KLEUR- EN KNIPPLAATJE.
Het heelt flink gesneeuwd in den nacht,
maar nu schijnt het zonnetje en gaat Joop
Stekel een heerlijk wandelingetje maken.
Hij is keurig netjes aangekleed en w&t def
tig, hoorl Zie maar: hij heeft zelfs slob
kousen aanl
Hansje Lepel, een echte kwajongen, gooit
hem met sneeuwballen. Wat blijven die
pradhtig aan de pennen van Joop Stekel
hangen!
Je zou bij na lust krijgen mee te gooienl
Alleen hoe komen we aan zoo'n
ventje als Joop Stekel?
Zullen we een opzetplaaljo van hem en
van Hansje maken?
Eerst trekken we daartoe de plaatjes
de driehoekjes over. Daarna plakken we
op dun carton en gaan we de plaatjes kl
ren. Kies zelf maar mooie kleuren. Ven
gens gaan we plaatjes en driehoekjes
knippen Dan de driehoekjes op de stip]
lijnon omvouwen de smalle reepjes i
iijm of gluton bestrijken en tegen de pk
jes aanplakken. Het grootp driehoekje rr
Joop Stekel een steuntje goven en het kle
moot zorgen, dat Hansje Lepel zijn ev
wicht niet verliest.
Blijven zijn sneeuwballen bij jullie
zoo goed aan Jood Stekel's pennen hangi
„Als 't moet, dan maar dadelijk!" had
Kwaakje eerst in zijnwanhoop gedacht,
maar nu zou er misschien nog red
ding komen opdagen. Als dat eens waar
wa3l
Mevrouw Eend had zijn beide achter
pootjes vastgebonden en ging weer op het
nest zitten.
Kwaakje schreeuwde- om hulp, maar die
verscheen niet.
Eindelijk kwam de maan op en hoorde
hij plotseling geritsel in het riet.
In het volgend oogenblik gluurde er een
klein muizenkopje lusschen het riet door.
Het was Pieps, de muis
„Sstl Ik zal je bevrijden!" zei zij en be
gon het net, waarmee Kwaakje vastgebon
den was. met haar scherpe tandjes stuk te
knagen
Het duurde nu niet lang meer, of Kwaakje
was vrii. Hij vertelde het muisje, dat me
vrouw Eend hem den volgenden dag mei
haar kinderen had willen opeten.
„O. wat vreeselijk!" riep Pieps uit. „Me
vrouw Eend is een afschuwelijk dier. Zij
heeft mijn vader en de heele familie opge
geten Ik ben hier mijn leven niet zeker en
wacht daarom al tijden of er niet het één
of andere schip komt om mij te bevrijden"
..En nu is °r een schip gekomen en zal
ik je bevrijden", fluisterde Kwaakje terug,
terwijl hij weer den lust tot avonturen
voelde bovenkomen.
Pieps vertelde nu. hoe zij met haar fami
lie schipbreuk geleden had en op het
eiland terechtgekomen was. terwijl Kwaak
je verhaado. hoe hij er aangeland was. Hij
vertelde Pieps daarbij van zijn schip, dat
op hom lag te wachten en zoo'n mooi zen
had
„Laten we dadelijk wegvaren", stelde
Pieps voor.
Het schip was een klein eindje wegge
dreven.
„Dat is nietsl" zei Kwaakje. „Spring
maar op mijn rug, dan zal ik je er wel heen
brengen"
Zoo kwamen zij bij de boot en zeilden
weg van het eiland van mevrouw Eend.
Na een tijdje kwamen zij bij een ander
eiland en toen zij er vlak bij waren, zagen
zij een houten hokje.
„SIDaar roept iemand 1" zei Pieps.
„Help! Helpl klonk een klagende stem ur?
het hokje
„Daar is iemand in noodl" riep Kwaakje
uit Hij en Pieps sprongen nu uit de boot
en liepen naar het hokje
Een lief klein konijntje stak zijn kopje
door de opening van het hokje. Het was
Knabbeltje
..Haal mij er gauw uit! Anders word ik
opgegeten!" zei hij.
..Wat vreeselijk'" Jij bent vandaag al de
tweede, die ze willen opeten", zei Pieps. „Ik
ben hier met Kwaak den schipper. Maar
zeg eerst eens, w i e wil je opeten".
„Roodstaart, de sluwe vos" luidde het
antwoord
Kwaak en Pieps probeerden nu dadelijk
het hokje open te maken De deur was ech
ter met een hangslot dicht Kwaakje sloeg
er met steenen op. terwijl Pieps zóó hard
aan het hout er omheen knaagde, dat zij er
kiespijn van kreeg. Na een tijdje ging de
deur werkelijk open.
„Kom maar mee!" riep Kwaakje. „Je bent
vrij!"
,Nee, mijn pootjes zijn nog vastgebonden"
antwoordde Knabbeltje bedroefd.
Pieps rende nu naar binnen, knaagde de
touwen door en 't konijntje was vrij!
Hij vertelde hun. dat Roodstaart, de vos,
die op het eiland woonde hem gevangen ge
nomen en in een hokje opgesloiten had. op
dat hij dik zou worden. Zoodra hij vet ge
noeg was. zou Roodstaart hem opeten
..Hoe vreeselijk!" riepen Kkaakje en Pieps
Iegelijk uit
.Roodstaart kan elk oogenblik terugko
men" zei Knabbeltje. „Kom dus dadelijk
meel"
Het drietal rende nu naar het schip.
Teleurgesteld riep Knabbeltje uit:
„O, het is te klein!"
„Welnee!" antwoordde Kwaakje. „Het
zal best gaanl"
En het ging werkelijk, al dreigde de boot
één of twee keer om te slaan Ze waren
nog maar juist bijtijds ontsnapt, want op
den oever van het eiland stond Roodstaart
hen nog na te zwaaien en te roepen
Het schip zeilde echter steeds verder weg
en Roodstaart kon niets ander9 doen dan
het nakijken.
Dat was een echt avontuur!" zei Knab
beltje.
„O, ik heb er heel wat beleefdI" snoefde
Kwaakje
„Toe, vertel er eens van!" riepen Knab
beltje en Pieps als uit één bekje uit.
Kwaakje vertelde nu van Geelsnavel en
den jongen met den jampot.
Maar zou de jongen dan j a m van jo
hebben willen maken?" vroeg Knabbeltje.
„Dat weet ik niet" antwoordde Kwaakje
lachend. „Daar ben ik niet op blijven wach
ten. 'k Heb nog nooit van kikkerjam ge
hoord. Jullie?"
Nu moesten ze alle drie toch lachen.
Maar ze zouden stellig niet zoo vroolijk
geweest zijn, als ze geweten hadden, wat
hun boven het hoofd hing!
Het bootje was nu zóó ver weggedreven,
dat de bemanning geen land meer zag.
„Ik wou, dat je niet zoo spatte," zei
Knabbel'vi fcen Kwaakje. ..MHn heele
staart wordt nat."
„Wees blij, dat je nog een staart hebt,"
merkte Pieps op. ..Als wij er niet geweest
waren, zou je stellig met huid en haar op
gegeten zijn."
„Dat is zoo!" moest Knabbeltje toegeven.
Plofseline begon het vaartuig geweldig
te schommelen. Knabbeltje greep Piepsje'9
staart. Pieps wilde zich aan Kwaakje vast
houden en de boot sloeg om!
„Help! Help! Helpl" klonk het verschrikt.
Na een hevig geplas klampten zij zich
alle drie in hun wanhoop aan een kant der
boot vast. Plotseling zagen zij een grooten
vogel, die op hen afkwamI Reeds was hij
vlak boven hen, daalde en.greep Knab
bel tje's staart 1
Knabbeltje. Pieps en Kwaakje. die elkaar
stevig vasthielden, zweefden weldra door
de lucht
„Wat is 't hier koud!" fluisterde Kwaakje.
„Ja," zeiden Knabbeltje en Pieps tegelijk.
„Ik ril over mijn heele lichaam."
„We moeten hem van allerlei vragen,"
fluisterde Kwaakje opnieuw, „want dan zal
hij zijn bek wel opendoen om te antwoorden
en ons laten vallen." L
,Dat is een goed idee!" zei Pieps nu.
gin jij maar met vragen, Knabbeltje."
„Eten visschen ook konijnen?" vi
Knabbeltje nu
Maar de broole vogel gaf geen antwoi
„Ik weet van een muis. die door een vi
opgegeten werd," zei Pieps toen* „En 1
u graag hooren. wat er met dien visch
beurde, meneer de Vogel?" vroeg zij
leefd
Geen antwoord.
„We hoeven hem niets te vragen,"
Kwaakje, „want hij antwoordt toch n
Maar wo moeten hem aan 't lachen mak
dan moet hij zijn snavel wel opendoe
„Ja. ja!" juichte Knabbeltje en tegen i
grooten vogel ging hij voort:
„Zeg eens. meneer de Vogel, kent u
verhaal van de hen, die bang was voor li
kuikens?"
Geen antwoord.
Knabbeltje zei nu:
„Er was eens een hen, die op zekoi
dag in het zand krabde en eieren vond.
ging op de eieren zitten om ze uit te br
den en was blij in het vooruitzicht spoe
kuikentjes te hebban. Stel u echter h;
schrik vóór, toeo zij tot de ontdekk
kwam, dat ze krokodillen-eieren uit
broed hadZo was doodsbang voor
jonge krokodillen en zette het op een l
pen."
Meneer de Vogel scheen deze geschic
nis nogal grappig te vinden. Hij deed 2
snavel open en lachte, dat de tranen h
uit de oogen rolden.
In hetzelfde ooeenblik tuimelden Kwaï
je, Pieps en Knabbeltje, die elkander I
steeds vasthielden, naar beneden. Ze kt
men eindelijk met een bons op de aarde
recht en door die bons werd Kwaal
jakker. Hij zat aan den kant van bet
ter op een blad en was door den wind wl
gedreven.
„Wat een grappige droom!" zei hij
zichzelf, terwijl hij zich de oogen uitwrt
„Maar ik ben toeb blij, dat het geen t
kelükheid was!"
Vlug zwom hij daarop naar huis ten
(Vrij naverteld uit Infa
Magazine).
Q