U&ikadai Tbfóee. KING DE VERDWENEN DELORA LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 23 Mei 1930 Derde Blad No. 21529 LAND- EN TUINBOUW. INGEZONDEN. 71»** Jaargang UIT HETPARLEMENT. IN EGYPTE FEUILLETON. ook de blijvende uifckeering der Ongeval lenwet, die thans ten hoogste 70 percent bedraagt, op 80 percent te brengen. Dit werd evenwel met kracht bestreden door dr. Vos (Lib.), die op wetenschappelijke gronden uiteenzette, dat men de door een ongeval getroffenen niet over één kam mag scheren met de door ziekte bezochten, om dat men hun aldus den prikkel tot hervat ting van den arbeid, voorzoover hun krach ten reiken, ontneemt. Maar nog krachtiger kwam de minister Verschuur er tegen op.. Hij raamde de kosten van het amendement op ongeveer anderhalf millioen per jaar en dat geld kon hij, naar zijn meening, beter besteden op een andeT punt van sociale verzekering, terwijl bovendien aanneming van het amendement stoor nis zou veroorzaken in zijn plan nen tot betere organisatie van de sociale verzekering. Hij noemde dus het voorstel met nadruk onaannemelijk en hij bleef daarbij ook toen de heer Kuiper zijn amendement verzachtte en een percentage van 75 percent aan de hand deed. De minister bleef onverzettelijk en de heer Kuiper trok toen in arren moede zijn amen dement weer in, waarop de wet werd aan genomen met aanteekening, dat enkefe leden, de heeren Van Rappard en Braat, als tegenstemmers beschouwd wilden worden. Daarna heeft de Kamer tot dicht bij halfzeven beraadslaagd over het wetsont werp op de Arbeidsbemiddeling. De strek king is een wettelijken ondergrond te geven aan het bestaan van de veelal gemeente lijke arbeidsbeurzen en de onderlinge samenwerking van de gemeenten in zake de werkverschaffing beter te crrganiseeren. Bovendien wordt bij het ontwerp de moge lijkheid van subsidieering geregeld. De instemming met de ontworpen rege ling bleek niet algemeen to zijn. Zoo achtte' de heer Colijn (A.-R.) het ontwerp over bodig en door het gebod van onzijdigheid in geval van werkstaking of uitsluiting niet zonder gevaar. Ook prof. Van der Bilt (Lib.) was er weinig mede ingenomen, omdat het voorstel volgens hem niet ur gent was. De heer Rutgers van Rozenburg (C.-H.) had mede bezwaren, omdat hij het onbillijk vond, dat aan de particuliere ar beidsbureaus het bestaan onmogelijk zal worden. Als voorstanders van het voorstel deden zich kennen mevr. Bakker—Nort (V.-D.), de heer Smeenk (A.-R.), die dus in dit opzicht verschilde met den leider zijner fraotie, en de heer Kupers (S.D. A.P.), die het met warmte aanbeval. Maj. Meyer (R.-K.), die de rij der sprekers bij de algemeene beschouwingen had geopend, gevoelde wel sympathie voor het ontwerp, maar ook zij deed een goed woord ten gunste van de particuliere arbeidsbureaus hooren. Minister Verschuur heeft een begin ge maakt met zijn beantwoording van de ver schillende sprekers, maar nadat hij ees aanprijzing van het ontwerp had laten hooren, schorste de Voorzitter de behande ling tot -morgen. DE CRISIS IN DEN LANDBOUW Een steunmaatregel van de Regeering. Naar wg rarnemen, heeft de Minister v. Defensie bepaald, dat bg de esrsteolgenda aanbesteding voor het leveren ran vleessh aan het leger alleen binnenlandscb vleK^h in aanmerking mag komen. „Msb." (Builen verantwoordelijkheid der Redactie). Copie van al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. DE VERDEELING VAN DEN ZENDTIJD. Geachte O. B. Server. Er is een oud gezegde ,,Geen spitse maakt zoo diepe wonden, Ais achterklap en booze monden. Verder is het geen kunst om af te breken. Ik denk niet, dat het een kwestie is van 1 kwartier werken; er zal wel wat anders bij komen. En verder de „morgenwijding"' geeft meer wijding dan alle andere eigenverheerlijking bij elkaar. Ook heb je menschen die dagen werken en niets presteeren of niets bereiken! Om 90.000 leden, ja er is er een met 200.000, te krijgen is geen kunst. (Heele scholen kinderen in de wieg zijn er altijd wel te vinden). We moeten hier hebben getallen van toe- stelbezitters. Zegt u dit niets: de „Radic- bode" heeft 100.000 zegge en schrijve hon derdduizend abonné's meer dan alle an dere radiobladen bij elkaar. Denkt u hier eens over na en gaat u alles van alle kan ten eens inderzoeken. Misschien verandert dan uw vooroordeel. Het protestRust n i e t in vredeAls u dat had willen weten,, kom dan even bij ondergeteekende M. I. Smit, Acasia- straat 19. Gij had beter kunnen observeeren SMIT. Geachte Heer Redacteur. Zeer gaarne zag ik onderstaande in uw blad opgenomen als antwoord, of liever als vragen aan den heer O. B. Server. Ik heb na het ingezonden stuk van Ti, het bericht in Blad No. 21525 oftewel het blad van Maandag 19 Mei nog eens goed nagelezen. Ik kon daarin echter niet vinden dat het protest van de predikanten nu direct terwille van het kwartier morgen wijding was. Dan begrijp ik nog niet goed wat deze predikanten te maken hebben met het uur voor de rijpere jeugd bij de N.R.C.V. Is dat om deze menschen luiheid te kunnen ver wijten Wordt zooiets wel eens niet insi- nueeren genoemd Is dat misschien oot de manier waarop 90.000 leden voor de V.A.R.A. gewonnen zijn? Ik dacht zoo, dat het gebrek aan predikanten bij de N.C. R.V.wel eens het gevolg kon zijn van het feit, dat verscheidene van hen niets voe len voor het indeelen in hokjes. Begrijp goed, dat ik van dit gebrek niets weet, maar dit alleen opmaak uit uw ingezonden stuk. Dan zou ik nog eens iets willen vragen. Waarom worden in het programmablad van de V.A.R.A. leden van het personeel van de A.V.R.O. belachelijk gemaakt? Het be treft hier menschen, die nooit over den zendtijd voor de microfoon spreken. U is vermoedelijk nogal op de hoogte met de toestanden bij de verschillende omroepvereenigingen. Weet u ook hoeveel leden deze vereenigingen hebben Voor zoover ik weet is de A.V.R.O. de grootste. Volgens uitlatingen van den V.A.R.A.-secre taris vertegenwoordigt de A.V.R.O. 20 pCt. oftewel het kleinste deel van het Neder landsche volk. Kan u dit raadsel soms op lossen Dan nog een heel klein vraagje. Kan u misschien ook het bewijs leveren, dat RECLAME. 110 {Van onzen parlementairen medewerker). Den Haag, 22 Mei 1930. Wijziging van de Ongevallenwet Besprekingen over het wetsontwerp op de Arbeidsbemiddeling. Toen de vrouwelijke leden der Tweede Jamer hedenmiddag haar zetels innamen, vonden zij haar lessenaars getooid met een tos bloeiende brem als hulde voor het met succes bekroonde streven om aan het vrou welijk element een plaats te bezorgen in de gemeentehuishouding, in de eerste plaats door het burgemeesterschap 'ook voor de vrouw toegankelijk te maken. Aan de orde was een wijziging van de Ongevallenwet en de Land- en Tuinbouw- ongevallenwet, ten einde deze in overeen stemming te 'brengen met de nieuwe Ziek tewet, welke in geval van ziekte een uit- keering van 80 percent van het loon toe kent, teTwijl de Ongevallenwet voor de eerste zes weken een maximum uitkeering van 70 percent bepalen. De regeering hai voorgesteld de eerste zes weken deze 70 op 60 te brengen, maar de permanente uit keering op 70 percent te handhaven. Bij de algemeene beschouwingen hebben m het bijzonder de vrienden van den landbouw tegen deze verhooging geprotesteerd. Vooral de heer Braat (Plattel.) heeft er tver getoornd en zijn hart er over uitge stort, dat de overheid niets doet om den landbouwer te helpen, maar er altijd voor te vinden is om hem zwaarder te belasten. Daartegenover heeft minister Verschuur, toinister van Arbeid, uiteengezet, dat het hier slechts was een kwestie van billijkheid en dat men niet logisch handelt om deze verhooging, welke bij de behandeling van. 'de Ziektewet reeds in uitzicht was gesteld, te bestrijden op grond, dat de landbouw op het oogenblik een moeilijken tijd door maakt. De kosten zijn bovendien niet van beteekenis. Zij zijn op niet meer dan 36.000 gulden geraamd. Bij de behandeling van de artikelen had de heer Kuiper (R.-K.) met enkele partij- genooten een amendement ingediend om RECLAME. kende men reeds vanaf de ondste tijden de op> wekkende en verfris- schende eigenschappen van de echte pepermunt, zoodat men de peper- muntplant (menta pipe- rita) als cultuurgewas verbouwde. PEPERMUNT ontleent haar eigen, schappen aan hetzelfde origineele natuurpro duct en is daardoor voor iedereen een onmisbaar middel ter opwekking en verfrissching. 3 1156 Door E. PHILIPS OPPENHEIM. Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER (Nadruk verboden.) 321 „Neen. De zaak heeft zich afgespeeld in fen inrichting van ietwat slechte reputatie. Ik geloof niet, dat ik er nog iets over zal hooren, tenzij van Tapilow zelf." ..Nu, dan laten we de zaak maar verder lusten", besloot Ralph met een hoofdknikje. ,Ji) hebt niets naders gehoord?" ..Niels I" antwoordde hij kortat. We laten Terder de zaak rusten." Aldus sprak ik met hem niet verder over rijn eigen zaken. Zijn knecht bracht de post (n de couranten binnen, pookte het vuur op en deelde mede. dat het ontbijt klaar stond. „Eet je mee, Austen?" vroeg hij Ik heb niets meer genoten dan een kop Koffie en een broodje", antwoordde ik. „Ik vermoed, dat het mij dus wel zal smaken." "Ik heb een brief van Dicky gehad", ver leide hij eenige oogenblikken later. ,,Hij Jjeeft mij verzocht zoo mogelijk een vrien delijkheid te bewijzen aan een paar men schen, die in Brazilië buitengewoon hulp- aardig voor hem geweest zijn. Het zijn be- zitters van plantages." ..Maakt Dicky het goed?" •wat schijnt van wel", antwoordde Ralph. i ,ck>r w*s onze jongste broer, een harts tochtelijk reiziger. „Hoe heeten de lui, die uit Brazilië naar Engeland komen?" „Nog al een rare naam", antwoordde Ralph. „Ik meen dat ze Delora heeten." Ralph had intusschen de „Times" geno men om het blad even in te kijken en hij bemerkte niet, hoe ik als het ware op schrikte. Ik keek hem met 9tomme verba zing aan. Eindelijk zeide ik: „Ralph, heb je den brief van Dicky bij je?" Hij reikte mij het papier toe. Ik liep vlug het eerste gedeelte er van door, tot ik aan het gedeelte kwam, dat mij in het bijzonder interesseerde. Het luidde: „Ik heb een tijdje doorgebracht op een verschrikkelijk mooie plantage vlak bij de Pampa's. Deze behoort aan een familie Delora. Een der broeders maakt juist een reis naar Europa met een of andere regeeringsopdracht en zal ver moedelijk met zijn nichtje eenigen tijd te Londen doorbrengen. Hij heeft ka mers gereserveerd in het hotel Milan, en ik zou het ontzettend aardig van je vinden ,als je hem eens opzocht of hem bij j* inviteerde. De heele familie is werkelijk alleraardigst voor mij ge weest." Ik schoof den brief weer naar Ralph toe en vroeg: „Heb je er nog iels aan gedaan?" „Neen. ik dacht, dat jij misschien geen bezwaar zou maken om in mijn plaats de menschen eens op te zoeken. Ik wil graag een beleefdheid bewijzen aan wie vriende lijk voor Dicky is geweest. Houdt hij van jagen, dan heb ik er niets op tegen, dat je hem meeneemt naar Feitham. De logeer kamers staan daar altijd tot je beschikking." „Ik zal wel uit jouw naam de visite ma ken", antwoordde ik. „Je kunt het aan mij overlaten Het is wel merkwaardig, maar ik geloof, dat ik dien Braziliaan al te Parijs heb ontmoet." Mijn broeder interesseerde zich slechts matig daarvoor en ik was blij, dat ik mij achter de „Daily Telegraph" verdekt kon op stellen. Nu had ik ten minste eenig houvast. Die Delora was dus geen oplichter. Hij was waarvoor hij zich uitgaf, en zeker een rijk man. Ik begon plotseling een anderen kijk op de dingen te krijgen. Wat was dat laf van me geweest om te willen verdwijnen I Er kon toch een zeer aannemelijke verkla ring voor alles worden gegeven, zelfs voor die samenkomst van het meisje met Louis! Wij eindigden met het ontbijt en mijn broeder strompelde naar het raam. Daar bleef hij een tijdlang slaan, turend in de 9traat met een gezicht alsof hij niet goed wist. hoe hij zijn dag zou besteden. „Wat ben je van plan te doen ^vandaag, Austen?" vroeg hij ten slotte. „Ik heb geen vast plan, maaT dacht er over om in den loop van den dag een visite te gaan maken bij die Delora's." Ralph knikte en zich tot zijn knecht wen dend zeide hij: „Gorcham, laat de auto over een uur voorkomen. Kom je vandaag bij me eten, Austen?" liet hij er op volgen, zich tot mij wendend. „In de eerste dagen ga je toch niet naar Feitham." „Met alle genoegen", antwoordde ik. „Waar denk je heen te rijden?" Ralph antwoordde een weinig vaag. Hij had een paar boodschappen te doen en ver der had hij nog geen bepaald plan gevormd. Ik nam na een paar minuten afscheid van hem en ging de straat op Ik liep in Weste lijke richting, maar toen ik een eindje weg •was, zag ik onverwachts een bekende ge- de K.R.O., N.C.R.V. en V.A.R.A. tezamen 80 pCfc. van het volk achter zich hebben Bij deze vraag denk ik n.L nog eens even aan de predikanten van het kwartier mor genwijding eD aan meerdere personen die een andere politieke overtuiging hebben dan de A.V.R.O. wordt aangewreven en die toch voor de A.V.R.O. zijn. Uit boven, staande ziet. u wel, dat ik niet erg op de hoogte ben. Ik hoop, dat u mij kan en wil inlichten. Misschien wordt ik dan ook nog wel lid van de V.A.R.A. Bij voorbaat mijn dank. P. THIJS. Geachte Redactie, Mag ik een kleine plaatsruimte aan U verzoeken voor een wederwoord op de in zending van O. B. Server in Uw Blad van 21 dezer? De hierbedoelde inzending met haar vrij onschuldigen inhoud zou, als zoo veel anders, aan ons zijn voorbij gegaan, indien inzender zijn blijkbaar als smalend be doelde slotwoorden aan het adres van de A.V.R.O.-luisleraars in de pen had gehou den. Naar aanleiding van die in deze be wogen radio-dagen onwillekeurig prikke lende woorden, zou ik mijn mede-landge noot dit willen opmerken. Waarde Observer, het weldenkend deel van het radio-beluisterend Nederlandsche publiek gunt ook aan de V A R A. van harte de verkregen zendgelegenheid-uitbreiding, eene uitbreiding waarop zij in verband met ihaar in den laalsten tijd sterk toegenomen ledental, volkomen aanspraak kreeg. Dat weldenkende deel zou zich onder andere omstandigheden met de V.A.R.A.-leden verheugd hebben in deze verbetering. De aanleiding tot deze mede-verblijding wordt thans echter aanzienlijk bekoeld nu de ver betering voor de eene groote groep werd ver kregen ten koste van een onnoodigen ach teruitgang voor een nog grooter groep. Juist in die onnoodigheid schuilt de oorzaak van den thans met meer heftigheid dan ooit te voren ontbranden radiostrijd, een strijd die heusch niet met een accuut opwellenden, coch ook weer even snel bedarenden stroom van felle protesten, heftige vergaderingen, enz. enz. binnen zeer korten tijd zal luwen. Hij of zij. die zich daarmede vleit, geeft blijk van een wel zeer kortzichtigen blik op de mentaliteit van ons overigens in tal van opzichten flegmatiek volk. Hier werd op &1 te ruwe en plompe wijze ingegrepen in de huiselijke-haard-verpoozing van honderd duizenden Nederlandsche gezinnen. Deze strijd zal nijdig en heftig zijn en dit blijven tot inderdaad „recht" is gedaan aan gansch een volk en niet alleen aan bepaalde uitver koren grootere en kleinere groepen. Ware deze voorgenomen verdeeling van den zendtijd noodzakelijk geweest om zui vere billijkheid zooveel mogelijk te bena deren, ware 't dus noodzakelijk geweest dat de eene groep van zijn overvloed, zij 't dan ook noode, een deel had moeten afstaan ten behoeve van zijn minder bedeelde mede- groep, aan een blijvende verontwaardiging zou elke redelijke basis hebben ontbroken. Deze basis ontbreekt thans helaas aller minst. Wij kunnen ons begrijpen dat er vreugd© heerscht rond het kampvuur van de groe pen, die door de nieuwe verdecling verrui ming van hun zendtijd hebben te boeken, niet begrijpen kunnen wij ons dat deze groepen zich te buiten gaan aan een „sma lende bejegening" en „hu-geroep" jegens een blijkbaar overwonnene. Een dergelijk vreugde-gejoel getuigt allerminst van ridder lijkheid jegens den verliezer," die toch zeker wel waardig was. Zelfs in den thans zoo alom bestreden oorlog zoekt men tever geefs naar een soortgelijk optreden. Wor den er daar wonden geslagen, dan beijvert na afloop van den slag de ambulance zich om verzachting en lafenis te brengen aan de gewonde krijgers, daarbij niet vragende naar vriend of vijand. Niet aldus hier. Hier wordt de A.V.R.O. op afschuwelijke wijze en mogelijk nog minder noodzakelijk dan in een oorlog, verminkt en misvormd en ter wijl zij bloedt uit vele gapende wonden, voeren de alleen door moordlust vereemgde tegenstanders, een woeste vreugdedans uit rond den kreunenden vijand. Men schopt in nooit te voren mogelijk gedachte eensgezind- stalte te voorschijn komen uil de deur van een groot, van grauwe baksteen opgetrokken huis. Wij stonden bijna neus aan neus op het trottoir tegenover elkaar. Het was de man, wiens leven ik vermoedelijk had gered nog slechts enkele uren geleden. Hij nam den hoed voor mij af, terwijl zijn donkere oogen mij met een vragenden blik aan keken. „U was toch niet op weg om mij te bezoe ken?" vroeg hij. Het hoofd schuddend antwoordde ik: „Niet alleen had ik geen vermoeden waar u woonde, maar ik ken zelfs uw naam niet „Beide feiten kunnen u ook slechts matig belang inboezemen", antwoordde hij kalm. Ik keek het huis een9 aan, waamil hij was gekomen en merkte op: „Het wil mij toeschijnen, dat u er diplo matieke connecties op na houdt." „Ja, waarom ook niet? Maar", ging hij na een oogenblik van nadenken voort, „ik zie niet in. waarom mijn naam een geheim voor u zou blijven, kapitein Rotherby." Hij haalde een kaartje uit zijn binnenzak en bood mij dat aan. Met moeilijk te ver helen nieuwsgierigheid las ik wat er op stond: ALFONSO LAMARTINE. Braziliaansche Legatie. 12 Porchesler Square. „U is dus een Zuid-Amerikaan?" vroeg ik haastig. „Van geboorte wel, doch ik heb mijn leven grootendeels te Parijs en Londen gesleten." „Maar u kent den heer Delora uit Bra zilië dan toch wel?" „Ik ken de familie. Het zijn menschen van veel invloed. Ik heb u mijn naam doen kennen, kapitein", vervolgde hij, „omdat ik heid naar den fieren, thans zwaar ge- kwetsten leeuw! Niemand denkt zelfs aan nobeler, mooier geste. En als daarin nu voorgaan de gepronon ceerde volgelingen van den grootslen Vredes vorst aller eeuwen en de dragers van de nieuwe gedachte die moet brengen een mooiere, een betere een rechtvaardiger menschen maatschappij, wat dan wel 1© denken van het resteerende en nog niet uit verkoren deel van ons eenmaal door een dracht zoo krachtige en machtige Neder landsche volk? Zoude het niet beier zijn indien de geluk kige winners in dit pas gespeelde hazard spel zich nu eens afzijdig hielden in den strijd welke de A.VJt.O. thans tot lijfsbe houd moet gaan voeren? Verliest de A.V.R.O. in dien strijd, (en daf zal zij aanvankelijk) dan blijft de situatie voor K.R.O., V.A.R.A. en N.C.R.V. ongewij zigd, wint de A.V.R.O. (en dat zal zij op den duur, omdat een overwinning van macht boven recht nimmer blijvend stand hield) dan beteekent zulks voor die groepen nog meer zendt ij d dan hun thans rgeds wordt toegedacht. Is „onzijdig heid" dan niet mogelijk, dan zou ik zoo zeggen dat het zelfs in hel belang van die groepen zou zijn indien zij den A.V.R.O.- strijd steunden inslede van het omgekeerde. %t vriendelijken dank voor de verleende o STRATEN-KLACHT. Geachte Heer Redacteur. Beleefd verzoek ik u, i<n het belang van het algemeen, onderstaande als „Ingezon den" te willen opnemen. DezeT dagen maakte ik een uitstapje vatf Leiden over Oegstgeest naar Sassenheim, Jangs den Rijksstraatweg. Eenigszins bekend met de techniek der best/ratingswerken, is het vaak mijn ge woonte, het oog te richten naar de kwali teit der bestrating, die in den laatsten tijd veel te wenschen overlaat, omdat zoo vele werklieden de tneening zijn toegedaan, ge makkelijk straatraaker of hulp-straatmaker te kunnen zijn, ondanks zij nog niet eens bij machte zijü om als hulp-straatmaker op te treden, en veelal het beroep van' handlanger of stamper nog niet verstaan. Een en ander is de. oorzaak dat veel af keurenswaardig straatwerk is te constatee- ren, ondanks het kostbaar en van goede kwaliteit zijnde materiaal, voor welke kos ten, dc gemeenschap de lasten heeft te dra* gen. Vele der werkelijke straatmakers zijat aan bovenstaande niet onschuldig door maar al te vaak lijdende te zijn aan zelf overschatting. van meening zijnde dat zti wel f. 60, f. 70 vaak f. 80 en hooger mo gen ontvangen en hun helpers, handlan-» gers of stampers, met een Iood van f. 20. f. 25, ten hoogste f. 30 naar hun gezin zen den, ondanks dat deze arbeiders toch ook genoopt zijn, aan het afmattend tariefwerV deel te nemen. Daardoor komt het, dac laatstgenoemde arbeiders, na zeer kort in' het bedrijf werkzaam te zijn, zelf naar de straathamer grijpen en zich bij onweten den voor straatmaker uitgeven en door beunhazerij trachten eerstgenoemde loonen machtig te worden. Reden dat ik mij de vrijheid veroorloof heeren Autoriteiten beleefd te verzoeken, eens een kijkje te gaan nemen, op den door mij genoemden Rijksstraatweg, waar is te constateeren, dat de klinkerbestrating zoo slordig is afgewerkt, dat vele der steenen 2:jn gekanteld en vaak plat liggen, door de al te ruime voegen, welke op enkele plaatsen met diggels zijn volgestopt om het kantelen te voorkomen, 'en dat m dezen tiid met zulk een verkeer. Te meer mijn beleefd verzoek, omdat dë nog zoo jeugdige en kleine vakbond van' straatmaker9 hier tegenover machteloos staat, door vrees voor verlies van leden en contributie. Inmiddels mijn dank aan de Rcdactië voor de opname. W. FREEKE. Leiden 22 Mei '30. St. Jorissteeg 10. niet zou weten, waarom wij niet open kaart met elkander zouden spelen. Ik ben nu een maal verplicht belang te stellen in het doen en laten van den heer Delora en zijn nicht. En u schijnt op de een of andere wijze ver strikt te zijn in het net van intriges dat hzn omgeeft." Ik stak een arm onder de zijnen en wij liepen verder op. „Laat ik u verzekeren", verklaarde ik, „dal u het goed heeft geraden. Er bestaat geen enkele reden, waarom wij geheimen voor elkander zouden hebben. Ik zou alleen zoo zielsgraag willen weten, hoe het moge lijk is. dat menschen van hun stand con necties hebben met lui als Louis en con sorten." Mijn metgezel strekte een hand uit. bleef stilstaan op het trottoir en riep met een heftig gebaar uit: „En u vraagt mij daarnaar? Ik had juist gehoopt van u inlichtingen op dat punt te krijgen! Ik weet niets, absoluut nietsl Mijn opdracht luidt niet anders dan den heer Delora bij zijn aankomst te Londen te ont vangen en hem van dienst te zijn waar d.'. mogelijk is. Ik ga naar het station om hem af te halen en hij is verdwenen' Ik begeef mij naar zijn kamers, hij is niet aangeko men 1 Zijn nichtje weet van niets Ik probeer in zijn kamers binnen te djingeD en mijn leven loopt gevaar." „Wacht even", zeide ik. „U sprak daar van een opdracht. Wie had u die gegeven?" „Mijn regeering", antwoordde hij een beetje kortaf. „De heer Delora heeft enkele particuliere zaken van groot belang in Enge land in orde te maken en de regeering «s daarbij belanghebbende." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9