De bekoring van het tennisspel
71*te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 29 Maart 1930
Vierde Blad
No. 21484
Goede banen en clabspel
ITALIAANSCHE
HERINNERINGEN.
ANECDOTA LEIDENSIA.
DL
in.
Het behoeft zeker geen beloog, dat men
alles wat men aanpakt, of het een genoegen
dan wel een plicht is, het beste en aange
naamste verricht wanneer de omstandig
heden zoo gunstig mogelijk zijn. Nu zijn
er omstandigheden, welke men niet in zijn
macht heeft, doch onder die omstandighe
den, welke men zelf voor een groot deel be-
heerschen kan. behoort in de eerste plaats
(we bedoelen nu niet alleen tennis, doch
wij schrijven in algemeenen zin) het ma
terieel.
Bij een zoo fijn en snel spel als tennis,
is dit in hooge mate het geval. Met spel
komt oneindig meer lot zijn recht, het spel
peil van denzelfden speler, relatief ge
sproken, dus of hij kruk is of kampioen,
rijst met tientallen procenten (of om in
tennistermen te blijven: rijst met „15" of
meer) wanneer het gespeeld wordt op goede
banen, met behoorlijke ballen en met strak
gespannen rackets.
Wat hanen betreft, men zou uit de ge
schiedenis van den Nederlandschen Lawn-
Tennis Bond kunnen bewijzen, uit de resul
taten in nationale en internationale wtd-
strijden, dal het spelpeil van onze sterkste
spelers, en dat ook het gemiddelde spelpeil
tegelijk, omhoog gegaan is met de verbe
tering van de banen in ons land. Met zou
te ver gaan om die geschiedenis op den
voet te volgen, doch we kunnen wel aan
stippen, dal op de cementbanen en op de
grijze gravelbanen van vroeger nimmer deze
zuiverheid en deze snelheid en daardoor
ook niet het snelle tempo van het huidige
spel verkregen kon worden. De banen,
welke tegenwoordig in ons land het meest
aangelegd worden, de gemalen baksteen
banen. hebben series bijzondere eigenschap
pen, welke hen gunstig onderscheiden van
andere typen banen. Zij hebben, bij goeden
aanleg, een mooie gelijke oppervlakte, aan
genaam voor de oogen, waarop de bal zuiver
stuit en waarop hij uitnemend te volgen
is. Doch wat meer zegt: de sprong van den
bal op dit soort banen is van dien aard,
dat het spel het beste tot zijn recht komt,
het wordt niet zoo snel, dat een bepaalde
slag kan overheerschen, zooals op gladde
asfaltbanen, het wordt ook niet zoo lang
zaam. dat de bal zelfs bij de hardste
smashes en drives nog te halen is, zoo\ls
wel op al te zachte en al te stroeve banen
gebeurt. Er is nóg meer voordeel in deze
soort banen en dat is de hooge mate van
bespeel baarheid. De cementbanen en de
oude gravelbanen hadden óf geen drainage
óf zij lieten het water zoo langzaam door,
dat er op een vochtigen dag, of na een bui,
soms in uren niet gespeeld kan worden. Wie
de jaren van de oude gravelbanen in Noord-
wijk heeft meegemaakt, zal zich herinneren
dat het daar wel eens gebeurd is, dat men
twee dagen achtereen geen enkele partij van
een groot lournooi kon spelen, hoewel
het nu en dan regende en driekwart van
den dag droog was. Wanneer nu het omge
keerde het geval is, driekwart -egen en
halve uurtjes er tusschen door droog, mn
speelt men niet alleen in Noordwijk, doch
op alle goede gemalen baksteenbanen. zoo
als er ook hier ter stede aan den Morschweg
liggen, zoodra het droog is. Ja, wie voorzien
is van de pas ingevoerde waterp oof-
rackels, zal op zulke banen nog rustig
tijdens den regen kunnen spelen, want hot
moet al heel lang en heel hard regenen wil
dit soort banen plassen vertoonen, zóó groot
is het absorptie-vermogen.
Reeds uit deze overwegingen alleen ver
dient het aanbeveling voor een speler, die
in zijn weinig beschikbaren lijd zoo veel
mogelijk tennissen wil, banen uit te zoekan,
welke een hoog percentage bespeelbaarlnnd
hebben, vooral in ons vochtige klimaat. En
dc clubs, welke zicJi tevreden moeten stallen
met een paar middagen, een paar avonden
in de week, zullen een hooger „dividend
speeltijd" innen wanneer zij op gemalen
baksteenbanen kunnen spelen dan op an
dere banen.
Het is in de wereld nu eenmaal zoo, dat
er tegenover voordeelen ook altijd nadeelen
slaan. Ware dat niet, dan zou het even
wicht in onze gecompliceerde samenleving
al te spoedig en al te gemakkelijk verbroken
zijn. Dit is ook met deze banen het geval
voorzoover men hel een „nadeel" wil noe
men! Want met de eigenschappen van de
banen zelf heeft deze factor ten slotte direct
niets te maken.
Het is tenslotte een financieele kwestie,
die echter niet van overwegende bcteekenis
is, anders zouden deze banen niet zoo bij
zon-der in trek zijn.
De onderhoudskosten zijn wat hoogcr dan
die van geheel harde banen. Gemalen bak
steenbanen vereischen op hun lijd sproeien
en rollen. Dat is de eenige rede, dat zij
door clubs, die één of twee „eigen" banen
willen hebben, minder genomen worden
dan de harde banen, waarnaar men immers
na den aanleg weinig onderhoud meer
heeft. Dat is echter ook de reden, dat zij
voor grootere complexen, waar toch een of
meer groundmen moeten zijn, speciaal in
aanmerking komen Trouwens in geheol ons
land treft men geen complex van drie of
vier cement- of asfaltbanen, bespeeld door
eenigszins bekende clubs of spelers meer
aan. En hoeveel heeft het spelen op groole
complexen voor, althans voor die clubs,
welke een niet te exclusieve of „intieme"
tendenz hebben! Zorg voor banen of net
behoeft men niet meer te hebben. Daarvoor
wórdt wel gezorgd! Men ziet dikwijls betere
spelers, krijgt soms de gelegenheid legen
hen te spelen, heeft ruimer contact dan
wanneer men steeds in het eigen kleine
kringetje blijft
Van het materieel zijn het niet aJleen de
banen, welke het spel zoozeer kunnen ver
aangenamen en verbeteren. Het moge over
dreven zijn om na een paar uur, na een
enkel, ja na een halfuur, met nieuwe bal
len te spelen zooals verschillende spelers
doen, het spelen met afgesleten, vaal ge
tinte, te lichte ballen is verre van bevor
derlijk voor het spel. Op dit punt hebben de
gemalen baksteen-banen een voordeel
boven bijna alle andere banen: de slijtage
van ballen en schoeisel is gering, de ballen
behouden hun oorspronkelijke witte kleur
zoolang de weersomstandigheden het maar
eenigszins toelaten.
En ten slotte hel racket! Hoe sterk loopt
de appreciatie van dit noodwendige artikel
uiteen! Er zijn spelers, die van meening
zijn, dat zij per seizoen twee of drie van
de duurste soorten noodig hebben en zich
verbeelden, dat na een gebruik van een
maand de spanning ontoereikend is er
zijn anderen, die nauwelijks ervaren, dat
hun racket langzamerhand een mattenklop-
perlje, zij het dan een sierlijke, gewonden
is, een instrument, waaruit de vinger niet
eens meer een toon. hoe zwaar ook, kan tok
kelen. Ook hier ligt de bruikbaarheid in
het midden. Meer en meer komt men tol de
erkenning, dat in de middenprijsklasse uit
nemende rackets te verkrijgen zijn, met
prachtige spanning en van voldoende duur
zaamheid Zelfs wordt hierop van de zijde
van de Centrale Propaganda Commissie van
den N. L. T. B. en van de districten de aan
dacht gevestigd, wordt vooral aan jonge
spelers het besef bijgebracht, dat het niet
noodig is om de .allerduurste rackets te ge
bruiken om een behoorlijk spel te kunnen
spelen l
Aan al die voorwaarden kan in onze ilad
worden voldaan. Er is een uitstekend inge
richt tennispark, er zijn goed uitgeruste
sportwinkels, er zijn hier, dank zij ook de
universiteit, meer jonge menschen, die zich
aan sport kunnen wijden dan in menig
andere stad.
Is hel onbekendheid met de bekoring van
het spel, dat de beoefening niet grooter is?
Welk een kansen laten zij dan voorbij
gaan!
Het getorende San Gimigniano.
schooner dan ooit te maken. Tot dusver was
er aan den nieuwen Dom, die volgens be
sluit van het stadsbestuur ,,in pracht alle
bestaande kerkgebouwen moest voorbij
streven en ook door volgende geslachten
niet te overtreffen zou moeten zijn", met
hard gewerkt. Doch in het rampjaar 1333
werd Giotto, de grootste onder zijn tijdge-
nooten en een der grootsten van alle tijden
met de verdere leiding van den bouw be
last. Hij heeft vooral zijn gaven aan den
klokketoren, de campanile gewijd, die als
dige vormen en de Dom-koepel, het mees
terwerk van Brunelleschi (en het eerste
groote bouwwerk van de Renaissance)
draagt zijn lantaarn boog boven alle ge
bouwen van de stad uit. Ruim honderd
meter hoog is die koepel en Giotto's tores
is twintig meter lager. Hij dreigt dus wat
in de verdrukking te komen, maar komen
zijn schoone. edele vormen, zijn gestalte
„slank als een lelie", misschien niet weer
te treffender tot uitdrukking naast den
massalen Dom De campanile is een der
laatste en mooiste scheppingen der Ita-
liaansche gothiek. Recht omhoog rijzen dc
wanden, waarin de sierlijke spit-sbogen zijn
een monument, dat ook thans de bewon
dering van iederen bezoeker van Florence
I wekt, naast den Dom staat. Het zijn cigec-
1 lijk twee ongelijksoortige grootheden, de
j Dom en de campanile. Het kerkgebouw
1 maakt vooral den indruk door zijn gewei-
uitgespaard, die aan het geheel een gra
cieuze, schier moeitelooze stijging geven.
De wanden zijn geheel met driekleurig mar
mer, wit, lichtgroen en zacht rose, geïn-
crusteerd en dragen de schoonste reliefs en
het volkomenste beeldhouwwerk dat men
zich denken kan. Het is waar, dat in dit
beeldhouwwerk de Renaissance zich heeft
baan gebroken (men vindt er o.a. de levens
warme scheppingen van Donatcllo), maar
dit voegt zich in het geheel, zooals alleen
de zuiverste kunstuitingen van verschillen
de tijden met elkaar harmonieeren kun
nen. Het breekt nergens de gothiache prin
cipes van Giotto's opzet en deze campanile
vereeuwigt het pure kunstzinnige gevoel,
dat te Florence geheerscht heeft geduren
de de felle jaren van de strijdende repu
bliek.
Nu we van de Piazza della Signoria naar
het Dom-plein zijn gegaan, grijpt ons eerst
recht het kunstzinnige karakter van de
stad. Alles is hier monument en bakent
perioden af. Giotto's toren spreekt mis
schien de verhevenste taal, Brunelleschi's
koepel de imposantste maar het Bapy^ste--
rium, de oude hoofdkerk, tegenover den
Dom, grijpt toch niet minder aan. Dit ge
bouw bezit een stuk kunstgeschiedenis in
opperste verfijning; de bronzen deuren,
een paar van Andrea Pisano uit de dertien
de eeuw, twee paar van Ghiberti, uit dc
vijftiende eeuw. Hier is de sprong van de
Gothiek naar de Renaissance, en de onv
wikkeling van de laatste, want Ghiberti
heeft zijn gansche leveD aan die deuren
gewerkt en, steeds weer den gedanen arbeid
verwerpend, naar groote volmaaktheid ge
streefd. En zijn bronzen reliefs, die hun
bestemming dan eindelijk vonden, behooren
tot het schoonste dat in Florence te vin
den is. „Waardig, de deuren van het Para
dijs te zijn", riep Michelaagelo uit. Wie
voor het Oude Paleis de deining en braa
ding van Florence's strijdbare jaren onder
gaan heeft, wie van Giotto'6 toren de fijne
en nobele structuur zich heeft zien heffen
in den blauwen hemei, als een stralend
monument voor de uit de felheid van dien
strijd gesproten kunst, en wie het leed van
een kunstenaar ervaren heeft in de Medici-
kapel, die kan de volheid van Florence's
schoonheden voor zich laten komen. Hij
kan in de Uffizi-gaJerijen en het Pitti-pa
leis voornamelijk de schilderkunst bewon
deren, in het Bargello de beeldhouwwer
ken en bronzen; hij kau kerken, kloosters
en paleizen bezoeken en bij iederen stap
voor nieuwe schoonheidsopenbaringen 6taan
en steeds grooter zal het geluk in hem
groeien dat het hem gegeven is, in deze
stad te toeven. En hij zal moe geworden
van de vele indrukken, op een namiddag
het knersende trammetje nemen, dat zich
in eindelooze bochten opwringt naat Fiesole
om van daar. driehonderd meter beneden
zich, de stad te zien liggen met haar torens
en koepels, oen schrijn vol kostbaarheden,
beschenen door de laatste stralen van de
zon. En het zal hem duidelijk worden hoe
deze stad steeds voortgaat, harten ie win
nen en een stralend middenpunt te vormen
in een wereld die daaraan thans wellicht
meer dan ooit behoefte heeft.
Van Florence tot 'Siena is de afstand niét
zoo groot dat ze zou verhinderen, aan de
lokstem van deze oude stad gehoor te geveD
Maar het werd een vluchtig bezoek, een
autotocht van een dag, langs het heuvel
stadje San Gimigniano, met zijn menigte
torens, uit den strijd van den adel overge
bleven, een brok middeleeuwen, nauwelijks
door later tijden aangetast. Dc foto, die
we hierbij afdrukken, geeft den min of
meer grotesken indruk weer, welke zulk een
verzameling torens op den hedendaagschen
beschouwer maakt. Men ontwaart er ove
rigens uit, dat de verschillen in stand en
macht tusschen de families zich uitdruk
ten in de uiteenloopende hoogten der torens
Heuvel op. heuvel af. slingerde zich de
weg door het schoone Toskaansche land,
waar op de hellingen het graan rijpt en de
druiven groeiden die den roem van de
streek, de pittige, zonnige Chianti voort
brengen. En van Sicna is ons vooral één
herinnering gebleven, het blanke wonder
van de marmeren kathedraal, die, op het
hoogste punt van de stad gelegen, van een
bovenaardsche schoonheid is, en
nergens schijnt de hemel zee
nauw de aarde te beroeren.
Mooi was de terugtocht over
en tusschen dc uitloopers van
dc Apenijnen, die scherp gc-
tcekend stonden in dc diep
blauwe lucht. Kantig en forsch
staken de boeren hofsteden af,
ieder een kleine ommuurde
vesting op een heuvel, een her
innering aan vroegere, roerige
tijden. En temidden van de
transcedente klaarheid, de hel
derheid van kleur en den rijk
dom van vegetatie in dit gene-
reuse land begrijpt men, hoe
lief het zijn bewoners moet
zijn geweest van ouder op
ouder en hoe hecht het hen
gebonden moet hebben die ^r
als veroveraars binnendrongen,
uit het grauwe en nevelige
Noorden.
En het is of zijn bewoners
van thans den trots van de ver
overaars nog meedragen in hun
wezen, want een fiere schoon
heid kenmerkt het Toskaan
sche volkstype.
IV.
Florence De schoone bloei.
Giotto's toren.
Het wonder in de geschiedenis van Flo
rence is de veerkracht, de ontzagwekkende
vitaliteit van haar bewoners. Zij leefden
bijna onafgebroken onder den druk der
burgertwisten, wisten zich nooit veilig voor
intrigues, nimmer zeker van de toekomst.
Soms lieten de elementen hun verwoesten
de werking gelden, aardbevingen deden ge
bouwen in puin storten of de Arno trad
buiten haar oevers en sleepte bruggen en
bouwwerken mee. En herhaaldelijk deci
meerde de pest het inwonerstal van Flo
rence. Men zou het nauwelijks kunnen be
grijpen dat de menschen, die onder zulk een
druk leefden, kracht vonden voor iets an
ders dan het weerstaan der nooden van den
tijd. Doch in werkelijkheid schiepen ze
een cultuur, die geheel Europa doordringen
zou. In 1338 verwoestte een overstrooming
veel van de stad. En wat deden de Floren-
tijnen 1 Zij wedijverden in ideeën om den
herbouw te gebruiken teneinde hun stad
Een kattenhistorie te Katwijk.
Het volgende verhaal is een prikkelidylle
uit de XVlIe eeuw. Een griezelig verhaal,
dat men beter doet vanavond zoo vlak
vóór 't naar-bed-gaan, nietwaar? maar
niet te lezen, doch de lectuur ervan aan te
houden tot morgen-ochtend. Want hel gaat
om spoken. En omdat de moderne mensch
neiging vertoont niet meer aan spoken te1
willen gelooven. ga aan het verhaal zelve
een enkel woord vooraf. Het verhaal is een
..attestatie van seekere spokerijen van katten
enz. door den Clapwaeker, ten overstaen
van 't Gerecht van Catwyck gegeeven, sijnde
aldaer voorgevallen op den 2en November,
alsook omtrent St. Jacob (25 Juli) a 1655".
De attestatie wa9 onderleekend door C. van
Reyn, Maerten Maerlens Peeck. Isaac Junius
,.en het merek van Pauwel Pielersz.", welke
getuige dus blijkbaar niet schrijven kon. De
handteekeningen en het, merk waren gezet
in presentie van C. van Bouckhorst, secre
taris, die op een afschrift eigenhandig nog
het volgende eraan had toegevoegd: „Uit
gegeven voor Copie authentijck ende naer
gedaen collectie jegens de originele minuyte
berustende ter comptoyre van my als Secr.
van Catwvcken en 't Sandt bevinden te
accordeeren luyden 15 Februari 1656". Op
dit afschrift stond verder nog de volgende
notitie van den Haagschen notaris L V
Wyck, gedateerd 6 November 1777: „Accor
deert met de bovengemelde Copie aufchen-
ticq by my in *s Hage resideerende".
Aldus de waarheid der Kalwyksche katten
historie geblokkeerd zynde. moge dan hier
het curieus© verhaal zelve volgen:
„Compareerden voor ons Cornelis van
Rhyn, Schout, Maerten Maertenszoon Peeck
ende Isaak Junius, Schepenen der heerlyk-
heden van beyde de Calwyckem en 't Zandt,
doen conde dat voor ons in eygener persoon
gecompareerl ende verseheenen is, de Ect
zame Pauwels Pielersz. klapperman van
dezen Dorpen van Catwyck op Rhijn, de-
welcke heeft verclaert, gealtesteert ende ge-
tuycht, waerachtig te sijn, hoe dat hij den
tweeden November 1655 des nachts tusschen
twaalf ende een uyre; doende sijne ordina-
risse Clapwaecke door het dorp van Cat
wyck voornt:, ende gecomen sijnde op het
Kerkhof/ aan de westzvde. hoorde aan de
oostzyde vele menschen stemmen singen,
ende dikwyls verhalende van den goeden
Bastiaan, ende gaande derwaarts, dat hy
sach achter de Kerck op het voors. kerekhoff
op" eene plaetse wat hoogh. of cleyne heuvel
genaamd der Snagnaerds (Spagnaerds?)
bergh eene groote menighte swerte katten,
deze' daer dansten in eenon ronden kring
op hare achterste poten, houdende de voor
ste aan den anderen vast, singende hel
voors. Liet van onsen goeden Bastiaan, ende
dat bij in 't midden van hun op de voors.
hoochte, sach zitten een Bee9t. soo groot als
eenen groten hondt, ende hy Deposant wat
genadert synde hitste hij synen hondt nae
de katten toe. dye als doen met sïngen en
dansen ophielden en bleven stille sitten,
maer den hondt nyet dervende de katten
naderen, keerde weder nae hem deposant
toe, dye hem wederom hert aenhitste, soodat
den hondt nae de kallen toeschoot, van de
welcke terstont zes of acht van de hoop
afquamen den hondt bespringen dye een of
twee van dezelve by 't Lyff vatten, maer
nyet vast houdende, liet deselve terstont
gaen. den Deposant daer op naderende
sloech eene van deselve katten met sijn
halve pieck 9es of sevenmael zoo dat dye
bleef leggen en kreet of steende gelvck een
mensche. daer op ginck hy wech latende
aldaer de katten op 't kerkebhoff, en het
groot Beest blyvende altoos sitten. in 't mid
den van hun, ende commende een uyre daer
nae ontrent de molen van Catwyck soch hy
Deposant wederom eene menichte van kat
ten op de wiecken. ende op de kap van de
molen sitten, ende hebbende geclapl ende 't
uyre geroepe voor 't huys van den molenaar
ende wederom nae het Dorp kerende, rie-
pende sy daerop terstond met menighte tegen
hem Moordenaer' Moordenaer? en dat ver-
schc-yde reysen. Verklaerde verders hy
Deposant ontrent St Jacob laeslleden. oock
terzelver uyre des nachts tusschen twaelf
ende Eene, doende zyne clapwaecke, ende
commende op de Oostsijde van 't selve
kerebhoff, onder den Lindenboom aldaar
sach- twaelf of derlhijen swerte katten stil»
sittende en daerby commende sach op de
muer van 't kerkhoff sitten eene kat, dye hv
met zyn halve pieck afsloech; ende met het
scherp verscheyde reysen stack, met mey-
ninge deselve te doden, doch bevondt dat
het 9cherp nyet deuren ginck. doordien het
lijf. wanneer hij daerop stack op en neer
als eenen blaes was gaende. en daer nae
wedercommende en vindt hy de kat nyet
meer.
Eyndigende hy er mede sijne Depositie
met presentatie alle 't selve, wanneer het
versocht wordt, met solemnelen eede te ster
ken, consenterende hy er van genoaekt te
werden publycke Acte. Ende verclaeren wy
Schout pnde Schepenen voornoemt dit den
gemelden Pauwels Pieters altoos gehouden
en bekent is geweest voor een ee-rlyck man,
geen desbouchant en in zynen handel en
wandel waer en oprecht is bevonden, zynde
mede een Lidlmaet van de Gereformeerde
Christelijke Kercke".
Het Leidsche marktwezen in 1672 (I)
Aan een beschrijving der stad Leiden uit
het jaar 1672 vernemen wij het volgende
over het marktwezen in die dagen: „Behai-
ven de dagelijkse Vertiering van allerhande
Manufactuyren, als van Wolle, Laakenen,
Greynen. Rassen, Saayen, Baayen, Kar-
saayen, Boratten. Fusteynen, Stametten,
Drogetten, Rollen Spaansche en andere Dee-
kens, ende wat van die soort meer is, de
welke hier in groole menigte gemaakt ende
verhandelt werden, is hier. de voornaamste
Suyvel en Groent-markt van geheel Hol
land. voornamelijk van goede en wei-
bebouwd© Boter, die nergens (om streeks)
soo goed en valt. Daar toe, ende tot andere
Lyvsbehouvten levensbehoeften), alle
weeken. des Saturdags ende Woonsdags, een
vrije ende openbare Markt-dag gehouden
werd.
De plaatsen, daar alle Waren ende Lyvs
behouvten. buyten de dagelijkse Markten,
wekelijks tweemaal ter markt komen, sijn
langs den Niewen Rijnkant geeehikt ge
rangschikt) d'een na d'ander, om het ge
mak van het aan ende afkomen regt door,
ende in 't midden van de stad, met dat de
meeste toe-voer. te water, met Schuyten,
werd aan-gebragt.
Als syn de Appel-markt, de Groen-markl,
daar bij hef Mande-werk. dp Blom-zaat-
markt. de Stikke-boter. de Kaas-markt, ende
Eyer-markt, daar bij hét Tou-werk. Iser-
werk (ijzerwerk) ende soo voort de Linne-
kramen, Hout-kramen, Kouse-kramen. Hoe-
de-kramen, de Koorn-markt, op ende in 't
neergaan van de Koom-brugge geplaatst.
De dagelykse Koorn-markt is tussen de
Toorn-steeg ende Kaarne-melks-brugge, over
de Botermarkt. Daar aan volgt de binne
Groen-markt "énd© Scheeps-appel-markt,
daar aan de Zee-vis ende Revier-vis-markt,
beginnende van agter het Stadhuys. tot aan
de Vis-brugge, alsoo genaamt, om dat
deselve de Zee-vis, de welke hier in groote
menigte ter markt komt, aldaar werd aff-
geslagen, ende verpagt Aan de overzyde
van de Vis-markt, is de Tonne- ende Potte-
markt. Daar aan volgt de groote Botermarkt,
hebbende haar opslag van de Vis-brugge tot
aan de Kraan toe, ende opdat de selve Bo
ter in de Somer. van de warme Lugt mag
bevryd werden, is daar voor een Boterhuy?
opgesielt, benevens ende agter de gemeen©
Wage, rondom met een cierlyke Galderye
ende in het midden met een Gelasen gla
zen) Hemel, Lantaarns-wvsp overdekt, al
waar de Tonne-Boter van geheel Rijnland
in een ongemepn getal ter Waag, ende ter
markt komt. bedragende in ren Jaar over
d© dertig duysend Vierendelen, ende ge
mene Boter-Vaten. behalve de Stik- ende
Kop-boter dewelke ten deelen alhier ver-
bruykt en voort over-al verslonden werden.
Voor ende gelvk als in het midden van het
Boter-huv9 dat aan alle kanten van binnen
dan in synen toegang heevt staat de Groote-
Wage daar allerhande Grov« °nde andre Wa
ren gewogen werden, dewelke lange tijd op
het Water gestaan heevt. ende ^nr na. met
het verniewen van het Oude Boler-huys,
met het selve. tot een uytstekent. ende meer
als gemeen cierlvk Gebouw, in den Jare
1658 bij den anderen gevougd is.