Uit den Leidschen Raad.
Handwondjes
ZIJN LAATSTE WENSCH
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 18 Maart 1930
Derde Biad
No. 21474
EEN ONDERWIJS-DEBAT.
OE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE.
.«e/rV BP
FEUILLETON.
11
(Vervolg van gisteren).
5o. Praeadvies op het verzoek van het be-
jnrvan de Vereeniging tot stichting en in
bidhouding van scholen met den bijbel te
Vptgeest, om medewerking te verleenen
;l stichting van een school voor gewoon
ger onderwijs. (48)
De heer MEYNEN was aanvankelijk van
rsning, toen hij de shrkken zag, dat mode
ling moest worden verieend, doch sedert
hij door voortgezet onderzoek tot een an-
conclnsie gekomen.
Zijn eerste bezwaar ontleent hij aan de
sbepaling inzake het al dan niet mee-
en van kinderen, die reeds op een derge-
Je school zijn. 35 zulke kinderen zijn er
Leiden. Ongetwijfeld is het stadsge-
dte daar grooter geworden, doch de nood-
;elijkheid van een school daar is hem
mier gebleken. Toch ontleent de Oegst-
iler-commissie daaraan haar aanvrage.
b9twijfelt of de 25 genoemde kinderen
gen meetellen en is dit niet het geval,
is het wettelijk minimum van 80 niet
tinkt.
De tweede vraag is, of we te doen hebben
el een Leidsch dan wel een Oegstgeester
ing. Gelet op den naam van den aanvra-
is men al geneigd tot het laatste, doch
wordt nader gedemonstreerd door het
if dat van de 80 schoolgaande kinderen
53 m Oegstgeest op school gaan. En wat
woning der ouders betreft, 64 wonen in
38 in Leiden, 2 in Rijnsburg.
i is hier dus meer sprake van een belang
u Oegstgeest.
Zijn derde bezwaar ontleent hij aan mo
rel en geestelijk oogpunt. Als die school er
temt, dan zullen er 2 dingen gebeuren: lo.
nllen de 80 al schoolgaande kinderen op-
pjomen worden, doch 80 leege plaatsen
tóterlaten. En niet wegens gebrek aan
jlalsruimte wordt de aanvrage gedaan, er
integendeel nog plaats; 2o. totdusver was
Oegstgeest een gelukkige samenwerking
nssohen Herv. en Geref. schoolbelang. Door
actie wordt een wig gedreven in deze
oenwerking, er zal scheuring komen, ook
der de kinderen. En dat zou hij betreuren.
Door voor dit voorstel te stemmen zou
mede verantwoordelijk achten voor
alles en dat wil hij niet In overleg met
leden van zijn fractie, spreekt hij ook
i dezen.
Ds heer GROENEVELD wijst er op, dat
hvestie op het uiterste nippertje in den
si is gebracht, zoo zelfs, dat heden be-
n worden moet. De onderwijscommissie
it er ook niet over vergaderd, ieder lid
it apart den wethouder zijn inzicht
fciftelijk medegedeeld. Ben vergadering
lie onmogelijk door het verhinderd zijn
ia den ohef van onderwijs, tevens secre-
es der commissie ,in verhand met de elec-
iitehstentoonstelling. Spr. betreurt drt
si en meent, dat aan het advies der on-
snijscommissie daarom weinig waarde is
le kennen.
fe aanvrage is spr. zeer onsympathiek.
Oegstgeesters zijn belasting-vluoh tel in
rit Leiden. En nu zou men Leiden nog
ilea laten betalen voor deze school I Laat
in Oegstgeest bouwen. En men kiest
stuk grond zelfs, bestemd voor villa-
ferein. Komt daar een school, dan daalt de
uide van den omllggenden grond.
In Oegstgeest is reeds een school met den
ijbel, doch deze is niet Gereformeerd; doch
zulke verschillende oordeelen over den
ijM Leiden geld moet kosten, acht hij al
-I onpleizierig.
Hij vraag of de lijst met handteekeningen
li nauwkeurig is gecontroleerd, hij twijfelt
iaraan.
1 i. voldoet het verzoek ook niet aan de
bttelijke voorsohriflen. 16 kinderen zijn
dergelijke scholen, dus moeten worden
tietrokken. Er zouden dan nog 90 over-
fciwn, dooh het staat voor spr. niet vast,
er zekerheid is van bezoek. Er zijn
zeer jeugdige kinderen bij. zelfs van
2 en 3 jaar, die z. i. moeien afvallen. Wor
den kinderen van 4 jaar goedgekeurd
aannemende, dat de school er is, als zij
5*..'j jaar zijn dan vallen aan den boven
kant weer kinderen af. Trekt men af het
geen hij aangaf, dan blijven er geen 80 over
en is het minimum niet bereikt.
Spr. gelooft wel, dat een bijz. school daar
kinderen zal krijgen, onverschillig van
welke richting, waar vele ouders meer zien
naar gemak dan naar richting; speciaal met
overweg etc. er bij.
De wethouder stelt zich op art. 11 der wet
(aanzienlijke bevolkingstoename in dat
stadsdeel). Op zichzelf genomen is „aan
zienlijke bevolkingstoename" als begrip,
rekbaar, doch in ieder geval staat dit begrip
gelijk voor openbaar en bijzonder onderwijs.
In het Haagwegkwartier heet de wethouder
de toename onvoldoende voor een openbare
school, maar dan is dat ook het geval hier,
waar het een bijzondere school betreft. Uit
de laatste verkiezingscijfers concludeert
spr. dat de bewoners daar meer links zijn
georiënteerd. Een openbare school zou
daarom aan den Rijnsburgerweg z. i zelfs
eerder op zijn plaats zijn.
De heer VAN ES had gaarne uitstel ge
zien, doch erkent, dat dit onmogelijk is. ge
let op den termijn.
De heer ROMIJN acht de wet in zulke
aangelegenheden al niet bepaald duidelijk,
doch behalve de formeele kwestie is ook de
materieele kwestie onduidelijk. Zoo heeft hij
weer andere cijfers dan de heeren Meynen
en Groeneveld en daarom betreurt hij ook,
dat deze belangrijke kwestie niet in de
C. v. O. is behandeld.
Afgezien van de argumenten van den
heer Meynen stond hij reeds niet gunstig
tegenover deze aanvrage. Het argument van
toeneming der bevolking alleen is hem te
oppervlakkig. De Vogelenwijk heeft er z. i.
zelfs geheel-geen invloed op, gezien de
namen der aangegeven 106 kinderen.
Aan dit voorstel zal hij zijn stem niet
kunnen geven.
De heer VAN ES betreurt eveneens, dat
de C. v O. niet hierover heeft vergaderd.
Spr. gaat dan eerst in op het derde bezwaar
van den heer Meynen, een terugblik wer
pend op de schoolgeschiedenis van Oegst
geest. Bij uitbreiding der bestaande school
en deze is noodig, zou op die school ko
men: „School der Ned. Herv. Gem.". Het is
toch logisch, dat de Geref. ook al ging het
zonder ruzie daartegen bezwaar maakten.
Schoolsplitsing is daarom noodig tengevolge
van den wensch naar schooluitbreiding.
Van een wig is geen sprake.
Zeker is er alle reden te spreken van
belangrijke uibbreiding der bevolking in
deze wijk.
Oegstgeester en Leidsch belang is z. i.
in deze niet te scheiden, en doet trouwens
weinig ter zake. De school zal zeker levens
vatbaar zijn en voor bederven van villa-
terrein door zoo'n 9chool behoeft men z. i.
niet te vreezen. Bovendien kan Leiden op
Oegstgeest altijd verhalen de kosten voor
kinderen uit Oegstgeest.
Het bezwaar der leeftijden zegt niets,
meent spr., daar niet bekend is in welke
klassen de ouderen zitten.
Zonder deze aanvrage zou de weihouder
geen Geref. Sohool daar hebben voorge
steld, daarom gaat de vergelijking van den
heer Groeneveld inzake het Haagwegkwar
tier niet op. Vooruitgang van het bijzonder,
achteruitgang van het openb. onderwijs is
eenmaal een feit.
Wettelijk moet z.i. het verzoek worden
ingewilligd.
Wethouder TEPE betreurt zelf ook. dat dc
C. v. O. hierover niet vergaderde, doch de
omstandigheden leidden daartoe, omdat het
Schoolbestuur niet alleen medewerking
vroeg, doch levens reeds een bepaald- ter
rein. Naar het laatste heeft hij een onder
zoek ingesteld, dat helaas nog niet is beëin
digd. Toch hebben de leden der commissie
alle stukken tenminste ernstig kunnen be- 1
281. Na de pret ging men naar 't circus, waar de voor
stelling begon en waar men aan de bezoekers toonen zou,
wat men kon. Achter elkaar gingen ze naar binnen, 'n Dikke
vrouw zat voor de kas, om toegangskaarten le verkoopen,
ofschoon er geen bezoeker was.
282. Op 't podium van het circus, werden zij nu opge
steld en door den baas van het circus, aan de lieden voor
gesteld. „Buitenlui, boeren, burgers," riep hij, „komt hier,
ziet en aanschouwt, nimmer zult ge weer zoo iets moois
zien, at wordt ge ook eeuwen oud."
studecren al is er dan niet over vergaderd.
99 PCt. van het gesprokene doet z. i. aan
de kwestie zelf niets af. Het gaat niet om
sympathie, doch om de wettelijke bepalin
gen en daarom zal hij alles, wat sympathie
of antipathie betreft, laten rusten, evenals
de vraag of het een Leidsch dan wel een
Oegstgeester belang betreft, hetgeen even
min ter zake dienende is.
De hoofdspil waarom alles draait is ot de
kinderen op andere scholen mee mogen tel
len. Die uit Oegstgeest en Rijnsburg zeker
en volgens de wetsinterpretatie ook de 25
uit Leiden naar spr, nader uileenzet, zich
beroepend op de niet te ontkennen belang
rijke uitbreiding der bevolking in dit stads
gedeelte. ook al is daaromtrent objectief dan
wel subjectief te oordeelen.
Daarom dit voorstel van B. en W. die
meenen, dal wettelijk de medewerking niets
is te weigeren. Sympathieker zou hem ook
geweest zijn, zoo het schoolbestuur zich tot
Oegstgeest had gericht door grond le kiezen
in die gemeente, te meer, waar ieder Oegsl-
geestenaar is tegen een vereeniging der
beide gemeenten.
Tenslotte wil hij nog even ingaan op de
uitlating van den heer Groeneveld over een
openb. school in het Haagwegkwartier. die
hiermee niets heeft lo maken zooals de heer
v. Es reeds verklaarde. Bovendien zou hij
aan zoo'n voorstel (ot bouwen van een
openb. school moeten verbinden een voor
stel tot opheffen van een andere openb.
school, waaT er ruimte voor openb. onder
wijs voldoende is.
Wethouder GOSLINGA zegt dat door -le
keuze van Leidsche grond Leiden het ka
pitaal moet voorschieten, doch Oegstgeest
moet terugbetalen in do slichtingskosten
naar male er kinderen uit Oegstgeest op de
scho'ol zullen gaan. Door de rentevoet van
6 pet. is het zelfs voor Leiden niet onvoor-
deeliger.
Het spijt spr. dat de heer Meynen reeds
tevoren zeide tegen te zullen stemmen zon
der den wethouder te hebben gehoord. Van
het blijken der noTdzakelijkheid zegt de wet
niets. Het is een heel gewoon uit elkaar
gaan van twee richtingen in Oegstgeest, die
totdusver samenwerkten. Als spr. dan een
bijbelsche aanhaling doet, ontspint zich een
scherp debat met den heer Wilbrink, daar
over.
Zonder noodzaak gaat men ook niet uit
elkaar doch louter om utilileitsgronden.
De innige territoir verbinding tusschen
Oegstgeest en Leiden blijkt er duidelijk
door. Door de keuze van Leidsch gebied krij
gen de onderwijzers 8 pet. salaris meer.
Sympathie mag hier geen rol spelen. De
wet beslist en aan alle cischen wordt vol
daan.
De heer v. d. REYDEN meent, dat argu
menten voor de aanvrage waren het hooger
salaris van het leeg staan van een school in
Oegstgeest, die men niet wilde.
De heer WILBRINK protesteert tegen
aanhalingen uit den bijbel in den raad,
want dat leidt tot spotternij en daarvoor is
hem de bijbel le heilig.
De 2 eerste punten van den heer Meynen
onderschrijft spr. volkomen. Het is toch te
gek, dat Leiden een school gaat bouwen
voor Oegstgeest. Dat de C. v. O. hierover
niet vergaderde, acht hij al zeer onjuist en
ongewenscht. Dat de secretaris verhinderd
was, is z i. geen motief. Ook zonder dezen
is wel te vergaderen.
Den heer v. Es wijst spr. er op, dat 't hier
betreft een geheel nieuwe groep. Uit de be
staande samenwerkende vereeniging is geen
bestuurslid of lid uitgetreden, zoodat er
geen uiteengaan in harmonie beslaat.
Spr. zal uit overtuiging tegenstemmen.
Wethouder GOSLINGA: het gaat legen de
Gereformeerden.
De heer WILBRINK ontkent dat perti
nent en protesteert len slerksto daartegen.
Reëel was geweest van den heer Goslinga
te zeggen tot zijn vrienden in Oegstgeest:
wendt u tot eigen gemeente, die minder be
last is dan Leiden en veel Leidsche belas-
lingvluchtelingen bezit.
De heer GROENEVELD zegt, dat de kwes
tie van den grond is een kwestie der C. v.
F. Voor de Onderwijscommissie was dit dus
geen reden voor vertraging.
Het verzoek is hem onsympathiek en al
geeft dat wettelijk niets, hij wil dit toch zeg
gen. Maar ook wettelijk acht hij toeslaan
niet noodig, hij blijft daarbij nogmaals zijn
molieven daarvoor naar voren brengen.
In Oegstgeest staat een school leeg. Dat is
z. i. de kern voor deze aanvrage. Want
vraagt het bestuur Oegstgeest, dan krijgt
men die ongebruikte oude school! Zijn ver-
band-leggen iusschen bijz. en openb. onder
wijs, wat het Haagwegkwartier betreft,
handhaaft hij volledig tegenover den wet
houder.
De heer WILMER zegt, dat de R. K. frac
tie voor zal slemmen, daar aan de eischen
der wet wordt voldaan. Ook ziet spr. geen
moreele bezwaren.
De heer HUURMAN zal voorstemmen,
los van de motiveering van de heeren v. Es
en Goslinga. daar a;(n de wettelijke eischen
is voldaan.
De heer ROMIJN ontkent dit laatste en
zal tegenstemmen.
Wethouder TEPE herhaalt dat do eenige
vraag is: wordt aan de wettelijke eischen
voldaan. Daarover is verschillend le oor
deelen, doch een strijd tusschen richtingen
had spr. niet verwacht, en dat betreurt hij.
Overigens blijft hij er bij. dat aan de wette
lijke voorwaarden is voldaan, dit nog eens
nader becijferend. Elke handteekening is
onderzocht.
Wethouder GOSLINGA ziet niet in,
waarom hij een Bijbel6ch verhaal niet ter
illustratie zou mogen aanhalen.
Zou de school in Oegstgeest komen, dan
zou OegBtgeest kunnen zeggen: moeten wij
een school bouwen voor Leiden, daar zon
der de Leidsche kinderen deze niet behoef
de te worden gegeven. Volgens de wet zijn
er terecht geen grenzen. Hoeveel kinderen
uit Oegstgeest gaan al niet op Leidscha
scholen.
De Chr Hist, komen in den raad pas il
actie als het geldt een Geref. school, zie
ook naar het gebeurde met de Geref.
school in het Kooipark.
De heer MEYNENDit laatste had meö
Geref. of niet Geref. zijn niets te maken.
Dat is een onwaarheid om niet te zeggen
een lengen.
De heer WILBRINK protesteert even
eens tegen de laatste uitlating van Ben heer
Goslinga. Het ging toen louter om gelde
lijke en materieele overwegingen. Overi
gens gelooft hij dat de Geref. geen reden
tot klagen hebben, daar zij een aantal
scholen bezitten, ver uitgaande boven hun
geestelijken invloed.
Het vooTstel van B. en W. wordt
daarop verworpen met 19—12 stem
men.
Voor de A'.-R., R.-K. en de wethouders,
behalve de heer Reimeringer.
RONDVRAAG.
De heer KOOISTRA vestigt de aandacht
van B. en W. op onhoudbare toestanden in
een woning in de Paradijssteeg, waar een
gezin van 14 personen hokt in mensch-ont-
eerende omstandigheden.
Tevens klaagt hij, dat in het z.g. men-
schenpakhuis geen verbetering ia gebracht
hoewel dit was toegezegd.
De heer BOSMAN vestigt de aandacht,
nog eens op do verkeersregeling bij den
overweg. De tram gaat voor; niet alleen die
naar Oegstgeest. Tengevolge daarvan blij
ven telkens bij een kort op elkaar volgen
van 2 treinen aan do zijde van Leiden veel
auto's staan.
De heer v. ECK wijst op art. 4 der
Drankwet, Eens in de 5 jaar heeft de
Kroon de bevoegdheid het aantal vergun
ningen te verlagen.
Er zijn er nu 122, terwijl het maximum
wettelijk 80 is. Misschien is er reden tot
verdere verlaging.
De heer VERWEY merkt op, dat een
werkster van het raadhuis, ziek geworden,
80 pCt, van haar loon krijgt. Hij meent dat
zij recht op 't volle loon heeft.
Op alles zullen B. en W. later antwoorden.
Hierna sluiting.
RECLAME.
6006
(„Ueber den Tod hinau").
Roman van ANNY VON PANHUYS.
Rt het Duitsch door W. H. G. BOULLAARD,
(Nadruk verboden.)
Raat mij los, mijnheer Thomas", fluistsr-
- de droge lippen in angstig gesmeek. ,.U
at al lang dood en woont in de Slotstee;
heb u gezien, daar waar de mismaakte
1 hel mooie gezicht aan het venster zit."
Walter liet de hand los en een diepe zucht
*t bevrijding bewees, dat hij den zieke sr
weldaad mee had bewezen.
Ueemd was Walter de naklank der woor-
die hij zooeven had vernomen en die
-:iJurlijk een uitvloeisel van koortsfan-
waren, maar hoe kwam de zieke er toe
Pralen over een Slotsteeg en van een
jmaakle met een mooi gezicht? Zou er in
s -teiditz wel een Slotsteeg bestaan? Daar-
jbr moest hij onverwijld informeeren, mis-
Jmien kon dit het uitgangspunt zijn om met
opsporingen te beginnen, ten einde den
'^deling te vinden, door wiens 9chuld de
"'lessor in dezen toestand was geraakt
hij hem niet gevonden had. zou me-
Berner. die hem nooit welgezind was
i'Oosi. blijven gelooven dat hij haar man
het een of ander zoo opgewonden had,
;?dit hem in elkaar had doen zakken Hij
Regde, dat hij zich eigenlijk tegenover
isaand over het spook kon uiten, want
men zou geen woord van zijn verhaal ge
looven en slechts zeggen dat hij zoo'n on
mogelijke geschiedenis had verzonnen om
zich zelf schoon te wasschen.
De gedachtengang van den peinzenden
man werd onderbroken door de komst van
Maurer met den dokter. Een enkele blik was
den arts genoeg om te zien, dat het met den
zieke ten einde liep en voordat Maurer, dien
hij de dames had laten halen, met dezen
terugkwam, had Alex Berner zijn strijd vol-
streden.
Else had zich, onbekommerd over de aan
wezigheid van den dokter, in haar eerste op
welling van smart, als zocht zij hulp en
steun, aan Walter's borst geworpen. Haar
moeder, die weenend op een stoel zat, zag
het en toorn steeg in haar op, want zij was
er vast van overluigd, dat Walter schuld had
aan den dood van haar man. Elke opwinding
kon den hartlijder schaden, dat had Murtag
al lang geleden gezegd en gisternacht kon
het niet anders, of er was tusschen de beide
mannen iets gebeurd, dat haar man boven
matig had opgewonden. Wist ze maar wat
er had plaats gehad.
Nadat do doktor was heengegaan, trok zij
zich in haar kamer terug. Waller had haar
beloofd voor alles, wat er thans gedaan
moest worden, te zullen zorgen. De nu
weduwe geworden mooie vrouw had nauwe
lijks geluisterd naar hetgeen Walter tot haar
sprak; zij wilde zoo gauw mogelijk uit de
sterfkamer, want de aanblik van den doode
was haar ondragelijk De verwende vrouw
huiverde voor de gruwzame nabijheid van
den dood Else legde nu zij tegenover een
voldongen feil stond kalmte aan den dag.
Zij sprak met Walter over de doodsaankon
diging in de courant en het drukken der
kaarten. Zij maakte zelf een lijst op van de
menschen, aan wien zoo'n kaart moest wor
den gezonden. Het was een groot bezwaar,
dat het Zondag was, want daardoor moest
veel. dat geen uitstel bon lijden, onverricht
blijven. Veel zou Maurer, die door den dood
van zijn meester heelemaal in de war was,
morgenochtend kunnen doen. Walter wilde
dien avond naar Berlijn terug, om eenige
dagen verlof te vragen om in de eerste da
gen de dames te kunnen bijstaan. Morgen
avond zöu hij weer terug zijn.
Eenige akelige, moeilijke dagen volgden
nu, zoowel voor Walter als voorde beide da
mes. totdat men den professor naar zijn
laatste rustplaats op het kerkhof had ge
bracht Een groot aantal belangslellenden,
waardoor de hertog en zijn zoon. bewezen
hem de laatsle eer. Pohl was eveneens ge
komen en toen hij de weduwe van zijn
vriend de hand drukte, lag er een warme
glans in zijn oogen. Het sombere rouwge
waad van krip stond de blonde vrouw prach
tig en met welgekozen, hartelijke woorden
bood hij haar, wanneer zij hem op eenigeriei
wijze noodig had. zijn hulp aan.
„De aanstaande echtgenoot van mijn
dochter zal mij voorloopig bijstaan" ant
woordde mevrouw Berner en voegde er aan
toe: ,jk houd niet van hem. maar mijn man
wilde het engagement nu eenmaal, dat op
zijn jubileumsdag publiek zou zijn geworden
en nu kan ik er niets tegen doen."
„Op mij maakt mijnheer Zernikow een
zeer sympathieken indruk", zei Pohl en be
greep niet waarom hij er zich zich eigenlijk
over verheugde, dal Else binnen afzienbaren
tijd zou trouwen Wat het omdat mevrouw
Berner dan alteen zou staan en de weg tot
haar dan vrijer voor hem zou zijn?
Ook tegenover andere menschen maakte
mevrouw Berner er geen geheim meer van,
dat Waller de toekomstige man van haar
dochter was. Zij kon wel niet anders, nadat
Else in bijzijn van dokter Murtag zich aan
het sterfbed van haar vader snikkende aan
Walter's borst had geworpen. Maar toch
bleef haar houding tegenover Walter gere
serveerd en koud, wat Else zich zeer aan
trok.
„Verlel me eens Maurer, bestaat er in
Schneiditz een Sloisteeg?" vroeg Walter den
huisknecht, den dag na de begrafenis.
„Zeker, meneer Zernikow", gal deze met
een vragenden blik ten antwoord, ,,'t Is een
steeg, die in een kwaden reuk staat"
„Ik vraag dit, omdat ik eenigen tijd gele
den in een courant las, dat daar, geloof ik,
een diefstal, heeft plaats gehad", loog Walter.
„in dat arme-lui's-straatje zullen de die
ven wel niet veel van hun gading hebben
gevonden, mijnheer; 't is een straatje dat
langs het schilderij-museum loopt, niet ver
van on9 huis vandaan."
Tegenover de dames voorwendend een
boodschap te gaan doen, liep Walter dien
dag in de hem door Maurer aangeduide
richting.
Een heldere namiddagzonneschijn lag over
Schneiditz. de lucht was nog al koud en als
een voorbode van den naderenden winter.
Zijwaarts van hel museum betrad de inge
nieur de Slotsteeg en langzaam liep hij langs
de eene zijde tot het einde. Zijn blikken
richtten zich naaT elk huisje, en zochten
achter elk venster maar hij zag slechts een
paar vieze kinderen, of een vrouw Wier leef
tijd moeilijk zou te bepalen zijn Toen liep
hij langs de andere zijde van het straatje en
weer keek hij alle huizen in."
„Laat me los. meneer Thomas", klonken
de woorden van den stervende hem in de
ooren. „U bent al lang dood en woont nu in
de Slotsteeg; ik heb u gezien, daar waar de
mismaakte met het mooie gezicht aan het
venster zit." Ja. die woorden had hij goed
onthouden!
Maar hoe scherp hij ook naar elk censier
keek, nergens zag hij een opvallend vrou
wengezicht. De hoop, die hij aanvankelijk
koesterde, verdween meer en meer en hij
gaf het zoeken bijna op, maar koppig richtte
hij zijn hoofd op. Neen, zoo gauw zou hij de
hoop niet laten varen om den schurk te pak
ken le krijgen, die oorzaak was van den
spoedigen dood van den professor en van het
wantrouwen, dat mevrouw Berner hem toe
droeg. Met frisschen moei begon Walter
daarom opnieuw zijn onderzoekingstocht.
En kijk! bijna had hij een schreeuw
gegeven achter het venster, waar zoo
even niemand zat. van het allerlaatste
huisje, zag hij nu een hoofd, waarvan hij de
weerga nog nooit had gezien, een gezicht,
waarop alle denkbare lieflijkheid en schoon
heid uitgespreid lag. Kostelijk mooi haar,
dat als goud glansde, kroonde het betoovc-
rend mooie gelaat en oogen, zoo zwart al3
de nacht, lichtten met een geheimzinnigen
gloed.
„Dat is zij, die ik zoek", ging het als een
schok door Waklter. maar hij had toch zoo
veel zelfbeheersching om niet door de ge
ringste beweging te verraden, hoe hij door
den aanblik van dal gezicht was getroffen.
Zelfs verminderde hij zijn gang niet en
oogenschijnlijk bedaard liep hij voorbij het
huis. Helaas had hij niet kunnen vaststellen
of de persoon achfer het venster al of niet
mismaakt was.
(Wordt vervolgd), A