E VERSTANDIGE HOFNAR. UIT NIKKERLAND. Ia den ouden tijd, toen bijna iedere vorst n hofnar had, die hem met zijn grappen dwaze invallen moest vermaken, regeer- over zeker land een koning, wiens nar, n leelijk, gebocheld kereltje, bekend was i) de raadgevingen, die hij den voTst en heel veel anderen menschen gaf, en die ió verstandig waren, dat zelfs vaak de clitere in moeilijke gevallen zijn hulp omen inroepen. NTu woonde in dit land, dicht bij de zee, n arme, Hrave visscher, dien men den >f-visscher noemde, omdat hij eiken dag nige groole en fijne visschen naar het ileis bracht. Op een dag, toen de visscher in netten dicht bij de hooge rotsen had lueworpen. zag hij van één dezer rotsen mand in zee vallen. Dadelijk Toeide hij en naar de plek, waar de man met de ilven worstelde. Maar het was moeilijk die ek te bereiken. Daarom wierp de visscher n haak naar den ongelukkige en daar- ce kon hij hem naar het bootje trekken, aar bij het uitwerpen bad de haak even >1 linkeroog van den reeds zinkenden enkeling geraakt en dit was daardoor wond. De visscher roeide daarna den an. die al maar klaagde, dat het oog hem oveel pijn deed, naar het strand, bracht 'm in zijn hut en liet hem rusten op zijn gen b'ed En ook de visschersvrouw, die en goed en vriendelijk was als haar man, ;rzorgde den vreemdeling zóó uitmuntend, it de wond bij het oog spoedig genas, och het oog zelf, dat ook geraakt was, »n zij niet genezen, en dit bleek dan ook ■rloren te zijn. Op den dag, toen hij weer gezond en wel visschersh'ut kon verlaten, begon de an, in plaats van de brave lieden voor un goede zorgen te bedanken, te moppe- n over het verlies van dit oog. Ja, hij as zelfs zóó vreeselijk ondankbaar, dat j nog denzelfden dag den visscher bij het recht ging aanklagen. ,,'t Ts zijn schuld, dat ik een oog kwijt ?n. Hij heeft er met een Kaak in gesto- 'ri. De rechter, die wist dat de visscher den lan het leven gered had, was met het ge il verlegen. „Ja, 't is waar, dat je een oog wijt bent," zei hij; „maar bedenk toch, it het de visscher was. die je leven dde. ..Daarmee heb ik mijn oog niet terug, :cr rechter," bromde de ondankbare man. Langen tijd dacht toen de rechter over et moeilijke geval na, en eindelijk ten inde raad, omdat hij er niets anders op ist, vroeg hij den hofnar hem te komen ripen. Op zijn ezeltje was hel gebochelde ventje >men aanrijden, en hij buitelde daar zóó lerdolst af, dat zelfs de strenge rechter het itproeslle. Dit lachen maakte den nar even boos. ïebt ge mij laten komen, om mij uit te chen? vroeg hij bits. „Dan ga ik maar eer heen." „Neen, ga niet heen," smeekte de rechter, k sta hier voor een zeer moeilijk geval ik liet u Toepen om mij daarmee te elpen." „Hi, hi, hi, is het weer zoo laat?I" grin- kte de nar. „Kom, vertel dan maar eens ug op, gij, wijze rechter," spotte hij. De rechter deed juist, alsof hij het gespot iet had gehoord en begon den nar het ge il van het verloren oog te vertellen. „Wel, wel, en noemt u dit zoo'n moei- k geval, heer rechter?" vroeg daarop eer spotlachend het gebochelde ventje. tVel, laat u dan maar weer dadelijk den an, die zijn oog verloor, in zee werpen, dezelfde plek, waar de visscher hem iet zijn haak heeft opgepikt. En als die an dan zichzelf kan redden en zonder de alp van anderen aan land kan komen, m moet de visscher het oog, dat verloren ng bij de redding, vergoeden. Doch kan man zichzelf niet redden en blijft hij de zee rondspartelen, totdat hij ver- rinkt, dan moet de koning den visscher eloonen voor diens menschlievende daad, it hij zulk een ondankbaar mensch het ven redde en hem bovendien nog zoo Door O. E. DE LILLE HOGERWAARD. In Nikkerland, hier ver vandaaa, Daar wonen Pa en Ma Moriaan. En Moriaantje heet hun kind, Dat het te warm voor kleeren vindt Des Zondags gaan z' in feestkleedij Een daarom lachen ze zoo blij Bij Opa Zwartvel op bezoek. Is het niet net iet-s uit een boek 1 Bekijk Ma Moriaan eens goed, Zag j' ooit wel zulk een mooien hoed f En zulke ringen in het oor, Vindt je bij ons toch nergens, hooil Is Pa Moriaan geen deftig heer 1 Je ziet ze zoo maar zelden meerl Ja, ja hij weet maar al te goed, Hoe 'n deftig heer ea* uitzien moet! En 'fc kleine Moriaantje dan 1 Och, kijk toch eens: die arme man Bezeerde gist'ren juist zijn voet, Zoodat dit in 't verband nu moet! Hij deed, alsof daarin niets stak Én liet zich glijden van het dak, Tot pret der vriendjes uit de buurt, Maar ach! die heeft niet lang geduurd! Want Moriaantje deed zich pijn, Hij mocht zoo onbesuisd niet zijn! Zijn straf was een verbonden voet, Waarmee bij nu op 't plaats moet! De zon, die had het wel voorspeld. Zij deed zoo'n sprong niet voor geefl geld! Ek zei: Ik lach je uit, geducht! Ik blijf maar liever in de lucht! In Nikkerland, hier ver vandaan, Daar wonen Pa en Ma Moriaan. En Moriaantje heet hun kind, Pat klaut'ren niet meer prettig vindt! liefderijk verzorgde in zijn eigen hut „De goede raad, dien u mij gaf, zal öogenblikkelijk opgevolgd worden," beloofde de rechter. Maar ziet, vóórdat de hofnar weer goed en wei op zijn ezeltje zat, was de ondank bare man met het ééne oog stil heenge gaan, wel wetende, dat zoo men hem vanaf de hooge rots in zee wierp en geen sterve ling hem kwam redden, hij jammerlijk zou verdrinken. Daarom had hij dan ook het vonnis, dat over hem was uitgesproken, maar liever niet afgewacht. En nooit zag men hem in die streek terug. Doch de visscher kreeg een groot© beloo-< ning voor zijn menschlievende daad en uit naam van den komng kwam de hofnar, gezeten op zijn ezeltje, hem deze belooning reeds den volgenden dag bTengen. TANTE JOH. rj -o

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 13