Xtehkadrii Ibjfóee.
BAD-ARTIKELEN
G0EDK00PE PRIJZEN!
DE VERDWENEN DELORA
718te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 13 Juni 1930
Derde Blad No. 21545
EEN DAAD MET GEVOLGEN.
Dames
Kinder
kleeding
"f'S* Hoeden
UIT HET PARLEMENT.
DE VLUCHT HIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE.
GEMEENTEZAKEN.
4
FEUILLETON.
Gisteren was het 350 jaair geleden, dat
Prins Willem van Oranje vogelvrij ver
klaard werd.
Ook vroeger had Philips II in fcverleg
met zijn landvoogden reeds plannen ge
maakt om JVillem van Oranje uit den weg
te ruimen, doch eerst den 12den Juni 1580
vaardigde hij een bandecreet tegen hem. uit.
In dit geschrift verklaarde hij hem al3
bpstandeling tegen het wettig gezag vogel
vrij en beloofde hij 25000 gouden kronen
benevens brieven van adeldom aan hem, dto
den pTins zou dooden. Deze verdedigde zich
ia een apologie, waarin hij o.a. de stelling
ontwikkelde, „dat de vorst rekening moet
houden met den wil der onderdanen, daar
dezen anders het recht hebben hem af te
zetten.
En werkelijk verhaastte deze daad van
vogelvrijverklaring de uitvoering van een
Ung beraamd plan: Den 26sten Juli 158!
zwoeren de Algemeene Staten, n.l. de af
gevaardigden van gewesten en steden, cfie
naar 't heette, aan de Pacificatie waren
trouw gebleven, den koning plechtig af!
Het landsheerlijk gezag was intusschen
bp aandringen van Oranje aan den hertog
van An jou Overgedragen. Willem van
Oranje hoopte waarschijnlijk door deze
keuze Spanje met Frankrijk in oorlog te
wikkelen en Engeland tot krachtiger bij
stand op te wekken, omdat in dien tijrl
sprake was van een huwelijk van Anjou en
Elisabeth. Maar de komst van den hertog
met een Fransch leger bracht weinig voor
deel aan en vermeerderde de oneenigheid!
Door het aandeel, dat de Staatsraad en
'do Algemeene Staten in de regeering had
den en door de hooge overheid van den
prins in Holland en Zeeland, was de macht
van Anjou zeer beperkt en zijn ontevreden
heid hierover zette hij om in daden (Fran_
iche furie).
Oranje geraakte hierdoor in groote onge
legenheid, want hem verweet men de be
noeming van Anjou en hij had de grootste
moeite om de Staten tot nieuwe onder
handelingen met den Franschman over tü
halen. Een ware uitkomst was het voor hof
zwaar beproefde land toen Frans van AnjoTi
in 1584 stierf.
Nu hadden vélen in Holland $n Zeeland
na de afzwering van Philips II gewenscht
Prins Willem van Oranje tot graaf hunner
gewesten te verheffen en hem dus erfelijk
de waardigheid op te dragen, die hij on
der een anderen naam reeds tijdelijk be
kleedde. Voor den prins zou deze verheffing
inderdaad een beperking van macht g'ï-
xeest zijn, maar hij meende in 's lands be
lang dien titel niet te mogen weigeren.
Amsterdam, Gouda en Middelburg draal
den nog met hun toestemming, doch ein-
lelijk was do tegenstand overwonnen en
de 12de Juli 1584 was voor de inhuldiging
vastgesteld.
De prins zou dit óogenblik échter niet
Ineér beleven! Twee dagen tevoren trof
RECLAME.
Eersir
küken
1
'fy-
DEN HAAG
Alléén Hofweg 6
ROTTERDAM
Hoogstraat hoek Spni
2716
hem de doodende kogel van Balthasac
Gerards.
Zoo was het einde Van den grooten vorst,
wien de Nederlandsche natie in de eerste
plaats haar zelfstandigheid te danken
heeft. Zijn uitnemende staatsmantalenten,
zijn onvergelijkelijke energie, zijn nooit
gebroken moed en zijn vast vertrouwen op
de rechtvaardigheid zijner taak, zijn ruime
denkbeelden omtrent de toen nog zoo
schaars begrepen vrijheid van godsdienst
en geweten, zijn onbekrompen zin voor
volksvrijheid en zelfregeering geven hem
recht op de bewonderende hulde van den
nakomeling, gelijk zij hem de innige be
wondering en aanhankelijke liefde schon
ken van zoovclen, die bij zijn leven in hem
,,den vader des vaderlands" eerden, den
man ,,vrij van eyghen baet, drijvend©
tghemeene beste", steeds met sorghen
arbeyt ende ernstigho saeken ommegaen-
de", zich geen tijd gunnende om te rusten
van zijn vele beslommeringen.
Groot waren de moeilijkheden waarmede
hij te kampen heeft gehad! Zijn verdraag
zaamheid in 't godsdienstige werd voor
onverschilligheid uitgekreten; in plaats van
de zoo noodige samenwerking heerschte
verdeeldheid; de verdragen met veel in
spanning tot stand gebracht, werden dade
lijk geschonden; vrienden en bondgenoo-
ten, in wie hij vertrouwen had gesteld,
bleken niet bestand tegen omkooping en
pleegden verraad.
Toch werd hij niet moedeloos, noch be
zweek hij voor de verleidelijkste aanbie
dingen.
Vijanden én vrienden erkenden zijn bui
tengewone bekwaamheden al loöpb beider
beoordeeling van zijn karakter en bedoe
lingen ver uiteen! Want grievend werden
dikwijls de edele bedoelingen miskend
van den grooten Oranjevorst, die, zoowel
uit een algemeen menschelijk als uit een
bijzonder staatkundig oogpunt, de verdedi
ger is geweest der vrijheid van godsdienst
en geweten voor allen; die daarom, zooveel
hij vermocht, de Katholieken tegen den
geloofshaat der vurige Calvinisten be
schermde en menigmaal zijn populariteit
bij de laatsten in de waagschaal stelde!
(Van onzen parlementairen medewerker)'.
Den Haag, 12 Juni 1930.
Ce wijziging der Arbeidswet De Eerste
Kamer tot nader bijeenroepino nit elkaar.
Toen de Eerste Kamer hedenmiddag om
streeks 4 uur „tot nadere bijeenroeping" uit
eenging, had zij een lange lijst van wetsont
werpen afgedaan. Toch heeft de vergadering
langer geduurd dan men verwachtte, omdat
het laatste punt der agenda tot breedvoeri
ger gedachtenwisseling aanleiding gaf dan
te voorzien was. Het fcetrof de wijziging der
Arbeidswet. Die wijziging was oorspronke
lijk op touw gezet ten einde aan de ambte
naren belast met de uitvoering van de wet
zekere regelende bevoegdheid le geven,
welke zij misten. De rechter had n.l. uitge
maakt, dat zij niet het recht hadden aan de
firma Jamin te verbieden in hare winkeis
petroleumkachels te gebruiken. Dit verbod
had moeten gegeven worden door den mi
nister belast met de uitvoering van de wet.
De wijziging had dus tot strekking aan amb
tenaren zeggingsmacht te delegeeren, welke
tot nog toe aan den minister toekwam. In
tusschen had de regeering de gelegenheid te
baat genomen om nog andere wijzigingen
in de Arbeidswet aan te brengen, zoodat er
een tamelijk omvangrijk ontwerp ter tafel
lag. Tn de Tweede Kamer heelt het voorstel
aanleiding gegeven tot een vrij uitvoerig de
bat, o. a over de vraag, of de voorgestelde
machtsdelegatie wel in overeenstemming
was met de Grondwet. De beide voornaam
ste sprekers uit de Kamer, over het wets
voorstel, de heeren Pollema (C. IJ.) en Kra
nenburg (V. D.) hebben de kwestie wet
aangeroerd, maar om te verklaren, dat zij
in het voorstel geen schending van do
Grondwet zagen. Aan het einde der bespre
kingen is evenwel de heer De Gijselaar CC.
H.) even uit den hoek gekomen om te ver
423. En nauwelijks zalen zij verscholen of de man vloog
hen voorbij. Maar toen zij den vluchteling zagen riepen zij
verheugd en blij: „Piero, Piero, stop eens even, stop eens
oude trouwe vriend, zou jij, Piero de plaats voorbij gaan,
waar je oude vrienden vindt.
424. Doch Piero scheen hen niet te hoorea, Jokko nam
Duim weer op zijn rug, maar juist toen ze weer verder
wilden keerde Piero verrast terug. „Wel heb ik van mijn
leven," zei hij. „je hier te vinden dacht ik niet. „Ja," zei
Jokko, „we zijn het werkelijk, alleen loopem kan Duim
stok niet."
klaren, dat hij er wèl grondwetsovertre
ding in zag en dus verzocht aan te teeke
nen, dat hij tegen het ontwerp was.
De beide andere heeren hebben andere
vraagpunten besproken en-in het bijzonder
stilgestaan bij de kwestie van de recht
spraak in administratieve zaken. De heer
Pollema deed zich daarbij kennen als een
voorstander van een wetgeving waarbij zoo
min mogelijk invloed wordt gelaten aan den
rechter. De heer Kranenburg drong in het
bijzonder aan op een goede regeling van het
beroep, waarbij hij de thans geldende recht
spraak van de afdeeling Contentieus van
den Raad van State in beginsel niet af te
keuren vond. De minister zette uiteen, hoe
een organisatie van bedrijfsraden door hem
als een zijner idealen werd beschouwd.
Overigens nam hij geruimen tijd in beslag
met een verdediging en nader toelichting
van een paar onvoorzichtige uitdrukkingen
door hem gebruikt, waaruit men zou kun
nen opmaken, dat hij als minister het alge
meen belang hooger zou stellen clan de
Grondwet of de gewone wet. Het lijkt ons
overbodig daarbij stil te staan.
Het voorstel is ten slotte zonder stem
ming goedgekeurd.
In den aanvang van de vergadering heeft
de Kamer onder meer hare goedkeuring ge
hecht aan het protocol omtrent de toetre
ding van de Vereenigde Staten tot het Per
manent Hof van Internationale Justitie als
mede aan het arbitrageverdrag met de Ver
eenigde Staten. Een paar opmerkingen van
den heer Anema werden door den minister
van Buitenlandsche Zaken kortelijk en be
vredigend beantwoord. Ook de nieuwe wet
telijke regeling van do arbeidsovereenkomst
van kapitein en schepelingen bij de scheep
vaart kreeg haar beslag nadat een der leden,
de heer Van Sasse van TJsselt (R. K.) een
minder gewichtige opmerking had gemaakt,
welke minister Donner afdoende beant
woordde. Hetzelfde was het geval met het
ontwerp houdende nadere bestemming van
de bezittingen van het Nat. Steuncomité
(vorming van een fonds voor oud-gepen
sioneerden), wijziging van de Spoorwegwet,
waardoor de spoorwegen niet gedwongen
worden op hun drukwerken den romp
slomp van de bepalingen van de wet op de
Naamlooze Vennootschappen le vermelden,
gelijk ook de Nederlandsche Bank er van
bevrijd is geworden, en een aantal andere
voorstellen van secundair belang.
OVERNEMING GROND.
In verband met de voorgenomen bebou
wing van de bouwterreinen op den hoek
van en aan den Rijnsburgerweg, den War-
monderweg en de van Oldenbarneveld-
slraa^, moet de langs die bouwterreinen ge
legen grond aan de gemeente in eigendom
woroen afgestaan.
Er be9laat in casu aanleiding om niet, ge
lijk in soortgelijke gevallen gebruikelijk is,
betaling van de volledige kosten van straat-
aanleg op den over te dragen grond te vor
deren.
Door verbreeding toch van den Warmon-
derweg tusschen den Rijnsburgerweg en de
van Oldenbarneveldslraat, zoodanig, dat dit
weggedeelte geheel aansluit aan het verdere
gedeelte, zal ook het vrij drukke verkeer over
dien weg worden gebaat. En aangezien der
halve door die wegverbetering ook het alge
meen verkeersbelang wordt gediend, meenen
11. en W„ dat in dit geval eenige tegemoet
koming in de aanlegkosten wel gewettigd is.
Die tegemoetkoming zou billijkheidshalve
naar den maatstaf van een derde gedeelte
van de aanlegkosten kunnen worden be
rekend.
Aldus berekend zal ten behoeve van den
straataanleg langs bouwterrein I ter nadere
verrekening in de gemeentekas moeten wor
den gestort 1.600.terwijl in de kosten
van straataanleg langs bouwterrein II een
bedrag ad 1. 435.moet worden bijgedragen.
Ten aanzien van bouwterrein III, gelegen
op den hoek van den Rijnsburgerweg en den
Warmonderweg, zou dezelfde gedragslijn
kunnen worden gevolgd. Op verzoek van B.
en W. heeft do eigenaar zich echter bereid
verklaard om mede aan de gemeente in
eigendom over te dragen een gedeelte van
dat bouwterrein, ter plaatse van het samen
komen van den Rijnsburgerweg en den War-
monderweg.
Door overdracht ook van dat stukje grond
wordt een afronding van de weggrens ver
kregen. welke B. en W. in het belang van
de veiligheid van het verkeer van en naar
de stad van groot belang achten.
In verband met dien afstand kan met be
trekking tot den straataanleg langs bouw
terrein III met een bijdrage van f. 250.
genoegen worden genomen.
RECLAME.
110
RECLAME.
ENORME KEUZE
2759
DE BEKENDE
HAARLEMMERSTRAAT
HOEK DONKEBSnZO 2-4
POSTKANTOOR LEIDEN,
hijst van onbestelbare brieven en brief
kaarten, van welk* de afzender*
onbekend zijn.
Terug ontvangen in de-2e helft der maand
Mei 1930.
BRIEVEN BINHENLAND.
A, L. B. Grambacb, Eindhoven. H. de
Bruin, Alphen a. d. Rijn. Commandant
2e R.V.A., Oldenbroek. ,,'s Gravenhage in
Beeld", Den Haag (10 stuks). Mw. de
Graal, Stad. Haagsche Post, Haag.
Pol. Dr. Hulshoff, Haag. Inspecteur Per
soneel® Bel., Leiden. Laiboratorium „Sil-
vikrin", Rotterdam. Nieuwsblad v. d.
Boekhandel, Amsterdam. N.V. Olanda,
Amsterdam (3 stuks). Adr. de Vrind, Til
burg.
BRIEFKAARTEN BEWENLAND.
F. de Bruin, Rotterdam. S. v. d. Heu
vel, Amsterdam. A. HolWerda, 's-Graven-
hage. Schipper W. Jongekrijg, Delfsha-
ven. K. Nijstad, Haag. A. Spek, Lei
den. Van Straaten, Amsterdam. H.
Veld, Molenpad. Mej. AV, J. Waarden
burg, Amsterdam. Mej. M. Warmond,
Haag. Mw. M. P. Wol! de Souvage, Lei
den. Mej. Zoeren, Leiden
BRIEVEN BUITENLAND.
J. H. Huizinga, New-Yorif. Schipper G.
A Geus, Cleve.
BRIEFKAARTEN BUITENLAND
Fraul. W. Cremer, Bannen G. Ros
borgen, Madeira. G. Oougal, Biel.
2 Briefkaarten zonder adres.
Hieronder behooren bok poststukken,
welke niet of onvoldoende zijn gefrankeerd.
Door E. PHILIPS OPPENHEIM.
Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER
(Nadruk verboden.)
48)
Men begroette ons natuurlijk bij onze
aankomst met allerlei vragen omtrent onzen
tocht, maar wij weigerden ook maar iets te
antwoorden vóór we ons middagmaal achter
den rug hadden. Maar we zaten nauwelijks
aan tafel, of de huismeester kwam binnen
gesneld met de boodschap:
„Mijnheer, uw broer belt uit Londen op
en hij wil u persoonlijk spreken. De tele
foon in de studeerkamer is aangesloten."
Ik ging er heen en nam den hoorn zon
der nieuwsgierigheid ter hand.
halph was in de laatste dagen wat zenuw
achtig en ik vermoedde, dat hij mij iets wilde
mededeelen omtrent de jacht. Maar reeds
zijn eerste woorden bewezen mij, dat ik mij
had vergist.
„Ben jij daar, Austen?" vroeg hij.
„Ja, in eigen persoon, maar hoe gaat het
met je?"
„O, met mij best, zelfs beter dan te vo
ren. Maar waar ben je den heelen dag ge
feest? Ik heb wel vier maal opgebeld."
„Ik heb met Jack een autorit gemaakt en
J'j zijn een tamelijk eind weg geweest.
Moest je mij hebben?"
„Ja! Ik heb van Dicky een wonderlijk tele
gram gekregen, dat ik niet kan begrijpen.
Het spijt me, dat ik je lastig moet vallen,
®aar ik zou het wel prettig vinden, als je
morgen met den eersten trein naar Londen
ging. Het is iets, dat betrekking heeft op die
Delora's."
„Alle duivels! Ik kom. hoor. Ralph! Ik
laat me per auto naar Norwich brengen,
dan kan ik den trein van acht uur pakken.
Kun je me niet even aangeven, waarom hot
gaat?"
„Ik geloof niet, dat dit kan per telefoon",
verklaarde Ralph na een oogenblik aar-
zelens.
„Wees nu niet zoo mail" antwoordde ik.
„Ik stel er werkelijk ontzettend groot be
lang in."
,,'t Is een wonderlijke geschiedenis, maar
ik vertel het je toch liever pas morgen. Ik
zal mijn auto naar het Liverpool Street Sta
tion zenden, dan kun je direct naar mij toe
komen."
,,'t Gaat Dicky toch goed?" vroeg ik.
„Ja. best hoor! Hoe gaat het met de
jacht?"
„Prachtig! Heggs zendt je toch dagelijks
een opgave van den buit?"
„Zeker. Er schijnt dit jaar een overvloed
van fazanten te zijn. Nu, tot morgen dan,
Austen!"
„Tot morgen! Wol te rusten!"
Ik hing den hoorn weer op en keerde te
rug naar mijn middagmaal. Maar ik gevoel
de. dat ik steeds meer in raadsels wandelde.
Ralph's oproep onthief mij. naar mijn ge
voelen. van elke belofte die ik aan Delora
had gedaan, en met ongeduld wachtte ik
den dag van morgen at als ik weer te Lon
den zou zijn. Wat mij het meest vervulde,
nog meer dan de mededeeling van Dickv,
was de toon van de stem van Ralph, Jie
verried hoe groot belang hij zelf in de zaak
stelde. Zijn stem klonk haast als vroeger.
Toen ons middagmaal was afgeloopen, vroeg
ik aan Jack, of ik den volgenden ochtend
gebruik zou mogen maken van zijn auto
om mij naaa Norwich te brengen, daar ik
den trein van acht uur naar Londen wilde
pakken.
„Met alle genoegen", verklaarde Jack, ter
wijl hij mij met verbazing aankeek, „maar
wat ter wereld is er nu weer aan de orde?"
„Niets, maar Ralph heeft getelefoneerd,
of ik even bij hem kon komen. Hij lijdt niet
aan overdreven praatzucht, maar hij stelt
er hoogen prijs op dat ik morgen overkom.
En nu begrijp ik best, dat ik meer vertrou
wen heb in je Napier, dan in eenige andere
auto, wanneer het er om gaat zulk een vroe
gen trein to pakken."
„Als je wilt, dan breng ik je per auto
naar Londen," verklaarde Jack in een op
welling van hartelijkheid.
„Neen, dat vind ik niet noodig", verklaar
de ik. „Ik ben er misschien toch nog eerder
per trein en Ralph haalt mij aan het sta
tion al. Intusschen ben ik je dankbaar voor
je goede bedoeling."
„Nu, dan zal ik Fenis al vast waarschu
wen", zeide Jack. terwijl hij een sigaar
opstak.
Jack's auto stelde mij ook nu weer niet
teleur. Precies om kwart voor acht reden
we het voorplein op van het station te Nor
wich Ik ontbeet in den trein en een paar
minuten over elf stoomden we het sta
tion van Liverpool Street binnen Ralph's
groote Panhard stond te wachten, maar
Ralph was niet meegekomen. Hij was ver
hinderd. naar de chauffeur mij mededeelde.
Binnen het hall uur zat ik in de kamer van
mijn broeder, die mij hartelijk verwelkomde.
..Austen," zeide hij. ,ik ben er niet ten
volle van verzekerd, dat ik je niet voor gek
laat loopen, maar jij bent omtrent die De
lora's ook nog al om den tuin geleid. Hier
heb je het telegram van Dicky. Wat lees je
er uit? Het is in ieder geval een dure ge-
schidenis voor hem, zoo'n verkwister!"
Het telegram luidde:
Delora ongerust over bericht broeder.
Moet te Londen zijn wegens belangrijke
zaak. Vreest iets niet in orde. Allo codo-
lelegrammen blijven onbeantwoord. Wil
navraag doen Milan Hotel. Zoo moge
lijk zoek Delora en vraag hem dringend
seinen per Chaldean Code."
Ik herlas het telegram een paar keeren »n
vroeg toen: „Mag ik het hebben, Ralph? Ik
wil er dadelijk mede naar het Milan Hotel
gaan."
„Zeker, ik laat de zaak heelemaal aan
jou over. Er lijkt mij toch iels niet in orde
in de geschiedenis."
„Dat er iets niet pluis is, daarvan ben ik
ook overtuigd, Ralph", antwoordde ik. „Ik
ben er al lang van overtuigd. Maar wat dit
beteekenen wil. kan ik op geen voeten of
vamen nagaan. Laat ik je maar bekennan,
dat de zaak reeds op heet wat tijd van me
beslag heeft gelegd en ik weet op het oogen
blik niet veel meer dan toen ik begon."
„Maar de jonge dame kan je vermoedelijk
wel inlichten", merkte Ralph peinzend op.
Ik knikte en vervolgde: „Ik ben er niet
bijster op belust mij met andermans zaken
te bemoeien, dat weet je wel, Ralph. Maar
natuurlijk is dit bij de jonge dame na te
vragen: ik ben echter ernstig bevreesd, dat
er iets niet in den haak is."
„In ieder geval", verklaarde Ralph, „is
het daarom nog niet gezegd, dat de jonge
dame er bij betrokken is."
„A'an het tegendeel ben ik zelfs vrijwel
overtuigd!" verklaarde ik. „Wat mij hindert
is, dat ik tot de ontdekking zou moeten ko
men, dat zij gemengd zou zijn in iets dat het
daglicht niet zou mogen zien. De Delora's
mogen in hun eigen land! groote mannen
zijn, hier is zeker iels niet in orde met
onzen vriend."
„Je bent toch wel zekeï". merkte Ralph
peinzend op, „dat hij werkelijk Delora is,
dat hij geen oplichter is, bedoel ik?"
„Ik heb daar ook aan gedacht", antwoord
de ik, „maar hoe dan met het meisje? Zij
kent natuurlijk wel haar eigen oom, niet
waar? En zij heeft mij verzekerd, dat zij
jaren achtereen herhaaldelijk met hem in
aanraking is geweest. Neen. het is vast
en zeker een Delora! Maar je kunt natuur
lijk nooit weten, misschien is wel de heele
zaak een oplichterij. Misschien zijn de De
lora's, die Dicky in hun eigen land zulke
aardige kerels vindt, in de oude wereld van
een heel ander kaliber. In ieder geval,
Ralph, verdwijn ik met dat telegram. Ik?
kom weer bij je terug, zoodra ik iets ont
dekt heb."
„Ik geloof toch niet", merkte Ralph met
een glimlachje op, „dat het je erg spijt, dat
je weer een aanleiding heibt om je nog eens
met deze zaak te bemoeien."
„Misschien heb je wel gelijk", antwoordde
ik. terwijl ik verdween.
Ik reed om te beginnen naar het hotel
letje. waar ik hel laatst Delora had ontmoet.
Maar hier stond ik voor een eigenaardige
moeilijkheid. Den naam Delora had niemand
ooit gehoord. Ik gaf aan de houdster van h9t
pension zijn signalement zoo nauwkeurig
mogelijk op en nu scheen zij zich hem te
herinneren.
„De heer, dien u bedoelt, was vermoede
lijk zekere heer Henriquois. Hij is eergiste
ren vertrokken."
(Wordt vervolgd).