De bekoring van het tennisspel 71*te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 29 Maart 1930 Vierde Blad No. 21484 Goede banen en clabspel ITALIAANSCHE HERINNERINGEN. ANECDOTA LEIDENSIA. DL in. Het behoeft zeker geen beloog, dat men alles wat men aanpakt, of het een genoegen dan wel een plicht is, het beste en aange naamste verricht wanneer de omstandig heden zoo gunstig mogelijk zijn. Nu zijn er omstandigheden, welke men niet in zijn macht heeft, doch onder die omstandighe den, welke men zelf voor een groot deel be- heerschen kan. behoort in de eerste plaats (we bedoelen nu niet alleen tennis, doch wij schrijven in algemeenen zin) het ma terieel. Bij een zoo fijn en snel spel als tennis, is dit in hooge mate het geval. Met spel komt oneindig meer lot zijn recht, het spel peil van denzelfden speler, relatief ge sproken, dus of hij kruk is of kampioen, rijst met tientallen procenten (of om in tennistermen te blijven: rijst met „15" of meer) wanneer het gespeeld wordt op goede banen, met behoorlijke ballen en met strak gespannen rackets. Wat hanen betreft, men zou uit de ge schiedenis van den Nederlandschen Lawn- Tennis Bond kunnen bewijzen, uit de resul taten in nationale en internationale wtd- strijden, dal het spelpeil van onze sterkste spelers, en dat ook het gemiddelde spelpeil tegelijk, omhoog gegaan is met de verbe tering van de banen in ons land. Met zou te ver gaan om die geschiedenis op den voet te volgen, doch we kunnen wel aan stippen, dal op de cementbanen en op de grijze gravelbanen van vroeger nimmer deze zuiverheid en deze snelheid en daardoor ook niet het snelle tempo van het huidige spel verkregen kon worden. De banen, welke tegenwoordig in ons land het meest aangelegd worden, de gemalen baksteen banen. hebben series bijzondere eigenschap pen, welke hen gunstig onderscheiden van andere typen banen. Zij hebben, bij goeden aanleg, een mooie gelijke oppervlakte, aan genaam voor de oogen, waarop de bal zuiver stuit en waarop hij uitnemend te volgen is. Doch wat meer zegt: de sprong van den bal op dit soort banen is van dien aard, dat het spel het beste tot zijn recht komt, het wordt niet zoo snel, dat een bepaalde slag kan overheerschen, zooals op gladde asfaltbanen, het wordt ook niet zoo lang zaam. dat de bal zelfs bij de hardste smashes en drives nog te halen is, zoo\ls wel op al te zachte en al te stroeve banen gebeurt. Er is nóg meer voordeel in deze soort banen en dat is de hooge mate van bespeel baarheid. De cementbanen en de oude gravelbanen hadden óf geen drainage óf zij lieten het water zoo langzaam door, dat er op een vochtigen dag, of na een bui, soms in uren niet gespeeld kan worden. Wie de jaren van de oude gravelbanen in Noord- wijk heeft meegemaakt, zal zich herinneren dat het daar wel eens gebeurd is, dat men twee dagen achtereen geen enkele partij van een groot lournooi kon spelen, hoewel het nu en dan regende en driekwart van den dag droog was. Wanneer nu het omge keerde het geval is, driekwart -egen en halve uurtjes er tusschen door droog, mn speelt men niet alleen in Noordwijk, doch op alle goede gemalen baksteenbanen. zoo als er ook hier ter stede aan den Morschweg liggen, zoodra het droog is. Ja, wie voorzien is van de pas ingevoerde waterp oof- rackels, zal op zulke banen nog rustig tijdens den regen kunnen spelen, want hot moet al heel lang en heel hard regenen wil dit soort banen plassen vertoonen, zóó groot is het absorptie-vermogen. Reeds uit deze overwegingen alleen ver dient het aanbeveling voor een speler, die in zijn weinig beschikbaren lijd zoo veel mogelijk tennissen wil, banen uit te zoekan, welke een hoog percentage bespeelbaarlnnd hebben, vooral in ons vochtige klimaat. En dc clubs, welke zicJi tevreden moeten stallen met een paar middagen, een paar avonden in de week, zullen een hooger „dividend speeltijd" innen wanneer zij op gemalen baksteenbanen kunnen spelen dan op an dere banen. Het is in de wereld nu eenmaal zoo, dat er tegenover voordeelen ook altijd nadeelen slaan. Ware dat niet, dan zou het even wicht in onze gecompliceerde samenleving al te spoedig en al te gemakkelijk verbroken zijn. Dit is ook met deze banen het geval voorzoover men hel een „nadeel" wil noe men! Want met de eigenschappen van de banen zelf heeft deze factor ten slotte direct niets te maken. Het is tenslotte een financieele kwestie, die echter niet van overwegende bcteekenis is, anders zouden deze banen niet zoo bij zon-der in trek zijn. De onderhoudskosten zijn wat hoogcr dan die van geheel harde banen. Gemalen bak steenbanen vereischen op hun lijd sproeien en rollen. Dat is de eenige rede, dat zij door clubs, die één of twee „eigen" banen willen hebben, minder genomen worden dan de harde banen, waarnaar men immers na den aanleg weinig onderhoud meer heeft. Dat is echter ook de reden, dat zij voor grootere complexen, waar toch een of meer groundmen moeten zijn, speciaal in aanmerking komen Trouwens in geheol ons land treft men geen complex van drie of vier cement- of asfaltbanen, bespeeld door eenigszins bekende clubs of spelers meer aan. En hoeveel heeft het spelen op groole complexen voor, althans voor die clubs, welke een niet te exclusieve of „intieme" tendenz hebben! Zorg voor banen of net behoeft men niet meer te hebben. Daarvoor wórdt wel gezorgd! Men ziet dikwijls betere spelers, krijgt soms de gelegenheid legen hen te spelen, heeft ruimer contact dan wanneer men steeds in het eigen kleine kringetje blijft Van het materieel zijn het niet aJleen de banen, welke het spel zoozeer kunnen ver aangenamen en verbeteren. Het moge over dreven zijn om na een paar uur, na een enkel, ja na een halfuur, met nieuwe bal len te spelen zooals verschillende spelers doen, het spelen met afgesleten, vaal ge tinte, te lichte ballen is verre van bevor derlijk voor het spel. Op dit punt hebben de gemalen baksteen-banen een voordeel boven bijna alle andere banen: de slijtage van ballen en schoeisel is gering, de ballen behouden hun oorspronkelijke witte kleur zoolang de weersomstandigheden het maar eenigszins toelaten. En ten slotte hel racket! Hoe sterk loopt de appreciatie van dit noodwendige artikel uiteen! Er zijn spelers, die van meening zijn, dat zij per seizoen twee of drie van de duurste soorten noodig hebben en zich verbeelden, dat na een gebruik van een maand de spanning ontoereikend is er zijn anderen, die nauwelijks ervaren, dat hun racket langzamerhand een mattenklop- perlje, zij het dan een sierlijke, gewonden is, een instrument, waaruit de vinger niet eens meer een toon. hoe zwaar ook, kan tok kelen. Ook hier ligt de bruikbaarheid in het midden. Meer en meer komt men tol de erkenning, dat in de middenprijsklasse uit nemende rackets te verkrijgen zijn, met prachtige spanning en van voldoende duur zaamheid Zelfs wordt hierop van de zijde van de Centrale Propaganda Commissie van den N. L. T. B. en van de districten de aan dacht gevestigd, wordt vooral aan jonge spelers het besef bijgebracht, dat het niet noodig is om de .allerduurste rackets te ge bruiken om een behoorlijk spel te kunnen spelen l Aan al die voorwaarden kan in onze ilad worden voldaan. Er is een uitstekend inge richt tennispark, er zijn goed uitgeruste sportwinkels, er zijn hier, dank zij ook de universiteit, meer jonge menschen, die zich aan sport kunnen wijden dan in menig andere stad. Is hel onbekendheid met de bekoring van het spel, dat de beoefening niet grooter is? Welk een kansen laten zij dan voorbij gaan! Het getorende San Gimigniano. schooner dan ooit te maken. Tot dusver was er aan den nieuwen Dom, die volgens be sluit van het stadsbestuur ,,in pracht alle bestaande kerkgebouwen moest voorbij streven en ook door volgende geslachten niet te overtreffen zou moeten zijn", met hard gewerkt. Doch in het rampjaar 1333 werd Giotto, de grootste onder zijn tijdge- nooten en een der grootsten van alle tijden met de verdere leiding van den bouw be last. Hij heeft vooral zijn gaven aan den klokketoren, de campanile gewijd, die als dige vormen en de Dom-koepel, het mees terwerk van Brunelleschi (en het eerste groote bouwwerk van de Renaissance) draagt zijn lantaarn boog boven alle ge bouwen van de stad uit. Ruim honderd meter hoog is die koepel en Giotto's tores is twintig meter lager. Hij dreigt dus wat in de verdrukking te komen, maar komen zijn schoone. edele vormen, zijn gestalte „slank als een lelie", misschien niet weer te treffender tot uitdrukking naast den massalen Dom De campanile is een der laatste en mooiste scheppingen der Ita- liaansche gothiek. Recht omhoog rijzen dc wanden, waarin de sierlijke spit-sbogen zijn een monument, dat ook thans de bewon dering van iederen bezoeker van Florence I wekt, naast den Dom staat. Het zijn cigec- 1 lijk twee ongelijksoortige grootheden, de j Dom en de campanile. Het kerkgebouw 1 maakt vooral den indruk door zijn gewei- uitgespaard, die aan het geheel een gra cieuze, schier moeitelooze stijging geven. De wanden zijn geheel met driekleurig mar mer, wit, lichtgroen en zacht rose, geïn- crusteerd en dragen de schoonste reliefs en het volkomenste beeldhouwwerk dat men zich denken kan. Het is waar, dat in dit beeldhouwwerk de Renaissance zich heeft baan gebroken (men vindt er o.a. de levens warme scheppingen van Donatcllo), maar dit voegt zich in het geheel, zooals alleen de zuiverste kunstuitingen van verschillen de tijden met elkaar harmonieeren kun nen. Het breekt nergens de gothiache prin cipes van Giotto's opzet en deze campanile vereeuwigt het pure kunstzinnige gevoel, dat te Florence geheerscht heeft geduren de de felle jaren van de strijdende repu bliek. Nu we van de Piazza della Signoria naar het Dom-plein zijn gegaan, grijpt ons eerst recht het kunstzinnige karakter van de stad. Alles is hier monument en bakent perioden af. Giotto's toren spreekt mis schien de verhevenste taal, Brunelleschi's koepel de imposantste maar het Bapy^ste-- rium, de oude hoofdkerk, tegenover den Dom, grijpt toch niet minder aan. Dit ge bouw bezit een stuk kunstgeschiedenis in opperste verfijning; de bronzen deuren, een paar van Andrea Pisano uit de dertien de eeuw, twee paar van Ghiberti, uit dc vijftiende eeuw. Hier is de sprong van de Gothiek naar de Renaissance, en de onv wikkeling van de laatste, want Ghiberti heeft zijn gansche leveD aan die deuren gewerkt en, steeds weer den gedanen arbeid verwerpend, naar groote volmaaktheid ge streefd. En zijn bronzen reliefs, die hun bestemming dan eindelijk vonden, behooren tot het schoonste dat in Florence te vin den is. „Waardig, de deuren van het Para dijs te zijn", riep Michelaagelo uit. Wie voor het Oude Paleis de deining en braa ding van Florence's strijdbare jaren onder gaan heeft, wie van Giotto'6 toren de fijne en nobele structuur zich heeft zien heffen in den blauwen hemei, als een stralend monument voor de uit de felheid van dien strijd gesproten kunst, en wie het leed van een kunstenaar ervaren heeft in de Medici- kapel, die kan de volheid van Florence's schoonheden voor zich laten komen. Hij kan in de Uffizi-gaJerijen en het Pitti-pa leis voornamelijk de schilderkunst bewon deren, in het Bargello de beeldhouwwer ken en bronzen; hij kau kerken, kloosters en paleizen bezoeken en bij iederen stap voor nieuwe schoonheidsopenbaringen 6taan en steeds grooter zal het geluk in hem groeien dat het hem gegeven is, in deze stad te toeven. En hij zal moe geworden van de vele indrukken, op een namiddag het knersende trammetje nemen, dat zich in eindelooze bochten opwringt naat Fiesole om van daar. driehonderd meter beneden zich, de stad te zien liggen met haar torens en koepels, oen schrijn vol kostbaarheden, beschenen door de laatste stralen van de zon. En het zal hem duidelijk worden hoe deze stad steeds voortgaat, harten ie win nen en een stralend middenpunt te vormen in een wereld die daaraan thans wellicht meer dan ooit behoefte heeft. Van Florence tot 'Siena is de afstand niét zoo groot dat ze zou verhinderen, aan de lokstem van deze oude stad gehoor te geveD Maar het werd een vluchtig bezoek, een autotocht van een dag, langs het heuvel stadje San Gimigniano, met zijn menigte torens, uit den strijd van den adel overge bleven, een brok middeleeuwen, nauwelijks door later tijden aangetast. Dc foto, die we hierbij afdrukken, geeft den min of meer grotesken indruk weer, welke zulk een verzameling torens op den hedendaagschen beschouwer maakt. Men ontwaart er ove rigens uit, dat de verschillen in stand en macht tusschen de families zich uitdruk ten in de uiteenloopende hoogten der torens Heuvel op. heuvel af. slingerde zich de weg door het schoone Toskaansche land, waar op de hellingen het graan rijpt en de druiven groeiden die den roem van de streek, de pittige, zonnige Chianti voort brengen. En van Sicna is ons vooral één herinnering gebleven, het blanke wonder van de marmeren kathedraal, die, op het hoogste punt van de stad gelegen, van een bovenaardsche schoonheid is, en nergens schijnt de hemel zee nauw de aarde te beroeren. Mooi was de terugtocht over en tusschen dc uitloopers van dc Apenijnen, die scherp gc- tcekend stonden in dc diep blauwe lucht. Kantig en forsch staken de boeren hofsteden af, ieder een kleine ommuurde vesting op een heuvel, een her innering aan vroegere, roerige tijden. En temidden van de transcedente klaarheid, de hel derheid van kleur en den rijk dom van vegetatie in dit gene- reuse land begrijpt men, hoe lief het zijn bewoners moet zijn geweest van ouder op ouder en hoe hecht het hen gebonden moet hebben die ^r als veroveraars binnendrongen, uit het grauwe en nevelige Noorden. En het is of zijn bewoners van thans den trots van de ver overaars nog meedragen in hun wezen, want een fiere schoon heid kenmerkt het Toskaan sche volkstype. IV. Florence De schoone bloei. Giotto's toren. Het wonder in de geschiedenis van Flo rence is de veerkracht, de ontzagwekkende vitaliteit van haar bewoners. Zij leefden bijna onafgebroken onder den druk der burgertwisten, wisten zich nooit veilig voor intrigues, nimmer zeker van de toekomst. Soms lieten de elementen hun verwoesten de werking gelden, aardbevingen deden ge bouwen in puin storten of de Arno trad buiten haar oevers en sleepte bruggen en bouwwerken mee. En herhaaldelijk deci meerde de pest het inwonerstal van Flo rence. Men zou het nauwelijks kunnen be grijpen dat de menschen, die onder zulk een druk leefden, kracht vonden voor iets an ders dan het weerstaan der nooden van den tijd. Doch in werkelijkheid schiepen ze een cultuur, die geheel Europa doordringen zou. In 1338 verwoestte een overstrooming veel van de stad. En wat deden de Floren- tijnen 1 Zij wedijverden in ideeën om den herbouw te gebruiken teneinde hun stad Een kattenhistorie te Katwijk. Het volgende verhaal is een prikkelidylle uit de XVlIe eeuw. Een griezelig verhaal, dat men beter doet vanavond zoo vlak vóór 't naar-bed-gaan, nietwaar? maar niet te lezen, doch de lectuur ervan aan te houden tot morgen-ochtend. Want hel gaat om spoken. En omdat de moderne mensch neiging vertoont niet meer aan spoken te1 willen gelooven. ga aan het verhaal zelve een enkel woord vooraf. Het verhaal is een ..attestatie van seekere spokerijen van katten enz. door den Clapwaeker, ten overstaen van 't Gerecht van Catwyck gegeeven, sijnde aldaer voorgevallen op den 2en November, alsook omtrent St. Jacob (25 Juli) a 1655". De attestatie wa9 onderleekend door C. van Reyn, Maerten Maerlens Peeck. Isaac Junius ,.en het merek van Pauwel Pielersz.", welke getuige dus blijkbaar niet schrijven kon. De handteekeningen en het, merk waren gezet in presentie van C. van Bouckhorst, secre taris, die op een afschrift eigenhandig nog het volgende eraan had toegevoegd: „Uit gegeven voor Copie authentijck ende naer gedaen collectie jegens de originele minuyte berustende ter comptoyre van my als Secr. van Catwvcken en 't Sandt bevinden te accordeeren luyden 15 Februari 1656". Op dit afschrift stond verder nog de volgende notitie van den Haagschen notaris L V Wyck, gedateerd 6 November 1777: „Accor deert met de bovengemelde Copie aufchen- ticq by my in *s Hage resideerende". Aldus de waarheid der Kalwyksche katten historie geblokkeerd zynde. moge dan hier het curieus© verhaal zelve volgen: „Compareerden voor ons Cornelis van Rhyn, Schout, Maerten Maertenszoon Peeck ende Isaak Junius, Schepenen der heerlyk- heden van beyde de Calwyckem en 't Zandt, doen conde dat voor ons in eygener persoon gecompareerl ende verseheenen is, de Ect zame Pauwels Pielersz. klapperman van dezen Dorpen van Catwyck op Rhijn, de- welcke heeft verclaert, gealtesteert ende ge- tuycht, waerachtig te sijn, hoe dat hij den tweeden November 1655 des nachts tusschen twaalf ende een uyre; doende sijne ordina- risse Clapwaecke door het dorp van Cat wyck voornt:, ende gecomen sijnde op het Kerkhof/ aan de westzvde. hoorde aan de oostzyde vele menschen stemmen singen, ende dikwyls verhalende van den goeden Bastiaan, ende gaande derwaarts, dat hy sach achter de Kerck op het voors. kerekhoff op" eene plaetse wat hoogh. of cleyne heuvel genaamd der Snagnaerds (Spagnaerds?) bergh eene groote menighte swerte katten, deze' daer dansten in eenon ronden kring op hare achterste poten, houdende de voor ste aan den anderen vast, singende hel voors. Liet van onsen goeden Bastiaan, ende dat bij in 't midden van hun op de voors. hoochte, sach zitten een Bee9t. soo groot als eenen groten hondt, ende hy Deposant wat genadert synde hitste hij synen hondt nae de katten toe. dye als doen met sïngen en dansen ophielden en bleven stille sitten, maer den hondt nyet dervende de katten naderen, keerde weder nae hem deposant toe, dye hem wederom hert aenhitste, soodat den hondt nae de kallen toeschoot, van de welcke terstont zes of acht van de hoop afquamen den hondt bespringen dye een of twee van dezelve by 't Lyff vatten, maer nyet vast houdende, liet deselve terstont gaen. den Deposant daer op naderende sloech eene van deselve katten met sijn halve pieck 9es of sevenmael zoo dat dye bleef leggen en kreet of steende gelvck een mensche. daer op ginck hy wech latende aldaer de katten op 't kerkebhoff, en het groot Beest blyvende altoos sitten. in 't mid den van hun, ende commende een uyre daer nae ontrent de molen van Catwyck soch hy Deposant wederom eene menichte van kat ten op de wiecken. ende op de kap van de molen sitten, ende hebbende geclapl ende 't uyre geroepe voor 't huys van den molenaar ende wederom nae het Dorp kerende, rie- pende sy daerop terstond met menighte tegen hem Moordenaer' Moordenaer? en dat ver- schc-yde reysen. Verklaerde verders hy Deposant ontrent St Jacob laeslleden. oock terzelver uyre des nachts tusschen twaelf ende Eene, doende zyne clapwaecke, ende commende op de Oostsijde van 't selve kerebhoff, onder den Lindenboom aldaar sach- twaelf of derlhijen swerte katten stil» sittende en daerby commende sach op de muer van 't kerkhoff sitten eene kat, dye hv met zyn halve pieck afsloech; ende met het scherp verscheyde reysen stack, met mey- ninge deselve te doden, doch bevondt dat het 9cherp nyet deuren ginck. doordien het lijf. wanneer hij daerop stack op en neer als eenen blaes was gaende. en daer nae wedercommende en vindt hy de kat nyet meer. Eyndigende hy er mede sijne Depositie met presentatie alle 't selve, wanneer het versocht wordt, met solemnelen eede te ster ken, consenterende hy er van genoaekt te werden publycke Acte. Ende verclaeren wy Schout pnde Schepenen voornoemt dit den gemelden Pauwels Pieters altoos gehouden en bekent is geweest voor een ee-rlyck man, geen desbouchant en in zynen handel en wandel waer en oprecht is bevonden, zynde mede een Lidlmaet van de Gereformeerde Christelijke Kercke". Het Leidsche marktwezen in 1672 (I) Aan een beschrijving der stad Leiden uit het jaar 1672 vernemen wij het volgende over het marktwezen in die dagen: „Behai- ven de dagelijkse Vertiering van allerhande Manufactuyren, als van Wolle, Laakenen, Greynen. Rassen, Saayen, Baayen, Kar- saayen, Boratten. Fusteynen, Stametten, Drogetten, Rollen Spaansche en andere Dee- kens, ende wat van die soort meer is, de welke hier in groole menigte gemaakt ende verhandelt werden, is hier. de voornaamste Suyvel en Groent-markt van geheel Hol land. voornamelijk van goede en wei- bebouwd© Boter, die nergens (om streeks) soo goed en valt. Daar toe, ende tot andere Lyvsbehouvten levensbehoeften), alle weeken. des Saturdags ende Woonsdags, een vrije ende openbare Markt-dag gehouden werd. De plaatsen, daar alle Waren ende Lyvs behouvten. buyten de dagelijkse Markten, wekelijks tweemaal ter markt komen, sijn langs den Niewen Rijnkant geeehikt ge rangschikt) d'een na d'ander, om het ge mak van het aan ende afkomen regt door, ende in 't midden van de stad, met dat de meeste toe-voer. te water, met Schuyten, werd aan-gebragt. Als syn de Appel-markt, de Groen-markl, daar bij hef Mande-werk. dp Blom-zaat- markt. de Stikke-boter. de Kaas-markt, ende Eyer-markt, daar bij hét Tou-werk. Iser- werk (ijzerwerk) ende soo voort de Linne- kramen, Hout-kramen, Kouse-kramen. Hoe- de-kramen, de Koorn-markt, op ende in 't neergaan van de Koom-brugge geplaatst. De dagelykse Koorn-markt is tussen de Toorn-steeg ende Kaarne-melks-brugge, over de Botermarkt. Daar aan volgt de binne Groen-markt "énd© Scheeps-appel-markt, daar aan de Zee-vis ende Revier-vis-markt, beginnende van agter het Stadhuys. tot aan de Vis-brugge, alsoo genaamt, om dat deselve de Zee-vis, de welke hier in groote menigte ter markt komt, aldaar werd aff- geslagen, ende verpagt Aan de overzyde van de Vis-markt, is de Tonne- ende Potte- markt. Daar aan volgt de groote Botermarkt, hebbende haar opslag van de Vis-brugge tot aan de Kraan toe, ende opdat de selve Bo ter in de Somer. van de warme Lugt mag bevryd werden, is daar voor een Boterhuy? opgesielt, benevens ende agter de gemeen© Wage, rondom met een cierlyke Galderye ende in het midden met een Gelasen gla zen) Hemel, Lantaarns-wvsp overdekt, al waar de Tonne-Boter van geheel Rijnland in een ongemepn getal ter Waag, ende ter markt komt. bedragende in ren Jaar over d© dertig duysend Vierendelen, ende ge mene Boter-Vaten. behalve de Stik- ende Kop-boter dewelke ten deelen alhier ver- bruykt en voort over-al verslonden werden. Voor ende gelvk als in het midden van het Boter-huv9 dat aan alle kanten van binnen dan in synen toegang heevt staat de Groote- Wage daar allerhande Grov« °nde andre Wa ren gewogen werden, dewelke lange tijd op het Water gestaan heevt. ende ^nr na. met het verniewen van het Oude Boler-huys, met het selve. tot een uytstekent. ende meer als gemeen cierlvk Gebouw, in den Jare 1658 bij den anderen gevougd is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 13