Jaargang Donderdag 13 Maart 1930 No. 11 DE ZONDEBOK. het Engelsch van E M. BRYANT. Beknopt bewerkt door C. E. de Lille Hogcrwaard. Ilooldstuk VI. Na de Groote Vacantie. as September en de vacantie wa9 In de leerkamer der pastorie zaten t jongens, die er allen door de zon uitzagen. Zij waren in de beste want al hadden zij ook nog zoo'n vacantie gehad, ze vonden toch ;ttig in de gezellige pastorie terug aap had genoten en van allerlei te i Dikwijls amuseerde hij het lieele ap met zijn verhalen, toen allen behalve de predikant de zitkamer vereenigd waren en n zijn hoekje zat te spelen, begon hij n avond hebben we vreeselijke pret Ir waren in het dorp eenige negers die liedjes gezongen hadden, en at waren mijn vriendje, zijn broertje je en ik besloten eveneens een te geven. We begonnen met ons maken. O, George, als je mij toen hadt, zou je je Japie niet herkend deedt je het?" informeerde de kleine die zijn speelhoekje verlaten had, dacht veel belangsleling. heel eenvoudig!" luidde het ant- an Jaap, terwijl hij deed, alsof hij larschuwenden blik van mevrouw niet zag. is er prachtig voor, of kachelpot- kolengruis, of inkt. Wat je maar je jezelf heelemaal zwart ge- ging George voort met vragen, niet heelemaal, alleen het gedeelte ien kon. Daarna huurden we een ndolines en een banjo. We speelden ;n er bij, de één nog mooier dan de Klonk gruwelijk valsch!" moest nog lachen, als hij er aan ht en George nam zich voor, Qe lende „neger-middeltjes" zoo spoedig te probeeren. Zijn moeder verloor iter de eerste dagen niet uit het oog ia vergat de kleine jongen zijn plan- irste weken na de vacantie gingen oorbij en Jaap scheen zich in het leven te schikken. Zijn lust tot m uitte zich in bootje-varen, doch ij zwemmen kon als een visch, in zijn dikwijls voorkomende duik- zijn gezondheid niet. Eens echter, ij toestemming gekregen had, met te gaan roeien, bracht hij haar en met een totaal bedorven jurk ais. Natuurlijk werd hem vanaf dit streng verboden Hanna en ook als passagier mee te nemen, het midden van November werd de it naar het Noorden van het land geroepen voor de begrafenis van een ouden vriend. En daar hij tot boedelbeheerder en voogd benoemd was, zou hij naar alle waarschijnlijkheid minstens een week moe ten wegblijven. „Ik geloof, dat alles hier best gaan zal," zei hij tot zijn vrouw, die erg tegen zijn af wezigheid opzag. „Rovers zal een oogje houden op de studie en het huiswerk der jongens en jij hebt natuurlijk het oppertoe zicht." „Ja, meneer Rovers zal wel moeten ko men," zei mevrouw Swaters met een zucht „Ik wilde wel, dat de jongens meer van hem hielden! Hij heeft zoo iets bescher- mends en dat staat hun tegen." „Kom, onzin! Hij hoeft alleen maar op hun werd te letten. Verleden jaar ging alles ook best." „Ja, maar begon de predikants vrouw. doch zij hield plotseling glim lachend op. „Jij denkt, dat onze zondebok toen nog niet hier was. maar je hebt veel invloed op hem. Denk maar eens aan die ongeluk kige geschiedenis met den klepel! En dan is er nog iets, dat ik je wilde opdragen. Ik heb Kees Loor, den dronkaard en vermoe- delijken slrooper, overgehaald opnieuw te teekenen en hoop, dat hij ditmaal zijn be lofte houden zal. Als je hem eens opzocht en wat op hem lette, zou je mij daarmee veel genoegen doen." „Natuurlijk zal ik dat doen. maar o, Han. ik wilde wel, dat jo alweer terug was!" Op dit oogenblik kwam de auto voor en volgde het afscheid. Dien avond verscheen meneer Rovers, vol ijver voor zijn nieuwe taak. „Een treurige geschiedenis, die onzen predikant wegroept, mevrouw." zei hij op hc-ogdravenden toon. terwijl hij zijn handen in onzichtbare zeep waschto. De jongens waren juist bezig hun lessen te leeren, toen hij binnenkwam. Jaap. die zich onledig gehouden had rnet het maken van allerlei grappige teekenin- gen boog zich haastig over zijn boeken heen en begon zijn lessen te leeren Den volgenden avond bekroop de lust om te teekenen hem echter opnieuw en gaf hij er aan toe. In korten tijd was zijn papier dan ook vol met poppetjes: caricaturen van den hulppredikant. Plotseling ontdekte meneer Rovers, waar mee Jaap bezig was en hij vroeg „Wat voer je uit, de Voogd? Laat dat papier eens zienl" Haastig .trachtte Jaap het in zijn lesse naar te laten verdwijnen, maar meneer Rovers was hem te vlug af en greep het. Met ingehouden adem en een vuurroode kleur bekeek hij de teekeningen, waarin hij maar al le goed 'zichzelf herkende. Drif tig riep hij uit: „Je bent een laffe jongen!" Maar dat liet Jaap zich niet zeggen! Hï] werd razend en gebruikte allerlei leelijke woorden, welke hem maar voor den mond kwamen. „Ga de kamer uit!" brulde meneer Ro vers. Doch Jaap weigerde en bleef met op el1- kandcr geklemde lippen op zijn plaats zitten. Meneer Rovers ging nu zelf de kamer uit cn zocht mevrouw Swaters op. Deze za? onmiddellijk aan zijn gezicht, dat er iels aan de hand was. „Wat wat is cr gebeurd, meneer Ro vers?" stamelde zij. „Niels meer of minder, mèvrouw. dan dat de jongste van de jongens mij heel erg be- leedigd heeft. Eerst teekende hij caricaluren van mij inplaals van zijn lessen te leeren en zijn huiswerk le maken en loen ik hem lot de orde riep. was hij schandelijk bru taal. Ik ga niet meer naar de leerkamer terug, vóór hij eruit is!" „Hebt u hom weggestuurd?" klonk het nu. „Ja. maar hij weigerde te gaan." Mevrouw Swaters was erg bleek doch zei met vast© stem: „Wilt u hem zeggen, dat ik hem wensch te spreken, meneer Rovers?" De hulppredikant aarzelde Hij kon niet geïoovcn. dat een jongen, die hem weer stand geboden had. zou luisteren naar een dam o. „Als u denkt dat het zal helpen," zei hij eindelijk. „Zegt u het hem maar," antwoordde me vrouw Swaters rustig. „Het spijt mij, dat hij het u zoo lastig maakt." Hierop ging meneer Rovers naar de leer kamer terug en deelde hii Jaap mee. dat de predikantsvrouw hem wenschte te spre ken. Tot zijn groote verbazing liep de jon gen werkelijk naar de deur. Met loome schreden ging Jaap nu naar mevrouw Swaters „Jaap. wat heb je uitgevoerd?" vroeg zij ernstig „Meneer Rovers heeft mij verteld, dat je hem niet alleen allerlei leelijke woor den toegevoegd maar bovendien geweigerd hebt, de leerkamer te verlaten Kan dat waar zijn Jaap bleef echter zwijgen. De weerspan nige uitdrukking op zijn gezicht verontrustte haar. „Antwoord mij, Jaap!" zei zij streng. „Ja mevrouw." klonk het min of meer uitdagend „Dus jij vondt het een mooie gelegenheid, nu dominee Swaters van huis is, om eens goed herrie te maken?! Ik moet zeggen, dat dit erg heldhaftig van je is!" Deze woorden prikkelden Jaap en spoor den hem aan zich le verdedigen. „Hij hij zei dat ik laf was!" riep hij daarom uit „Je maakt het me wél gemakkelijk!" zei de predikantsvrouw en keek hem daarbij verwijtend aan. Dit was echter le veel voor Jaap en hijl stamelde: .„'t Spijt me mevrouwl Ik ik deed eigenlijk niets!" „Je teekende caricaturen van meneer Ro vers en dat was heel ongepast! Je hebt jo* werkelijk heel kinderachtig gedragen en nu je mij weer zooveel moeite veroorzaakt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 13