v ^LEIDSCH DAGBLAD
Donderdag 27 Februari 1930
E ZONDEBOK.
pi Engelseh van E.M. BRYANT.
Beknopt bewerkt door
E. de Lille Hogcrwaard.
HOOFDSTUK TV.
Moeilijkheden.
ren dag werd mevrouw Swaters
zoodat zij haar kamer houden
kon de predikantsvrouw© moeilijk
rden en zag alles in huis er dade-
anders uit, niettegenstaande
aar best deed. Gewoonlijk was
j zoo'n gelegenheid extra druk
end en zwierf Hanoa na sc/hool-
>s door den tuin, nu haar moeder
aanspoorde om haar lessen le
)iano te sludeeren.
zij op den derden dag van de
r moeder in den tuin toen Jaap
kwam. Hij had net een opstel
vond dat hij wel een9 een ver
en mocht. Hij liet Hanna zachtjes
n op den boomtak, waarop ze
n dit haar blijkbaar niet opvroo-
hij:
ankeert er aan?"
eer Bolman komt straks om mij
geven," antwoordde het meisje,
hem niet uitstaan. Ik houd niet
k en ik heb van de week bijna
eerd Ik zal wel een flink standje
Jaap! Daar komt hij al aanl°
je! Gauw!" riep Jaap plotseling
maar mee naar de leerkamer.
2n mensch en ik zal de wacht
cmand zoekt je daar. Klim maar
am naar binnen, gauw!"
olgend oogenblik liet Hanna, die
deed dan haar pianoles verzui-
door het raam naar binnen
rwijl Jaap er beschermend vóór
ks was Hanna aan den achter
iet huis naar boven geslopen, of
lman kwam het hek in, om even
e bellen.
hoorden ze nu een zacht:
Han na!"
Moeder maar niet hindert!"
lanna juist boven het hoofd van
ilichtige.
nk het terug. „Ik zal wel eens
if"
kwam Jaap Jaantjo legen, die
of hij Hanna ook gezien had.
3de het antwoord. „Ik heb haar
inuten geleden in den achtertuin
ting hij naar de leerkamer, waar
t raam 9taande, Jaantje's zoeken
liet duurde dan ook niet lang, of
l onder de struiken! 'tLijkt
>petje! Nou blijft ze bij den
|m stilstaan om te zien, of je er
nu uit het raam en riep:
laar nog niet? Ik heb haar toch
ïen tuin gezien! Zeg maar,
dat mevrouw ziek is en ze geen pianoles
hebben kan."
„Jaap", fluisterde Hanna nu, „laat ze
Moeder alsjeblieft niet wakker maken! Dan
dan ga ik nog veel liever naar binnen en
zal ik zeggen, dat het.mij spijt, dat ik zoo
laat ben. Misschien misschien valt het
nog wel mee."
„Blijf maar kalm hier," zei Jaap, die nog
steeds vóór het raam stond. „Ik heb eigenlijk
vreeselijken zin om me als meisje te ver-
kleeden en r w binnen te gaan. Zal ik.
Maar wat is dat?l Daar gaat hij al wegl
Even wachten nog, tot het terrein veilig is.
Na een minuut of vijf kun je wel weer naar
den tuin gaan."
„O Jaap, dat durf ik; niet! Jaantje zal me
natuurlijk zien!" wierp Hanna angstig
tegen.
„Laten we dan stilletjes de voordeur uit
gaan en een wandeling maken," stelde Jaap
voor.
Even later sloop het ondeugende span
door de laan en bereikte weldra de dorps
straat
Maar ook daar was het lang niet «eilig,
want plotseling zagen zij den predikant uit
een huis komen, waar hij een ziekenbezoek
afgelegd had. Als zij zich niet in een vrien
delijk uitnoodigende portiek hadden kun
nen verstoppen, zou hij hen stellig gezien
hebben.
Eem eindje verder kwamen zij meneer
Rovers, den hulppredikant legen, die Hanna
tot haar grooten schrik herkende en op
haar af kwam. Hij Iccek Jaap onderzoekend
aan zonder echter iets te zeggen. Zou hij
iels vermoeden?
Na dit oponthoud holde het tweetal over
den weg. Eindelijk hadden zij het bo9ch
bereikt en daar ging de tijd snel voorbij
met hollen, klimmen en bloemen plukken.
„Ik geloof, dat het al laat is." zei Jaap
plotseling, terwijl hij zijn horloge te voor
schijn haalde. „O, mijn ouwe knol is stil
blijven staan 1" En hij schudde het uurwerk
onzacht heen en weer
„Laten we maar gauw naar huis gaan,
anders komen we nog te laat thuis, zei
Jaap.
Te laat waren zij werkelijk, maar de pre
dikant was nog niet thuis: hij was opge
houden
„Je moeder is beneden, Hanna," zei
Jaantje tegen haar. „Zij had gevraagd of
je bij haar boven kwam thee drinken, maar
je was uit en toen is zij maar weer opge
staan."
Hanna kreeg een kleur tot achter do
ooren en ook Jaap voelde zich schuldig.
De eerste ging haastig naar binnen, nam
plaats naast haar moeder en zei heel on
derworpen:
„Gelukkig, dat u weer beneden bent,
Moeder."
„Ja, ik geloof, dat het hoog lijd wend, dat
ik beneden kwam," luidde het ernstige ant
woord. ..Wal heb ik van meneer Bolman
gehoord. Hanna? Hadt je je pianoles ver
geten?"
„Nee' Moeder".
„Maar waar was jo dan?"
„In-in-de-l-leer-kamer".
„Hier is een briefje van meneer Bolman.
waarin hij zich beklaagt over zijn verloren
tijd en vraagt, of zijn verdere lessen nog op
prijs gesteld zullen worden. Toen ik Jaantjo
vroeg, wat dit beteekende, antwoordde zij:
„Hanna was nergens te vinden en daarom
i9 meneer weer weggegaan. Je hebt je toch
niet met opzet verstopt? Wist je. dat
Jaantje je overal zocht?"
„Ja, Moeder!"
Hanna begon nu zacht te schreien. Zo
durfde haar moeder niet aankijken.
„En waar ben je daarna geweest?" vroeg
mevrouw Swaters nu. „Zeg je, dat je met
Jaap gewandeld hebt? O, Hanna! Dat had
ik nooit van je gedacht!"
Dit verwijt was bijna te veel voor het
kind. Zij snikte het plotseling uit en was
zóó bedroc-'fd. dat mevrouw Swaters haar
naar de studeerkamer van haar vader
zond. waar ze moest wachten, totdat de zo
thuis kwam.
Snikkende ging Hanna naar boven. Tot
nu toe was ze nooit bang voor haar vader
geweest, want al mocht dominee Swaters
ook nog zoo streng voor anderen zijn. tegen
zijn kleine meisje wa9 hij altijd zacht Maar
nu wachtte Hanna de komst van haar
vader toch met een kloppend hart af!
Er ging een half uur voorbij Toen klon
ken er naderende voetstappen en hoewel zij
haar oogen niet durfde opslaan, wist zii
toch, dat haar vader in de kamer was.
Hij ging in den stoel vóór zijn schrijf
tafel zitten Er volgde een pijnlijke stilte.
Eindelijk zei dominee Swaters:
„Hanna. kijk me eens aan!"
Het meisje gehoorzaamde en keek haar
vader aan met oogen. die om vergiffenis
schenen te smeeken en rood waren van
het schreien.
De predikant wilde zijn medelijden met
de jeugdige schuldige echter niet toonen en
begon od strengen toon:
.Moeder heeft me verteld, dat je niet
alleen met opzet je pianoles verzuimd hebt.
door je te» verstoppen, terwijl je wist dat
er naar je gezocht werd, maar dat je boven
dien met Jaap bent gaan wandelen. Ts dat
werkeliik waar?"
„Ja Vader" klonk het bijna fluisterend.
„Je maakte dus misbruik van de zieklo
van je moeder door allerlei dingen te doen,
die je weet. dat niet mogen Hanna. ik
schaam me over jol Is het mogelijk, dal jo
alleen dan je behoorlijk gedraagt, als je
weet, dat het oog van je moeder over je
waakt? Een dergelijk gedrag verdient streng
gestraft te worden, strenger dan een meisje
van twaalf jaar gewoonlijk gestraft wordt.
Hanna legde haar armen op den schoor
steenmantel liet haar hoofd erop zakken
en snikte het uit. Haar vader hoewel niet
ongevoelig voor haar verdriet, ging voort:
„Misschien ben je tevreden, nu je moc-'-
der door jouw schuld beneden gekomen is,
terwijl zij nog geruimen tijd haar slaap
kamer had moeten houden en waarschijn
lijk erger geworden is door je verregaande
ongehoorzaamheid"
„O Vader, houdt u toch op. alsjeblieft!"
snikte het arme kind. „Ik ik weet. dal ik
heel, heel ondeugend en slecht geweest ben*