f
DE VERDWENEN DELORA
71«te Jaargang
LE1DSCH DAGBLAD, Donderdag S Mei 1930
Derde Blad
No. 21516
UIT HET PARLEMENT.
DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE.
V't
FAILLISSEMENTEN.
RADIO-PROGRAMMA.
FEUILLETON.
(Van onzen parlementairen medewerker).
Den Haag, 7 Mei 1930.
De wijziging der Gemeentewet Het
lidmaatschap van den raad en het
vervallen van verschillende functies
Het ontwerp aangenomen.
De Tweede Kamer is heden begonnen
met verwerping van de conclusie der com
missie voor de verzoekschriften om den
minister van Arbeid in overweging te geven
den heer H. Hulsbosch, die zich bij de
Kamer had beklaagd, dat hem wegens een
formeele fout geen schadevergoeding krach
tens de Ongevallenwet was toegekend, als
nog een uitkeering toe te kennen. Met 53
tegen 25 stemmen werd dit voorstel afge
wezen.
De voorzitter deelde hierna mede, dat
de heer L. de Visser (Comm.) de regeering
wilde interpelleeren over de geloofsvervol
gingen in Rusland in verband met het ant
woord, dat hij van haar had ontvangen op
de door hem gestelde vragen over de hou
ding van de regeering in dezen. Morgen
zal daarover beslist worden.
Na goedkeuring van nog eenige conclu
sies kwam het ontwerp tot wijziging van
de Gemeentewet aan de orde. De zaak zal
wel eenige dagen in beslag nemen, maar
de algemeene beraadslagingen waren in
zeer korten tijd afgehandeld. Zij werden
geopend door dr. Vos (Lib.), die het noo-
dig achtte nu reeds enkele hoofdpunten
dezer herziening te bespreken en te beoor-
deelen, zoodat de voorzitter ten slotte de
humoristische interruptie deed hooren, dat
de spreker ook wat over moest laten voor
de behandeling der artikelen. De heer Van
den Bergh (S.D.A.P.) was daa/ma zoo ver
standig zich te bepalen tot een paar op
merkingen over het partieele karakter de
zer herziening, terwijl dezelfde minister in
1923 een volledige herziening had ingediend,
die door zijn opvolger, mr. Kan, was ver
vangen door een partieele.
Minister Ruys de Beerenbronck antwoord-
RECLAME.
Wanneer U een goede
tandpasta tusschen de
vingers wrijit, voelt U geen
korreltje.
Odol-tandpasta is zoo
zacht als fluweel.
iïJ
Vi tribe
60 ets
Va tube
35 ets
32
dc hierop, dat hij die partieele herziening
had overgenomen, omdat hij ervaren had,
dat de Kamer een volledige herziening niet
wenschte zijn voorstel daartoe had niet
eens een afdeelingsverslag opgeleverd
en dat hij nu volstaan had met enkele wij
zigingen aan te brengen in het voorstel
van zijn voorganger.
Op de opmerkingen van dr. Vos hoopte
hij bij de behandeling van de artikelen
terug te komen En hiermede waren de
algemeene beschouwingeh afgeloopen.
De eerste wijzigingen gingen er na en
kele opmerkingen glad onder den hamer
des Voorzitters door. Maar de wijziging
van art. 23 heeft daarop den ganschen na
middag in beslag genomen. Dat artikel
geeft een opsomming van dc gevallen, waar.
in het lidmaatschap van een gemeenteraad
onvereenigbaar is met het bekleeden van
eenige betrekkingen. In de door de regee
ring voorgedragen lezing luidde het:
Het lidmaatschap van den Raad is onver
eenigbaar met de betrekking van:
a. hoofd van een departement van alge
meen bestuur: b. commissaris der Koningin
in de provincie: c. lid der Ged. Staten;
d. griffier der Staten; e. hoofdcommissaris
en commissaris van politie; f. ambtenaar,
vanwege het gemeentebestuur aangesteld,
of daaraan ondergeschikt, behoudens de
bevoegdheid van den Burgemeester, die
secretaris der gemeente is, om tevens lid
van den Raad te zijn; g. ambtenaar, met
het ontvangen of uitgeven der gelden van
de gemeente belast, of aan eenige aan het
gemeentebestuur ondergeschikte administpa
tie rekenplichtig; h. krijgsman in werke-
lijken dienst.
De bepaling dér zinsnede f. is niet van
toepassing op de ambtenaren van den bur
gerlijken stand, noch op artsen en vroed
vrouwen, die met de arraenpractijk belast
zijn.
De echtgenoot van de in dit artikel van
het lidmaatschap uitgeslotenen kan even
min lid van den Raad zijn.
In gemeenten, waar de invordering van
"eenige plaatselijke belasting geschiedt door
Rijksambtenaren, is op dezen het onder
letter g. bepaalde niet van toepassing.
Met ambtenaar in dit artikel worden ge
lijkgesteld de bezoldigde bestuurders van,
of personen in dienst van vereoiugJngeu,
die beoogen de geldelijke belangen van
het personeel in dienst der gemeente bij het
gemeentebestuur voor te staan.
Onder krijgsman in werkelijken dienst
worden voor de toepassing van deze wet
niet verstaan zij, die hetzij krachtens wet
telijke verplichting, hetzij krachtens vrij
willige verbintenis, gehouden zijn tot het
met tusschenpoozen vervullen van werke
lijken dienst."
Van alle kanten is tegen verschillende
alinea's van dit artikel geprotesteerd en
achtereenvolgens werden vijf amendemen
ten er op verdedigd.
In de eerste plaats lichtte de lieer Boon
(Lib.) een amendement toe om de krijgs
lieden in werkelijken dienst niet uit den
Raad te bannen. Dat ging vroeger nog,
toen men het beter vond geen militairen
van verschillenden rang naast of tegenover
elkaar te stellen, nu was daar geen reden
meer voor. Maar van andere zijde en ook
door den minister werd hiertegenover op
gemerkt, dat men de politiek uit het leger
moest houden, dat verschil in militairen
rang toch ook nog moeilijkheden kon ople
veren en dat een militair gemakkelijk uit
den Raad kan worden weggewerkt door
overplaatsing waaraan hij altijd bloot staat.
Bij stemming is dit amendement verwoT-
pen met 57 tegen 20 6temmen.
Tegen de uitsluiting van den of de echt
genoot van een uitgeslotene protesteerde
de heer Van den Bergh (S.D.A.P.), maar
in het bijzonder van Katholieke zijde werd
zijn protest beantwoord met de opmerking
dat man en vrouw één zijn en het daarom
verstandig is ook de wederhelft buiten den
Raad te houden He* voorstel tot schrap
ping werd met 46 tegen 32 st. verworpen.
Een amendement van den heer De Wilde
(A.-R.) om, nu onderwijzers bij het open-
365. En loen ze weder verder reden wat had de dief
een reuzenpret zag de dief Piero in zijn kleeren en zijn
pet had hij afgezet. Piero liep rustig te wandelen, hij nam
de richting van de stad. Hij hoorde plots den motor razen
en zag wie op den motor zat.
366. Piero stond eerst verbaasd te kijken, 't was toch
werkelijk brutaal. Dat was de dief, met de politie ging de
kerel aan den haal. „Stop, stop. politie," riep hij, hard
loopend, daar is de dief in mijn kleedij. Doch de politie 'kon
hem niet hooren, zij scholen hem heel snel voorbij.
baar onderwijs zijn uitgesloten omdat zij
ambtenaren zijn, ook het personeel bij het
bijzonder onderwijs onbenoembaar te ver
klaren, werd zander stemming als volko
men Tationeel aanvaard.
De heer Lingbeek had met enkele fcnderë
leden van verschillende richting voorge
steld om geestelijken en bedienaren van
den godsdienst niet benoembaar te verkla
ren. Zijn hekel tegen de katholieke gees
telijkheid bleek hem daartoe gedreven te
hebben. De Minister bestreed het voorstel
echter door te verwijzen naar de Grondwet
en de Provinciale Wet, waaruit juist derge
lijke bepalingen zijn geschrapt. Hij vond
het volkomen logisch de uitbanning nu ook
uit de Gemeentewet te doen verdwijnen.
De Kamer verklaarde met 56 tegen 22
stemmen het daarmee eens te zijn.
Het hardst is er gestreden tegen de be
paling, dat uit den Raad zullen geweerd
worden personen in dienst van ambten aars-
vereenigingen, de zoogenaamde vrijge
stelden". De heer Van den Bergh had
schrapping van die bepaling voorgesteld en
zijn partijgenoot Vliegen heeft dit met vuur
verdedigd. Hij werd door velen gevolgd,
zoowel door vertegenwoordigers van bur
gerlijke partijen als door den communist L.
de Visser, die weer bijzonder heftig te keer
ging tegen de uitsluitingsbepaling. Met
name wees men er op, dat de bepaling zoo
gemakkelijk kon worden ontdoken, ook
omdat zij zoo slecht was geredigeerd, en
dat een vrijgestelde waarlijk nog niet als
«en voor de gemeenschap gevaarlijk mensch
was te beschouwen. Vele vrijgestelden vindt
men trouwens nog niet in de Raden, ten
hoogste eon achttal.
Minister Ruys wees er óp, dat de commis-
sie-Oppenheim in haar rapport hetzelfde
had voorgesteld en dat hij het. denkbeeld
ook reeds in zijn voorstel van 1923 had op
genomen. Maar de Kamer wilde er niet
van weten en na ampele discussie is het
voorstel-Van den Bergh tot schrapping
aangenomen met 48 tegen 30 stemmen.
Na nog enkele artikelen van het wijzi-
gingsontwerp zonder discussie te hebben
aangenomen is de Kamer tot morgen uit
eengegaan.
Failliet verklaard:
A. P. Oostveen, koopman, Leiden, Hooge-
woerd 150. R.-c. mr. A. S. Rueb, cur. mr. G.
H. E. Nord Thomson.
VCOR VRIJDAG 9 MEI.
Hilversum. Na 6 uur: 1071 M. 10.00
10.15: Morgenwijding 12.002.00: Con
cert. AVRO.-Kwintet 2.052.46: UiU.
voor scholen 2.453.00: Gramofoonpl.
3.0114.00: Maak-het-zelfl cursus 4.30
5.00: Gramofoonpl. 5.005.30: H. J. Jor
dan: Kampeeren 5.306.00: Concert.
Omroeporkest 6 00: Tijdsein. Daarna:
Vervolg concert 6.30: Koersen 6.45
7.15: Spaan sell: Beginners 7.157.45:
Cursus vanwege hel Onderwijsfonds voor
de Binnenvaart 7.458.00: Gramofoonpl.
8.018.15: Gramofoonpl. 8.15: Aansl.
van het Philips' Ontspanningsgebouw te
Eindhoven. Uitz. van het Oratorium „Der
Messias" van Handel. Solisten, koor, het
Versterkt Utrechtsch Stedelijk Orkest. In de
pauze: A. Veraart: „Kunnen menschen in
de wereldruimte reizen". Na afloop: Pers
berichten en Gramofoonpl. 12.00: Slui
ting.
Huizen, 1875 M. 10.30—11.00: NCRV.
Ziekendienst 11.3012.00: KRO. Gods
dienstig halfuurtje 12.0112.15: Politie
berichten 12.15—1.15: KRO. Concert.
KRO.-Trio 1.152.00: KRO. Gramofoon-
platen 2.003.00: Gramofoonpl. KRO.
4.005.00: NCRV. Ohr. Liederenuurtje
5.006.30 NCRV. Concert. Het „Delftsch
Trio" (viool, cello en piano! 6.307.00:
KRO. Gramofoonpl. 7.007.30: KRO.
Kapelaan Geril, de Geus: „De Roomsch-
Katholieke Verkenners" 7.30: VPRO.
Persber. 7.45: Politieber. 7.50: VPRO.
A. J. Fehr: De Vrije Gemeente 8.20:
VPRO. Concert. Henk van Wezel (cello),
Hendr. Andriessen (piano), Mej. Hans Gruys
(zang) 8.55: VPRO. Prof. Dr. G. J. Hee-
ring: Indrukken van Amerika. 1. Land en
Volk 9.35: VPRO. Vervolg concert
10.00: VPRO. Voordracht uit het werk van
Guido Gezelle 10.25: VPRO. Vervolg
concert.
Daventry, 1554.4 M. 9.35: Morgenwij
ding 10.05: Lezing 11.20: Concert. M.
Sfotesbury (viool), A. de Lara (piano)
11.50: Orgelspel door Rev. G. Sydenham
Holmes. K. O. Evers (sopraan) 12.50:
Gramofoonpl. 1.50: Uitz. voor scholen
2.20: Lezing 2,50: Koorconcert
3.35: Orkestconcert 4.35: Kinderuurtje
5.20: Lezing 5.35: Nieuwsber. 6.00:
Pianorecital. M. Cole 6 206.40: Lezing
6.46: Lezing 7.05: Kamermuziek. C.
Jaeckel (zang). Philharmonic Trio 8.20:
Nieuwsber. 8.45: Lezing 9.00: Diver
sions IX m. m.v. orkest 10.00: Dans
muziek 10.2011.20: Dansmuziek.
RECLAME.
Langenberg, 473 M. 6.266.50: Gra-
mofoonplaten 6.507.50: Orkestconcert
9.3510.45: Gramofoonpl. 11.30: Gra
mofoonpl. 12.251.50: Orkestconcert
4.505.50' Concert. Orkest en liedjes bij de
luit 7.25: Zevende Symphonie voor soli,
gemengd koor, kinderkoor, orkest en orgel
van Gustav Mahler. Daarna tot 11.20:
Dansmuziek.
Parij* „Radio Paris", 1725 M. 11.20:
Gramofoonpl. 11.50: Gramofoonpl.
3.05: Orkestconcert en soli 8.05: Orkest
concert 8 50: Concert. Koor, orkest en
solisten.
B rustel, 508.5 M. 4.20: Trio-concert
5.55Gramofoonpl. 7.35: Orkestconcert
en zang.
Kalundborg, 1153 M. 11.201.20: Or
kestconcert 2.00i.00: Orkestconcert en
declamatie 4.005.00: Kinderuurtje
7.359.35Concert. Orkest en solisten
9.5511.50: Dansmuziek.
Zeesen, 1635 M. 5.5011.20: Lezingen
11.2012.15: Gramofoonpl. 12.15
12.50: Berichten 1.201.50 Gramofoon-
platen 1503.50: Lezingen 3.50
4.50: Concert 4.507.50: Lezingen
7.50: Herdenking van Friedrich Schiller
9 50: Kaartspelen: Rommé. Daarna: Orkest
concert.
Door E PHILIPS OPPENHEIM.
Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER
(Nadruk verboden.)
19)
,Js u van plan te luisteren?' vroeg ik.
„Ik ben zoo bang!" antwoordde zij. „Ik
'eet niet wat er gaat gebeuren. Ik ben
bang! Neemt u den hoorn en zeg mij wie er
aan het toestel is".
„Wilt u dat bepaald welen?"
'Dadelijk! Anders zijn ze misschien weer
weg."
Het toestel belde nogmaals en ik nam
den hoorn ter hand. met de vraag:
„Met wien spreek ik?"
„Is dit het apartement van den heer De-
lora?" was de wedervraag.
„Ia, wat wenscht u?"
„Ik wensch juffrouw Felicit Delora aan
bet toestel te hebben!"
„Wien kan ik zeggen?"
„Dat doet er niet toe", was het antwoord.
„Wees zoo vriendelijk haar te vragen aan
Bel toestel te komen.... juffrouw Felicia
Delora."
Ik nam den 'hoorn van het oor en wendde
bbj tot haar:
„Daar is iemand die u spreken wil".
„Wie is hel? Wil hij zijn naam niet zeg-
8tn? Herkende u dan de stem?"
Ik aarzelde even alvorens ik zeide: „Ik
er niet zeker van, maar de stem leek
°P die van uw oom."
Zij nam nu den hoorn ter hand. Wal er
rierna gebeurde tusschen haar en den per
ron aan hel andere einde van het loe9let
ik natuurlijk niet navertellen. Alles
'Pt ik weet was,dat zij met korte tusschen-
Poozen zeide:
Ja! Neen! Ja! Dat beloof Hg!' Daarop
legde zij den hoorn weer neder en keek mij
aan, lerwijl zij verklaarde:
„Het geheim is opgelost. Mijn oom heeft
een paar vrienden ontmoet en is een korten
tijd in hun gezelschap gebleven om eenige
zaken te bespreken. Het spijt mij erg dat ik
u zooveel last heb bezorgd. Ik behoel me
niet langer ongerust te maken. Alles is op
gehelderd."
Ik boog en richtte mijn schreden naar
de deur, doch achtte mij verplicht tot de
verklaring: „Zoo ik u nog op de een of
andere wijze van dienst kan zijn
„Dan zal ik het u zeker vragen", ant
woordde zij mij ernstig aanziende. „Dat
meen ik werkelijk."
„Het nummer van mijn kamer is 198",
vervolgde ik. „Ik heb mijn kamers twee ver.
diepingen hooger dan u. Vergeet niet mijn
hulp in te roepen, wanneer u een vriend
noodig heeft.
„Ik zal het werkelijk niet vergeten", ant
woordde zij vriendelijk.
Als in een plotselinge opwelling stak zij
mij haar hand toe, een kleine, blanke hand
met tamelijk lange vingers, die ongewoon
keurig waren gemanicureerd. Zij droeg
slechts een enkelen ring, waarin een prach
tige, ongeslepen smaragd was gezet Ik
drukte haar vingers even en bracht ze naar
mijn lippen.
„Ik ben altijd gaarne tot uw dienst",
verklaarde ik rustig, „hoe vee! ol hoe wei
nig u mij ook gelieft mede te deelen. Wel
te rusten."
Ik begaf mij naar mijn kamers en knapte
mij wat op. Vervolgens ging ik naar beneden
en liet mij wat avondeten brengen.
„Louis is nog niet terug, wel?" zeide
ik terloops tot den kellner die mij bediende.
„Nog niet mijnheer. Wij verwachten hem
morgen, in den loop van den ochtend. Is
mijnheer ook te Parijs geweest?"
Ik knikte bevestigend en ging niet verder
op het onderwerp door. Toen ik een half
uur later naar mijn kamers terugkeerde,
bleef ik even een praatje maken met den
portier.
Mijnheer Delora is nog niet verschenen,
mijnheer", begon hij.
„Neen. antwoordde ik. „er schijnt een
kleine vergissing in het spel te zijn. Ik meen
dat hij met zijn nicht heeft getelefoneerd."
De portier keek mij een beetje verbaasd
aan en zeide:
„Het is toch wel curieus, mijnheer, maar
er schijnen heel wat menschen (e zijn, die
den heer Delora willen spreken. In de laat
ste dagen hebben- wij zeker we! een dozijn
aanvragen gehad om hem te spreken en alle
aanvragers hebben geweigerd hun naam op
te geven".
„Zakenvrienden misschien" antwoordde
ik. „De heer Delora is overgekomen, denk
ik, om met zijn kennissen hier goede vrien
den te blijven".
De portier liet een bescheiden doch ge
heimzinnig kuchje hooren en volstond met
de opmerking: „Dat zal wel zoo zijn,
mijnheer".
Ik vervolgde mijn weg naar mijn kamers,
daar ik er niel op gesteld was het gesprek
voort te zetten. Toch gevoelde ik dat er
iets achter dat alles stak. Ashley wist of
vermoedde iets, dat hij mij zeker met een
kleine aanmoediging mijnerzijds zou heb
ben medegedeeld. Na nog een laatste siga
ret te hebben aangestoken, probeerde ik do
zaak voor mijzelven tol klaarheid te bren
gen. In de eerste plaats was ik in aanraking
gekomen met deze menschen, die niets'
merkwaardigs vertoonden, behalve de uit
gesproken vreemde nationaliteit van den
man en de goede smaak en de schoonheid
van het meisje Ik had ze gezien in een
hoogst fatsoenlijke omgeving te Parijs en
vervolgens in een restaurant, dat, naar
Louis ronduit had erkend, de verzamel
plaats was van menschen. die een leven
leidden waaraan een luchtje was. Ik was
tegelijk met hen naar Engeland overgesto
ken en zoo hun aanwezigheid in den trein
niet de verklaring was, waarom Louis mij
zoo overhaast had laten vertrekken, dan
moet het hem toch een voldoening geweest
zijn te gelooven, dat ik misschien met hen
in kennis zou komen. Gedurende de gan-
sche reis had geen van beiden ook maar de
geringste poging gedaan om met mij ken
nis te maken. Dat dit ten slotte niettemin
had plaats gehad, was ongetwijfeld alleen
aan het toeval toe te schrijven. Ik twijfel
de geen oogenblik dat het meisje aanvanke
lijk zeer verstoord op mij was geweest. Het
was even zeker, dat haar oom geen oogen
blik van een wensch had doen blijken om
met mij kennis te maken. Ik moest weer
denken aan zijn wonderlijke ongerustheid,
toen wij Londen naderden, zijn geprevelde
verontschuldiging van zijn zeeziekte en zijn
eenigszins zonderling gedrag om zijn nicht
je alleen aan mij toe te vertrouwen, hoewel
ik een volslagen vreemdeling voor hem
was, lerwijl hij zich haastte naar een hotel,
waar hij zich (en slotte niet eens had ver
toond. Was hij inderdaad de man die per
telefoon met hel meisje had gesproken, dan
wist zij vermoedelijk meer van de zaak af
dan ik Waarschijnlijk had hij haar een
uitleg van zijn afwezigheid gegeven, maar
dan had hij toch ongetwijfeld aan haar ge
heimhouding opgelegd. Wal was de belee-
kenis van het geheimzinnig gedoe? Waar
voor was hij bevreesd? Wie was die jonge
man, die na zijn vertrek op het Charing
Cross Station van zoo groole belangstelling
voor zijn nicht en mij blijk had gegeven?
Was het misschien iemand, dien hij
wenschte te ontloopen? Een detective, of
een verklikker misschien? Het raadsel was
niet gemakkelijk op te lossen. Gezond ver
sland zei mij. dat ik de wijste partij koos,
al? ik mij hield aan mijn oorspronkelijk
plan en den eersten morgentrein nam, die
mij naar mijn broeder in Norfolk zou bren
gen. Daartegenover gevoelde ik groote nei
ging om te blijven, de dingen tot klaarheid
te brengen en Felicia Delora nogmaals te
onfmoelen. Ik was dertig jaar, vrij man en
zonder andere zorgen, met een bescheiden
inkomen en een bescheiden fantasie. Vóór
dit drama een schaduw op mijn leven had
geworpen, was dit, behoudens het gebeurde
in het restaurant op de Place d' Anjou,
nogal glad verloopen. Tk had heel wat ge
flirt. maar nu vroeg ik mij af of er in het
verleden iemand mij zoozeer had aange
trokken als dit meisje, dat mij overigens to
taal vreemd was. Ik had een hekel aan haar
oom, aan de omstandigheden waaronder
ik kennis met haar had gzmaakt, aan het
geheimzinnig gedoe dat hen omgaf. Ik was
fceh wel een groote dwaas mij er over te
bekommeren, dat zij twee verdiepingen la
ger den /nacht doorbracht, hetzij vervuld
met de wetenschap van een of ander mys
terie of geheim, dan wel vol kommer over
het lot van haar oom. En op stuk van za
ken was ik goed beschouwd, naar ik zelf
moest bekennen, en groole dwaas! Ik was
toch oud genoeg om geen domme dingen
te doen! Die Delora was een avonturier,
daar viel geen oogenblik aan te twijfelen.
En hoe was goedschiks aan te nemen, dat
zij niet op de hoogte was van zijn waren
aard?
Juist toen ik reeds half ontkleed was,
werd er zacht op mijn deur geklopt. Ik
stond op en wist een oogenblik niet. wat
mij te doen stond. Gedurende den laatslen
lijd scheen ik volstrekt niet meer gedacht
te hebben aan de gevaren, die mij persoon
lijk bedreigden. Nu kwam de herinnering
daaraan plotseling weer bij mij op Mis
schien was Tapilow wel doodl In daf ge
val was het einde voor mij gekomen! Ik
ging naar de hal en deed de deur open De
gangen waren schmerig verlicht, maar ik
kon onmiddellijk zien. wie de beide man
nen waren, die zich op dat late uur bij mij
vervoegden. De eene was blijkbaar een in
specteur van politie en de man naast hem
kon, al droeg hij ook burgerkleeren, moei
lijk iets anders zijn dan een detective.
(Wordt vervolgdl