WA JAN Cv DE MOORD AAN HET BEZUIDENH0UT IN DEN HAAG. WAJANG J FOXTROT CIGARETTES DE VERDWENEN DELORA Derde Blad No. 21528 Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 22 Mei 1930 UIT HET PARLEMENT. AILLISSEMENTEN. DB 20V00R SO CT FEUILLETON. Wie zijn haar goed wü verzorgen PIXAVO N 'an onzen parlementairen mode werker). Den Haag, 21 Mei 1930. Dt Terordeningen op de organisatie der De benoeming van politie personeel blijft bij den burgemeester berusten. De Tweede Kamer heeft heden bij den invang der vergadering met de gebruikc- jjfce snelheid een elftal kleine wetsontwer- goedgekeurd en zich daaa-na weder diept in de herziening van de Gemeen- ifet het begin der besprekingen heeft de ynister van Binnenl. Zaken een paar nendementen overgenomen. Het eerste trof de delegatie van uitvoeringsbevoegd- id aan gemeenteambtenaren. Een amen- >nient van den heer Van den Bergh (S.D. P.) om deze bevoegdheid uitdrukkelijk rut te stellen vond geen bezwaar bij den linister, zoomin als een amendement van lenrelfden afgevaardigde om den rechter ibevoegd te verklaren daden van bestuurs ieleid van den burgemeester in geval van [geregeldheden te beoordeelen. Het wijzigingsontwerp wilde de verorde- liagen op de organisatie der politie onder- •orpen hebben aan de goedkeuring der [roon. De heer Ter Laan (S.D.A.P.) aehtte onnoodig omdat de Ambtenarenwet ?eds een regeling op dit punt geeft en 1de dus schrapping voor. De heer Rut- jrs van Rozenburg (C.-H.) stelde hetzelf- voor, maar wilde bovendien bepaald ien, dat de gemeentereeherche niet vol- ens vaste regels aan de rijkspolitie dienst er mocht worden gemaakt. Dit zou, seende hij, een eerste stap zijn in de rich- ing van een algemeene organisatie van algemeene rijkspolitie. De heer Schok ing (C.-H.) zou dit ook betreuren, maaT iij meende, dat als de minister nu maar «loofde, dat dit niet het geval was, men jaarmede genoegen zou kunnen nemen. Bier kwam de heer Ketelaar (V.-D.) tegen pp: aan mededeelingen des ministers heb ben we in dit geval geen houvast. Zoo dacAt irenwel de meerderheid der Kamer er niet Drer en zij verwierp, nadat de minister de ;ewenschte belofte had afgelegd, het amen. Üement-Ter Laan met 42 tegen 30 stemmen, iet amendement-Rutgers met 44 tegen $7 stemmen. Toen kwam er een belangrijker punt aan j 3e orde. De Minister had voorgesteld de benoeming van het politiepersoneel in han den van den burgemeester te laten. Daar kwam evenwel een amendement van den heer Ter Laan tegen op: hij wilde de be noeming doen geschieden door het college van B. en W. In de tweede plaats diende de heer Van Hellenberg Hubar het amen dement in om de benoeming niet te doen geschieden op voordracht maar op aanbe veling van den commissaris van politie, b; de derde plaats was er een amendement van den heer Rutgers van Rozenburg (C.-H). om te schrappen de bepaling, dat de Commissaris der Koningin in een ge meente een aantal veldwachters zal kunnen aanstellen. De Minister nam het amendement van den heer Hellenberg Hubar over. Tegen het amendement van den heer Rutgers had hij wel geen principieel bezwaar, ma-ar hij ontried het toch zoo sterk, dat de voor steller het ten slotte maar weer introk. Tegen het amendement-Ter Laan had hij evenwel ernstig bezwaar en hij vond daarbij krachtige steun bij nrr. De Wilde (A.-R.), die met hem van oordeel was, dat ter wille van het gezag al wat de politie aangaat onder de competentie van den burgemees ter moet blijven. De heer Ter Laan werd door slechts één lid der rechterzijde, den heer Guit (R.-K.), gesteund, maar deze had blijkbaar geen partijgenoot achter zich, want van de 18 leden die tenslotte vóór het amendement stemden was hij de eenige man van rechts. Daartegenover stonden BO tegenstemmers, zoodat het amendement was verworpen. De heer Ter Laan trok toen in het amendement om de zooeven genoemde veldwachters niet door den Com missaris der Koningin maar door Ged. Sta ten te doen benoemen. Een amendement van hem om het brandweerpersoneel niet door den burgemeester doch door B. en W. te doen benoemen, werd zonder stemming aanvaard. Wat nogal begrijpelijk was, nu het toezicht over de brandweer aan B. en W. blijft toevertrouwd. Nadat na korte gedachtenwisseling nog was goedgekeurd de nieuwe regeling, dat een gemeente beneden 6000 zielen op ver zoek van den Raad rijkspolitie kan krijgen voor de uitoefening van den politiedienst mits zij er voor betaalt, kwam de heer Ketelaar met het voorstel om smn de her ziene Gemeentewet een nieuwe, doorloo- pende nummering te geven en haar in de spelling van De Vries en Te Winkel over te brengen. Tegen het eerste hadden ech ter de juristen bezwaar, omdat een nieuwe nummering moeilijkheden oplevert voor hen die de oude gewoon zijn, maar het voor stel is ten slotte aanvaard met 53 tegen 10 stemmen. Ten slotte is als overgangs maatregel bepaald, dat zij, die tengevolge van de nieuwe lezing van aTt. 23 hun raadslidmaatschap zouden moeten verlie zen, tot den eersten Dinsdag van Septem ber 1931 kunnen blijven zitten. Hiermede was de herziening afgeloopen, do eindstemming er van zal Dinsdag 'a.s. plaats vinden. Hoewel het reeds laat was, stelde de Voorzitter nog aan de orde de conclusie op een adres van een vischhandelaar te Woudrichem, die door het zandzuigen van wege den staat in de Waal, in zijn bedrijf ernstig schade had geleden. De zaak bleek evenwel juridisch zoo ingewikkeld te zijp, dat zelfs de pienterste juristen als de hee- ren Marchant (V.D.) en Beumer (A.-R.) het met elkaar formidabel oneens waren Op verzoek van een der leden heeft de Voorzitter de zaak toen maar van de agen da afgevoerd ten einde de commissie nog- eens in de gelegenheid te stellen haar te onderzoeken. Morden is de wijziging van de Land- en Tuinbouwongevallenwet aan de orde. Heden ging hardnekkig het gerucht, dat de Kamer Woensdag vóór Hemelvaart reeds op zomerrecès uiteen zal gaan. Uitgesproken: J. Blokker, rijwielhandelaar, Lisse, Wa genstraat 1. R.-c. jhr. mr. E. J. Strick van Linschoten, cur. mr. L. G. van Dam, Haarlem. Opnieuw levenslange gevangenisstraf geëischt. RECLAME. een «schlager" opgenomen in de Salabert^editie^ Uw WAJANG-Ieverancief kan ze U gratis verstrekken) Door E. PHILIPS OPPENHEIM. Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER (Nadruk verboden.) 31) Zij kwam een eindje dichterbij, maar ik fenk, dat zij iets op mijn gelaat las van wat :r in mij omging, want zij bleef staan en 'aar lippen trilden, terwijl zij mij vroeg: ..Wat is hier gebeurd? Wil dan geen van beiden mij dat mededeelen? Gaat het «echter met oom? Heeft iemand soms ge nacht hem kwaad te doen?" ..Br is niets anders gebeurd", antwoordde .,dan dat dat spinneweb van leugens en ln'riges is uiteengescheurd. Er i9 nooit een >om van u in deze kamer geweest. De man, 'P viens leven men het had gemunt, is er «elbuids afgekomen. En overigens heb ik ICl? geen uur geleden u hier met Louis ge- Jen en heb ik uw gesprek met hem aange hoord." „Heeft u ons gezien?" .,Ja, uit dat bovenraampje daar", ant woordde ik, met een gebaar naar het faampje wijzend. „Ik was naar die kamer Edokt om voor uw oom te spelen om dichtoffer te worden van een aanslag, die ?P hem gemunt was ja, het was handig elkaar gezetl Ik had een slaapdrank in- ''egen, om verdacht te worden van de mis- door dezen echelm gepleegd. Maar ik geloof niet, dat ik u al dat moois behoef le vertellen. Het is een oud nieuwtje voor u", voegde ik er ruwweg bij. Zij keek mij met ontzetting aan. „U gelooft toch niet „Och, ik geloof niets", antwoordde ik, „ik geloof niemendal! Elk woord dat jullie bei den tot mij hebt gesproken is een leugen ge weest. Uw gansche leven is één leugen! De hemel moge weten waarom ik ooit anders heb geloofd! Ik hield op, terwijl ik haar aanzag. „Laat mij los", smeekte Louis, „en ik zal tl de volle waarheid mededeelen." „Ik geloof, dat ik dan meer kans zou loo- pen een por te krijgen met het mes, dat je in je zak hebt", antwoordde ik minachtend, daar ik had bemerkt, hoe zijn linkerhand zich in de laatste oogenblikken naar bene den had gewrongen. „Ja, ik zal je los laten! Ik gevoel niet de minste belangstelling voor een van u beiden, geen belangstelling voor al je geknoei, wat het ook moge wezen I Houd je verhaal maar voor je. Ik hoor het liever neit Blijf daar liggen en praat met je medeplichtige!" Ik wierp hem van mij al, zoodat hij in een hoek van de kamer terecht kwam. Daarop ging ik de kamer uit, sloot de deur van de zitkamer achter mij. liep door de gang en klom de trap op naar mijn verdieping. In mijn kamer gekomen sloot en grendelde ik mijn deur en keek op mijn horloge. Het was kwart voor drie. Ik nam mijn reisgids van mijn boekenplank, pakte een en ander aan kleeren in, zette een wekkerklokje op zeven uur en stapte in bed. Ik zei tot mezelven, dat ik aan niets meer wilde denken, dat er geen persoon op de wereld was, die Felicia was geheeten, dat zij nooit had geleefd, dat (Vervolg van gisteren). Na de pauze is het getuigenverhoor voort gezet. Aangezien getuige Saakes in het buiten land vertoeft, wordt zijn verklaring door den griffier voorgelezen. Ook Saakes heeft een man uit het huis waar de moord gepleegd is zien komen en hij heeft dienzelfden man iets over een tuinmuur in de v. d. Lijnstraat zien gooien. Getuige Remmerswaal heeft eveneens een man uit de deur van het huis zien komen. Deze man had een pakje in de hand. Getuige kan met zekerheid verklaren, dat die per soon verdachte was. De volgende getuige Goemans is kappers bediende. Verdachte kwam wel eens in zijn zaak. Ongeveer 15 maanden geleden heeft verdachte om een oud scheermes gevraagd om eelt te snijden. Getuige heeft hem toen een mes gegeven. Dat mes komt overeen met dat, hetwelk in den tuin gevonden is. Getuige Blomgeb. Ritler weet niet of verdachte een brief voor haar man heeft geschreven. Op den dag van den moord heeft haar man in den ochtend slechts gedurende tien minuten de woning verlaten. Mr. Bekker: Is uw man wel eens samen met verdachte naar mevr. Odem gegaan? Getuige: Neen nooit, dat liegt Kromhout. Hierna wordt de verklaring van Blom, die naar West-Indië is, voorgelezen. Verdachte houdt vol dat hij met Blom tweemaal mee is geweest naar het Bezui- demhout. Verschillende getuigen verklaren vervol gens hetzelfde als voor de rechtbank. President: Blijft u nog ontkennen, dat u den moord hebt gepleegd? Verdachte: Zeker. Ik sta buiten die zaak. m Het requisitoir. De advocaat-generaal zegt, dat naar zijn meening de rechtbank terecht bewezen heeft geacht, dat verdachte mevr. Odem van het leven heeft beroofd, en dat hij de huis houdster heeft mishandeld. zij alleen een figuur was uit de nachtmer rie, waaruit ik mij bezig was te bervrijdenl Ik maakte mijzelven wijs, dat ik ging sla pen en ik bleef wakker liggen tot de dag aanbrak. Gedurende al dien tijd was er slechts één gedachte, welke mijn brein ver vulde! HOOFDSTUK XXI. Den volgenden morgen om een paar mi nuten over negen, stond ik voor het hotel, toeziende hoe men mijn bagage laadde op de imperial van een rijtuig. De portier stond naast mij. een waakzaam oog houdend op de handelingen van mijn helpers. „Doe mij plezier mijn brieven op te zen den", verzocht ik hem. „Ik ga voor enkele weken naar Norfolk, misschien zelfs nog wel voor langer." „U kunt er op rekenen, mijnheer. Maar intusschen", liet hij er op volgen, „willen we toch nog even nazien wat de post van morgen heeft gebracht. Kijk, daar is er juist een bij voor u." Ik scheurde den brief open en bleef op het trottoir staan om hem te lezen. Hij was uit Feitham Court in Norfolk gezonden en droeg de dagteekening van den vorigen dag. Hij luidde: „Beste Austen, ik schrijf je in haast dit briefje voor het geval je voornemens was om hierheen te reizen. Ik heb het plan opgevat om een paar weken te Londen door te brengen en mijn huis ter beschikking gesteld van een onzer kennissen. Alleen de jacht blijft voor jou gereserveerd. Met hartelijken handdruk, t t. RALPH- Met de kwalificatie is spr. het echter niet geheel eens en hij is van meening, dat niet doodslag, maar moord bewezen is. Hierop komt spr. straks nader terug. Voortgaande, merkt mr. De Visser op, dat verschillende getuigen verdachte hebben herkend. Herkenning is altijd een moeilijke kwestie, maar in deze zaak hebben we een herkenning, waaraan zeer groote waarde moet worden toegekend en wel die van de huishoudster. Uit de verschillende getuigenverklaringen is wel duidelijk gebleken, dat verdachte wel de bedoeling had om naar het huis van mevr. Odem te gaan en dat hij ook inder daad in die woning is geweest. Voorts is uit de verklaring van getuige Piko komen vast te 9taan, dat verdachte het scheermes over den tuinmuur in de v. d. Lijnstraat heeft gegooid. Er is echter meer. Uit de conclusies van de deskundigen blijkt, dat het stukje opper huid, dat voorkwam op het in den tuin ge vonden scheermes, een stukje vel van ver dachte is. Uit alles volgt, dat verdachte met het scheermes in de woning is geweest. Wat de brief, welke onder het lijk van mevr. Odem is gevonden, betreft, merkt spr. op, dat deze door verdachte is geschreven. Het was een afschrift van een brief aan de firma Hus. Bij deze firma is echter nimmer het origineel van dien brief ontvangen. Bovendien kon de brief geen effect meer sorteeren. Immers de brief had betrekking op het tekort van Blom bij Hus, welk tekort reeds op 19 Augustus was verrekend. Voorts had verdachte met potlood achter op den brief geschrevenDoor mevr. Odem is heden 5 September toezegging gedaan het tekort van f. 86 aan te zuiveren. Hoe die brief nu onder het lijk terecht kan zijn gekomen, is niet na te gaan. Het is mogelijk, dat mevr. Odem hem in haar hand had, maar het is ook mogelijk, dat verdachte hem onder het lijk heeft geschoven, om zoo doende te trachten de schuld op Blom te werpen. 1087 Ik stond op het punt mijn bagage weer af te laden en mijn plannen te wijzigen. Plot seling evenwel kwam het als een ingeving bij mij op, dat het wellicht nog zoo kwaad niet zou zijn zoo ik onder de gegeven om standigheden de wijziging van mijn plannen niet aan een ander deed kennen. Ik stopte dus mijn brief in mijn zak en stapte in mijn rijtuig. „Goed begrepen?" Ashley?" vroeg ik. „Zend alles door naar Feitham Court, brie ven, briefkaarten en wat er verder voor mij mocht komen." „In orde, mijnheer. „Ik wensch u goede reis." „Zeg aan den koetsier, dat hij mij naar Liverpool Street Station brengt", waren mijn laatste woorden, terwijl ik instapte. Wij gingen op weg en reden met bekwa men spoed naaT Liverpool Street, alsof we den trein moesten halen Toen ik evenwel het slation had bereikt, deponeerde ik mijn bagage bij de vestiaire en reed in een taxi naar het Claridge Hotel. Ik vernam daar, dat mijn broer er eenige apartementen had gehuurd en zijn bediende, die mij dadelijk in de zitkamer liet, deelde mij mede, dat zij er zeker wel een maand zouden blijven. „Mijnheer is dadelijk klaar met zich le kleeden". voegde hij er bij. „In een paar mi nuten zult u hem we! zien verschijnen." Ik nam een ochtendblad ter hand. niaar vond er niets belangrijks in. Weldra ver scheen mijn broeder, steunend op twee krukken en zich met moeite voortbewegend Hij was niet meer dan tien jaar ouder dan ik, maar het ongeluk, dat hem was overko men en het daarop gevolgde pijnlijke ziek bed hadden hem ontzettend verouderd. Zijn haar was vroegtijdig grijs geworden en diepe rimpels doorploegden zijn gelul Ik Spr. ging daarna de levensomstandig heden van verd. in den laatsten tijd na, en kwam tot de conclusie, dat verdachte maatschappelijk gezonken, zich in het hoofd had gezet, geld te krijgen of te stelen van mevr. Odem. Hoe is verdachte tot zijn daad gekomen? ■H. wist, dat wanneer mevr. Odem het tijde lijke met het eeuwige zou verwisselen. Blom een niet onbelangrijk deel van haar bezit tingen zou krijgen. Blom was zijn vriend en daarvan zou verdachte kunnen profiteeren. Mevr. Odem moest dus van het leven wor den beroofd, en dit alleen kan spr. als het motief voor de daad aanmerken. Ook de huishoudster heeft hij kort daarop van het leven willen berooven, hetgeen hem echter gelukkig niet is gelukt, dank zij het actieve optreden van den tramconducteur Meyer. Thans komt spr. aan de qualificatie van het misdrijf en dan meent hij, dat hier moord bewezen is. Immers van te voren heeft verdachte zijn plan reeds beraamd, hetgeen gebleken is uit zijn mededeelingen aan vroegere kennissen. Toen hij met beide slachtoffers alleen in huis was, heeft hij onmiddellijk zijn van te voren beraamd plan uitgevoerd. Spr. zegt nog te hebben gezocht naar ver zachtende omstandigheden, maar heeft deze niet kunnen vinden. Het karakter van dezen man is zoo, daJt hij niet kent het onder scheid tusschen godd en kwaad, tusschen leugen en waarheid en voorts heeft hij de brutaliteit te trachten zijdelings de schuld op een ander te werpen. Deze man. heeft het zwaarste misdrijf ge pleegd. dat ons Wetboek van Strafrecht kent. Met voorbedachten rade heeft hij een medemensch het leven benomen. De eisch. Dit misdrijf moet zwaar worden gestraft en daarom vraagt spr. vernietiging van het vonnis der rechtbank en veroordeeling van verdachte wegens moord en poging tot dood slag tot levenslange gevangenisstraf. r Het pleidooi. Mr. Bekker vraagt daarna uitstel van zijn pleidooi, hetgeen echter niet wordt toege staan. Zijn pleidooi dan aanvangende, merkte 1 spreker op, dat naast de waarheid, welke door verschillende getuigen is gezegd, zeer zeker ook veel door hen is gefantaseerd en spr. hoopte dat het Hof in raadkamer deze verklaringen naar waarde zal beoordeelen. PI. betoogde dat het uitgesloten is, dat deze man het misdrijf aan het Bezuiden- hout heeft gepleegd; het is geenszins bewe zen ,dat hij daarheen is gegaan met de ba- doeling om te dooden. Wanneer verder verdachte de bedoeling heeft gehad om mevr. Odem te dooden, waarom heeft hij dit dan niet bij het eerstè bezoek gedaan? Daarmede vervalt het ge- heele betoog van den advocaat-generaal voor, de voorbedachte rade. De advocaat-generaal heeft voorts laten doorschemeren, dat verdachte ook de bedoe ling zou hebben gehad om de huishoudster te dooden. Ook tegen deze opvatting moest pleiter opkomen. Immere, wanneer de huis houdster in de keuken was gebleven, zou haar geen haar op het hoofd gekrenkt zijn geworden. Pleiter zeide, dat verd. niet door en door slecht ie, en voor wien slechts levenslange gevangenisstraf op haar plaats is. Na re- en dupliek werd de uitspraak be paald op i Juni a.s. RECLAME. a wascht het geregeld met Vloeibaar in origineele flesschen, droog (poedervorm) in keurige pakjes. Pril», per'/,«Mch0.90ct.pa-pekje20c». 1091 ging naar hem toe en drukte hem de hand, terwijl hij zeide: „Maar beste Ralph, dat is nog eens een aangename verrassing. Den laatsten keer, dat ik bij je was, twijfelde je er aan, of je wel over zes maanden je ziekenstoel zou kunnen verlatenl" „Ja, ik ga vooruit, Austen", antwoordde hij, „goddank, ik ga vooruit Ik ga even in dien gemakkelijken stoel zitten en dan zul len wij samen ontbijten." „Ik stond op het punt naar Feitham te vertrekken, toen ik vanmorgen je briefje ontving." „Wanneer ben je uit Parijs terugge keerd?" „Drie of vier dagen geleden." Hij keek mij met eenige verbazing aan en ik haastte mij er bij te voegen: „Ja, ik weet. dat ik dadelijk bij je had moeten komen, maar allerlei omstandighe den hebben dat verhinderd en ik vond het moeilijk om weg te komen." „En wat kom je mij nu vertellen?" „Ik ben Tapilow in een klein Fransch café tegen gekomen. Ik heb gehoord, dat hij het leven er afgebracht heeft, maar hij is voor de rest van zijn dagen verminkt en ge- teekend." Mijn broeder liet niets blijken van eenige verrassing, zelfs niet van belangstelling in het gebeurde. Alleen kwam er een sombere uitdrukking op zijn gelaat. „Ik ben eigenlijk maar blij. dat je hem niet naar de andere wereld hebt gezonden", zeide hij. „Maar mag ik eens vragen, of je kans hebt er door in moeilijkheden te gera ken?" (Wordt vervolgd), l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9