ROBBY EN SPITS.
ANEKDOTES.
ff ante Annie had visite;
Heel wat kleuters waren daar.
Dal was Tante Annie's vreugde
En wat ik vertel is waar.
Daar was Taco, Arnold, Davy,
Daar was Nettie, Joke, Zus,
En ze kregen thee met koekjes,
0. wat zaten ze daar knusl
ITante heelt verstand van kind'ren,
Zei: Elk doet een leuk verhaal,
Wie 't het mooist doet, krijgt een prijsje
Luisteren dus allemaal 1
Taco, jij kunt zoo goed babb'len,
Laat eens hooren, wat je kan,
Maar een mooi verhaal moet 't wezen,
Want daar houden we zoo van.
Ikke zei toen Taco deftig,
'k Heb een auto en een fiets
En we hebben een piano
Ja, ik noem je wel zoo iele!
'k 'Heb een voetbal en een zakmes
En een tuin en een balcon.
En de tram komt bij ons langs, hoorl
En bij ons schijnt steede de zon.
Vijf jaar was de kleine prater.
Elk was vol bewondering,
Maar zijn buurman, kleine Arnold,
Zei op eens: Dat 's ook een ding!
Heb jij heusch dat alles, joggie?
(Met de handen in zijn zak)
Keek hij Taco recht in d' oogen,
Leer jij soms het Opschepvail
(Waar gebeurd).
T. SALOMONS—VERDONER.
haar daarom weggestuurd. Bclje zei, dat het
haar verdiende loon was, als speet het
haar dan ook nog zoo erg voor Jaantje's
moeder, want die is een arme weduwe en
heeft niet genoeg te eten, nu Jaantje thuis
is gekomen. Maar daar roept Moeder,
Bep, en we krijgen cake bij de thee ter
cere van jou!"
Doch Bep, die anders dol op cake was,
scheen heelemaal geen trek te hebben.
Moeder vroeg, of ze zich niet goed voelde
en schreef het aan de reis toe, maar Bep
wist wel beterl Zij schaamde zich, o zij
schaamde zich zoo vreeselijk bij de ge
dachte aan het onheil, dat haar zwijgen
Ihad aangericht.
Wel had zij in de afgeloopen maanden
■meermalen, gedacht aan Jaantje's „Wik
ken" en zichzelf nu haar boosheid ge
zakt was moeten bekennen, dat Jaantje
eigenlijk groot gelijk had gehad. Zij had er
echter niet toe kunnen komen Moeder alles
■te schrijven, al had zij zich ook stellig
voorgenomen het bij haar thuiskomst te
vertelllen. En nu was alles plotseling nog
veel moeilijker geworden dan het reeds
was! Jaantje weggestuurd! Zij en haar
imoedcr leden honger omdat Bep Jaantje
Sets „betaald had willen zetten," iets, dat
tocih eigenlijk de plicht van liet dienst
meisje geweest wasl
En na de thee zou zij tot de ontdekking
komen, dat het nog erger was dan zij dacht
Ze keek naast Minnie staande het
raam der speelkamer uit, toen zij plotse
ling Jaantje zag, die vóór het hek stond en
het uitsnikte.
,,'t Is Jaantje!" zei Minnie. „Wat zou ze
ikomen doen?"
Betje. die )uist in de kamer gekomen
was, antwoordde:
„Ze kwam mij nog eens vragen, ol ik <en
goed woordje voor haar wilde doen bij me
vrouw, maar ik zei haar, dal zoolang zij 't
niet bekennen wilde, haar voorspraak
niet kon zijn."
Op dit oogenblik sloop Bep de kamer uit
Geen minuut langer mocht zij wachten met
het doen van haar bekentenisl
Moeder was in de zitkamer, toen haar
dochtertje binnenkwam.
„Wel, lieve kind?" riep zij verbaasd uit
„TVanen en dat op den eersten dag, dien je
weer thuis bent?l"
Bep nestelde zich in Moeders armen en
deed nu het heele verhaal. Moeder was niet
boos, wel heel bedrosld en sprak ernstig
met Bep. Het meisje voelde Jat ze nooit
meer zóó slecht zou kunnen zijn, als ze ge
weest was. Ze had „maar" gezwegen, doch
het was haar plicht geweest te spreken.
Moeder zei ,èat zwijgen niet altijd goud
wa9l O, wat zou er veel onheil voorkomen
zijn, als zo gesproken hadl
Snikkend beloofde Bep. nooit meer te
zwijgen ,als ze spreken moest en ook nooit
meer zoo wraakzuchtig te zijn! Ze zag nu
maar al te duidelijk in, hoe verkeerd ze
gehandeld had.
Den volgenden morgen gingen Moeder en
zij naar Jaantje toe en vroeg Bep het arme
meisje vergiffenis. Jaantje schonk haar die
gaarne en het maakte, dat Bep zich nog
schuldiger tegenover haar voelde.
Dienzelfden middag nog werd Jaantje in
ecre hersteld en mocht zij haar oude plaats
die nog niet vergeven was, weer innemen
Bep gaf haar uit haar spaarpot een prach
tig Kerstcadeau, een nieuwen mantel, dien
zij met Moeder voor Jaantje in de stad
ging koopen. Van het lekkers, dat zij van
den Kerstboom kreeg, gaf zij de grootste
'helft aan Jaantje's Heine broertjes en
zusjes.
Heelemaal goedmaken zou zij het ge
beurde natuurlijk nooit kunnen, maar zij
nam zich toch voor: geen gelegenheid on
gebruikt te laten, waardoor ze Jaantje
iels van haar schuld kon afdoen.
VERHAALTJE OP RUU
Kleine Robby is aan 'l bouwen,
Aan het bouwen op den grond.
Naast hem op slechts korten alstandf
Zit vriend Spits, zijn trouwe hond.
Robby bouwde eerst kasteden,
Dan een mooie, groote brug,
En nu zelfs een hoogen toren,
Maar dit laatste gaat niet vlugl
In
ch
Heel wat blokken zijn er noodig,
Voor de toren stevig slaat.
Eind'lijk is hij alt Van vreugde
Kleine Rob aan 't juichen gaatl
Spitsje spilsl nu bei' zijn ooren,
Komt dan plots wat dichterbij.
Waarom is zijn kleine baasje
Nu op eenmaal toch zoo blij?
Zou hij met zijn vriendje uitgaan? ll\
Want van wand'len houidt Spits 't mces|el
Elke uitgang is voor 't hondje
Steeds opnieuw èen heel groot feest.
Kwispelstaartend springt dan Spitsje
Tegen 't kleine baasje op.
Blaft in 't hondcntaaltje duid'lijk:
Wij gaan samen uit, hè Rob? -
Maar o weel met éénen staartzwaai
Gooit hij 't mooie bouwwerk om!
Hoe hij toch zoo wild kon wezen
En daarbij zoo oliedom 1
1 Kleine baasje wordt plots driftig.
Geeft van boosheid Spits een sohopl
Met den staart tusschen de beenen,
D'ooren slap zelfs langs den kop,
Loop! Spits naar een hoek der kamer.
Blijft daar liggen, schuldbewustl
Jankend: baasje, 't was bij ong'lui ,j
'k Deed 't met opzet niet, gerustl -
Rob krijgt nu toch medelijden,
Ligt geknield plots bij zijn hond;
Met de armen om zijn lichaam.
Snikt: steeds liggend op den grond!
Spitsje, jij kon 't heusch niet helpen,
"t Spijt me, dat 'k zoo driftig was!
Geef me maar weer gauw een pootje
Toe, vergeet het maar weer rasl
Spitsje kwispelt en het baasje
Stoeit weer vroolijk met den hond.
Wijd verspreid liggen de blokken
Van den toren op den grond!
Daarna gaan ze samen wand'len,
Spits heeft pret en rent voor twee.
Lachend zegt zijn kleine baasje:
Spits, wat neem ik jou graag mee!
Ingezonden door Garda en Rie lepelaar
De onderwijzer ziet Willy's huiswerk na
„Zeg Willy dit schrift lijkt precies
het schrift van je zuster."
„Dat kan best mijnheer, want ik hel
haar vulpenhouder gebruikt.
Ingezonden door Leni Prins.
Mevrouw tot het dienstmeisje: „T<w
Mina ga eens even kijken of de baro,metei
is gedaald."
Mina komt weer terug en zegt: „Wel
neen mevrouw, hij hangt nog aan dezelfd<
epijker."
Ingezonden door Wim Crania.
Voor de rechtbank zei de een getuige
dat beklaagde hem met een ijzeren voor
werp een gat in het hoofd had geslagen tei
grootte van een rijksdaalder. Toen daaro]
het proces-verbaal werd voorgelezen, luid
de het: „Getuige zegt, dat hij het gat h
zijn hoofd, hem door beklaagde toegebracht
^chat op twee gulden vijftig.