoer, zoowel per auto als met andere
vervoermiddelen, vast te stellen.
n
m.
Een lid der commissie, de heer P. J. M.
Verschure, heeft als zijn meening doen
kennen, dal nieuwe gezichtspunten zich
hebben voorgedaan, nadat de verhooren van
de belanghebbenden zijn geschied, waar
op het eindrapport van de commissie is
vastgesteld.
Sedert is de actie der A.T.O. op het ge
bied van het openbaar goederenvervoer per
vrachtauto ingesteld en wordt op een wij
ze gevoerd die het hem moeilijk maakt,
zich met het rapport in alle deelen te ver-
eenigen. Hij meent, dat het standpunt om
absoluut afwijzend te adviseeren ten op
zichte van eenig vergunningsstelsel niet
zonder verder onderzoek naar de, door ver
schillende vervoerders te land en te water
ondervonden nadeelen. van het optreden der
A.T.O. kan worden aanvaard.
RECLAME.
4740
RECLAME.
3919
DE SPOORWEGEN IN it)2q.
De uitkomsten gnnstig.
Aan het jaarverslag der N.V. Maatschap
pij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen
te Utrecht en de N.V. Hollandsche IJze
ren Spoorweg Maatschappij te Utrecht over
het jaar 1929 ontleenen wij het volgende
De uitkomsten van het jaar 1929 zijn
wederom gimstig. Het vervoer, zoowel dat
van reizigers als dat van goederen, bleef
toenemen, terwijl het laatst mede bevor
derd werd door een lange periode'van ge
sloten water.
Ook de exploitatiekosten stegen, zij het
in mindere mate dan de opbrengsten, door
uitbreiding van personeel, grooter gebruik
van brandstoffen en electrischen stroom,
hoogere kosten van bestellen en afhalen
en meer onderhoud gevolgen van de
toeneming van bet verkeer, gratificaties
aan het personeel, dat tijdens de winter-
drukte onder moeilijke omstandigheden
met toewijding en extra inspanning zijn
taak vervulde, en een, met het oog op
de betere bedrijfsuitkomsten hoogere, extra
uitkeering aan het personeel; dan dit in
1928 ontvangen heeft.
Dank zij het hooge saldo der 'exploitatie
rekening liet de Rekening van Gemeen
schappelijke Baten en Lasten toe, behalve
de gebruikelijke afschrijvingen en bijdra
gen aan vernieuwings- en afschrijvingsre
keningen. ruim f. 5.000.000 te bestemmen
voor afschrijving op het aandeelenbezit der
Maatschappijen en voorziening tegen debi-
te-uren. Dit bedrag werd onder „verschil
lende verliezen" geboekt, en zóó vastge
steld. dat het voord eel i ge saldo der ge
noemde Rekening juist voldoende is om elk
van beide Maatschappijen een dividend
van 5 pCt. te kunnen laten uitkeeren.
Het spoorwegnet werd uitgebreid met
30.751 K.M. door het in exploitatie nemen
van den spoorweg Groningen-Slochteren-
Weiwerd en was op 31 December 1929 sa
mengesteld als volgt:
Hoofd spoorwegen r..... K.M. 2.432.120
Locaalspoorwegen K.M. 963.500
Tramwegen K.M. 305.765
Totaal K.M. 3.701.385
Blijkens den vergelijkenden staat van «ie
gezamenlijke bedrijf suitkomsten S.S./H.S.
over het tijdvak 1910/1929 bedroegen de
bruto-opbrengsten dei1 Maatschappijen in
1929 f. 180.783.211.— tegen f. 173.667.467.48
iu 1928; zij vermeerderden derhalve met
f. 7.115.743.52 of 49 pCt. tegen een vermeer
dering in 1928 vergeleken bij 1927 van
f. 11.450.738.95 of 7.05 pCt.
De opbrengst van het vervoer van rei
zigers en bagage" vermeerderde van
f. 83.874.107.41 tot f. 85.936.938.23 dus met
f 2.062.830.82 of 2.45 pCt. tegen een vermeer
dering in 1928 in vergelijking met 1927 van
f. 6.340.152.42 of 8.17 pCt.de opbrengst van
de „brief- en pakketpost" bedroeg over
1929 f. 3.S26.245.94 tegen f. 4.014.329.70 ov&t,
1928: de onbrengst van het „goederenver
voer" steeg van f. 82.121.842.95 tot
f. 87.471.583.80 dus met. f. 5.349.740.85
6.51 pCt., na een stijging in 1928 in ver
gelijking met 1927 van f. 4.579.318.73 of
5.90 pCfc.
De „buitengewone ontvangsten" bedröë-
gen in 1929 f. 3.548.443.03 of f. 108.744.19
minder dan in 1928.
De exploitatiekosten bedroegen in 1929
f. 130.168.708.17 tegen f. 126.505.345.09% in
1928. Zij vermeerdeden dus in 1929 met
f. 3.663.363.07of 2.89 pCt., tegen een ver
meerdering in 1928 vergeleken bij 1927 van
f. 7.097.126.31% of 5.94 pCt.
In verhouding tot de gezamenlijke opj
brengsten van het vervoer bedroegen dë
gezamenlijke exploitatiekosten 72.pCt.
tegen 72.84 pCt. in 1928.
De totale loonuitgaven, met inbegrip van
die voor constructie en derden, bedroegen
in 1929 f. 88.646.000.— tegen f. 36.671.000.—
in 1928. zoodat de vermeerdering bedroeg
f. 1.975.000.—.
De vermeerdering van den post „Lo'o-
nen" is een gevolg van meer personeel, van
de April toegekende gratificatie en van de
in December gegeven hoogere extra-uit-
keering.
Wegens blijvende 'en voorloopige renten
enz. inzake de Ongevallenwet kwam in het
geheel f. 913.380.76 ten laste der exploita
tierekening, (tegen f. 795.027.73% in 1928),
terwijl het aandeel voor beide Maatschap
pijen in de administratiekosten van Rijks-
Verzekeringsbank en Centrale Werkgever».
Risicobank, te zamen f. 172.465.75 (t. v. j*
f. 139.070.28) bedroeg.
Ui tgesproken-
C. C. Schuur, handelende onder de firma,
Wed. J. Schuur, Zoelerwoude in de Zuid-
buurt. Rc. Mr. F. J. A. Hijink. Cur. Mr. W,
de Clercq, Leiden.
Wie mij vijf jaren geleden gekend hebben
weten dal ik toen een arme drommel was,
zonder toekomst en zonder vooruitzichten,
die als klerk dienst deed op een advocaten
kantoor. Mijn beurs was leeg en ik wan
hoopte eraan of die zich ooit zou vullen.
Ik bewoonde toen in het Quarlier Latin
een kleine zolderkamer. Mijn eenige bloed
verwant was 'n oude oom. dien ik hoogstens
één keer per jaar sprak. Hij ging door voor
rijk en had goede zaken gedaan in de katoen
Daarenboven wa9 hij vrijgezel. Maar ik ver.
wachtte niets van hem, want ik wist, dat
hij een zonderling wa9.
Ik was dan ook niet weinig verwonderd,
toen ik hem op een goeden avond mijn dak
kamer zag binnen komen, waar hij zich in
den eenigen leunstoel neerzette.
Mijn verbazing kende geen grenzen, toen
bij. zonder inleiding, aldus begon:
.Jongen je kunt me een grooten dienst
bewijzen. Ik hoop, dat ik op je mag reke
nen?"
Ik knikte van ja en hij vervolgde.
„Eén van mijn handelsvrienden, aan wien
ik veel verschuldigd ben heeft een dochter,
die hij graag wil uithuwelijken. Maar daar
bij doen zich twee moeilijkheden voor. Ten
eerste is hel meisje nu niet bepaald een
schoonheid en ten tweede koestert de va
der. die heel rijk is, tegenover iederen vrij
er een groot wantrouwen. Mij is bang. dat
zij op den bruidschat afkomen Hij is mij
daarover komen spreken en ik kom op
mijn beurt bij jou. Ik heb je nauwkeurig
gevolgd, ik weet dat je een brave kerel
bent. Trouw met dat meisje. Dan krijg je
100.000 francs van mij. Je vrouw brengt
zoowat het dubbele mee en later erft ze
alles. Wat zeg je ervan?"
Ik zat zoo in de ellende, dat ik geen an
deren uitweg wist cn antwoordde dus:
„Beste oom. dat is du9 afgesproken. Wan
neer wilt u ons met elkaar in kennis bren
gen?"
„Niet zoo haastig. Ik heb je gezegd, dat
de dochter van mijn vriend geen schoon
heid is, al is zij daarom nog niet afschrik
wekkend leelijk. Bovenal bezit zij echter
groote hoedanigheden van karakter en geest.
Wanneer je haar nu 't eerst zag, zou haar
aanblik je misschien beletten, die goede
hoedanigheden op te letten. Daarom heb
ik er iets anders op bedacht. Je patroon
heeft toch immers telefoon?"
„Ja, oom."
„En ik vermoed, dat hij lusschen 12 en
2 thuis gaat koffiedrinken?"
„Ja, oom."
„Ziezoo, dan is 't doodeenvoudig om ken
nis te maken met je aanstaande vrouw,
zonder haar vooraf te ontmoeten. lederen
dag maak je per telefoon een praatje met
haar. Na verloop van een maand ben ik
overtuigd, dat je verrukt zult zijn van haar
verstand, haar vroolijk humeur en van haar
werkelijk heel lieve stem."
Ik was heelemaa! voor de zaak gewonnen
en nam dit buitengewone voorstel dus zon
der aarzelen aan. Tk drukte zelfs eenigzins
geroerd mijn oom do hand. die er nog bij
voegde: "Je moet Ségur, no 1300 opbellen
Het meisje is op de hoogte, en zal je ant
woorden Vergeet vooral het nummer niet."
„Ik zal 't opschrijven. Maar oom, luistert
u eens
Mijn oom wilde echter geen „maren"
hooreai en vertrok, mij in de grootste ver
warring achterlatend.
Dien nacht sliep ik 9lecht. Den volgen
den dag kon ik het oogenblik haast niet
afwachten, dat mijn patroon zou vertrekken.
Zoodra ik alleen was, ging ik naar de tele
foon en daarop begon het volgende zonder
linge gesprek*
„Hallo! Ségur 1300?"
„Ja. mei wie spreek ik?"
„Ik ben 't."
„Wie is ik?"
„Wel ik, Lionel, de neef van oom Justin.*
„Nooit van gehoord."
Dp stem had zoo'n lieven klank, dat ik
moed vond door te gaan.
„Tk ken u ook niet Mademoiselle, maar
men heeft mij gezegd. ik heb gedacht,
dat ik u eens wilde opbellen om kennis te
maken. Dat is een manier als een ander."
,,'t Lijkt mij vreemd. Hoe weet u dat ik
den tijd heb naar u te luisteren?"
„O! daar ben ik zeker van Ik kan u al
leen maar prettige dingen zeggen en een
ion? meisje heeft altijd wel den tijd daar
naar te luisterpn."
„U bent complimenteus.'
„Hoe kan ik anders zijn. Maar nu weet
u mijn voornaam. Hoe heet u?"
„Albine."
„Allerliefst even bekoorlijk al9 u zelf
moet zijn."
„Vleier!"
„Om do conversatie te vergemakkelijken,
zal ik u Albine noemen Vindt u dat goed?"
„Wel komaan! en bent u van plan mij
dikwijls op ie bellen'v
„lederen dag."
Totdat mijn patroon terugkeerde ging
het gesprek op deze wijze voort Den vol
genden dag begon ik opnieuw. Albine
wachtte a! aan den anderen kant. Zoo ging
ihet veertien dagen voort en iederen dag
kwam ik meer onder de bekoring van deze
idylle tusschen twee men9chen, die elkaar
nooit hadden gezien.
Soms dacht ik aan mijn oom's gezegde,
dat het jonge meisje niet mooi was. maar
dan moest ik altijd twijfelen aan die uit
spraak. Neen. het leek mij onmogelijk, dat
die vroolijke. zachte, beminnelijke Albine
leelijk zou zijn. En eens op een dag riep ik
Urt:Ik ben een ezel om de toestemming van
oom af te wachten. Nu Albine en ik op dezen
voet van vriendschap zijn kan ik haar best
een rendez-vous vragen.
Ik deed de vraag en zij stemde spoedig
toe. Half verrukt, half angstig begaf ik mij
naar den tuin van 't Luxembourg voor de
fontein der Médecis.
Ik had een paar minuten met kloppend
hart gewacht, toen zij aankwam. Hoe lief
zag zij eruit, met een kleurtje van het harde
loopen, of misschien ook van aandoening.
Zoo licht en luchtig, zoo harmonisch!
Toen wij daar zoo tegenover elkaar ston
den. waren wij beiden even verlegen. Zij
durfde mij geen hand geven en ik durfde
haar niet het eerst aanspreken. Wij stonden
langen tijd elkaar zwijgend aan te zien.
Eindelijk prevelde ik:
„Albine, wat ben ik blij ik dacht dat
je leelijk was."
„Wie had je dat gezegd?"
„Oom Justin".
„Kent hij mij dan?"
„Dat schijnt zoo."
Het jonge meisje scheen pen ougenblik
onthutst, maar zij antwoorde niet. Wij spra
ken over andere dingen, dat wil zeggen,
over onzse liefde, want al onze opgefhooptc
sympathie was bij deze eerste ontmoeting
omgeslagen in een groote liefde.
Toen wij afscheid namen, spraken wij af
elkaar dikwijls te ontmoeten en toen ik op
mijn dakkamertje terug was, wierp ik mij op
mijn bed, overweldigd door blijdschap en
trols. In mijn slaap had ik de liefelijkste
droomen, die ruw werden verstoord door
een kloppen op mijn deur. Toen ik opende,
stond daar oom Justin.
„Zoo bengel," zei hij op boozen toon.
„houd je je aldus aan onze afspraak? Sedert
veertien dagen laat je de dochter van mijn
vriend voor niets wachten."
„Maar oom ik heb haar iederen dag
opgyheld!"
Marie?"
„Neen Albine."
„Wat voor 'n Albine?"
„Wel Ségur 1300."
„Stommeling! Je hebt je vergist, ik heb
gezegd Ségur 0013!"
„Neen, oom, U hebt u vergist. En het
toeval heeft gewild, dat een ander jong
meisje mij heeft geantwoord. Wij hebben
kennis met elkaar gemaakt, wij hpbben
samen gewandeld Zij is een sehat. Tk heb
haar lief en zij mij ooken
♦Oom greep met beide handen naar zijn
hoofd.
„Alle drommels! Dat is een mooie histo
rie! Nu gedane zaken nemen geen keer. Is
zij bemiddeld, die Albine?"
„Daar weet ik niets van."
„Wel, 't is epn onbetaalbare grap. En
orn die reden zal ik mijn woord niet terug
nemen. Je kunt op mijn hijstand rekenen."
En zoo hen ik getrouwd.
o
2—3