WAS HANS WERKELIJK MOEDIG? |ov€rdri£i Naar het Engelsch van MAY WYNNE. Vrij bewerkt door G. E. de Lille Hogerwaard. Als een jongen negen jaar oud is, is hij natuurlijk bang voor nietsl Dit zou Hans je dadelijk verteld hebben. Wat moest hij lachen, toen hij Jaanije tegen het keuken meisje hoorde zeggen, dat zij bang was om 's avonds, als het donker was, door de laan te loopen. Verbeeld je: bang in donker! Hans besloot Jaantje eens te toonen, hoe dapper hij wel was. Hij zou haar tegemoet gaan! Het was maar een kwartiertje loopen naar het dorp en hij zou dus niet lang weg 2ijn. Stellig zou hij het doen, al was het alleen maar om iedereen te laten zien. hoe moedig hij was. Maar toen Hans het hek opendeed, vond hij het toch wel wat erg donker bui ten I Hij bleef op den weg stilstaan en pro beerde den dikken eik te onderscheiden, die op den hoek stond. Hei was echter zoo duis ter, dal hij dien heelemaal niet zien kon. Eigenlijk vond Hans Jaantje nu toch niet zóó laf, als hij dien morgen gedacht had. Het was vreeselijk donker. Griezelig donker eelfs! ..Lieve helpl ik wou. dat ik het nooit be gonnen was," zuchlte hij. Hij had natuurlijk heel gemakkelijk weer naar huis kunnen gaan, maar.Han9 gaf niet gemakkelijk iets op. Als hij zich één maal iets voorgenomen had. hield hij vol, zelfs al was hij overtuigd, dat hij verstan diger deed door het op te geven. Als hij het •Moeder gevraagd had. zou zij hem natuur lijk gezegd hebben thuis te blijven. ..Maar Jaantje is een meisje." hield Hans zichzelf voor. ..en jongens zijn nooit bang." Plotseling dacht hij aan Max. Max was zijn hond en trouwe speelkame raad. Vader had tegen Hans gezegd, dat flVlax nooit los door den tuin mocht loopen, ■want Vader was erg trolsch op zijn keurig aangelegden tuin en Max had de gewoonte niets te ontzien en dwars door alles heen 4e rennen. AI9 Hans dus met zijn hond uit ging. moest hij hem altijd eerst even aan den riem nemen. ..Max Maxie!" riep Hans zacht, echter (hard genoeg om door den hond gehoord te ■worden. Het dier was opgetogen; nu nog uitgaan! Dat gebeurde nooitl Maar hij voelde wel voor een wandeling in donker! Hij was zóó opgewonden, dat hij aan geen riem en geen bloemperken of iets derge lijks dacht Hij luisterde zelfs niet naar een vriendelijk woord of een vermaning, liet zich dan ook niet aan den riem nemen, liep Hans in zijn vreugde bijna onderst boven en rende, luid blaffend, den tuin door. Hans dacht op dit oogenblik al niet meer aan hetgeen hij van plan was. Zijn eenige gedachte gold den ondeugenden Max. Och, och! Iedereen kon het natuurlijk hel pen. iedereen, behalve Hans! Het was de 6chuld van die domme Jaantje, die 's avonds niet door de donkere laan durfde loopen. Het was de schuld van dien wilden Max, die zijn baasje bijna omver liep en wegrende. Ja het was zelfs de schuld van Vader, om dat Vader er zoo'n keurigen tuin op nahield, waarin Max zooveel vernielen kon! Klilterl Kletter! Klitterl Het leek wel het geluid van brekend glas! Hij liep zoo hard. als zijn korte beentjes hem maar dragen konden! Wat was er gebeurd? Max had Vaders spiksplinternieuwe broeibakken met de jonge komkommer- en imeloenplanten niet gezien en natuurlijk breekt glas. als een wilde hond er boven op springt! Maar Max was zelf zóó geschrikt van het leven, dat hij regelrecht naar zijn ihok terugliep, waar hij weldra lag te hij gen en zijn gewonden poot te likken Hij vond een wandeling in donker toch eigen lijk het dom9te wat een hond doen kon. Hans ging ook naar huis. Het scheelde niet veel, of hij was in tranen uitgebarsten, doch hij beet zich op de lippen om zich goed te houden. Hij kon in donker niet zien, (hoe groot de schade was, welke Max aange- van der Molen Het mooie, rose wiegje Stond daar al jaar en dag Heel boveü op den zolder... Geen kindje er in lag. Sofie en Lenie waren Voor 't wiegje veel te groot. Het waren heele dames En zaten nooit op schoot. Ze speelden saam op zolder, En zagen 't wiegje staan. ,,Zeg, daar kan Pop in slapen!" Maar juist kwam Moeder aan. „Die wieg, m'n lieve meisjes, Is voor een babykind. We gaan haar prachtig make; Met kant en rose lint." Wat waren ze nieuwsgierig! Wat duurde het toch lang! Zou 't kindje heusch wel kome Soms werden ze wat bang, Maar op een mooien morgen, Toen stonden Leen en Fie Bij 't nieuwe, kleine zusje, „Een klaverblad van drie. richt had, maar gering was zij stellig niet! Toen hij door de achterdeur in hui9 ge komen was, hoorde hij Jaantje en Mina in de keuken samen pralen. Jaantje vertelde, dat de chauffeur haar aangeboden had m*t haar mee te gaan. Hij moest toch in het dorp zijn. Nu voelde Hans de tranen werkelijk over zijn wangen rollen. Op dat oogenblik zou hij er zijn liefste speelgoed voor gegeven heb ben, als hij Jaantje maar nooit had willen toonen, hoe dapper hij wel was. Ik geloof niet. dat Hans verwachtte, dal de gebroken broeibakramen 's nachts weer heel zouden worden! En ik ben er van overtuigd, dat hij ze evenmin vergat! Maar toch vertelde hij den volgenden mor gen aan Vader en Moeder niets van het geen cr gebeurd was. „Ik heb Tom een geducht 9tandje gege ven," zei Vader dien avond. „Twee van mijn nieuwe broeibakramen zijn stuk en de planten erg beschadigd. Als hij er eerlijk voor uitgekomen was. dat hij bet gedaan had, zou ik het niet zoo erg gevonden heb ben, want iedereen heeft wel eens een ongeluk. Hij bleef het echter stokstijf ont kennen en toen werd ik boos. Niemand an ders kan het gedaan hebben. Ik weet. dat Hans met het slechte weer den geheelen dag in huis is geweest. O. wat had Hans het landl Had hij niet altijd beweerd, dat hij voor niets en nie mand bang was?! En nu was hij bang ge weest om de waarheid te zeggen 1 Hij liep Vader achterna naar diens stu deerkamer. Zijn kxullebol boog hij van schaamte en er stonden tranen in zijn oogen. „O Vader", snikte hij het op eens uit, „Tom kan het heelemaal niet helpen! Max heeft de ramen gebroken en en het was mijn schuld!" Natuurlijk wilde Vader er nu alles van hooren. Zoo deed Vader altijd: hij wilde de zaak van het begin af welen en boos geworden zijn, als Han9 m élagen had of niet heelemaal voor heid uitgekomen was. Hans vertelde dus van Jaantje haar zijn moed had willen toonen eigenlijk toch bang geweest was en Max geroepen hadhoe hij er w dacht had, dat Max niet los door mocht loopen doch in het begin daan had. alsof hij het voor - vergat En hoe dit. toen hij hen riem wilde nemen, onmogelijk wa Vader was niet boos, maar heel erpstig. Daarna had hij een sprek met zijn zoontje en bracht 1 het oog, hoe dwaas het was: I voor niet9 bang te zijn en hoe vre het van hem geweest was, niets zeggen van de gebroken ramen. „Ik zal mijn weekgeld opsp nieuwe ramen t*> koopen. Vader," zichzelf een straf opleggend. Vader knikte. „En?" voegde hij er aan t< Hans?" Hans beet zich op de lippen, c nu ten minste dapper zijn. „En en ik zal het Tom gen en hem zeggen, hoe het mij sf de schuld kreeg," zei hij. Vader klopte hem op den sc voegde er aan toe: „Dat is de beste manier om et te worden, m'n jongen. En dat een waie held nooit zegt, da is voor niets. Hij wacht, totdat proef gesteld wordt. „En ik zal Jaantje noch iem ooit meer uitlachen, omdat hij eindigde Hans, terwijl hij Vadf nacht wenschte.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 15