DE KLEINE VENTER. RAADSELS. OPLOSSINGEN. ANEKDOTES. Een kar vol sinaasappels en jongetje er bij was ik toch maar die jongen, dan waren ze van mijl Een sinaasappel!, lijn hoor! en dan zóó'n overvloed! ze zijn zoo groot en mooil o, ze smaken stellig zoet! Wat bèn je toch een gansje! die jongen lrrijgt er geen; hij moet ze gaan verkoopen, zie. dóór rijdt liij al heen. Hoor 't kereltje eens roepen, hij prijst zijn koopwaar aan; vindt jij dat soms een pretje zóó over straat te gaan? Wees jij maar heel tevreden als j'er één krijgt per dag; wat heb ]e aan een kar vol, als je niet snoepen mag? HERMA'NNA. nsohen in elkaar zetten. Daarom wordt hem geducht jacht gemaakt; hij staat de wet kleine troepje olifanten, waartoe mijn behoorde, leefde rijkelijk dicht bij menschen. De olifanten hadden hen niet zocht, maar de menschen hadden daar Sumatra een telkens breedere kuststrook onnen en voor hun labaks- en rijslver- geschikt gemaakt Zoo kwamen ze dichter bij moeder's kudde en die oli- bezochten de rijstvelden, waarbij ze aten, maar nog meer vertrapten. Toen ien de menschen boos. groeven vangkuilen en daarin vond r de>n dood. Ik was er ook in gevallen, werd er levend uitgehaald. De koelies noemt anen de werklieden op de plan- hebben mij grootgebracht en toen ne jaar oud was, werd ik opgeleid voor 'lifant. hebben mij boomstammen laten slee- uit het bosch naar de houtzagerij. Ook ik balken opstapelen en dat kan ik goed als de werklieden. Verder moest machinerieën vervoeren, van de kust het binnenland. Ik verbaasde de men- door mijn kTacht en ook door mijn heid. Om eens één ding te noemen: op houtzagerij gaf een stoomfluit den fttijd aan en geloof nu maar niet, dat anneer de Muit ging, nog een voet ver- Dan bleef ik slaan als een paal. waren nog meer werkolifanten. We en allemaal een eigen naam. Ik werd genoemd; misschien zag ik er een vorstelijk uit. had daar geen kwaad leven en ik had nog jaren en jaren kunnen volhouden, ik kostte te veel aan onderhoud. Een nt is geen konijntje, dat je kunt groot- en met aardappelschillen en koolbla- De stoomkracht en vooral de electri- beweegkracht kwam mijn baas veel ooper uit dan de olifanbskracht. n hij dan ook op een keer uit Amster- aanvraag ontving: „Kunt je mij een n, kradhtigen olifant voor Artis leve- moest Radja er aan gelooven. Betawan-Deli werd ik op een boot van laatschappij „Nederland" gezet en zoo Holland getransporteerd. Mijn colle- in Indiió waren jaloersch. krijgt een heerenleventje," zei de een „Ik wou, dat ik ook mee mocht," zei een ander. ,,'t Is 9chandel" zei een derde. „Jij wordt op zestienjarigen leeftijd gepensioneerd, ter wijl ik op mijn vijf-en-negentigsle jaar moet werken, dat ik zwart word." Ik zei maar niets. Ik dacht wel, dat ik om mijn jeugd en om mijn vorstelijk voorkomen was uitgekozen, maar dat kon ik hun na tuurlijk niet zeggen. Mijn intrede in de hoofdstad was alles behalve vorstelijk. Ik kan wel zeggen, dat ik incognito reisde, want in den nacht weid ik van de boot op den wal gezet en daarna moest ik loopen, van den IJkant af tot aan Artis. Ook hadden de kranten mijn intocht niet van te voren gemeld, wat anders bij hoogo personen wèl gedaan wordt. Ik denk, dat men zich daarvan ten opzichte van mij onthouden heeft, omdat ik al te hoog was, want zelfs de koning van Denemarken kan in hoogte niet met mij wedijveren en hij moet toch van alle Europeesche koningen liet meest uit de kluiten gewassen zijn Een berichtje over mijn komst zou natuurlijk half Amsterdam naar den IJkant ©lokt hebben en men kon niet weten, of die huMe mij welkom geweest zou zijn. Die kameraad uit Deli, die zei. dat ik gepensioneerd" werd, had wel gelijk, want ik ben hier in een pension, waar ik niets behoef te doen en ik heb den kost voor het eten. Mijn oppasser heeft meer verstand van olifanten dan ik van menschen, want hij is al bijna veertig jaar hier in Artis werkzaam en altijd in de „olifantenbr.in- che". zooals hij laatst zei. Hij weet. wat ik nooctig heb: goed voer en een niet te war men stal In plaats van suikerriet, zooals in Deli, hebben ze hier in Holland suikerbiet. Dat smaakt ook best en daarvan krijg ik dage lijks vijf-en-veerlig kilo. Bovendien krijg ik een flinke portie roggebrood en hooi. Eén keer heb ik in mijn stal een laag stroo ge had, om er 's nachts op te gaan liggen, maar 's morgens zag de oppasser, dat ik al'lcs opgegeten had. Nu geeft hij mij dat niet meer, maar ik slaap net zoo lief staande, AJs het zomer wordt, mag ik, naar ik hoor, hier in een bassin gaan baden; daar houd ik dolveel van. Ik heb het zóó goed naar mijn zin, dat ik hier naar alle waar schijnlijkheid de volle honderdvijftig jaar wel zal halen. RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TE KIEZEN, DE GROOTEREN 4, DE KLEINEREN 3. I. Ingezonden door Neeltjo Meuldijk. Mijn geheel bestaat uit 12 letters en duidt een vervoermiddel aan. 2, 7, 6 een jong zacht dier, 9, 10, 12, 2 zit aan je voet, 4, 12, 2 een voedingsstof, 5, 12, 4, 11, een ontkennend woord. II. Ingezonden doqr Geertruida Kanbier. Mijn geheel is een plaats van 10 letters in Groningen. 8, 9, 10, 8 neemt men mee als men gaat kampeeren, 5, 6, 7, 8 komt uit een geweer of pistool. 1, 2, 3, 4, 8 het tegendeel van verlies. 6, 9. 10 een vogel m. Ingezonden door Tinus van den Born. In welke pan bakt men geen pannekoekT IV. Ingez. door Greta Lamme en Jo Gussekloo.- Welke naald heeft geen oog en kan men Ook niet mee naaien V. Ingezonden door Dirkje Hopman. Waar zijn alle rivieren zonder watert VI. Ingezonden door Piet Nieboer. Maak uit de volgende 29 letters een spreekwoord van 8 woorden; met een H beginnen en op t eindigen: aabdeeeeegghiik 1 II a noursstttuw. VIL Ingezonden door Francien den Hoed. Verborgen Steden. Vindt u 't erg oesters te eten? Een tegen tien, dat is niet eerlijk. De dame omhelsde het arme kind. Geven loeiende koeien u hoofdpijn? vm. Ingezonden door Klaas Vonk. H Is weg, blijft weg, is altijd weg en tfc er toch. Ra ra wal is dat? OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER: 1. Een binnenkant een buitenkant en een predikant. 2. Kwikzilver, kwakzalver. 3. Boterolie, boot, Rie, teer, bot, i. Nat. 5. De kelder. 6. Driebergen. 7. Krenten. 8. Wie in zijn eigen tuintje wiedt, ziel bij een ander het onkruid niet Ingezonden door Frieda Sladek. Arme man in een café: „Hoeveel kost de koffie hier, baas." Caféhouder: „10 Cent als je aan de toon bank staat en niet gaat zitten." Man: „Gaat er nog wat af, als ik op één been ga staan." Ingezonden door Wim Kruit. Heer des huizes roept tegen den loodgie ter, die in de badkamer bezig is en dedeup op slot heeft gedaan: „Zeg, is het bad nog niet in orde?" Loodgieter: „.Tawel meneer, ik ben bet effen an 't probeeren,"- ii-J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 13