De opening van Antwerpen's Wereldtentoonstelling
DE VERDWENEN DELORA
71rte Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 28 April 1930
Derde Blad
No. 21507
1
FEUILLETON.
f
Vlaggen, zuilen, groen en bloemen - De Koninklijke familie arriveert
De openingsplechtigheid, met een Vlaamsche rede van den
Koning. - De tentoonstelling bij avond: schoon ver
lichte uitwendigheden, Oberbayern,
Lunapark en Oud België.
(Eigen correspondentie.)
t-
CFfllfff 'mm
lj—'i II ill
Antwerpen, 27IV'30.
'Wanneer het er niet om begonnen is
u-erk af te leveren, dat de eeuwen moet
trotseeren, dan kan er in een etmaal heet
wat gebeuren. En hier is, met automatische
Terlspuiten, door hard werkende mannen
vaardig bediend, door schilders, timmerlie
den, electriciens, gansch den nacht en heel
den ochtend, onder hoogedruk gewerkt om
bij 's Konings blijde inkomst de Scheldestad
mooi te maken en dat is gelukt. Een paar
uur voor de aankomst van den trein moest
het torenhuisje van den verkeersagent voor
de middenstatie nog uit het niet verrijzen
en een half uur voor dien tijd stond het er,
uit stuc I
De Keizerlei was toen een en al kleurig
heid van zilveren en waaiende vlaggen
velerlei, van slingers groen en bloemen en,
hadde het een Nederlandsch feest gegolden,
we zouden schrijven, dat het Oranjezon
netje, ondanks dreiging van onweersluchten,
overwon.
En daar gaat niets van af: een galaverloo-
ning als deze zonder zon dat is als een
ei zonder zout.
Om drie uur zou de openingsplechtigheid
plaats vinden om één begon het al
Het Paviljoen van de Stad Antwerpen.
bezoekers tc stroomen. Zij, die in het bezit
van een allerofficieelste toegangskaart van
enorme afmetingen waren, konden den
hoofdingang passé eren de iutverkorenen
van de tweede orde, die op de terreinen de.
rondwandeling der Koninklijke familie zou
den gadeslaan, konden door de poort van
Het Kiel binnenkomen
Er heerschte een uitstekende orde; de
gendarmerie nationale, die voor de afzet
ting zorgde, was-tegelijk zachtmoedig in op
treden en streng in 't handhaven der voor
schriften. En binnen dien keten, daar was
het 'n schitterend vertoon van uniformen
en andere gala-kleedij! Voorde hooge gasten
kwamen, kon men zich al verlustigen in den
aanblik van bestcekte politiecommissaris
sen zonder tal, een witgebefle hoofdcom
missaris de vriendelijkheid zelve en
een merliale kapitein der gendarmerie..».,
met een enorme sigaar in 't hoofd! Toen,
tegen half drie, begonnen de honderden
autoriteiten toe te stroomen, met zwaar
goud-getresle rokken, wit-bepluimde steken
en heele bloemperken vol ridderorden op de
borst. En wie zou zooiels niet eens
gaarne zien?
En hoog boven dit alles in de lucht zweel
de, zwaar-ronkend, een zilverkleurige twee
dekker die enkele honderden meters achter
Het pompeuse Paviljoen van den Belgischen Congo, door een architect van de oudere
genetatie gemaakt en daarom minder strak van opvatting.
zich aan een enorm doek sleepte met de
naam zijner maatschappij: Sabena.
Toen vielen de eerste saluutschoten in de
zomersche lentelucht: voorafgegaan door de
cavalerie kwam de Koninklijke stoet het ter
rein oprijden: een rijtuig met dignitarissen,
een tweede met baron Holvoet, den gouver
neur der provincie, en dan: de Koninklijke
familie, de Kroonprins en -prinses, prins
Karei, en daarna weer cavalerie. „Vive ie
roi, vive la reine" en „vive le princesse"
weerklonken de uitroepen, toen er later en
overal, waar zij zich vertoonden een
enkele stem ook Tiep „Leve de Koning, leve
de Prinses", k
In de groote feestzaal, plaats biedende aan
een twee-en-een-half duizend personen,
vond do eigenlijke openingsplechtigheid
plaats, met drie redevoeringen en het uit
voeren ven een cantate. Door krachtige luid
sprekers was ook op het voorplein alles wèl
to verstaan en dat de Vlaamsche rede dos
Konings daar niet gehoord werd. moet niet
aan de Koninklijke radiophobie, doch zuiver
aan een technisch óngelukje toegeschreven
worden.
De tekst dier officieele redevoeringen
zij den lezeT geschonken: zij waren vol
Het Perzisch© Paviljoen met hoofdingang.
gloed en getuigden van een gegrond vertrou
wen in het welslagen der tentoonstelling
en.zij waren in degelijk Vlaamsch voor
het grootste deel. Dat dit van het Staats
hoofd op prijs gesteld werd, daarvan mag
men zeker zijn, en van den Waal, Alfred
Martougin, den voorzitter van het Uitvoe
rend Komileit, zeker niet minder. Minister
Heyman sprak z'n Vlaamsch vlot.
Terwijl de cavalerie de gelrokken sabels
presenteerde, verliet het hooge gezelschap,
na afloop der officieele opening, de feest
zaal om zich le voet naar het Antwerpsch
paviljoen te begeven. Dat was voor de vele
wachtenden, die uren in de warme lentezon,
achter de gendarmerie hadden gestaan, hat
moment om de gansche Belgische Ko
ninklijke familie eens van zeer nabij te zien.
Koning Albert: een goede vijftiger, vrien
delijk en ernstig, geen zweem van officieele
„beminnelijkheid", doch om zoo te zien het
voorbeeld van een democratisch vorst of een
vorstelijken democraat. Dat de Belgen met
hun Koningin Elisabeth véél op hebben, zal
een ieder duidelijk zijn, die haar, de een
voud en innemendheid zelve, zag. Kroon
prins Leopold lijkt als zijn vader, ernstig,
met een prettig, open gelaat; zijn gomalinne,
prinses Astrid ,is werkelijk allerliefst. Trins
KaTel, de graaf van Vlaanderen, maakt een
sportieven, doch minder ernstigen indruk
dan zijn ouderen broer misschien omdat
er nog geen levengezellinne naast hem
voortschreed?
Voor onzen vrouwelijken lezeressen zij
hier, der gewoonte getrouw, vermeld, dat
Koningin Elisabeth droeg een lange zee
groene fluweelen mantel met lichtgrijs bont,
'n klein lichtgrijs hoedje en een lichtgrijze
crêpe georgette japon; Prinses Astrid was
gekleed in een bleu-groene mantel, dito
klein hoedje met paradis-veeren in dezelfde
kleur en een gebloemde toile de soie japon.
Koning en Prinsen waren in militaire uni
form, alle drio met het breedo paarse lint
van de Lepoldsorde getooid.
Na het paviljoen van Antwerpen, de schit
terend© tentoonstelling van voorjaarsbloe
men en het Congo-paleis bezocht te heb
ben, reed de Koninklijke stoet naar Oud-
Belgiê. hetwelk de Koning officieel opende,
terwijl de beiaardier Jean Donnés op het
klokkenspel van den Belfort, op 't Markt
plein, de „Brabangonne" speelde.
Des avonds 7 uur was er een galabanket
in de stedelijke feestzaal, waaraan ook de
souvereinen aanzaten, omstreeks half tien
vertrok de Koninklijke familie weer naar
Brussel en om tien uur rukte de wacht in,
met volle muziek de Keizerlei over.
Onderwijl stroomde het publiek de ten
toonstelling binnen en naarmate meer der
gebouwen verlicht werden, nam do bewon
dering daarvoor toe. Het Engelsche paleis in
„floodlighting", rees als een sprookjesburcht
van z'n eilandwallen op. Nederland was in
duisternis gehuld en enkel de Nederlandscne
vlaggen wapperden er tegen den avond
sterrenhemel. Waarom woei er niet, als
van alle andere gebouwen der vreemde na
ties, óók een Belgische driekleur van het
onze? Dat is toch eisch van internationale
vlaggcn-etikelte?
En onderwijl reed het kleine snellreintje
schril-fluitend rond, in Oud-België, Ober
bayern en Lunapark was het volop feest
(en wèt genoeglijk) de lichtfonteinen kla
terden.... Antwerpens wereldtentoonstel
ling was geopend S. S. S.
RECLAME.
DOOR WEER EN WIND
alle-dag weeraan, is geen
pretje. Zorg er voor tegen kou
en vocht gewapend te zijn.
Neem Lakerol! Dat warmt
van binnen en behoedt tegen
verkoudheid en keelaandoe.
-"^njngen. Lakerol islekkeróók!
Lil vooral op da grotna dooi!
LAKEROL PASTILLES
SO cl p. d. bij alia Apoth. an Orog
9278
NIEUWE UITGAVEN.
Ter gelegenheid van het 60-jarig beslaan
v. d. Nederl. Gist- en Spiritusfabriek tc
Delft ontvingen wij van genoemde fabriek
een door den kunstenaar Bernard Romein
ontworpen jubileum-kalender die loopt tot
Mei 1931, welke een artistieke en fraaie
wandversiering is en levens een indruk
geeft van den enormen omvang van dit inte
ressant bedrijf.
Door E. PHILIPS OPPENHEIM.
Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER
(-Nadruik verboden.)
10)
Zij wierp voor de eersle maal een blik
jaar mij waarin iets van coquetterie was if
leze n.
„Ik geloof wel van mijn belangstelling
blijk te geven door mijnheer hier te ont
boeten". zeide zij zacht. „Vertel mij eens,
boe het kwam, dat u daar met Louis was."
„Rein toeval", antwoordde ik. „Ik ont
moette hem toen ik uit de opera kwam. Ik
erveelde mij en we gingen samen naar
1 bblmartre. Ik geloof, dat ik mij daar nog
orger verveelde en toen stelde Louis voor
Jbn het café des Deux Epingles een bezoek
w brengen."
..Wist u". ging zij voort, „dat u daar dén
man zou ontmoeten met wien u handge
meen is geweest?"
Ik schudde het hoofd en antwoordde: „Ik
2..er het minste idee van."
Zeide Gen naar mD en
..Indien u belust is op avonturen, mijn
eer. dan moet u zich niet door Louis lat'-n
ergezellen. Hij weet niet wat vrienden zijn
3 tent alleen zich zelf. Het is een zeer ge-
A^rhlk metgezel. Er zijn wel anderen en
julS' ^ey 101 metgezellen moest maken."
*™aQ3Px>2selle", antwoordde ik met een
blik in haar oogen, „dat alles is van niet zoo
bijster groot belang. U deed mij in den afge-
loopen nacht een briefje toekomen. Wan
neer zal ik het geluk mogen hebben u nog
maals le bewonderen in dat mooie, blauwe
cosluum en u mede te nemen naar den
schouwburg, een souper of waarheen u
wilt?"
Zij wierp een blik naar mij van onder
haar wimpers. Het gordijn was niet neer
gelaten, en het zachte zonnelicht speelde
over haar gelaat. Zij was dik gepoeierd en
flink geverfd gelijk tegenwoordig alle knappe
vrouwen doen. maar haar trekken waren
mooi en haar oogen hoogst bekoorlijk.
,,0. mijnheer", riep zij uit, „dat zou dub
bel onvoorzichtig wezen! Het is inderdaad
niet verstandig van u om zich al le veel te
Parijs te laten zien. Die arme mijnheer Ta-
pilow heeft het danig te kwaad gehad."
„Mademoiselle", verzekerde ik haar, „er
zijn oogenblikken waarop gevaar van geen
beteekenis is."
..Zijn alle Engelse hen zoo galant?"
„Wel als zij in eenzelfde verleiding ver-
kceren."
„U verslaat de kunst van complirne ':es
te maken uitnemend."
„Dat is een kunst, waarin ik nooit sleri
was."
Zij slaakte een zucht Ik begreep opper
best. dat rij met zeker ongeduld dit duel
met woorden streed en er andere dingen
waren waarover zij graag wilde spreken.
Ten slotte vroeg zij mij:
..Vertel mij eens. mijnhepr. wal die Tapi-
low tegenover u had misdreven."
Ik antwoordde, het hoofd schuddend:
„Vergeef het mij, maar dat is een zaak
tusschen hem en mij."
„En Louis dan?"
„Louis weet van niets."
Zij keek mij verbaasd aan, Zij was blijk-
baar overtuigd, dat Louis mij daarheen had
meegenomen met het doel mij daar Tapilow
te doen ontmoeten en zij had reden de
waarheid te willen uitvisschen.
„Natuurlijk was het een vrouwenkwestie",
prevelde zij, ,de vriendin van mijnheer of
misschien een of andere bloedverwante. Ik
ben erg jaloersch van aard. Zeg me du3
maar gauw, dat het een familiebetrekking
gold."
„Mademoiselle", antwoordde ik ernstig,
„ik kan onmogelijk met u praten over de
oorzaak van het geschil tusschen dien man
en mij Vergeef mij. dat ik u er op wijs. dat
het een zeer pijnlijk onderwerp voor mij is.
Vergeef het mij ook, dat ik u er op wijs",
ging ik voort, terwijl ik ook haar andere
hand in de mijne nam. „dat toen ik u dia
paar regels zag krabbelen en u ze aan mij
deed toekomen en ik nu hier ben gekomen,
het niet met de bedoeling is om op vragen
betreffende andere personen (e antwoorden."
Zij kerk mij aan. Het waren ongewoon en
wonderlijk blauwe oogen Daarna schudde
zij het hoofd en trok met een zucht haar
handen terug.
„Maar mijnheer", zeide zij. „daarna is er
heel wat gebeurd. U moet u niet te Parijs
laten zien. Het is voor u wenschelijk om zoo
tooedig mogelijk naar Engeland terug te
keeren."
Och. ik ben hier volkomen veilig."
,,^in is de zaak dus in orde gekomen!"
riep i haastig uil. .Louis is in ieder geval
een vriend van mijnheer. Hij heeft mis
schien
Laten wij niet langer over deze zaak
spreken", -erzocht ik, „ik wilde liever
Zij hief het hoofd omhoog en schoof een
eindje van mij af, terwijl zij zenuwachtig
naar de deur keek.
„Ik gevoel mij niet gerust", zeide zij. ,.U
moet eens op een namiddag een bezoek bij
mij aan huis komen brengen, dan kunnen
we rustig praten. Maar er i9 toch nog één
vraag, die ik u wil doen. Louis keek her
haaldelijk naar ons. Vertel me eens, heeft
hij u iets medegedeeld omtrent den heer
Bariet en mij?"
„Niets", antwoordde ik, „dan dat de heer
Bartot een eenige positie inneemt in som
mige kringen te Parijs en dat hij iemand
was. wien men liefst niet onaangenaam
moest zijn."
„Werkelijk niets anders?"
„Neen, werkelijk niet."
„Ik zag, hoe hij ons aan u aanwees",
merkte zij op.
„Ik had hem gevraagd mij de mooiste
vrouw in de zaal te wijzen."
Hoofdschuddend antwoordde zij: „U is
een veel te groot hofmaker voor een
Engelschman. U meent toch niet wat u
zegt."
..Zelfs een Engelschman kan de juiste
woorden vinden, wanneer hij daartoe een
gerechte aanleiding heeft."
Ik maakte een gebaar alsof ik haar han
den weder wilde vatten, maar zij trok ze
terug en vroeg mij plotseling:
„Wanneer keert u naar Engeland terug?"
„Ik vermoed morgen wanneer ik dan
tenminste nog op vrije voeten ben."
..Op vrije voeten?" herhaalde zij hoonend.
Als u beschermd wordt, wie zou het dar»
wagen u een haar te krenken? Mijnheer
Decresson laat de gansche politie naar zijn
pijpen dansen en als dat nog niet voldoende
zou zijn, dan zou de heer Bartot u zelfs uit
de gevangenis kunnen redden. Neen, n is
volkomen veilig, mijnheer, zelfs al bleef u
hier! Ik denk dat het Louis is, die u liefst
naar Engeland terug zou zien gaan."
„In ieder geval is het bijna mijn tijd om
naar huis te gaan. Ik meen, dat het ver
standig zal zijn terug te keeren, al zou ik op
dit oogenblik groote neiging gevoelen nog
wat te blijven."
„Maar intu9schen vertrekt u toch morgen.
Ik zou u evenwel toch nog wat willen vra
gen
„Wat u wil", verklaarde ik.
„Gaat u alleen naar Engeland?"
„Ik vrees van wel, tenzij u.
Zij hield haar hand voor mijn mond en
vervolgde:
„Kent u misschien dien bejaarden heer
met dat mooie meisje, dat in den afgeloopen
nacht tegenover hem zat? De heer Delora
en zijn nichtje?"
Op het oogenblik, dat zij mij die vraag
stelde, gevoelde ik mij in eens overtuigd, dat
mijn eventueel antwoord voor haai'van de
grootste beteekenis was. Zij wist haar onge
duld handig te verbergen, maar ik was mij
er van bewust, dat ik om de een of andere
reden naast haar zat enkel Ier wille van een
antwoord op die vraag.
4 „Ik heb vannacht hun namen voor de
eerste maal van mijn leven gehoord" ver
klaarde ik, „en Louis heeft mij het een en
ander omtrent hen medegedeeld."
Zij keek mii eenige oogenblikken aandach
tig aan, alsof zij niet zeker was. dat ik de
waarheid had gesproken.
..Maar. mademoiselle" zeide ik met iels
verwij tends in mijn slem. ..laten we die
dingen nu laten rusten! Die Delora's, Louis
en mijnheer Bartot laten mij absoluut koud*
ÖSfordt vervolgd), j