ZOO'N SCHRIK! Gewoonten en Eigenaardigheden van D ZOO'N DOMME HAA Door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Vier kleine, jonge eendjes Die deden vraag op vraag. Ze waren niet nieuwsgierig, Maar wiste® alles graag. Op 'n keei was Moeder bezig, Zei: Houdt je nu eens atil I Waarom zoo kwaakten d'eendjes, Wel, omdat ik het will £Toen gingen met hun viertjes De eendjes 6aam op pad, ITot zij een doosje zagen En Donsje riep: Wat 'sdatï Geel kwam vlak bij het dooeje, Wit kwaakte nog: Blijf afi Ja, zei de jongste, Piepgraag, Je krugt van Moeder 6trafl Maar Geel, een echte bengel, Kon 't toch niet laten staan. Hij duwde met zijn snavel Fluks tegen 't doosje aan. Op eens wat 's dat voor snuiter, Die uit de doos verschijnt 1 De eendjes worden angstig En één voor één verdwijnt. Wat is me dat toch schrikken 1 De eendjes kwaken luid En zie, de clown uit 't doosje Lacht heD voor strai nog uit. En zegt: Foei, zóó nieuwsgierig Mag jullie toch niet zijn 1 Maar 'k zal je heusch geen kwaad doen Je bent me veel te klein! maar ik ik houd zoo vreeselijk veel van Moeder en ik kan de gedadhte niet verdra gen. dat Haar snikken belette haar voort te gaan. „Als dat zoo is", zei haar Vader nu zach ter. „ben ik blij te hooren, dat je alle gevoel nog niet verloren he'bt Huil nu niet langer cn ga naar bed Morgen moet je een briefje met verontschuldigingen aan meneer Bol- man schrijven en laat je in het vervolg nooit meer door iemand overhalen ondeu gend te zijn. Ga nu naar je kamer". „Bent u nog boos op me, Vader? Hel spijt me zoo vreeselijk" Het smeekende in haar oogen en stern roerde den strengen predikant. Hij kuste baar en zei. dat ze haar tranen moest af vegen. „Mag ik Moeder goeiennacht zeggen?" was de volgende vraag, die echter fluiste rend gedaan werd ,,Ja, als je belooft het kalm te doen". Ilanna probeerde dapper dit bevel op te volgen, doch de zachtheid en vriendelijk heid van haar moeder waren meer dan zij verdragen kon en na een innige omhelzing maakte zij zich haastig uit de voelen. Inlusschen liep Jaap rond in het onaan gename besef, dat hij Ilanna eerst in moei lijkheden gebracht had. waarvan hij haar daarna de gevolgen alleen liet dragen. Deze gedachte was verre van prettig voor een jongen, die er altijd prat op ging: onder alle omstandigheden eerlijk voor de waarheid uil te komen. Toen hij dan ook ontdekte, dal Ilanna naar de studeerkamer van haar vader ver bannen was. kon hij zijn wroeging niet lan ger verbergen Hij ging naar de zitkamer beneden waar mevrouw Swaters. die zich nog veel ellendiger voelde, dan haar doch tertje. op den divan lag. Haar stem klonk flauw, toen zjj „binnen?" riep op zijn ver legen klopje en het hart van den jongen tikte bijna hoorbaar, terwijl hij de kamer doorliep. „En Jaap?" Haar stem klonk min of meer koel, doch Jaap was ervan doordrongen, dat hij haar koelheid verdiende, nu hij Ilanna in aller- 3ei moeilijkheden gebracht had. Er was een pijnlijke stilte in het vertrek, vóór hij den moed verzameld had voor het doen van zijn bekentenis. Toen dit hem ge lukt was. ging hij echter met een* manlijke poging om flink te' zijn op zijn doel af en zei „liet het was heelemaal m ijn schuld, Hanna zou er niet aan gedacht hebben zich te versloppen of iels anders te doen, als als ik er niet geweest was". „Dat weet ik, Jaap". „En dus ging hij moedig voort, ,moet i k gestraft worden en niet zij". „Ja, maar helaas kun je Hanna's straf niet van haar overnemen, want die zal vrees ik nog wel eenigen tijd uit een be zwaard geweien bestaan. O, JaapI hoe is het toch mogelijk, dat zoo'n flinke jongen, als jij bent. iemand tot allerlei verkeerde dingen^an aanzetten?" „Ik ik wou. dat u mij een pak slaag gaf 1barstte Jaap plotseling los. „Ik geloof, dat ik daartoe vanavond de kTacht niet zou hebben", antwoordde me vrouw Swaters met een Dauwen glimlach. „Kom maar eens terug, als ik weer wat sterker ben!" Plotseling trok er een vuurroode kleur over het gezicht van den jongen. Wat een lafaard was hij geweest, haar zoo'n verdriet te doen, terwijl zij nog zoo zwak was! „Het het spijt mij vreeselijk!" stamelde hij berouwvol „Het is soms, of ik aan niets of niemand denken kan. Hanna zag zoo tegen haar piano-les op en het kwam heele maal niet bij me op, dat ze in moeilijkheden zou komen door eens één keer te verzui men". „Je vergat, dat het heel laf was, gebruik te maken van mijn afwezigheid door haar over te halen iets te doen, waarvan zij stel lig wist, dat ik het zou afkeuren. Je hebt me erg teleurgesteld. Jaap! Ik had d i t niet van je gedacht! Ik kan je niet verantwoor delijk stellen voor Hanna's gedrag, omdat zij oud en verstandig genoeg is om zelf te welen, wat zij doen moef, maar nu het ge bleken is. dat jij een slechten invloed op haar uitoefent, mogen jullie niet met elkaar omgaan, vóór zij getoond heeft de verleiding te kunnen weerstaan" Op dit oogenblik klonk de slap van den predikant in de gang en verliet Jaap na cenige haastig gestamelde verontschuldigin gen de kamer door hel openslaande! raam. Den volgenden morgen schreef Hanna een briefje aan meneer Bolman om hem haar spijt te' betuigen en bracht zij het aan haar vader. „Zoo is het goed", zei deze. „En denk er aan. Hanna, voorloopig geen wandelingen meer met Jaap, tenzij je toestemming hier voor hebt. En geen ondeugende streken meer met hem uitvoeren, of je gaat binnen een week naar kostschoolI" (Wordt vervolgd). Evenals de mensghen zich van 1 spronkelijken staat tot beschaafde ontwikkeld hebben, verschillen katten, paarden, varkens en ande: dieren heel wat van hun voorouder de wildernis leefden. Toch hebben die voorouders eenige gewoonten ovi welke zij nooit zullen afleggen e door zij zich van andere diersoorlei scheiden. We vragen bijvoorbeeld nooit, 1 komt, dat een paard zoo hard loop en zoo'n groot uithoudingsvermoge Toch is dit heel gemakkelijk te v uit het feit, dat zijn voorouders vluchten voor de wolven hun vijanden! en zich tegen die diere digen moesten. Hun steigeren en ai slaan was oorspronkelijk een mar zich te verdedigen, wanneer de vij; besprong. Hun gehinnik was een woord en tevens een roepstem, war wilde paarden in kudden wegd want deze signalen waren noodig voor afdwalen te behoeden. Als schaperj schrikken, rennen een hoogte op, wanneer die ten mi de nabijheid aangetroffen wordt. D cmdat hun voorouders oorspronkc bergstreken komen. Zij volgen sle belhamel of leider, omdat hun vo in gevaarlijke bergpassen allemaal rijtje achter elkaar liepen. Zoo knorren varkens, omdat zij h sel zochten in dichte wouden, w; elkaar niet konden zien en dus moesten maken om bij elkander te Honden hebben de gewoonte ver keeren in het rond te draaien, vóór liggen. Dit komt ons nu eigenaarc maar toen deze dieren vele eeuwen nog in het wild leefden, sliepen zij l hoog gras en moesten zij verscheic ren in het rond loopen om hun sla uil te hollen. Deze gewoonte, welke indruk geeft, alsof ze hun bed o vóór zij gaan slapen, is dus feiteli ander9. Hun kleedje of kussen wc steeds door hen behandeld als h( gras door hun voorouders. Katten hebben misschien nog de overeenkomst met de dieren, waai afstammen. Dikwijls verloonen zij d schappen van leeuwen of tijgers 1 berekenbaarheid, hun blazen en e gen rug opzeilen, hun plotselinge s en lust om te krabben, al deze eigc pen vinden hun oorsprong in de v Dit alles is dus gemakkelijk te ren, maar wij bedenken niet altijd, onze huisdieren gadeslaan, dat zij men van dieren, die in het wild le< dat zij die eigenschappen niet kuc schudden Hun karaktertrekken x zij niet, ook al zijn ze nog zoo ve geraakt met den mensch. Haae Wiemper Piemper ging naa Al zeker zeven jaren 1 De meester kreeg van dezen haas Te vroeg zijn grijze haren! Haas Wiemper Piemper kon maa: De letters rechtop schrijven! Dus moest hij bijna eiken dag Na schooltijd nog wat blijven 1 HETTY

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 14