Dehkaddi (^mumqck fóüeuCU DE ROTTERDAMSCHE MOORDZAAK LANS LAATSTE WENSCH Jp Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 26 Februari 1930 Derde Blad No. 21457 OPNIEUW TWINTIG JAAR GEÈISCHT PLEIDOOI VAN Mr. KOKOSKY DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE. INGEZONDEN. FAILLISSEMENTEN. FEUILLETON. O (Vervolg van gisteren). D, verdachte wordt dan naar voren ge nepen en de president vraagt hem waar om hij op den moord-avond de trein van •omniet heeft genomen, terwijl hij die van oti *5 niet meer ton halen. Verdachte jjortt dan op, dat dit een stoptrein was (3 hij liever wachtte op een sneltrein. >'u begint het eigenlijke getuigenverhoor, ilereerst wordt de heer S. van de Want, at Gouda, een zakenvriend van den heer Isjs naar voren geroepen. Deze had met i,t sliaohtoffer op den dag van den sood onderhandeld over een partijtje spon- „3. welke partij get. den dag na den BOiJrd met een brief van het slachtoffer ontvangen had. Op een vraag van den pet verklaart get. dat er niet gesproken over den sleohten gang van zaken. Nu Tordt gehoord de oudste dochter van het slachtoffer mej. Lans. Deze verklaart dat je brief aan den heer Want door haar Ijder onder kantoortijd geschreven ia De brugwachter Goos verklaart dan op 29 Sovember 1928 niets bijzonders op de Ad- -raliteitskade gezien te hebben. Daarop verschijnt de jongste dochter van den heer Uns, die verklaart op den dag van de sooid met haar moeder en zuster in de stad lï hebben gewinkeld Op de Hoogslraat heeft jj toen afscheid genomen en is haar eigen rej gegaan naar huis waar zij omstreeks kwart voor zes aankwam. De pres. vraagt dan: „Hoe kort waren uw noeder en zuster thuis". Gel: „Dat weet ik niet". Daarna ver jaart zij. dat toen zij thuis kwam er nog «mand was. De oudste dochter zou dan tri-eeks zeven uut thuisgekomen zijn. De pres. vraagt dan of zij altijd zoo laat auis kwam, waarop get. antwoordt: „Neen, tevallig op dezen dag.' Pres. vraagt dan aan de oudste dod er, „Zei Uw zuster niet, Vader ia nog iet thuis?". Get.: ..Dat weet ik niet". Ut. Kokosky verklaart dan er op te too ,dat get. precies verklaart wat haar sier zeide. Get. verklaart verder,dat naar heit kantoor getelefoneerd heeift, ■ur geen gehoor heeft gekregen. Dejong- ti dochter wordt nu weer voorgeroepen i zij nieit positief genoeg antwoordt op k vragen van den pres.. valt mr. Kokos- sin de rede. Er ontstaat dan een ron- h tusschen den president en den verdei- l.vr, welke laatste zegt precies te willen pan, wat de jongste tot de oudste doch- l gezegd heeft. De pres. dredgt dan de ting te zullen voort zetten zonder mr. teky als deze ach niet inbindt. Waar- i de verdediger zegt er alles voor te' melen, de verdediging neer te leggen S de pres. op deze wjjze doorgaat. Nadat H conflict gesloten is, wordt de zitting t kwart over twee verdaagd. (Reeds geplaats in een deel van onze tige oplaag.) Sa de pauze wordt begonnen met het yer- van getuige Regeer, het dienstmeisje, 1 op den moordavond twee mannen in a faDg bij het kantoor heeft zien staan. Zij zegt bij haar verklaringen, welke zij «ger heeft afgelegd, te blijven. Het zal jeveer kwart voor zeven geweest zijn, i zij de beide mannen opmerkle. Een van o droeg een bruine regenjas en had een ufhoed op. Voorts had hij een actetasch der de arm. President: Leek hij op van O.? Getuige: Ja. De president merkte dan op dat de ge le bij de proefnemingen, die eind No- ®ber in den gang genomen werden,.niets :ft kunnen zien. waarop getuige ant- ordt, dat het op den moordavond lichter Getuige inspecteur Hermans, die ook bij proefnemingen aanwezig was, ver- jzt. dat hij weinig had gezien. Mejuffrouw Regeer houdt vol. dat zij op den avond van den moord twee mannen in den gang zag. Mr. van der Meer vraagt aan inspecteur Hermans of er op den moordavond mis schien een autolicht in den gang geschenen kan hebben? Deze antwoordt dat dit van geen invloed zou zijn geweest. De president betreurt het dat er met een autolicht geen proef is genomen bij de re constructie. Dan wordt gehoord een vroegere onder wijzer van mejuffrouw Regeer, T. Hart, die meent dat de bewering van mejuffrouw Ro geer onbetrouwbaar moet woTden geacht omdat zij fantastisch is aangelegd De on derwijzer blijkt dan het meisje in vijf jaar niet gezien te hebben. Zij was twaalf jaar toen zij bij hem in de klas zat en destijds vond hij haar onbetrouwbaar. Dr. Hulst verklaarde vervolgens dat alleen bij gepro nonceerde gevallen van onbetrouwbaarheid na vijf jaar hiervan nog invloed te bemer ken is. Getuige Wetzel heeft op den moord avond twee menschen in de gang gehoord. Dit bleken T. E. de Korte en mejuffrouw Lans le zijn. Het was op den moordavond donkerder naar getuige meent dan tijdens de reconstructie. Mejuffrouw Regeer verklaarde hierna dat zij het juist anders om vond. De Rechtbank en de verdediger van ver dachte van O., mr. F. A. Kokosky zien dan verder af van het hooren van verschillende getuigen. Het requisitoir. De ambtenaar van het O. M. mr. J. L. de Visser, zal slechts weinig toevoegen aan het uitvoerige requisitoir door hem in October 11. gehouden. Hij handhaaft alles wat hij in zijn rede van 26 Oct. heeft betoogd. Wei wil spr. het tusschenvonnis bespreken. Het belangrijkste daarin vond hij de overwe ging. dat de rechtbank verdachte gevangen hield in verband met den moord, ongeacht hoe lang het verdere onderzoek ook duurde. De officier legt dat zoo uit, dat de recht bank over twee kardinale punten ingelicht wenschte le worden, alvorens vonnis te wij zen. Deze punten betreffen voorecTst: hot onderzoek der deskundigen. De rechtbank voelde zich niet bevredigd door hel bloed-onderzoek in eerste instan tie en benoemde een super-deskundige. De kwanliteit der deskundigen is aan de hel derheid der zaak niet ten goede gekomen. Toch meent spr., dat uit het rapport van prof. Van Itailie belangrijke dingen naar voren zijn gekomen, reeds door dr. Hesse- link gememoreerd. Spr. komt dan tot het Iweede punt. nl. dat twee mannen gezien ziin in de buurt van het moordpand, die de moord bedreven konden hebber.. De reconstructie heeft niets van dien aard opgeleverd Hebben getuigen Regeer en Kaptein dezelfde peTsonen ge zien? Rij de hernieuwde behandeling op heden is als nieuw feit naar voren getreden de vroegere tijd. dat het misdrijf moet zijn ge pleegd, waardoor nog eerder verdachte als dader wordt aangewezen Spr concludeert, dat het naar voren bren gen van twee bepaalde personen volkomen is mislukt Spr.'s meening over het bloed op vest en broek gevonden, is niet alleen door het nadere onderzoek bevestigd, doch eer versterkt. Op grond daarvan persisteert hij bij zijn eisch, veroordeeling van verdachte tot 20 jaren gevangenisstraf. Het pleidooi van den verdediger. De verdediger, mr. Kokosky, zal alleen bespreken wat na het interlocutoire vonnis gebleken is met handhaving van hetgeen in zijn eerste pleidooi is gezegd. Noemde pi. den officier in eerste instan tie een Sherlock Holmes, thans vindt hij hem een gedachtenlezer. Dat althans blijkt uit de verklaring, die de officier geeft van 247. Jokko ging ronu rad 't dameshoedje, en iedereen gaf zijn deel, van een dame kreeg hij een gulden, Jokko vond 't rijkelijk veel. Doch al gaven d'anderen minder, de opbrengst was nog al goed, Jokko liet, verheugd en tevre den, 't geld rammelen in den hoed. 248. Maar aan boord zijn alle menschen, niet steeds op vermaak gesteld, die daarom voor zulke moppen, niet graag geven van hun geld. Doch als iemand niet wilde geven, nei deed alsof hij den hoed niet zag, moest hij onwillekeurig lachen, als de ezel voot hem lag. dit tusschenvonnis en de motieven die de rechtbank moeten hebben geleid. PI. behandelt dan het niet-hooren van de heeren Hulst en Gerhard, waarvoor de offi cier de verdediging aansprakelijk stelt. Doch in het interlocutoir vonnis wordt nadrukke lijk gezegd, „dat een bij uitstek-deskundige de tegenstrijdigheid in de uitspraken der des kundigen zou toetsen". Echter, alleen dr. Hesselink werd gehoord. De officier: Omdat deze het oneens was met prof. Van Itallie! Verdediger mr. Kokosky: Hoe kunnen de heeren Hulst en Gerhaid het oneens zijn met een uitspraak, die zij niet kennen? Mr. Kokosky wijst er verder op, dat mee ningen der deskundigen zoo verdeeld zijn, dat wij als leeken er absoluut geen conclusie uit kunnen trekken, moeten wij nu na d^n super-deskundige nog een hyper-deskundige benoemen? Hoe kan men achteraf zeggen, dat Van O. het bloed aan schoenen en kleeren niet heeft gekregen door het trappen in bloed toen hij des avonds te 10 uur in het don ker! aan het moordpad kwam. waar overal bloed lag? Diep voelt pl. het gewicht van dit oogen- blik. Het zijn de laatste woorden in deze Techlszaak, die over v. O. gesproken kunnen worden. Ook ik weet niet of Van O. de da der is. vervolgt mr. Kokosky, maar ik moet erkennen: het bewijs is niet te leveren. Zeker, er is een vonnis te construeeren te gen deze verdachte, doch op zoo lichte aan wijzingen zal Uwe rechtbank geen vonnis wijzen en laat Uwe rechtbank, indien in zake den mooTd geen verooTdeelend vonnis kan volgen, voor de malversaties hem niet extra grijpen Houdt Tekening met het groofe leed hem reeds aangedaan. Driemaal is hij voot de instructie geweest. Pl. verzoekt zijn cliënt vrij te spreken. In zijn repliek verdedigt de officier van Justitie, mr. De Visser, de politie en justitie, die geen moeite gespaard hebben om licht le verschaffen. Blunder on blunder hebben po- lilie en justitie gemaakt volgens den verde diger en al zijn er fouten gemaakt dan zijn er toch de bloedvlekken od de kleeren van Van O. Nadat de verdediger nog het woord had gevoerd en gewezen had op de slechte fa milieverhoudingen in de familie Lans waar van thans iets aan den dag is gekomen, wordt de zitting gesloten. Uitspraak over 14 dagen. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie). Copie van al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. EEN NEDERLANDSCH— BELGISCH ECONOMISCH VERBOND. Met genoegen las ik in eenige Nederland- sche bladen dat er in Nederland een sterke strooming bestaat voor toenadering tot Bel gië en dat deze toenadering bij voorkeur kans van slagen zal hebben langs den weg eener economische overeenkomst. En met hetzelfde genoegen constateer ik dat die strooming ook wederkeerig in België bestaat en daar door een der toonaangevende bla den gepropageerd wordt. Het is „La Mélro- pole" het groote Antwerpsche, in handels- en scheepvaartkringen zeer bekende dag blad, dat in een serie goed gedocumenteerde artikelen het pleit voor een economische overeenkomst opneemt. Het blad wijst er op dat tusschen Holland en België geen poli tieke controverse meer zal kunnen bestaan vanaf den dag dat een economische overeen komst de belangen der twee buurlanden hecht verbonden heeft. Een economisch ver bond lusschen Holland en België zou daar enboven niet alleen in het belang der twee betrokken naties doch in het belang van ge heel Europa zijn. „Welk een bewonderenswaardig voor beeld. zoo schrijft „La Métropole" zouden Nederland en België aan de groote mogend heden geven, als ze hun politieke rancunes zouden kunnen doen zwijgen om eendrachtig een economische politiek te volgen van sa menwerking, waartoe de noodzakelijkheid hen roept. In de hypothese eener Neder- landschc-Belgische economische entente zouden de huidige politieke geschillen veel van hun importantie verliezen. De thans bestaande irriteerende concurrentie tusschen de havens Rotterdam en Antwerpen zou te ruggebracht worden tot de proporties van een gezonden wedijver, als welke bestaat tusschen de havens Rotterdam en Amster dam of Antwerpen en Gent. Zeer zeker zou een rationeele veideeling der maritieme transporten, naar gelang van de geographi- sche ligging der havens en der onderschei dene industrie-gebieden, er het gevolg va,a zijn. Met een onbelemmerd handelsverkeer lusschen Nederland en België zou het nete lige en geldverspillende vraagstuk der douane-regeling opgelost zijn en de koopwa ren zouden vrij en onbelast kunnen circu- leeren van Groningen tot de Franscho grens. In dit verband vooral zou de interna tionale economische positie van beide lan den aanmerkelijk versterkt worden, want. wijl Holland en België momenteel zooals op de Handels-conferentie te Genève bij het bedingen van internationale handels overeenkomsten aan de groote mogendheden geen voorwaarden kunnen stellen omdal zij over een te beperkt handelsgebied beschik ken, zouden zij dan gezamenlijk hun invloed kunnen doen gelden, die nu separaat en zonder kracht is. Op maritiem, commer cieel, industrieel, koloniaal en financieel gebied hebben Nederland en België groote gemeenschappelijke belangen en deze zijn, beter dan door alle politieke overeenkomsten, gediend door een economisch verbond". Wij meenen dat deze slem, die geen roe pende is in de woestijn doch nu reeds, hij de leidende personen uil de handelswereld in Nederland en Belië gehoor vindt, waard is gehoord le worden door geheet Nederland. Indien men ze goed wil verstaan zal men in haar roep een ernstige opwekking kunnen beluisteren, niet alleen tol een betere ver houding tusschen Holland en België docfi ook tot een grootcre behartiging onzer ge zamenlijke nationale en algemeene belan gen. WILLY VAN MOOK. Uitgesproken P. C. de Boom, varkenshandelaar, le Voorschoten, Vroomepark 197. Rechter- comm. mr. A. S. Rueb. Curator mr. J. J. Sehokking, Wassenaar. R. Boers, te Leiden, Parkstraat 2. Recti- ler-comm. mr. F J. A. Hijink. Curator mr. L. Spreij, te Leiden. RECLAME. 2828 („Ueber den Tod hinaus"). Roman van ANNY VON PANHUYS. 'lel Duitsch door W. H. C. BOULLAARD. Maurer was reeds met het valies vooruit wpen. De professor keek op zijn horloge k?e*el ziende, dat hij niet veel lijd had ton hij langzamer te loopen. Zij gingen R 'oorbij het schilderijmuseum en Ber- s oogen zochten de plek, waar hij in den poepen nacht meende den ouden Thomas -'"ben gezien. Daar in den ruimen hoofd- had de verschijning gestaan. Nu. m 1 heldere daglicht, zag hetgeen in den ':"t gebeurd was er heel anders uit. Een y.ooorslellmg heeft mij verschrikt, zei de 'fsor evenals gisteren tot zich zelf, maar hij het met meer zelfovertuiging Mo'n helderen, frisschen herfstmorgen '•'Man ook het laatste restje van bijgeloof Jwen wel verdwijnen. Een gevoel van «d vervulde hem. want wat hem had frikken was louter een product van .-overprikkelde zenuwen geweest. Op zijn o^ojdoonde zich plotseling een ernstige. Me uitdrukking. Was de reden, waar- 3 vandaag deze reis ondernam, ook "ii-y ^an een uiün5 van z'in over" ^.zenuwgestel, deze reis die hij met O'^erij-aankoop had trachten te ver- Hij dacht er niet aan een schilderij '.''O'zijn reis naar Berlijn had eer. vaaiere reden. Misschien was hetgeen s,11 Plan was te gaan doen, een dwaas- Misschien? maar hij kon niet anders Sinds het gesprek met den hertog vervolgde hem een gedachte, waaraan de slapelooze nacht eerst een bepaalden vorm had gege ven. een denkbeeld, dat hij in een daad wenschte om te zetten. En waarom zou hij het niet doen? Zijn handeling kon voor zijn gezin immers geen nadeelige gevolgen heb ben, want vrouw en dochter hadden hem immers lief en door de vastheid dezer over tuiging behoefde hij niet te wankelen om te doen wat hij van plan was Op het station namen vader en dochter hartelijk afscheid van elkaar en de profes sor slapte in een coupé tweede klasse, waar in Maurer het valies reeds had geplaatst, „De kalmeerende poeders heb ik ook inge pakt". fluisterde deze zijn meester toe cn stapte toen uit het spoorrijtuig. Else wuifde haar vader na zoolang ze hem maar kon zien. Het jonge meisje hield innig veel van haar vader; het was een andere liefde dan die ze voor haar moeder gevoelde, die zich als mooie, gevierde vrouw niet al te veel om het opgroeiende meisje had bekommerd. Maar des le meer was ze van jongsaf met haar vader gewepst. Professor Berner was vroeger een bekend landschapschilder tot dat hij bij een noodlotligen val bij net schaatsenrijden het volledige gebruik van zijn rechter arm verloor en het schilderen moest opgeven. Een geluk was het dat hij uit een welgestelde familie stamde en het schilderen geen broodwinning voor hem be hoefde te zijn Hij bezat genoeg om zonder zorgen te kunnen teven Door de relaties vin zijn vrouw, een baronesse Stormberg. die hotdame bij de overleden hertogin was ge weest. werd bij benoemd tot directeur van het schilderijmuseum, een betrekking, die toevallig vacant was en waaraan een mooie bezoldiging was verbonden. Hij had dit ambt thans vijf en twintig jaren tot volkomen tevredenheid vervuld. Bij zijn bezoeken aan het museum was Else bijna altijd zijn ge trouwe begeleidster geweest; zij kende alle schilderijen en van de meeste ook de ge schiedenis, waar zij vandaan kwamen en in wier handen zij waren geweest. „Je bent een levende catalogus van de Schneidilzsche verzameling", zei de vader dikwijls gekscherend tot zijn dochter en Else was trotsch op deze qualificatie. Ook nu nog, nadat zij al lang volwassen was. Zij was werkelijk heel benieuwd van welk kunst juweel in Berlijn haar vader het 9poor was aangewezen. Het moest ongetwijfeld iets buitengewoons zijn, anders was hij er niet zoo weinig mededeelzaam over geweest, dacht zij Dolgraag had ze geweten wat voor een schilderij het was. Peinzende naar huis wandelend, ontmoette zij dicht bij het marktplein mijnheer von Weiden, in gezelschap van zijn dikken, asthmatischen taks waarmee hij dikwijls 's morgens een straatje omliep. Met bijna overdreven beleefdheid nam hij zijn hoed al, reikte haar de hand en zei: „Goeden morgen juffrouw Berner. mag ik eens even infor- meeren hoe u hef bal van gisteren is beko men?" „O. uitstekend." „Die vraag van mij is eigenlijk volkomen overbodig, want zoo'n stralende schoonheid als u merkt den volgenden dag er niets van dat zij tot diep in den nacht heeft gedanst?" von Weiden was altijd zeer galant jegens vrouwen. „En mag ik ook weten hoe uw moeder het maakt?" vroeg hij op zoetelijken toon. „Moeder slaapt nog, of beier gezegd sliep nog toen wij weggingen." „Wij?" „Ja, vader en ik. „Ik bracht hem zooeven naar den trein", lichtte Else hem in. Waarom kijkt mijnheer von Weiden plot seling zoo raar moest Else denken, 't is net of hij zich over mijn laatste woorden ergert. Maar dat zal verbeelding zijn geweest, want bijna nog vriendelijker glimlachend dan zoo even stelde hij de vraag: „En als het niet onbescheiden is, waarheen is uw vader ge reisd?" „Naar Berlijn." „Zoo", was het eenige, wat von Weiden daarop zei en na een paar beleefdheids frases nam hij afscheid. Toen Else thuis kwam, wachtte haar moe der op haar. In een gemakkelijke ochtend japon zat mevrouw Berner aan de ontbijt tafel. „Wat is er toch aan de hand, dat jullie mij zoo maar alleen laat?" kwam het ge ërgerd over haar lippen. „Maar moedertje", lachte Else, „wal praat u toch? Uw zorgzame man wilde u niet in uw slaap storen en daar de trein, waarmede hij naar Berlijn moest, om 10 uur vertrok, kon hij natuurlijk geen afscheid van u ne men. Maar hij laat u hartelijk groeien en u weten, dat hij overmorgenmiddag weer thuis is." „Ik smap niets van deze plotselinge reis", zei mevrouw Berner. „Vader heeft mij giste ren geen woord daarvan gezegd. Van die ge heimzinnigheid achter mijn rug begrijp ik absoluut niets." „Van geheimzinnigheid achter uw rug kan geen sprake zijn, moeder." Else deed haar hoed en mantel al, legde die op een stoel en ging zitten. „Ook ik hooide eerst zoo even van die reis en vader wist, zooals hij verze kerde. er gisteren zelf nog niets van, want eerst 'savords vernam hij, dat er een of ander waardevol schilderij te koop was; vandaar die plotselinge reis. U ziet dus, moe der, de zaak is heel onschuldig." „Om wat voor schilderij gaat het dan en wie biedt het te koop?" Mevrouw Berner's stem klonk lichtelijk geprikkeld. „Dat kan ik u werkelijk niet zeggen; u weet vader laat zich over aankoopen, waar van het eindresultaat nog niet vaststaat, dik wijls weinig uit. Else stond op en ging naar het breedo boogvenster, want zij hoorde op straat marschmuziek Het dragonderregiment reed door de Alleestrasse. Luitenant Tomwitz op zijn 9lanken vos keek naar het raam en salueerde voorbijrijdend, met zijn sabel. Else groette terug en merkte niet dat haar moeder achter haar stond De woorden: „Dat zou een schoonzoon naar mijn hart zijn geweest" deden haar opschrikken. Else lachte. „Ja. moeder, dat hebt u me nu at zoo dikwijls gezegd, dat ik het eindelijk wel geloof. Het is alleen maar jammer, dat mijn smaak in dit opzicht zoo heelemaal anders is dan de uwe." „Ja, helaas" zuchtte mevrouw Berner, „want wat jij eigenlijk in dien Walter Zer- nikow ziet, is mij een volmaakt raadsel. Al tijd heb ik nog gehoopt, dat je naar rede zoudt luisteren." Zij ging dicht bij haar doch ter staan en schoof haar hand door den lichtgebogen arm van Else Ik hoop ook nu nog, Else. Kijk eens. kind. je bent nog jong; die liefde zit zeker nog niet al te diep Kom, ga eens naast me zitten en laten we eens kalm over alles praten: ik zal je duidelijk maken, dal het een dwaasheid is om je schoonheid aan een eenvoudigen mijnheer Walter Zernikow weg te geven." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9