Mm
V&iAajd&6 (SbuMe&cfa fwunli
Officieele opening Koningin Emmahuis
te Alphen aan den Rijn.
DE VERDWENEN DELORA
71,te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 30 April 1930
Derde Blad
No. 21509
HJM. de Koningin-Moeder verricht de plechtigheid.
mm
GUIDO GEZELLE.
FEUILLETON.
EEN GEDENKWAARDIG FEEST.
RECLAME.
5^* X: I
Een herdenking van den grooten dichter.
(Nadruk verboden.)
Gnido Gezelle.
Morgen is het 100 jaar geleden, dat de
groote Vlaamsche dichter Guido Gezelle
werd geboren.
Men is in België begonnen met voorbe
reidselen te maken voor de herdenking van
dit 100-jarige geboortefeest van den man,
wiens naam nu niemand meer onbekend is.
Want overal treft ge de gedichten aan van
dezen vromen priester-zanger. Hij behoort
niet alleen tot de Roomsche kerk, maar hij
vindt zijn geestverwanten en vereerders ook
ver buiten de grenzen dier kerk. Wij allen
hebben hem lief, omdat hij ons zichzelf ge
geven heeft, zijn ziel voor ons heeft bloot
gelegd, die ziel „die lijk een blom naar 't
licht, naar God en Vlaanderen stond gericht'*
(Alice Nahon). Het doet ons goed om in
dezen tijd van mechanisatie en techniek nog
te hooren de stem van een, die gemoed en
geest vrij hield van verstarring, die het
beeld der schoonheid, dat hij warm en
glanzend in de ziel droeg, met machtig en
prachtig woord heeft gesproken.
Guido Gezelle was een Mei-kind en een
Mei-kind is hij gebleven, zijn leven lang.
Zingen zou hij ondanks donkere wolken,
zingen tot zijn dood! Zijn levenspad was
lang geen effen baan, maar het voerde
hem door velerlei teleurstellingen heen.
Daar zijn ouders onbemiddelde menschen
waren, moest de jonge Guido gedeeltelijk zelf
in zijn onderhoud voorzien. Dit deed hij
door in het Seminarie te Roesselaere, waar
hij studeerde, de post van portier te ver
vullen. Dit kwam hem echter voor z'n ge-
heele leven ten goede. Hier leerde hij opmer
ken. Mij lette op al wat de bezoekers zeiden,
noteerde bijzonderheden over taal en volks
gebruiken; hij vroeg veel en verzamelde een
schat van wetenswaardigheden uit de taal
van zijn volk, dat hem lief was.
Reeds op 18-jarigen leeftijd dichtte hij een
lied, dat letterkundig hooge waarde bezat
en waarin hij zich als een waarlijk dichter
deed kennen. Hij baande zich als kunste
naar een eigen-weg, los van de rhetoriek, die
in zijn dagen zoo geliefd was.
Het dichten was hem een levensbehoefte.
Zelf zegt hij daarvan in een van zijn kleen-
gedichtjes:
„Dichten is geen kunste,
Neen, geen kunste;
Dichten is een gunste Gods,
Een gunste."
In 1850 ging Guido naar hel Groot-
Seminarie te Brugge, waar hij 4 jaren later
tot priester gewijd werd. Hij moest toen
Brugge weer verlaten en kwam als leeraar
ïd scheikunde, boekhouden en handelswe
tenschap op het klein Seminarie te Roes
selaere terug.
Niemand zal beweren, dat de hem toever
trouwde vakken goed overeenkwamen met
z n zingend en droomend gemoed, maar niet
temin waren zijn leerlingen hoogelijk met
hem ingenomen. Gezelle wist in de klas hun
belangstelling te boeien en daarbuiten hun
genegenheid te winnen Na korten tijd werd
Door E PHILIPS OPPENHEIM.
Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER
(Nadruk verboden.)
12)
'k moest even glimlachen, terwijl ik ant
woordde:
,.Ik had zoowaar je betrekking vergeten!"
Ik ging het hotel binnen en betaalde mijn
rekening. Louis bracht mij naar het 6tation
en zorgde voor de inschrijving van mijn
baf age. Vervolgens zorgde hij, dat ik» de voor
mi) gereserveerde plaats vond, waarop ik
m'jn reisdeken en mijn lectuur legde. Daar
na stapte ik weer uit en drentelde met hem
°*er het perron.
„Ik hoop, dat mijnher een aangename reis
2a. hebben en prettig geselschap", zeide hij.
'k wierp een blik in een coupé, die wij
Wist voorbijgingen en het was we! toevallig,
dat op het oogenhlik dat hij die - woorden
^'de, mijn oogen blikten in die van het
meisje, wier gelaal mij in de laatste dagen
wlkens voor den geest had gezweefdl
Tegenover haar zat de grijsgebaarde De-
'wa, blijkbaar reeds verdiept in een roman.
a"e plaatsen in de coupé waren belegd met
hun pakjes, valiezen kussens, een groot ju
weelenkistje boeken papieren, bloemen en
een doos met chocolade.
Ik wendde mij lot Louis met de opmer-
..Ik zie al weer bekenden. Wat is Je
Werelo toch kleinl"
Wij liepen weer een eindje. Om de een of
hij schier verafgood en deze vereering ver
meerderde nog toen hij in 1857 leeraar der
Dichterschool werd Hij brak met den gewo
nen sleur van lesgeven; boekengeleerdheid
gold hem als niets, gezond verstand en
ruime blik kregen den voorrang, zijn Fran-
sche lessen waren prachtig. Zelts 40 jaron
na zijn schooltijd getuigde Verriest nog van
hem: ,,'t was alsof een rijzende zonne licht
en leven goot over ons en over geheel de
natuur."
Hoe zal hij daar met hart en ziel zijn
leerlingen op het schoone der dichtkunst ge
wezen hebben! Vooral de natuur had voor
hem een groote bekoring. In alles zag hij de
grootheid Gods. De bloemen spraken een
levende taal tot hem.
„Mij spreekt de bloeme een tale,
mij is het kruid beleefd,
mij groet het al te male
wat God geschapen heelt."
Zichzelf vergeleek hij ook bij een bloem,
die bloeide voor Gods oogen Zooals een
bloem haar hart opent voor de zon, heeft
ook de vrome Gezelle zijn harte geheel aan
God gewijd. In den strijd des levens, zoowel
in blijde dagen, steeds zocht hij zijn God te
eeren. Hoe menig vers getuigt niet van zijn
warme liefde voor Hem! Wie kent niet het
roerende kleengedichtje: „Gij badt op eenen
berg alleen?"
Toen Gezelle later als pastoor werkzaam
werd in Brugge en Kortrijk, heeft hij getoond
dat hij meer wilde dan alleen vrome ver
zen dichten; en menig arm menscb heelt
ondervonden, dat deze dichter een practisch
Christen was.
Een langen tijd in zijn teven heeft Ge
zelle als dichter gezwegen, want het groote
publiek waardeerde en begreep hem in dien
tijd nog niet. Pas na 1880 is de groote be
wondering van Gezelle algemeen gewor
den en kwam ook de waardeering. In 1886
werd hij benoemd tot lid der Vlaamsche
Academiede hoogeschool te Leuven maakte
hem tot dr. honoris causa in de wijsbe
geerte en de letteren. Verschillende kerke
lijke ambten vielen hem ten deel; in '89
werd hij bestuurder der „Zusters van het
Kindeke Jezus", in '99 der „Engelsche
Augustiner Kanonikessen van Latzanen."
In datzelfde jaar overleed de groote dich
ter op den 27sten November. Het bericht van
zijn dood viel als een donderslag en vloog
als de wind. „Gezelle is dood" klonk de
treurmare door geheel Vlaanderen. De
reusachtige kathedraal was veel te klein om
de groote schare te bevatten, die den lijk
stoet volgde. Heel het Vlaamsche volk stond
ootmoedig, weenend en bewonderend aan
de groeve van dezen dichtervorst. Hij stierf,
maar onsterfelijk rees als bij tooverslag het
verheerlijkt beeld van den nederigen en te
dikwijls miskenden dichter voor de oogen
van geheel Groot-Nederland.
Eigenlijk is het ondoenlijk om in enkele
woorden iets over Gezelle's beteekenis en
grootheid te zeggen Wat hem tot een groot
dichter maakte, is zeker allereerst zijn mees
terschap over de taal, die hem in staat stelde
vloeiende verzen, vol klank en kleur te
schrijven. Het innig-vrome zijner verzen is
algemeen menschelijk en ontroerend. Menig
een leerde hij het Vlaamsche landschap
liefhebben en ook wij leeren uit de verzen
van Gezelle de natuur meer en meer be
wonderen, want deze dichter wist zelve te
luisteren en te bewonderen:
Ais de ziele luistert
Spreekt het al een taal, dat leeft,
't Lijzigste gefluister
Ook een taal en teeken heeft.
Blaren van de boomen
Kouten met malkaar gezwind,
Baren in de stroomen
Klappen luide en welgezind,
Wind en zee en wolken
Wegelen van Gods heiligen voet
Talen en vertolken
't Diep gedoken Woord zoo zoet
Als de ziele luistert.
Maar ofschoon alles in de natuur hem
spreekt van God (lees b.v. „Het Schrijverke"
en „Het ruischen van het ranke riet") is hij
geen pantheïst, hij vereenzelvigt God niet
met de Natuur.
Zijn gewezen leerling Hugo Verriest heeff
er gedurende zijn lang leven een roeping
in gevonden om Gezelle's dichtwerk door
woord en geschrift alom bekend te maken.
andere reden scheen Louis mij een beetje
zenuwachtig toe. Hij keek naar de klok en
staarde naar de in den trein slappende rei
zigers met een bijna buitengewone belang
stelling. Toen zei hij plotseling: „Mijnheer,
ik zou u nog graag iets vragen vóór de trein
vertrekt."
„Er zijn heel wat vragen, die ik je zou
willen doen", antwoordde ik. „Maar ik houd
ze voor het oogenblik terug. Ga- maar voort."
„Ik zou graag willen weten, waar u het
uur heeft doorgebracht tusschen hel oogen
blik, dat u het Café Normandië verliet en
dat waarop u het Ritzhotel bereikte.
Ik aarzelde een oogenblik, maar goed be
schouwd had ik geen enkele reden om mijn
gangen geheim te houden. Het was mis
schien toch ook maar beter zooveel mogelijk
moeilijkheden Ie vermijden. Ik antwoord
de dus:
„Nu, als je dat zoo graag wilt welen: ik
heb gevolg gegeven aan de afspraak met de
dame met de turkooizen."
Louis' bleeke gelaat scheen te betrekken
en hij bromde:
„Dat is mijn schuld. Ik had u niet alleen
moeien laten gaan. U begrijpt niet. hoe het
hier te Parijs toegaal! Als Bartot dat
wist.
„Maar Bartot weet het!" viel ik hem in
de rede.
Louis' gezicht was het aankijken waard
„Bartot kwam binnen terwijl ik met de
dame zat te pralen" verklaarde ik
„Dat zal me een tooneel gegeven heb
ben!" riep Louis opgewonden uit. „Heelt
Bartot u gedreigd? Zijn er misschien ook
klarnen gevallen?"
„Niets daarvanl Bartot heeft een beetje
een grooten mond opgezet en de dame zat
daarbij haar banden te wringen, maar zij
In vervolge op het gisteren vermeldde,
vernemen wij nader:
De openingsplechtigheid werd begunstigd
door bijzonder fraai lenteweder. Reeds des
morgens vroeg bleek in onze gemeente dat
een niet alledaagsche gebeurtenis zou plaats
vinden: vele inwoners hadden de frisschc
driekleur uitgestoken. Ook de terreinen en
gebouwen van de Martha-Stichting waren
in feestdos getooid, terwijl het te openen ge
bouw van binnen geheel was versierd. Tegen
den middag begon het op straat ook alras
zeer druk te worden. De leerlingen der ver
schillende scholen hadden zich op verschil
lende plaatsen in de gemeente opgesteld om
getuige te zijn van den tocht van de hooge
Landsvrouwe door onze gemeente. Vooral in
de nabijheid der Martha-Stichting heersehle
ongeveer 2 uur een ongekende drukte, ter
wijl ook de vele uitgenoodigden spoedig naar
de terreinen van de inrichting stroomden.
In een der conversatiezalen van het te
openen gebouw, waar de officieele plechtig
heid zou plaats vinden, waar de genoodigden
en lal van autoriteiten hadden plaats ge
nomen, benevens de meisjes der inrichting
en hel meisjeskoor der Martha-Stichting
merkten wij vele autoriteiten op, gisteren
reeds door ons vermeld.
Te ongeveer 2.15 uur arriveerde H.M. de
Koningin-Moeder. Zoodra het 2-tal open
auto's waarvan in de eerste was gezeten
H.M. in paars mantelcostuum en met bruine
boa, volgde in de tweede auto een klein ge
volg de terreinen waren opgereden onder
enthousiast gejuich van de talrijke menigte,
zette de Chr. Muziekver. „Arti et Religioni"
onder leiding van haar directeur den heer
Smolders de eerste tonen van het Wilhel
mus in. Bij aankomst aan den ingang van
het gebouw werd het hooge bezoek ont
vangen en verwelkomd door den directeur-
predikant dor inrichting ds. A. W. Voors
en den voorzitter der inrichting dr. J. Th.
de Visser, terwijl door de dochter van den
directeur Mej. Mimi Voors Hare Majesteit een
bloemstuk werd aangeboden. Nadat vervol
gens het hooge bezoek in het te openen ge
bouw, waar de genoodigden en autoriteiten
in spanning wachtten, hadden plaats geno
men. las de voorzitter dr. de Visser een kort
schriftgedeelte uit de psalmen om daarna in
gebed voor te gaan, terwijl hiervoor door de
jongste verpleegde van het meisjeshuis aan
H.M. een programma in goud op snede van
deze plechtigheid was aangeboden. De aan
wezigen zongen vervolgens gezang 194 1-5.
Dr. J. Th de Visser sprak hierna een kort
openingswoord, waarbij spreker in bijzonder
Hare Majesteit woorden van dank bracht
voor de vereering met haar hoog bezoek aan
de inrichting. Voorts richtte spreker zich lot
den minister van Justitie en den burge
meester dr H J. Lovink. Tevens releveerde
spreker de harmonische samenwerking in het
bestuur, waar hij in de 40 jaren als be
stuurslid nog nimmer een conflict in het be
stuur heeft medegemaakt. Terwijl ook onder
het personeel steeds een goede geest heerscht,
en onder Gods zegen reeds vele vruchten van
de opvoeding van de jongens en meisjes zijn
geplukt, hetgeen wel steeds sterk naar voren
komt op den oud-verpleegden-dag, die steeds
speelden hun rollen vrij slecht. Onder ons
gezegd, Louis, ik heb zoo het idee, dat Bar-
tot's verschijning niet uitsluitend aan het
toeval was toe te scljrijven."
„Men had u een valstrik gespannen",
merkte Loui9 zacht op. „Maax waarom?"
Ik schudde het hoold, zeggend:
„Louis, ik deug er niet voor om ook maar
tijdelijk in dit nest van intriges te verblij
ven. Ik begrijp er niets van en ik begrijp u
geen van allen. Ik weet alleen, dat ik aan
jou en de andere heeren heel wat verschul
digd ben, en toch ben ik zeer ernstig legen
jou gewaarschuwd door die jonge dame uit
het Café de Paris. Men heeft mij verzekerd,
dat jou gezelschap de eerste stap tot mijn
ondergang beteekent. Die mijnheer Bartot
mag dan een grooten mond hebben opgezet,
hij scheen toch erg op mijn vriendschap ge
steld te zijn."
„Neen die vrouw zit er achterl" riep
Louis uit. ,jdie Bartot is te dom om er iets
van te begrijpen!"
Met een diepe zucht verklaarde ik. dat
ik vreesde in denzelfden toestand als de
heer Bartot te verkeeren- „Ik begrijp er ook
niets van!"
Er werd een laatste signaal gegeven en
ik bad nog net den tijd om in den trein,
die zich reeds in beweging had gezet, te
springen. Louis liep nog een eindje mede,
terwijl hij mij verzekerde- „Die menschen
zijn niet erg gevaarlijk. Zij zouden alleen
gebruik van u willen maken als hun dit
mogelijk was. Mademoiselle heeft wel an
dere gekken voor haar zegewagen gespan
nen voor Bartot dik begon te worden Maar
mijnheerl"
„Zoo mijnheer Delora of zijn nicht het
woord tot u richten, behoeft u zich niet
op Hemelvaartsdag wordt gehouden. Uit dit
alles blijkt wel Gods groote zegen. Onder
leiding van den heer J. Tuinman werd
hierna door het Meisjeskoor der inrichting
gezongen hel lied „Lof zij den Heer, waarna
de zeer uitvoerige toespraak van den direc
teur ds. A. W Voors volgde (gisteren in ons
blad afgedruktl. Het meisjeskoor zong hierna
hel door den lieer J. Tuinman geheel ver
vaardigde lied genaamd: „Bij de inwijding
van Ons Huis".
Dr. 1. Th. de Visser.
II. M. de Koningin-Moeder sprak hierna
de volgende openingsrede uil:
Mijnheer de Voorzitter. Mijne heeren.
Mijn groote waardeering en erkenielijkheid
voor het werk dat in de Martha-Stichting
verricht woTdt, laat mij volgaarne gehoor
geven aan de uilnoodiging dit nieuwe Meis
jeshuis naar mij genoemd, te openen. De
arbeid die sinds jaren hier geschiedde, is
lalloozen kinderen en jonge menschen ten
zegen geweest. Dit stemt zeker ailen.die .net
liefde en toewijding hier hun laak vervulden
tot dankbaarheid en blijdschap en geelt
kracht om zorgen en moeite te overwinnen.
Met de innigs bede. dat Gods onmisbaren
zegen op dit huis, zijn bewoners en op allen
arbeid daarin verricht, zal mogen rusten,
verklaar ik dit nieuwe meisjeshuis voor
geopend.
Het meisjeskoor zong hierop de navol
gende zegenbede: „De Heere zeegnc en be
hoede U. De Heere doe Zijn aanschijn over
U lichten en geve U vrede. De Heer zal
Uwen uitgang en ingang bewaren, van nu
aan tot in alle eeuwigheid. Amen". Rest
ons nog te vermelden dat door H. M. aan
het bestuur voor de inrichting een schilder
stuk met het beeld van H. K. H. Prinse3
Juliana van den schilder Tholen heeft aan
geboden, waarna de eigenlijke opening was
afgeloopen. Onder begeleiding van den direc
teur, diens cchlgenoole en den voorzitter dr.
bezorgd te maken. Zij zijn van een beier
hout gesneden dan Bartot of zijn vriendin.
,Jk zal er om denkenl" riep ik nog, ter
wijl ik met de hand hem een afscheid toe
wuifde.
Ik heirad nu mijn coupé en zag tot mijn
ergenis, dat alles met uitzondering van mijn
plaats bezet was. Ik had mij den tijd niet
gegund om couranten of tijdschriften te koo-
pen; ik had trouwens reeds genoeg aan
mijn eigen gedachten Aan Tapilow dacht
ik ternauwernood intusschen. Onze wegen
hadden elkander gekruist en ik had mij
aan mijn eed gehouden Wat mij betreft was
de zaak daarmede afgedaan tk gevoelde
mijn veiligheid geen oogenblik bedreigd
naar aanleiding van het gebeurde Het ge
sprek, dat ik met Decresson en zijn vriend
had gehad, had mij daarvan, wonderlijk ge
noeg. de vaste overtuiging geschonken Ik
had het gevoel alsof ik had terechtgestaan
en geheel volgens de regels was vrijgespro
ken Voor mij was het gordijn over dit
treurspel gevallen. Andere dingen hielden
mijn geest bezig Ik scheen in een doolhof
verzeild te zijn geweest, op de meest ge
heimzinnige en onbegrijpelijke wijze ge
mengd te zijn geweest in sommige duistere
zaken. Wat was dat eigenlijk voor inrich
ting, dal restaurant waar Louis mij heen
had gebracht? Kwam daar een soort van
geheime organisatie bijeen, die de macht
had weten te verwerven om de politie te
misleiden? En dan die Bartot Beschikte
hij inderdaad over de groote macht, welke
Louis hem had tnegeschrpvpn' Maar waar
om had hij mij dan in zoon onhandigen
valstrik gelokt en er in berust, dat ik er mij
ongedeerd uit had weten te bevrijden? Wat I
wilden die lui vagi mij hebben? Het werd
de Visser maakte de hooge bezoekers hierna
een rondgang door het gebouw om dit te be
zichtigen waarbij H. M. zeer belangstellend
bleek.
Na de rondgang werd vervolgens in een
der zijzalen door het hooge gezelschap de
thee gebruikt. Onder luide begroetingen van
het publiek, uitgeleid door dezelfde heeren
verliet hierna de stoet het gebouw om per
auto een rondrit over de terreinen te ma
ken, waar H. M. allereerst eenige muziek
van de jongensfluitclub van de inrichting
aanhoorde om vervolgens een bezoek te
brengen aan de ziekeninrichling van de
Martha-Stichting. Hier werden de hooge be
zoekers verwelkomd door den geneesheer
van de inrichting dr. A. J Groen en do
hoofdzuster der ziekeninrichling. Ook hier
maakten H. M. en gevolg een rondgang en
onderhielden zich - belangstellend mei de
patiënten Na eindelijk nog een bezoek te
hebben gebracht aan de school en kerkzaal
verliet het hooge gezelschap om plm. kwart)
over 4 onder luid gejubel van de menigte,
de terreinen van de Martha-Stichting.
Overal bij de terugtocht hadden zich voor
de Martha-Stichting. in de omgeving en
langs de straten duizenden belangstellen
den opgesteld om de hooge-bezoekers naar
de residentie te zien vertrekken. Het ver
dere van den dag en ook heden is de Martha-
Stichling nog steeds in feestelijke stemming!
Werd gisteren om 5 uur in de kerkzaal voor
belangstellenden en genoodigden het kinder
spel genaamd „De woudkoningin" opge
voerd. ook hedenmorgen is ter gelegenheid
van den 21sten verjaardag van H. li. II.
Prinses Juliana op de terreinen der Martha-
Stichting een kinderoptocht gehouden, ter
wijl het geopende gebouw, voor belangstel
lenden was te bezichtigen, terwijl heden
avond in de kerkzaal wederom een feest
avond wordt georganiseerd.
Het geheel had. dank zij de leiding van de
politie, een zeer ordelijk en goed verloop.
alles steeds onbegrijpelijker voor me en ik
zocht tevergeefs naar een verklaring. En
dan was er nog iets, dat ik niet begreep.
Ik moest denken aan Louis' wensch, bijna
een bevel, dat ik juist met dezen trein zou
terugkeeren Had hij daarvoor eenige reden?
Stond het ook maar eenigszins in verband
met de aanwezigheid van de beide vreem
delingen in de aangrenzende coupé? Het
leek mogelijk, maar toch niet verklaarbaar.
Ik slond op pp Irpterde door dp grivanff,
terwijl ik een blik wierp in de coupé waar
het tweetal was gezeten De blikken van
het meisje ontmoetten een enkele maal de
mijne, doch zij keek verder een anderen
kant uit. De heer bleef verdiept in zijn tijd
schrift fk kwam een paar maal voorbij,
maar steed9 vertoonde zich hetzelfde
schouwspel aan mijn oogen Ten slotte
zocht ik mijn plaats weer op. In ieder geval
was het mij wel duidelijk, dal zij er niet op
gesteld waren kennis met mij te maken.
Te Boulogne begaf ik mij dadelijk naar
den salon van de boot om een stukje te
eten Toen ik daarna weer aan dek kwam.
zag ik. dat de stoel, welken ik had gere
serveerd. was vastgesjord vlak bij de ge
opende deur van een hut en voor die deur
stond op een paar pa-sen afstands van
mij. de nicht van den heer Delora Ik pij
nigde mijn hersens om iels te vinden,
waarmee ik met fatsoen een gesprek kon
aanknoopen. Zij deed niets om mij aan te
moedigen en ten slotlp bracht ik hel niet
verder dan tot een banaliteit.
Ik vrees, dat wij ruw weer op onzen
overtocht zullen hebben", zei ik. aan mijn
reispet tikkend.
(Wordt vervolgd).
RECLAME.5501