Uit den Leidschen Raad. Handwondjes ZIJN LAATSTE WENSCH LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 18 Maart 1930 Derde Biad No. 21474 EEN ONDERWIJS-DEBAT. OE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE. .«e/rV BP FEUILLETON. 11 (Vervolg van gisteren). 5o. Praeadvies op het verzoek van het be- jnrvan de Vereeniging tot stichting en in bidhouding van scholen met den bijbel te Vptgeest, om medewerking te verleenen ;l stichting van een school voor gewoon ger onderwijs. (48) De heer MEYNEN was aanvankelijk van rsning, toen hij de shrkken zag, dat mode ling moest worden verieend, doch sedert hij door voortgezet onderzoek tot een an- conclnsie gekomen. Zijn eerste bezwaar ontleent hij aan de sbepaling inzake het al dan niet mee- en van kinderen, die reeds op een derge- Je school zijn. 35 zulke kinderen zijn er Leiden. Ongetwijfeld is het stadsge- dte daar grooter geworden, doch de nood- ;elijkheid van een school daar is hem mier gebleken. Toch ontleent de Oegst- iler-commissie daaraan haar aanvrage. b9twijfelt of de 25 genoemde kinderen gen meetellen en is dit niet het geval, is het wettelijk minimum van 80 niet tinkt. De tweede vraag is, of we te doen hebben el een Leidsch dan wel een Oegstgeester ing. Gelet op den naam van den aanvra- is men al geneigd tot het laatste, doch wordt nader gedemonstreerd door het if dat van de 80 schoolgaande kinderen 53 m Oegstgeest op school gaan. En wat woning der ouders betreft, 64 wonen in 38 in Leiden, 2 in Rijnsburg. i is hier dus meer sprake van een belang u Oegstgeest. Zijn derde bezwaar ontleent hij aan mo rel en geestelijk oogpunt. Als die school er temt, dan zullen er 2 dingen gebeuren: lo. nllen de 80 al schoolgaande kinderen op- pjomen worden, doch 80 leege plaatsen tóterlaten. En niet wegens gebrek aan jlalsruimte wordt de aanvrage gedaan, er integendeel nog plaats; 2o. totdusver was Oegstgeest een gelukkige samenwerking nssohen Herv. en Geref. schoolbelang. Door actie wordt een wig gedreven in deze oenwerking, er zal scheuring komen, ook der de kinderen. En dat zou hij betreuren. Door voor dit voorstel te stemmen zou mede verantwoordelijk achten voor alles en dat wil hij niet In overleg met leden van zijn fractie, spreekt hij ook i dezen. Ds heer GROENEVELD wijst er op, dat hvestie op het uiterste nippertje in den si is gebracht, zoo zelfs, dat heden be- n worden moet. De onderwijscommissie it er ook niet over vergaderd, ieder lid it apart den wethouder zijn inzicht fciftelijk medegedeeld. Ben vergadering lie onmogelijk door het verhinderd zijn ia den ohef van onderwijs, tevens secre- es der commissie ,in verhand met de elec- iitehstentoonstelling. Spr. betreurt drt si en meent, dat aan het advies der on- snijscommissie daarom weinig waarde is le kennen. fe aanvrage is spr. zeer onsympathiek. Oegstgeesters zijn belasting-vluoh tel in rit Leiden. En nu zou men Leiden nog ilea laten betalen voor deze school I Laat in Oegstgeest bouwen. En men kiest stuk grond zelfs, bestemd voor villa- ferein. Komt daar een school, dan daalt de uide van den omllggenden grond. In Oegstgeest is reeds een school met den ijbel, doch deze is niet Gereformeerd; doch zulke verschillende oordeelen over den ijM Leiden geld moet kosten, acht hij al -I onpleizierig. Hij vraag of de lijst met handteekeningen li nauwkeurig is gecontroleerd, hij twijfelt iaraan. 1 i. voldoet het verzoek ook niet aan de bttelijke voorsohriflen. 16 kinderen zijn dergelijke scholen, dus moeten worden tietrokken. Er zouden dan nog 90 over- fciwn, dooh het staat voor spr. niet vast, er zekerheid is van bezoek. Er zijn zeer jeugdige kinderen bij. zelfs van 2 en 3 jaar, die z. i. moeien afvallen. Wor den kinderen van 4 jaar goedgekeurd aannemende, dat de school er is, als zij 5*..'j jaar zijn dan vallen aan den boven kant weer kinderen af. Trekt men af het geen hij aangaf, dan blijven er geen 80 over en is het minimum niet bereikt. Spr. gelooft wel, dat een bijz. school daar kinderen zal krijgen, onverschillig van welke richting, waar vele ouders meer zien naar gemak dan naar richting; speciaal met overweg etc. er bij. De wethouder stelt zich op art. 11 der wet (aanzienlijke bevolkingstoename in dat stadsdeel). Op zichzelf genomen is „aan zienlijke bevolkingstoename" als begrip, rekbaar, doch in ieder geval staat dit begrip gelijk voor openbaar en bijzonder onderwijs. In het Haagwegkwartier heet de wethouder de toename onvoldoende voor een openbare school, maar dan is dat ook het geval hier, waar het een bijzondere school betreft. Uit de laatste verkiezingscijfers concludeert spr. dat de bewoners daar meer links zijn georiënteerd. Een openbare school zou daarom aan den Rijnsburgerweg z. i zelfs eerder op zijn plaats zijn. De heer VAN ES had gaarne uitstel ge zien, doch erkent, dat dit onmogelijk is. ge let op den termijn. De heer ROMIJN acht de wet in zulke aangelegenheden al niet bepaald duidelijk, doch behalve de formeele kwestie is ook de materieele kwestie onduidelijk. Zoo heeft hij weer andere cijfers dan de heeren Meynen en Groeneveld en daarom betreurt hij ook, dat deze belangrijke kwestie niet in de C. v. O. is behandeld. Afgezien van de argumenten van den heer Meynen stond hij reeds niet gunstig tegenover deze aanvrage. Het argument van toeneming der bevolking alleen is hem te oppervlakkig. De Vogelenwijk heeft er z. i. zelfs geheel-geen invloed op, gezien de namen der aangegeven 106 kinderen. Aan dit voorstel zal hij zijn stem niet kunnen geven. De heer VAN ES betreurt eveneens, dat de C. v O. niet hierover heeft vergaderd. Spr. gaat dan eerst in op het derde bezwaar van den heer Meynen, een terugblik wer pend op de schoolgeschiedenis van Oegst geest. Bij uitbreiding der bestaande school en deze is noodig, zou op die school ko men: „School der Ned. Herv. Gem.". Het is toch logisch, dat de Geref. ook al ging het zonder ruzie daartegen bezwaar maakten. Schoolsplitsing is daarom noodig tengevolge van den wensch naar schooluitbreiding. Van een wig is geen sprake. Zeker is er alle reden te spreken van belangrijke uibbreiding der bevolking in deze wijk. Oegstgeester en Leidsch belang is z. i. in deze niet te scheiden, en doet trouwens weinig ter zake. De school zal zeker levens vatbaar zijn en voor bederven van villa- terrein door zoo'n 9chool behoeft men z. i. niet te vreezen. Bovendien kan Leiden op Oegstgeest altijd verhalen de kosten voor kinderen uit Oegstgeest. Het bezwaar der leeftijden zegt niets, meent spr., daar niet bekend is in welke klassen de ouderen zitten. Zonder deze aanvrage zou de weihouder geen Geref. Sohool daar hebben voorge steld, daarom gaat de vergelijking van den heer Groeneveld inzake het Haagwegkwar tier niet op. Vooruitgang van het bijzonder, achteruitgang van het openb. onderwijs is eenmaal een feit. Wettelijk moet z.i. het verzoek worden ingewilligd. Wethouder TEPE betreurt zelf ook. dat dc C. v. O. hierover niet vergaderde, doch de omstandigheden leidden daartoe, omdat het Schoolbestuur niet alleen medewerking vroeg, doch levens reeds een bepaald- ter rein. Naar het laatste heeft hij een onder zoek ingesteld, dat helaas nog niet is beëin digd. Toch hebben de leden der commissie alle stukken tenminste ernstig kunnen be- 1 281. Na de pret ging men naar 't circus, waar de voor stelling begon en waar men aan de bezoekers toonen zou, wat men kon. Achter elkaar gingen ze naar binnen, 'n Dikke vrouw zat voor de kas, om toegangskaarten le verkoopen, ofschoon er geen bezoeker was. 282. Op 't podium van het circus, werden zij nu opge steld en door den baas van het circus, aan de lieden voor gesteld. „Buitenlui, boeren, burgers," riep hij, „komt hier, ziet en aanschouwt, nimmer zult ge weer zoo iets moois zien, at wordt ge ook eeuwen oud." studecren al is er dan niet over vergaderd. 99 PCt. van het gesprokene doet z. i. aan de kwestie zelf niets af. Het gaat niet om sympathie, doch om de wettelijke bepalin gen en daarom zal hij alles, wat sympathie of antipathie betreft, laten rusten, evenals de vraag of het een Leidsch dan wel een Oegstgeester belang betreft, hetgeen even min ter zake dienende is. De hoofdspil waarom alles draait is ot de kinderen op andere scholen mee mogen tel len. Die uit Oegstgeest en Rijnsburg zeker en volgens de wetsinterpretatie ook de 25 uit Leiden naar spr, nader uileenzet, zich beroepend op de niet te ontkennen belang rijke uitbreiding der bevolking in dit stads gedeelte. ook al is daaromtrent objectief dan wel subjectief te oordeelen. Daarom dit voorstel van B. en W. die meenen, dal wettelijk de medewerking niets is te weigeren. Sympathieker zou hem ook geweest zijn, zoo het schoolbestuur zich tot Oegstgeest had gericht door grond le kiezen in die gemeente, te meer, waar ieder Oegsl- geestenaar is tegen een vereeniging der beide gemeenten. Tenslotte wil hij nog even ingaan op de uitlating van den heer Groeneveld over een openb. school in het Haagwegkwartier. die hiermee niets heeft lo maken zooals de heer v. Es reeds verklaarde. Bovendien zou hij aan zoo'n voorstel (ot bouwen van een openb. school moeten verbinden een voor stel tot opheffen van een andere openb. school, waaT er ruimte voor openb. onder wijs voldoende is. Wethouder GOSLINGA zegt dat door -le keuze van Leidsche grond Leiden het ka pitaal moet voorschieten, doch Oegstgeest moet terugbetalen in do slichtingskosten naar male er kinderen uit Oegstgeest op de scho'ol zullen gaan. Door de rentevoet van 6 pet. is het zelfs voor Leiden niet onvoor- deeliger. Het spijt spr. dat de heer Meynen reeds tevoren zeide tegen te zullen stemmen zon der den wethouder te hebben gehoord. Van het blijken der noTdzakelijkheid zegt de wet niets. Het is een heel gewoon uit elkaar gaan van twee richtingen in Oegstgeest, die totdusver samenwerkten. Als spr. dan een bijbelsche aanhaling doet, ontspint zich een scherp debat met den heer Wilbrink, daar over. Zonder noodzaak gaat men ook niet uit elkaar doch louter om utilileitsgronden. De innige territoir verbinding tusschen Oegstgeest en Leiden blijkt er duidelijk door. Door de keuze van Leidsch gebied krij gen de onderwijzers 8 pet. salaris meer. Sympathie mag hier geen rol spelen. De wet beslist en aan alle cischen wordt vol daan. De heer v. d. REYDEN meent, dat argu menten voor de aanvrage waren het hooger salaris van het leeg staan van een school in Oegstgeest, die men niet wilde. De heer WILBRINK protesteert tegen aanhalingen uit den bijbel in den raad, want dat leidt tot spotternij en daarvoor is hem de bijbel le heilig. De 2 eerste punten van den heer Meynen onderschrijft spr. volkomen. Het is toch te gek, dat Leiden een school gaat bouwen voor Oegstgeest. Dat de C. v. O. hierover niet vergaderde, acht hij al zeer onjuist en ongewenscht. Dat de secretaris verhinderd was, is z i. geen motief. Ook zonder dezen is wel te vergaderen. Den heer v. Es wijst spr. er op, dat 't hier betreft een geheel nieuwe groep. Uit de be staande samenwerkende vereeniging is geen bestuurslid of lid uitgetreden, zoodat er geen uiteengaan in harmonie beslaat. Spr. zal uit overtuiging tegenstemmen. Wethouder GOSLINGA: het gaat legen de Gereformeerden. De heer WILBRINK ontkent dat perti nent en protesteert len slerksto daartegen. Reëel was geweest van den heer Goslinga te zeggen tot zijn vrienden in Oegstgeest: wendt u tot eigen gemeente, die minder be last is dan Leiden en veel Leidsche belas- lingvluchtelingen bezit. De heer GROENEVELD zegt, dat de kwes tie van den grond is een kwestie der C. v. F. Voor de Onderwijscommissie was dit dus geen reden voor vertraging. Het verzoek is hem onsympathiek en al geeft dat wettelijk niets, hij wil dit toch zeg gen. Maar ook wettelijk acht hij toeslaan niet noodig, hij blijft daarbij nogmaals zijn molieven daarvoor naar voren brengen. In Oegstgeest staat een school leeg. Dat is z. i. de kern voor deze aanvrage. Want vraagt het bestuur Oegstgeest, dan krijgt men die ongebruikte oude school! Zijn ver- band-leggen iusschen bijz. en openb. onder wijs, wat het Haagwegkwartier betreft, handhaaft hij volledig tegenover den wet houder. De heer WILMER zegt, dat de R. K. frac tie voor zal slemmen, daar aan de eischen der wet wordt voldaan. Ook ziet spr. geen moreele bezwaren. De heer HUURMAN zal voorstemmen, los van de motiveering van de heeren v. Es en Goslinga. daar a;(n de wettelijke eischen is voldaan. De heer ROMIJN ontkent dit laatste en zal tegenstemmen. Wethouder TEPE herhaalt dat do eenige vraag is: wordt aan de wettelijke eischen voldaan. Daarover is verschillend le oor deelen, doch een strijd tusschen richtingen had spr. niet verwacht, en dat betreurt hij. Overigens blijft hij er bij. dat aan de wette lijke voorwaarden is voldaan, dit nog eens nader becijferend. Elke handteekening is onderzocht. Wethouder GOSLINGA ziet niet in, waarom hij een Bijbel6ch verhaal niet ter illustratie zou mogen aanhalen. Zou de school in Oegstgeest komen, dan zou OegBtgeest kunnen zeggen: moeten wij een school bouwen voor Leiden, daar zon der de Leidsche kinderen deze niet behoef de te worden gegeven. Volgens de wet zijn er terecht geen grenzen. Hoeveel kinderen uit Oegstgeest gaan al niet op Leidscha scholen. De Chr Hist, komen in den raad pas il actie als het geldt een Geref. school, zie ook naar het gebeurde met de Geref. school in het Kooipark. De heer MEYNENDit laatste had meö Geref. of niet Geref. zijn niets te maken. Dat is een onwaarheid om niet te zeggen een lengen. De heer WILBRINK protesteert even eens tegen de laatste uitlating van Ben heer Goslinga. Het ging toen louter om gelde lijke en materieele overwegingen. Overi gens gelooft hij dat de Geref. geen reden tot klagen hebben, daar zij een aantal scholen bezitten, ver uitgaande boven hun geestelijken invloed. Het vooTstel van B. en W. wordt daarop verworpen met 19—12 stem men. Voor de A'.-R., R.-K. en de wethouders, behalve de heer Reimeringer. RONDVRAAG. De heer KOOISTRA vestigt de aandacht van B. en W. op onhoudbare toestanden in een woning in de Paradijssteeg, waar een gezin van 14 personen hokt in mensch-ont- eerende omstandigheden. Tevens klaagt hij, dat in het z.g. men- schenpakhuis geen verbetering ia gebracht hoewel dit was toegezegd. De heer BOSMAN vestigt de aandacht, nog eens op do verkeersregeling bij den overweg. De tram gaat voor; niet alleen die naar Oegstgeest. Tengevolge daarvan blij ven telkens bij een kort op elkaar volgen van 2 treinen aan do zijde van Leiden veel auto's staan. De heer v. ECK wijst op art. 4 der Drankwet, Eens in de 5 jaar heeft de Kroon de bevoegdheid het aantal vergun ningen te verlagen. Er zijn er nu 122, terwijl het maximum wettelijk 80 is. Misschien is er reden tot verdere verlaging. De heer VERWEY merkt op, dat een werkster van het raadhuis, ziek geworden, 80 pCt, van haar loon krijgt. Hij meent dat zij recht op 't volle loon heeft. Op alles zullen B. en W. later antwoorden. Hierna sluiting. RECLAME. 6006 („Ueber den Tod hinau"). Roman van ANNY VON PANHUYS. Rt het Duitsch door W. H. G. BOULLAARD, (Nadruk verboden.) Raat mij los, mijnheer Thomas", fluistsr- - de droge lippen in angstig gesmeek. ,.U at al lang dood en woont in de Slotstee; heb u gezien, daar waar de mismaakte 1 hel mooie gezicht aan het venster zit." Walter liet de hand los en een diepe zucht *t bevrijding bewees, dat hij den zieke sr weldaad mee had bewezen. Ueemd was Walter de naklank der woor- die hij zooeven had vernomen en die -:iJurlijk een uitvloeisel van koortsfan- waren, maar hoe kwam de zieke er toe Pralen over een Slotsteeg en van een jmaakle met een mooi gezicht? Zou er in s -teiditz wel een Slotsteeg bestaan? Daar- jbr moest hij onverwijld informeeren, mis- Jmien kon dit het uitgangspunt zijn om met opsporingen te beginnen, ten einde den '^deling te vinden, door wiens 9chuld de "'lessor in dezen toestand was geraakt hij hem niet gevonden had. zou me- Berner. die hem nooit welgezind was i'Oosi. blijven gelooven dat hij haar man het een of ander zoo opgewonden had, ;?dit hem in elkaar had doen zakken Hij Regde, dat hij zich eigenlijk tegenover isaand over het spook kon uiten, want men zou geen woord van zijn verhaal ge looven en slechts zeggen dat hij zoo'n on mogelijke geschiedenis had verzonnen om zich zelf schoon te wasschen. De gedachtengang van den peinzenden man werd onderbroken door de komst van Maurer met den dokter. Een enkele blik was den arts genoeg om te zien, dat het met den zieke ten einde liep en voordat Maurer, dien hij de dames had laten halen, met dezen terugkwam, had Alex Berner zijn strijd vol- streden. Else had zich, onbekommerd over de aan wezigheid van den dokter, in haar eerste op welling van smart, als zocht zij hulp en steun, aan Walter's borst geworpen. Haar moeder, die weenend op een stoel zat, zag het en toorn steeg in haar op, want zij was er vast van overluigd, dat Walter schuld had aan den dood van haar man. Elke opwinding kon den hartlijder schaden, dat had Murtag al lang geleden gezegd en gisternacht kon het niet anders, of er was tusschen de beide mannen iets gebeurd, dat haar man boven matig had opgewonden. Wist ze maar wat er had plaats gehad. Nadat do doktor was heengegaan, trok zij zich in haar kamer terug. Waller had haar beloofd voor alles, wat er thans gedaan moest worden, te zullen zorgen. De nu weduwe geworden mooie vrouw had nauwe lijks geluisterd naar hetgeen Walter tot haar sprak; zij wilde zoo gauw mogelijk uit de sterfkamer, want de aanblik van den doode was haar ondragelijk De verwende vrouw huiverde voor de gruwzame nabijheid van den dood Else legde nu zij tegenover een voldongen feil stond kalmte aan den dag. Zij sprak met Walter over de doodsaankon diging in de courant en het drukken der kaarten. Zij maakte zelf een lijst op van de menschen, aan wien zoo'n kaart moest wor den gezonden. Het was een groot bezwaar, dat het Zondag was, want daardoor moest veel. dat geen uitstel bon lijden, onverricht blijven. Veel zou Maurer, die door den dood van zijn meester heelemaal in de war was, morgenochtend kunnen doen. Walter wilde dien avond naar Berlijn terug, om eenige dagen verlof te vragen om in de eerste da gen de dames te kunnen bijstaan. Morgen avond zöu hij weer terug zijn. Eenige akelige, moeilijke dagen volgden nu, zoowel voor Walter als voorde beide da mes. totdat men den professor naar zijn laatste rustplaats op het kerkhof had ge bracht Een groot aantal belangslellenden, waardoor de hertog en zijn zoon. bewezen hem de laatsle eer. Pohl was eveneens ge komen en toen hij de weduwe van zijn vriend de hand drukte, lag er een warme glans in zijn oogen. Het sombere rouwge waad van krip stond de blonde vrouw prach tig en met welgekozen, hartelijke woorden bood hij haar, wanneer zij hem op eenigeriei wijze noodig had. zijn hulp aan. „De aanstaande echtgenoot van mijn dochter zal mij voorloopig bijstaan" ant woordde mevrouw Berner en voegde er aan toe: ,jk houd niet van hem. maar mijn man wilde het engagement nu eenmaal, dat op zijn jubileumsdag publiek zou zijn geworden en nu kan ik er niets tegen doen." „Op mij maakt mijnheer Zernikow een zeer sympathieken indruk", zei Pohl en be greep niet waarom hij er zich zich eigenlijk over verheugde, dal Else binnen afzienbaren tijd zou trouwen Wat het omdat mevrouw Berner dan alteen zou staan en de weg tot haar dan vrijer voor hem zou zijn? Ook tegenover andere menschen maakte mevrouw Berner er geen geheim meer van, dat Waller de toekomstige man van haar dochter was. Zij kon wel niet anders, nadat Else in bijzijn van dokter Murtag zich aan het sterfbed van haar vader snikkende aan Walter's borst had geworpen. Maar toch bleef haar houding tegenover Walter gere serveerd en koud, wat Else zich zeer aan trok. „Verlel me eens Maurer, bestaat er in Schneiditz een Sloisteeg?" vroeg Walter den huisknecht, den dag na de begrafenis. „Zeker, meneer Zernikow", gal deze met een vragenden blik ten antwoord, ,,'t Is een steeg, die in een kwaden reuk staat" „Ik vraag dit, omdat ik eenigen tijd gele den in een courant las, dat daar, geloof ik, een diefstal, heeft plaats gehad", loog Walter. „in dat arme-lui's-straatje zullen de die ven wel niet veel van hun gading hebben gevonden, mijnheer; 't is een straatje dat langs het schilderij-museum loopt, niet ver van on9 huis vandaan." Tegenover de dames voorwendend een boodschap te gaan doen, liep Walter dien dag in de hem door Maurer aangeduide richting. Een heldere namiddagzonneschijn lag over Schneiditz. de lucht was nog al koud en als een voorbode van den naderenden winter. Zijwaarts van hel museum betrad de inge nieur de Slotsteeg en langzaam liep hij langs de eene zijde tot het einde. Zijn blikken richtten zich naaT elk huisje, en zochten achter elk venster maar hij zag slechts een paar vieze kinderen, of een vrouw Wier leef tijd moeilijk zou te bepalen zijn Toen liep hij langs de andere zijde van het straatje en weer keek hij alle huizen in." „Laat me los. meneer Thomas", klonken de woorden van den stervende hem in de ooren. „U bent al lang dood en woont nu in de Slotsteeg; ik heb u gezien, daar waar de mismaakte met het mooie gezicht aan het venster zit." Ja. die woorden had hij goed onthouden! Maar hoe scherp hij ook naar elk censier keek, nergens zag hij een opvallend vrou wengezicht. De hoop, die hij aanvankelijk koesterde, verdween meer en meer en hij gaf het zoeken bijna op, maar koppig richtte hij zijn hoofd op. Neen, zoo gauw zou hij de hoop niet laten varen om den schurk te pak ken le krijgen, die oorzaak was van den spoedigen dood van den professor en van het wantrouwen, dat mevrouw Berner hem toe droeg. Met frisschen moei begon Walter daarom opnieuw zijn onderzoekingstocht. En kijk! bijna had hij een schreeuw gegeven achter het venster, waar zoo even niemand zat. van het allerlaatste huisje, zag hij nu een hoofd, waarvan hij de weerga nog nooit had gezien, een gezicht, waarop alle denkbare lieflijkheid en schoon heid uitgespreid lag. Kostelijk mooi haar, dat als goud glansde, kroonde het betoovc- rend mooie gelaat en oogen, zoo zwart al3 de nacht, lichtten met een geheimzinnigen gloed. „Dat is zij, die ik zoek", ging het als een schok door Waklter. maar hij had toch zoo veel zelfbeheersching om niet door de ge ringste beweging te verraden, hoe hij door den aanblik van dal gezicht was getroffen. Zelfs verminderde hij zijn gang niet en oogenschijnlijk bedaard liep hij voorbij het huis. Helaas had hij niet kunnen vaststellen of de persoon achfer het venster al of niet mismaakt was. (Wordt vervolgd), A

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9