Het hooger beroep
van Salomon Liebermann.
E KANG-HE VAAS.
70ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 27 Januari 1930
Derde Blad
No. 21431
DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE
FEUILLETON.
SEDEIJN ALS GETUIGE GEHOORD.
I activa
zesde dag van het;
on Liebermann, dienende voor het Ge-
£hof te Amsterdam, wordt als eerste
de heer M. J. N. Spaargaren, advocaat
'procnrenr te 's-Gravenhage gehoord,
get. zegt Liebermann te kennen van de
nd-Amtrika Levtnmrzekeringjsmtj.,
„van htj nog altijd liquidateur is. Wat de
"ndammer plannen betreft, daar is get.
bekend in gemoeid geworden. Get.
Taart, d3t hij de indruk had gekregen,
Liebermann bij de onderhandelingen de
ng man" was, optredende voor een
V3n personen. Get heeft een concept-
•t gemaakt waarin was opgenomen,
den koopprijs der Veendammer twee
in „cash" zal moeten worden betaald,
is dit op verzoek van Woltman ge
in een millioen cash en een millioen
a uit de Veendammer. De pres.
•t „Hebt U werkelijk gedacht, dat Lie-
ian'n goed was voor twee millioen?"
t. „Absoluut." Voor de Veendammer
re heeft hij een safe gehuurd, waarin
;roote bedragen aan effecten deponeerde
t in Antwerpen werd hij, toen hij geld
beleggen speciaal toegelaten tot de
iling van de groole vermogens."
vraagt verder ..Hebt U ooit vernomen
Kappijlen, Sederjn en Van den Toom
ichl hebben de bank te koopen achter
:rmann om.?"
't. .Absoluut niet. Ik weet zeker, dat
irmann steeds achter de zaak stond."
Hebt U zich nooit in den koop
verdiept?"
U de Veendammer niet mooier voor
lid, dan hij was?"
t: „Neen, dat kon ik toch niet".
es.: „Herinnert U zich. dat er gezin-
is op den lagen stand van de pand-
■en?"
1 aarzelend: „Ja, dal moet dan in
1 geweest zijn".
„Hebt U gehoond van. de Atlas-
ien?" Get: „Zeker". Pres: „En de
ien Stegeman?" Get.: „Jawel. Dei be-
was de Veendammer over te doen
is het plan was om andere hypo-
ianken te' koopen".
i.: „Dat begrijp ik niet. Ais Lieber-
de bank verkocht, was (hij haar kwijt
RECLAME.
Hebt
2224
en dan waren ook de Atlasplannen van de
baan, heeft Liebermann U wel eens gezegd,
dat hij met twee millioen contant wilde
betalen?"
Get.: ..Ja. ik heb dit altijd zoo begrepen".
Raadsheer mr. Boekhoudt leest vervolgens
een brief van Stegemann voor, waarin ge
zegd wordt, dat Prins Hendrik aangezocht
was zich voor de Atlas-plannen te intere
seeren en dal Z.K.H. bereid was aan at
Koningin te verzoeken, een commissaris aap
te wijzen om Stegemann Van nader advies
te dienen.
Mr. Duys: Dat is toch Al te ges. wie
gelooft dat nu Nu ziet u eens, hoe Lieber
mann in deze zaak misleid is. Al die ver
halen zijn natuurlijk pure fantasie. Maar
Liebermann moest indertijd, dat alles wel
gelooven!
Op verdere vragen van mr. Duys deelt
mr. Spaargaren o m. mede. dat Liebermann
'n Holland-Amerika Levensverzekering
Mij. nimmer iets onbehoorlijks heeft gedaan.
Een andere kwestie is of hij daar.de juiste
man op de juiste plaats was.
Deze getuige schildert Liebermann voorts
als iemand, die niet in staat was, iets on
behoorlijks te doen; hij was doodsbenauwd
en hoogst wantrouwend. Wanneer iemand
hem had gewaarschuwd, dat hij op het
punt stond dingen te doen, die strafrechtelijk
of moreel niet in den haak waren, had hij
zich wel tweemaal bedacht.
Pres.: Maar U hebt hem ook niet gewaar
schuwd, mijnheer Spaargaren; van de hy
potheken moet men onder alle omstandig
heden afblijven, voelt U dat niet?
Liebermann: Mr. Spaargaren is volkomen
te goeder trouw geweest.
Pres.: Ja. ja. meneer Spaargaren zegt. dal
Liebermann te goeder trouw is geweest, en
omgekeerd!
Naar aanleiding van een woordenwisse
ling tusschen mr. Kokosky en getuige, con
stateert de president, dat bij de geheele
transactie maar één ding gedacht is: Wie
de aandeel en heeft is de Bank!
Liebermann: Wat had ik d&n moeten
doen? Mijn advocaten zeiden, dal het in
orde was.
Pres.: Een beroep op advocaten heft nooit
uw eventueele strafrechtelijke aansprakelijk
heid op.
Raadsheer mr. Meyling: Had U het eei
sle contract van mr. Schürmann maar uit
gevoerd. D2L&rin werd gesproken van twee
millioen cash".!
Vader Woltman merkt dan, naar aan
leiding van een mededeeling van mr. Spaar,
garen, omtrent de gegoedheid van Lieber
mann vóór de „Veendammer"-transactie. op,
dat Liebermann begin 1927 in een ouden
aflandschen auto van mr. Spaargaren reed.
Mr. Spaargaren en Liebermann protes
teeren met klem, mr. Duys roept uit: dat is
nu de kroongetuige!
Liebermann- Mijnheer de president, kunt
U dezen man nu nög niet voor meineed
vervol-gen
Daarna brengt de president de verhou
ding luisschen Liebermann en de Disconto-
bank ter sprake. Hij mocht de kas mede-
nemen. Jn den zomer van 1927 is mr.
Spaargaren advocaat geworden van de
„Veendammer".
Pres.: Vond U het niet gek. dal goede
hypotheken, zoo maar vervroegd werden af
gelost; weel U wel wat een hypotheekbank
eigenlijk is?
Get.* Dat geld was noodig voor de Atlas-
plannen
Pres.: Ik vind hel een bedenkelijke ge
schiedenis. neemt U mij niet kwalijk!
Get: Ik had vertrouwen in de plannen.
195 De aanval der dieren waa begonnen, bij den
sneeuwrand bleven ze staan, grommend, brommend,
keken ze woedend, Trijntje, Piero en Duimpje aan.
Duimpje had een brandend hout gegrepen, hij weerde zich
daarmee als een leeuw, wierp het hout suizend naar de
beren, sissend doofden de vonken in de .-neeuw.
196. De strijd werd nu wel voor hen wanhopig, 't ging
nu tusschen man en beer, de Lange en Piero bleven vech
ten, duchtig gingen ze te weer. Doch de beren, nu hoog
opgeheven, strekten hun geduchte klauwen uit, begeerig
grepen zij naar hun vijand, naar hun toch zoo lang ver
wachten buit.
Pres En ik blijf er bij. dal het een ge
vaarlijk spelletje was, voor de voorbereiding
van plannen heeft men niet direct mil-
lioenen noodig.U hebt toch heel goed moeten
voelen, dat de „Veendammer" langzaam
maar zeker leeg werd gehaald.
Get. blijfl bij zijn aanvankelijke opvatting
Na de pauze werd als getuige gehoord
mr. E. M. B. Kortenoever, die verklaarde
Liebermann te hebben leeren kennen door
de Discontobank, waarvan getuige president-
commissaris i9 geweest. Eind 1926, begin
1927 had Liebermann practisch alles te
zeggen. In Maart 1927 had v. d. Toorn zijn
aandeden ter beschikking van Liebermann
gc-ste!d. Den vraagprijs voor de „Veendam
mer" vond getuige exorbitant hoog. De pre
sident behandelt dan verder de achtereen
volgende besprekingen en concept-overeen
komsten, waarbij blijkt, dat getuige het kas-
sicrsconlracl heeft geteekend zonder zien
rekenschap te geven van de strekking er van
Over de kasoverdracht op 25 Juni 1927
is men het niet eens; mr. Kortenoever zegt
dat hij direct na het leekenen der akten
is heengegaan, de lieeren Möhrjng en Wolt
man houden vol, dat get. begonnen is met
het tellen der bankbiljetten en dat hij dit
zóó onhandig deed, dat Liebermann zei-
„Schei maar uit, laat Möhring het maar
doen!"
Vader Wollman vertelt er nog bij, dat
gel. door het gebouw liep, vroolijk uitroe-
pend: „Onder dézen duim zitten ze alle
maal!"
Mr. Kortenoever blijft bij zijn oorspron
kelijke verklaring. Daar komen we dus niet
uit, constateert de president.
Get. Kortenoever verklaart o.m. nog, be
zwaren te hebben gehad tégen de Irans-
aclie-Paardenkooper; ten slotte is hij mede-
gegaan wegens de zekerheid, welke Schim
v. d. Loe'ff daarbij bood.
Pres.: Dat was toch hoogstens een soort
moreele borgtocht!
Get.: Hij was, dacht ik, door zijn relaties
in staal, een belangrijk werkzaam aandeel
te Oiebben in de saneering van de „Veen
dammer".
De president verwijt deze'n get. dan, dat
hij bij alle aflossingen, behalve die van Van
Dam, als president-commissaris voor roye
ment heeft geteekend zonder aan de belan
gen van de „Veendammer" en de pandbrief-
houders Ie denken, 't Is verschrikkelijk wat
u gedaan hebt, voegt mr Jolles er aan toe.
Get. déell ook nog mede, dat Liebermann
op 15 Juni 1927 alle aandeelen van de Dis
contobank had.
Pres.: Dat zal ik eens even noteeren.
Mr. Duys haalt zijn schouders op.
Mr. Kokosky: Vond u, dat er op 25 Juni
in de bewuste vergadering iets onbehoorlijks
geschiedde?
Get.: Neen; trouwens, men mag bij zulk
een nolarieele vergadering toch zeker aan
nemen, dat de zaak in orde is En dat te
eerder, wanneer Iwée advocaten met een
naam als mrs. Schürmann en van Gigefh
loen hadden, alie transacties hebben voor
bereid.
Mr. Duys: Dus u, die zelf jurist bent, ver
trouwde daarop?
Get.: Ja.
Pres.: Tóch blijf ik er bij. dat u zeer licht
vaardig hebt gehandeld. Er ging 2 1/2 mil
lioen uit de Bank, en daarvoor in de plaats
kwam hoogstens toekomstmuziek.
Mr. Duys: Toen Liebermann voor belas
tingschuld de Discontobank en de Gooische
Hypotheekbank verbond, hebben de com
missarissen hom een brief op poolen ge
schreven. Dat was iets anders dan de sfeer
van den almachtigen Liebermann tel mid
den van zijn marionetten!"
Terwijl -het vraag- en antwoordspel kleur
loos voortkabbelt, wordt boven op de
Iribune hel gezag hooggehouden en de eer
van Vrouwe Justitia gered. Twee jeugdige
toeschouwers, die dezen dag al meer dan
vijf uur geslaan hebben, gaan blijkbaar uit
vermoeidheid op den grond zitten. Doch de
twee veldwachters, die beiden het genot van
een stoel weten ie waardecren, meenen
hiervoor snel een stokje te moeten steken.
Sedeyn voor het hekje.
Hierna wordl gehoord de 59-jarige pro
motor A. A. Sedeyn die tot dusverre in alle
instanties geweigerd heelt uit Brussel over
Ié komen.
Getuige heeft zich einde 1926, daar hij
wist, dat de „Veendammer" niet al te schit
terend was, in verbinding gesteld met de
directie, of men génegen was de zaak over
te doen. Got. was tusscbenpersoon voor
Liebermann, wiens naam hij niet genoemd
beeft, en die ook we'er voor anderen han
delde. o.m. voor v. d. Toorn. De heer Sedeyn
bood drie ton, de heer Woltman zei, dat er
béneden een millioen niet viel te praten;
ten slotte werd men het in principe eens
over twee millioen.
Alle gegevens, welke get. aan Liebermann
verstrekt heeft, had hjj van vader Woltman
ontvangen.
Pres.: Wist u. dat de Beleggingsmaat
schappij van de „Veendammer was?
Gel.: Neen.
Pres.: U hebt aan Liebermann gc-'schre-
ven, dat op de panden van de Belegging
maatschappij een overwaarde was van een
millioén; was dal een berekening van u?
Get.: Neen.
Pres.: Had u dat dan van den heer Wolt
man gdhoord?
Get.; Ja.
Vader Wollman ontkent dit met groole
'heftigheid.
Men wordt het ook niet eens over de
vraag, van vien de heter Sedeyn de cijfers
betreffende de Beleggingsmaatschappij heeft
gekregen; mogélijk is dit van den accoun
tant Smits geweest.
Aanvankelijk wilde de heer Woltman
twee millioen in contanten, naderhand
wenschte hij een groote theaterhypotheek
voor zich te behouden.
Pres.: Waarom werd de eerste overeen
komst aanvankelijk gésteld op naam van
v d. Toom, Kappeijne en u; wist v. d. Toom
daarvan
Get.: Dat zal wel, maar v. d. Toorn vond
alles goed wat Liebermann wilde en deed.
Mr. Duys: Zoo?
Pres Hoe is de zaak loen afgesprongen?
GeL: Mr. Kappeyne noemde de betaling
van één millioen in activa een ontoelaatbare
handeling en dat heb ik op 3 Maart 1927
aan de heeren Woltman geschreven.
Pres.: Waarom hebt u daarvan geen mede
deeling gedaan aan Liebermann?
Get.: Dat vond ik niet noodig; de zaak
was me te gevaarlijk en ik wilde er niets
meer mee te maken hebben.
Pres.: Vond u Liebermann bétrouwbaar?
Get.: Ja, behalve bij de Maatschappij voor
Scheepsverband, daarover hebben wij nader
hand verschil van meening gekregen, doch
dat was geen kwestie van oneerlijkheid,
maar van onbillijke winstverdeeling.
Pres.: Was Liebermann vermogend?
Get.: Ja hij hield in Brussel twee auto's
en leefde zeer chique.
Pres.: Weet u hoeveel hij b.v. op de bank
had?
Get.: De directeur van de „Credit Anvor»
sois" hééft mij gesproken van f. 850.000.
Pres.: Was dit vóór de overdracht van de
„Veendammer" of er na?
Get.: Dat weet ik niet meer met zeker
heid, maar dat kan ik u nog wel schrijven.
Liebermann: Heélt accountant Smits u
inlichtingen verstrekt omtrent „Veendam
mer" en Beleggingsmaatschappij?
Get.: Neen: de heer Smits heeft drie con
ferenties, welke ik met de heeren Woltman
heb gehad, bijgewoond, doch hij zat maar
in een luien 9toeI zijn sigaartje te rooken
en zei geen woord.
Mr. Duys: Waarom hebt u tot nog toe
steeds geweigerd hier te komen?
Get.: Ik heb niet geweigerd, maar de rech'-
ter-commissarisheeft mij in het vooronder
zoek van de „Veendammer" zóó ouheusch
behandeld, dat de lust mij was vergaan om
me weder aan een dergelijke behandeling
bloot te stellen.
Tet halfzes wordt de zitting dan geschorst
tot morgenochtend 10 uur.
het Engelsch door J. S. FLITSCHER.
'^autoriseerde vertaling door v. d. W.
|j tthudde zijn hoofd en daarmede zijn
'le zijden hoed op mistroostige wijze,
J de smaak van juffrouw Ellingham in
ensche dingen niet te rijmen was met de
Jhes, en toen tikte hij mij op mijn arm.
gMaar ik zal u eens zeggen, wat ik denk,
Qbeer Ben. Ik geloof, dat de geheele ge-
iwenis het werk is geweest van een
tone, Londensche bende en dat die man,
daar opgehangen werd op Gailowstree
J er een van was. Ik geloof, dat zij ruzie
[en over hun buit en dat twee van hen
B -mf a e ^er^e *e maken wilden hebben,
denkt de politie er van, mijnheer
l "kkij voor mij verscheen Keziah toen
umdeur en vroeg op luiden toon om te
n etenna een haastige opmerking
en butler, dat ik niet wist wat de po-
"7? dacht, verontschuldigde ik mij
riet hem. Na het avondeten ging ik
bed, moe van mijn avonturen,
dien nacht gedroomd heb, dan was
erpJ"an de wonderen van Londen
jg t-'hineesche vazen en Indische
volgenden morgen was ik daarmede
H tpr T.^uld en ik brak er mijn hoofd
^H'penit u F0n^s'enterde voor ons huis,
j Penih "aT'£0'ld kwam aanwandelen.
^■ahnfMi-8 even 011 verschil!ig en vroolijk
KltiP jLWa9 niel wan* 'te had een
MBaarom h r *e billen. En ik probeer-
KRp? naa:aar aan. ,e kijken als een streng
i^fch^diüdpeen "Nodiger in de bank der
fc 'n* Ongelukkigerwijze was Pe
rpita een van die personen, waarnaar men
oiiet lang op deze wijze kan kijken. Zij kwam
maast mij zitten op een bank, alsof dit de
meest natuurlijke zaak ter wereld was.
„Hallo. Ben! Ik was benieuwd of jij er
■zoudt zijn. Je bent in Londen geweesl
vooruit, vertel mij daar eens alles van!"
Ik deed een poging om mijn streng gezicht
te bewaren.
„Pepita, ik heb je wal te zeggen. Heb je
mij niet beloofd, dat je mijn meisje zoudt
zijn? Je weet. dat je dit beloofd hebt!"
Zij keek mij preutsch en toch ook guitig
aan van onder haar zware wenkbrauwen en,
of zij het opzettelijk deed of niel. zij kwam
tets dichter bij mij zitten.
„Ik heb toch niet verteld, dat ik het niel
ben, is het wel? Wees nu niet vervelend en
vertel mij van Londen!"
„Neen!" zei ik flink. „Je bent uit geweest
•met Bryce Ellingham. Pepita. En ik wil niet
dat mijn meisje met iedereen uitgaat. Als je
iels van de wet afwist, zou je w^len dat een
mondelinge overeenkomst.
„O, Ben!" smeekte zij. „Ik weet heelemaal
niets van mondelinge overeenkomsten en ik
geef geen steek om Bryce het is nog zoo'n
«veulen en ik ben zoo verlangend om iets
van Londen te hooren en wat je daar deed.
Wees niet onhebbelijk. Ben. Laten we nu
een mooie wandeling gaan maken en
wees nu lief!"
Het was niet mogelijk om Pepila te weer
staan als haar oogen zoo verleidelijk keken
en haar stem zoo vleiend smeekte; ik werd
baar slachtoffer en ging met haar mede
naar Wreddlesham, een plaatsje, half stad
half dorp, ongeveer twee mijlen van Middle-
bourne Grange. Het had zijn naam te dan
ken aan een riviertje, de Wreddle. dat van
de heuvels kwam en na vele kronkelingen
in zee liep tusschen Iwee rotsachtige kapen
Daarbij lag Wriödlesham. een verzameling
van huizen en huisjes rond een oude kerk.
In vroegeT tijden was Wreddlesham een
plaats van beteekenis. langzamerhand was
ihet vervallen. Zijn handel was achteruitge
gaan, vele huizen stonden leeg én het was
een zeldzaamheid een schip op een der wer
ven te zien.
Onze wandeling door de welden, die ons
weer op voet van vrede bracht, voerde ons
naar de Westelijksche der rotsen, waartus-
schen de Wreddle zeewaarts stroomde. Er
stonden weer twee of drie huisjes op die
rots, woningen van visschers en wij zetten
ons op het gras bij een van die huisjes, in
de vo'He zon. Wij hadden daar nauwelijks
vijl minuten gezeten of ik sprong op, zoo
plotseling, dat Pepita mijn voorbeeld volgde
..Wat is er?" riep zij uit.
Ik legde mijn hand op haar schouder en
wees haar naar een der huisjes een ver-
dalen gebouwtje op de rand der rotsen. Op
zijde daarvan hing waschgoed te drogen, de
•wind deed het luid klapperen
„Pepila". zeide ik ernstig. „Als ik je iets
laat zien. dan houd je dat voor je zelf. tot
dat ik je toesta te spreken! Waschgoed.
ja! Maar wat voor waschgoed? Zie je die-
pyjama, oranje met paarsche strepen? Zie
je die? Goed Pepita zoo waar als ik hier
sla die behooTt aan oom Joseph."
Pepita liet een kreel van verbazing hoo
ren. Zij wist nagenoeg alles van oom Joseph,
want gedurende onze wandeling had ik haar
ook veel verteld van onze ontdekkingen in
Londen.
„Ben je daar zeker van. Ben?" vroeg zij
vol ontzag. „Van hem?"
..Zoo zeker als ielsl Van hem! Het is de
zelfde. die hij droeg toen Keziah en ik naar
zijn kamer gingen om hem van den moord
te vertellen. Oranje met paarsche stre
pen."
Maar er zijn toch meer van die oranje-
paarsche pyjama's. Je ziel ze overal in de
winkels in Kingshaven."
„Ja en je ziet ze blauw en wit rood en
geel en groen en rood en :n alle kleuren.
Maar deze is vast en zeker van oom Joseph.
En ik ga die eens van dichtbij bekijken
misschien staat zijn naam er in. Kom meel"
,Wij slopen naar de kleedingstukkeu,
waarin ik zoo'n groot belang stelde. Ik kon
een uitroep, een triomfkreet niet weerhouden.
„Daar, wat heb ik je gezegd!!" zeide ik,
wijzende op een lapje in de broeksband.
Pepita keek en schudde het hoofd.
„Ik zie met in, dat dit iets bewijst.
Daar staat, Remmant, In heerenartikelen,
Southampton Row, Londen."
„Jij kunt geen gevolgtrekkingen maken als
ik, Pepita. Dat kan ook niet van je verwacht
worden, daarvan heb je geen ondervinding.
En jij kent Londen niet. Als dat het geval
was. dan zou je weten, dat Callhorpe Street,
waar oom Joseph woont, vlak bij Southamp
ton Row ligt O, het is zoo klaar als een
klontje. Maar. waar is oom Joseph dat
zijn pyjama hier te drogen hangt?"
Een vrouw kwam uit het huisje. Zij droeg
een mand en was blijkbaar van plan het
drooge goed binnen te halen. Zij liep langs
de waschlijn tot zij dicht bij ons was wij
waren intusschen op een steen gaan zitten.
Het was een vrouw met een vriendelijk ge
zicht, de vrouw van een visscher, dacht ik,
en ik zei haar goeden dag om een praatje te
beginnen.
„Een prachlmorgen om waschgoed te dro
gen", merkte ik op. „Juist een goed© wind!"
„Ja het droogt in een oogenblik op zoo'n
morgen", antwoordde zij.
Ik wees met mijn stok naar de pyjama,
die zij juist wegnam en in hare mand legde.
„Dat is wat fijns!" zei ik gekscherend.
„Die zie je op een mijl afstand."
„Ja. die is heel kleurig!" gaf ze lachend
toe. „Zij behoort aan een heer uit Londen,
die woont in de .Shooting Star" ik wasch
zoo af en toe voor de logeergasten „Ja som
mige heeren houden van die dingen en an
deren houden van de ouderwetsche nacht
hemden een kwestie van smaak."
Ik gaf dat toe en loen haar mand gevuld
was, ging zij terug naar haar woning. Ik
wendde mij lot Pepita.
„Heb je dat gehoord? De pyjama behoort
aan een heer uit Londen, die op dit oogen
blik logeert in de „Shooting Star", Pepita;
die Londensche mijnheer is mijn minder
waardig familielid, oom Joseph Krevinl Wis
en zeker."
Pepita keek mij met verbaasde oogen aan.
„Ben, waarom ga je daar niet heen als
detective? Ik geloof zeker, dat je daarmede
succe9 zult hebben."
„Neen. antwoordde ik koppig, „leidt mij
niet in verzoeking, Pepita! Ik durf te zeg
gen, dat ik het er goed zou afbrengen als
detective, want ik ben er al aardig van op
de hoogte, maar dat lijkt mij niet verstan
dig Maar eigenlijk steekt er geen kwaad
in, om wat detectivewerk te doen. Ga mee,
naar het einde der rots."
Pepita volgde mij. Ik keek weinig rond
naar de omgeving, mijn gedachten waren
gevestigd op de „Shooting Star", een oude
herberg, liggende tusschen de Oostelijke werf
en hel dorp. Eens moet dat een plek van be
teekenis zijn geweest, maar nu was het er
stil en van de plek waar wij stonden zagen
wij geen teeken van leven, behalve een
hond. die in de zon voor de huisdeur lag te
bakken.
„Pepita", zeide ik. „Ik ga daar binnen om
naar oom Joseph te informeeren. Jij kunt
de werf hier een9 bekijken, terwijl ik in
huis ben. Ik zal een glas bier bestellen en
mijn oogen de kost geven."
„Geloof je niet, dat daaraan gevaar ver
bonden is. Ben? Jij bent dan geheel alleen."
„Je moet de gevaren van hel ambt trot-
seeren. Ik ben er niet bang voor. En ik ben
niet dom. Pepita 1"
„Wij gingen de brug over de Wreddle over
aan het einde van het haventje en slenter
den als een stel leegloopers langs de werf -
naar de herberg Nadat wij tezameD een
poosje gezelen hadden op 'n hoop planken,
ging ik naar de .Shooting Star" Tn de vesti
bule zag ik een deur met hel opschrift ..Ge
lagkamer"; ik stootte die open en slak mijn
hoofd onderzoekend naar binnen.
(Wordt vervolgd).