Het hooger beroep van Salomon Liebermann. E KANG-HE VAAS. 70ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 27 Januari 1930 Derde Blad No. 21431 DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE FEUILLETON. SEDEIJN ALS GETUIGE GEHOORD. I activa zesde dag van het; on Liebermann, dienende voor het Ge- £hof te Amsterdam, wordt als eerste de heer M. J. N. Spaargaren, advocaat 'procnrenr te 's-Gravenhage gehoord, get. zegt Liebermann te kennen van de nd-Amtrika Levtnmrzekeringjsmtj., „van htj nog altijd liquidateur is. Wat de "ndammer plannen betreft, daar is get. bekend in gemoeid geworden. Get. Taart, d3t hij de indruk had gekregen, Liebermann bij de onderhandelingen de ng man" was, optredende voor een V3n personen. Get heeft een concept- •t gemaakt waarin was opgenomen, den koopprijs der Veendammer twee in „cash" zal moeten worden betaald, is dit op verzoek van Woltman ge in een millioen cash en een millioen a uit de Veendammer. De pres. •t „Hebt U werkelijk gedacht, dat Lie- ian'n goed was voor twee millioen?" t. „Absoluut." Voor de Veendammer re heeft hij een safe gehuurd, waarin ;roote bedragen aan effecten deponeerde t in Antwerpen werd hij, toen hij geld beleggen speciaal toegelaten tot de iling van de groole vermogens." vraagt verder ..Hebt U ooit vernomen Kappijlen, Sederjn en Van den Toom ichl hebben de bank te koopen achter :rmann om.?" 't. .Absoluut niet. Ik weet zeker, dat irmann steeds achter de zaak stond." Hebt U zich nooit in den koop verdiept?" U de Veendammer niet mooier voor lid, dan hij was?" t: „Neen, dat kon ik toch niet". es.: „Herinnert U zich. dat er gezin- is op den lagen stand van de pand- ■en?" 1 aarzelend: „Ja, dal moet dan in 1 geweest zijn". „Hebt U gehoond van. de Atlas- ien?" Get: „Zeker". Pres: „En de ien Stegeman?" Get.: „Jawel. Dei be- was de Veendammer over te doen is het plan was om andere hypo- ianken te' koopen". i.: „Dat begrijp ik niet. Ais Lieber- de bank verkocht, was (hij haar kwijt RECLAME. Hebt 2224 en dan waren ook de Atlasplannen van de baan, heeft Liebermann U wel eens gezegd, dat hij met twee millioen contant wilde betalen?" Get.: ..Ja. ik heb dit altijd zoo begrepen". Raadsheer mr. Boekhoudt leest vervolgens een brief van Stegemann voor, waarin ge zegd wordt, dat Prins Hendrik aangezocht was zich voor de Atlas-plannen te intere seeren en dal Z.K.H. bereid was aan at Koningin te verzoeken, een commissaris aap te wijzen om Stegemann Van nader advies te dienen. Mr. Duys: Dat is toch Al te ges. wie gelooft dat nu Nu ziet u eens, hoe Lieber mann in deze zaak misleid is. Al die ver halen zijn natuurlijk pure fantasie. Maar Liebermann moest indertijd, dat alles wel gelooven! Op verdere vragen van mr. Duys deelt mr. Spaargaren o m. mede. dat Liebermann 'n Holland-Amerika Levensverzekering Mij. nimmer iets onbehoorlijks heeft gedaan. Een andere kwestie is of hij daar.de juiste man op de juiste plaats was. Deze getuige schildert Liebermann voorts als iemand, die niet in staat was, iets on behoorlijks te doen; hij was doodsbenauwd en hoogst wantrouwend. Wanneer iemand hem had gewaarschuwd, dat hij op het punt stond dingen te doen, die strafrechtelijk of moreel niet in den haak waren, had hij zich wel tweemaal bedacht. Pres.: Maar U hebt hem ook niet gewaar schuwd, mijnheer Spaargaren; van de hy potheken moet men onder alle omstandig heden afblijven, voelt U dat niet? Liebermann: Mr. Spaargaren is volkomen te goeder trouw geweest. Pres.: Ja. ja. meneer Spaargaren zegt. dal Liebermann te goeder trouw is geweest, en omgekeerd! Naar aanleiding van een woordenwisse ling tusschen mr. Kokosky en getuige, con stateert de president, dat bij de geheele transactie maar één ding gedacht is: Wie de aandeel en heeft is de Bank! Liebermann: Wat had ik d&n moeten doen? Mijn advocaten zeiden, dal het in orde was. Pres.: Een beroep op advocaten heft nooit uw eventueele strafrechtelijke aansprakelijk heid op. Raadsheer mr. Meyling: Had U het eei sle contract van mr. Schürmann maar uit gevoerd. D2L&rin werd gesproken van twee millioen cash".! Vader Woltman merkt dan, naar aan leiding van een mededeeling van mr. Spaar, garen, omtrent de gegoedheid van Lieber mann vóór de „Veendammer"-transactie. op, dat Liebermann begin 1927 in een ouden aflandschen auto van mr. Spaargaren reed. Mr. Spaargaren en Liebermann protes teeren met klem, mr. Duys roept uit: dat is nu de kroongetuige! Liebermann- Mijnheer de president, kunt U dezen man nu nög niet voor meineed vervol-gen Daarna brengt de president de verhou ding luisschen Liebermann en de Disconto- bank ter sprake. Hij mocht de kas mede- nemen. Jn den zomer van 1927 is mr. Spaargaren advocaat geworden van de „Veendammer". Pres.: Vond U het niet gek. dal goede hypotheken, zoo maar vervroegd werden af gelost; weel U wel wat een hypotheekbank eigenlijk is? Get.* Dat geld was noodig voor de Atlas- plannen Pres.: Ik vind hel een bedenkelijke ge schiedenis. neemt U mij niet kwalijk! Get: Ik had vertrouwen in de plannen. 195 De aanval der dieren waa begonnen, bij den sneeuwrand bleven ze staan, grommend, brommend, keken ze woedend, Trijntje, Piero en Duimpje aan. Duimpje had een brandend hout gegrepen, hij weerde zich daarmee als een leeuw, wierp het hout suizend naar de beren, sissend doofden de vonken in de .-neeuw. 196. De strijd werd nu wel voor hen wanhopig, 't ging nu tusschen man en beer, de Lange en Piero bleven vech ten, duchtig gingen ze te weer. Doch de beren, nu hoog opgeheven, strekten hun geduchte klauwen uit, begeerig grepen zij naar hun vijand, naar hun toch zoo lang ver wachten buit. Pres En ik blijf er bij. dal het een ge vaarlijk spelletje was, voor de voorbereiding van plannen heeft men niet direct mil- lioenen noodig.U hebt toch heel goed moeten voelen, dat de „Veendammer" langzaam maar zeker leeg werd gehaald. Get. blijfl bij zijn aanvankelijke opvatting Na de pauze werd als getuige gehoord mr. E. M. B. Kortenoever, die verklaarde Liebermann te hebben leeren kennen door de Discontobank, waarvan getuige president- commissaris i9 geweest. Eind 1926, begin 1927 had Liebermann practisch alles te zeggen. In Maart 1927 had v. d. Toorn zijn aandeden ter beschikking van Liebermann gc-ste!d. Den vraagprijs voor de „Veendam mer" vond getuige exorbitant hoog. De pre sident behandelt dan verder de achtereen volgende besprekingen en concept-overeen komsten, waarbij blijkt, dat getuige het kas- sicrsconlracl heeft geteekend zonder zien rekenschap te geven van de strekking er van Over de kasoverdracht op 25 Juni 1927 is men het niet eens; mr. Kortenoever zegt dat hij direct na het leekenen der akten is heengegaan, de lieeren Möhrjng en Wolt man houden vol, dat get. begonnen is met het tellen der bankbiljetten en dat hij dit zóó onhandig deed, dat Liebermann zei- „Schei maar uit, laat Möhring het maar doen!" Vader Wollman vertelt er nog bij, dat gel. door het gebouw liep, vroolijk uitroe- pend: „Onder dézen duim zitten ze alle maal!" Mr. Kortenoever blijft bij zijn oorspron kelijke verklaring. Daar komen we dus niet uit, constateert de president. Get. Kortenoever verklaart o.m. nog, be zwaren te hebben gehad tégen de Irans- aclie-Paardenkooper; ten slotte is hij mede- gegaan wegens de zekerheid, welke Schim v. d. Loe'ff daarbij bood. Pres.: Dat was toch hoogstens een soort moreele borgtocht! Get.: Hij was, dacht ik, door zijn relaties in staal, een belangrijk werkzaam aandeel te Oiebben in de saneering van de „Veen dammer". De president verwijt deze'n get. dan, dat hij bij alle aflossingen, behalve die van Van Dam, als president-commissaris voor roye ment heeft geteekend zonder aan de belan gen van de „Veendammer" en de pandbrief- houders Ie denken, 't Is verschrikkelijk wat u gedaan hebt, voegt mr Jolles er aan toe. Get. déell ook nog mede, dat Liebermann op 15 Juni 1927 alle aandeelen van de Dis contobank had. Pres.: Dat zal ik eens even noteeren. Mr. Duys haalt zijn schouders op. Mr. Kokosky: Vond u, dat er op 25 Juni in de bewuste vergadering iets onbehoorlijks geschiedde? Get.: Neen; trouwens, men mag bij zulk een nolarieele vergadering toch zeker aan nemen, dat de zaak in orde is En dat te eerder, wanneer Iwée advocaten met een naam als mrs. Schürmann en van Gigefh loen hadden, alie transacties hebben voor bereid. Mr. Duys: Dus u, die zelf jurist bent, ver trouwde daarop? Get.: Ja. Pres.: Tóch blijf ik er bij. dat u zeer licht vaardig hebt gehandeld. Er ging 2 1/2 mil lioen uit de Bank, en daarvoor in de plaats kwam hoogstens toekomstmuziek. Mr. Duys: Toen Liebermann voor belas tingschuld de Discontobank en de Gooische Hypotheekbank verbond, hebben de com missarissen hom een brief op poolen ge schreven. Dat was iets anders dan de sfeer van den almachtigen Liebermann tel mid den van zijn marionetten!" Terwijl -het vraag- en antwoordspel kleur loos voortkabbelt, wordt boven op de Iribune hel gezag hooggehouden en de eer van Vrouwe Justitia gered. Twee jeugdige toeschouwers, die dezen dag al meer dan vijf uur geslaan hebben, gaan blijkbaar uit vermoeidheid op den grond zitten. Doch de twee veldwachters, die beiden het genot van een stoel weten ie waardecren, meenen hiervoor snel een stokje te moeten steken. Sedeyn voor het hekje. Hierna wordl gehoord de 59-jarige pro motor A. A. Sedeyn die tot dusverre in alle instanties geweigerd heelt uit Brussel over Ié komen. Getuige heeft zich einde 1926, daar hij wist, dat de „Veendammer" niet al te schit terend was, in verbinding gesteld met de directie, of men génegen was de zaak over te doen. Got. was tusscbenpersoon voor Liebermann, wiens naam hij niet genoemd beeft, en die ook we'er voor anderen han delde. o.m. voor v. d. Toorn. De heer Sedeyn bood drie ton, de heer Woltman zei, dat er béneden een millioen niet viel te praten; ten slotte werd men het in principe eens over twee millioen. Alle gegevens, welke get. aan Liebermann verstrekt heeft, had hjj van vader Woltman ontvangen. Pres.: Wist u. dat de Beleggingsmaat schappij van de „Veendammer was? Gel.: Neen. Pres.: U hebt aan Liebermann gc-'schre- ven, dat op de panden van de Belegging maatschappij een overwaarde was van een millioén; was dal een berekening van u? Get.: Neen. Pres.: Had u dat dan van den heer Wolt man gdhoord? Get.; Ja. Vader Wollman ontkent dit met groole 'heftigheid. Men wordt het ook niet eens over de vraag, van vien de heter Sedeyn de cijfers betreffende de Beleggingsmaatschappij heeft gekregen; mogélijk is dit van den accoun tant Smits geweest. Aanvankelijk wilde de heer Woltman twee millioen in contanten, naderhand wenschte hij een groote theaterhypotheek voor zich te behouden. Pres.: Waarom werd de eerste overeen komst aanvankelijk gésteld op naam van v d. Toom, Kappeijne en u; wist v. d. Toom daarvan Get.: Dat zal wel, maar v. d. Toorn vond alles goed wat Liebermann wilde en deed. Mr. Duys: Zoo? Pres Hoe is de zaak loen afgesprongen? GeL: Mr. Kappeyne noemde de betaling van één millioen in activa een ontoelaatbare handeling en dat heb ik op 3 Maart 1927 aan de heeren Woltman geschreven. Pres.: Waarom hebt u daarvan geen mede deeling gedaan aan Liebermann? Get.: Dat vond ik niet noodig; de zaak was me te gevaarlijk en ik wilde er niets meer mee te maken hebben. Pres.: Vond u Liebermann bétrouwbaar? Get.: Ja, behalve bij de Maatschappij voor Scheepsverband, daarover hebben wij nader hand verschil van meening gekregen, doch dat was geen kwestie van oneerlijkheid, maar van onbillijke winstverdeeling. Pres.: Was Liebermann vermogend? Get.: Ja hij hield in Brussel twee auto's en leefde zeer chique. Pres.: Weet u hoeveel hij b.v. op de bank had? Get.: De directeur van de „Credit Anvor» sois" hééft mij gesproken van f. 850.000. Pres.: Was dit vóór de overdracht van de „Veendammer" of er na? Get.: Dat weet ik niet meer met zeker heid, maar dat kan ik u nog wel schrijven. Liebermann: Heélt accountant Smits u inlichtingen verstrekt omtrent „Veendam mer" en Beleggingsmaatschappij? Get.: Neen: de heer Smits heeft drie con ferenties, welke ik met de heeren Woltman heb gehad, bijgewoond, doch hij zat maar in een luien 9toeI zijn sigaartje te rooken en zei geen woord. Mr. Duys: Waarom hebt u tot nog toe steeds geweigerd hier te komen? Get.: Ik heb niet geweigerd, maar de rech'- ter-commissarisheeft mij in het vooronder zoek van de „Veendammer" zóó ouheusch behandeld, dat de lust mij was vergaan om me weder aan een dergelijke behandeling bloot te stellen. Tet halfzes wordt de zitting dan geschorst tot morgenochtend 10 uur. het Engelsch door J. S. FLITSCHER. '^autoriseerde vertaling door v. d. W. |j tthudde zijn hoofd en daarmede zijn 'le zijden hoed op mistroostige wijze, J de smaak van juffrouw Ellingham in ensche dingen niet te rijmen was met de Jhes, en toen tikte hij mij op mijn arm. gMaar ik zal u eens zeggen, wat ik denk, Qbeer Ben. Ik geloof, dat de geheele ge- iwenis het werk is geweest van een tone, Londensche bende en dat die man, daar opgehangen werd op Gailowstree J er een van was. Ik geloof, dat zij ruzie [en over hun buit en dat twee van hen B -mf a e ^er^e *e maken wilden hebben, denkt de politie er van, mijnheer l "kkij voor mij verscheen Keziah toen umdeur en vroeg op luiden toon om te n etenna een haastige opmerking en butler, dat ik niet wist wat de po- "7? dacht, verontschuldigde ik mij riet hem. Na het avondeten ging ik bed, moe van mijn avonturen, dien nacht gedroomd heb, dan was erpJ"an de wonderen van Londen jg t-'hineesche vazen en Indische volgenden morgen was ik daarmede H tpr T.^uld en ik brak er mijn hoofd ^H'penit u F0n^s'enterde voor ons huis, j Penih "aT'£0'ld kwam aanwandelen. ^■ahnfMi-8 even 011 verschil!ig en vroolijk KltiP jLWa9 niel wan* 'te had een MBaarom h r *e billen. En ik probeer- KRp? naa:aar aan. ,e kijken als een streng i^fch^diüdpeen "Nodiger in de bank der fc 'n* Ongelukkigerwijze was Pe rpita een van die personen, waarnaar men oiiet lang op deze wijze kan kijken. Zij kwam maast mij zitten op een bank, alsof dit de meest natuurlijke zaak ter wereld was. „Hallo. Ben! Ik was benieuwd of jij er ■zoudt zijn. Je bent in Londen geweesl vooruit, vertel mij daar eens alles van!" Ik deed een poging om mijn streng gezicht te bewaren. „Pepita, ik heb je wal te zeggen. Heb je mij niet beloofd, dat je mijn meisje zoudt zijn? Je weet. dat je dit beloofd hebt!" Zij keek mij preutsch en toch ook guitig aan van onder haar zware wenkbrauwen en, of zij het opzettelijk deed of niel. zij kwam tets dichter bij mij zitten. „Ik heb toch niet verteld, dat ik het niel ben, is het wel? Wees nu niet vervelend en vertel mij van Londen!" „Neen!" zei ik flink. „Je bent uit geweest •met Bryce Ellingham. Pepita. En ik wil niet dat mijn meisje met iedereen uitgaat. Als je iels van de wet afwist, zou je w^len dat een mondelinge overeenkomst. „O, Ben!" smeekte zij. „Ik weet heelemaal niets van mondelinge overeenkomsten en ik geef geen steek om Bryce het is nog zoo'n «veulen en ik ben zoo verlangend om iets van Londen te hooren en wat je daar deed. Wees niet onhebbelijk. Ben. Laten we nu een mooie wandeling gaan maken en wees nu lief!" Het was niet mogelijk om Pepila te weer staan als haar oogen zoo verleidelijk keken en haar stem zoo vleiend smeekte; ik werd baar slachtoffer en ging met haar mede naar Wreddlesham, een plaatsje, half stad half dorp, ongeveer twee mijlen van Middle- bourne Grange. Het had zijn naam te dan ken aan een riviertje, de Wreddle. dat van de heuvels kwam en na vele kronkelingen in zee liep tusschen Iwee rotsachtige kapen Daarbij lag Wriödlesham. een verzameling van huizen en huisjes rond een oude kerk. In vroegeT tijden was Wreddlesham een plaats van beteekenis. langzamerhand was ihet vervallen. Zijn handel was achteruitge gaan, vele huizen stonden leeg én het was een zeldzaamheid een schip op een der wer ven te zien. Onze wandeling door de welden, die ons weer op voet van vrede bracht, voerde ons naar de Westelijksche der rotsen, waartus- schen de Wreddle zeewaarts stroomde. Er stonden weer twee of drie huisjes op die rots, woningen van visschers en wij zetten ons op het gras bij een van die huisjes, in de vo'He zon. Wij hadden daar nauwelijks vijl minuten gezeten of ik sprong op, zoo plotseling, dat Pepita mijn voorbeeld volgde ..Wat is er?" riep zij uit. Ik legde mijn hand op haar schouder en wees haar naar een der huisjes een ver- dalen gebouwtje op de rand der rotsen. Op zijde daarvan hing waschgoed te drogen, de •wind deed het luid klapperen „Pepila". zeide ik ernstig. „Als ik je iets laat zien. dan houd je dat voor je zelf. tot dat ik je toesta te spreken! Waschgoed. ja! Maar wat voor waschgoed? Zie je die- pyjama, oranje met paarsche strepen? Zie je die? Goed Pepita zoo waar als ik hier sla die behooTt aan oom Joseph." Pepita liet een kreel van verbazing hoo ren. Zij wist nagenoeg alles van oom Joseph, want gedurende onze wandeling had ik haar ook veel verteld van onze ontdekkingen in Londen. „Ben je daar zeker van. Ben?" vroeg zij vol ontzag. „Van hem?" ..Zoo zeker als ielsl Van hem! Het is de zelfde. die hij droeg toen Keziah en ik naar zijn kamer gingen om hem van den moord te vertellen. Oranje met paarsche stre pen." Maar er zijn toch meer van die oranje- paarsche pyjama's. Je ziel ze overal in de winkels in Kingshaven." „Ja en je ziet ze blauw en wit rood en geel en groen en rood en :n alle kleuren. Maar deze is vast en zeker van oom Joseph. En ik ga die eens van dichtbij bekijken misschien staat zijn naam er in. Kom meel" ,Wij slopen naar de kleedingstukkeu, waarin ik zoo'n groot belang stelde. Ik kon een uitroep, een triomfkreet niet weerhouden. „Daar, wat heb ik je gezegd!!" zeide ik, wijzende op een lapje in de broeksband. Pepita keek en schudde het hoofd. „Ik zie met in, dat dit iets bewijst. Daar staat, Remmant, In heerenartikelen, Southampton Row, Londen." „Jij kunt geen gevolgtrekkingen maken als ik, Pepita. Dat kan ook niet van je verwacht worden, daarvan heb je geen ondervinding. En jij kent Londen niet. Als dat het geval was. dan zou je weten, dat Callhorpe Street, waar oom Joseph woont, vlak bij Southamp ton Row ligt O, het is zoo klaar als een klontje. Maar. waar is oom Joseph dat zijn pyjama hier te drogen hangt?" Een vrouw kwam uit het huisje. Zij droeg een mand en was blijkbaar van plan het drooge goed binnen te halen. Zij liep langs de waschlijn tot zij dicht bij ons was wij waren intusschen op een steen gaan zitten. Het was een vrouw met een vriendelijk ge zicht, de vrouw van een visscher, dacht ik, en ik zei haar goeden dag om een praatje te beginnen. „Een prachlmorgen om waschgoed te dro gen", merkte ik op. „Juist een goed© wind!" „Ja het droogt in een oogenblik op zoo'n morgen", antwoordde zij. Ik wees met mijn stok naar de pyjama, die zij juist wegnam en in hare mand legde. „Dat is wat fijns!" zei ik gekscherend. „Die zie je op een mijl afstand." „Ja. die is heel kleurig!" gaf ze lachend toe. „Zij behoort aan een heer uit Londen, die woont in de .Shooting Star" ik wasch zoo af en toe voor de logeergasten „Ja som mige heeren houden van die dingen en an deren houden van de ouderwetsche nacht hemden een kwestie van smaak." Ik gaf dat toe en loen haar mand gevuld was, ging zij terug naar haar woning. Ik wendde mij lot Pepita. „Heb je dat gehoord? De pyjama behoort aan een heer uit Londen, die op dit oogen blik logeert in de „Shooting Star", Pepita; die Londensche mijnheer is mijn minder waardig familielid, oom Joseph Krevinl Wis en zeker." Pepita keek mij met verbaasde oogen aan. „Ben, waarom ga je daar niet heen als detective? Ik geloof zeker, dat je daarmede succe9 zult hebben." „Neen. antwoordde ik koppig, „leidt mij niet in verzoeking, Pepita! Ik durf te zeg gen, dat ik het er goed zou afbrengen als detective, want ik ben er al aardig van op de hoogte, maar dat lijkt mij niet verstan dig Maar eigenlijk steekt er geen kwaad in, om wat detectivewerk te doen. Ga mee, naar het einde der rots." Pepita volgde mij. Ik keek weinig rond naar de omgeving, mijn gedachten waren gevestigd op de „Shooting Star", een oude herberg, liggende tusschen de Oostelijke werf en hel dorp. Eens moet dat een plek van be teekenis zijn geweest, maar nu was het er stil en van de plek waar wij stonden zagen wij geen teeken van leven, behalve een hond. die in de zon voor de huisdeur lag te bakken. „Pepita", zeide ik. „Ik ga daar binnen om naar oom Joseph te informeeren. Jij kunt de werf hier een9 bekijken, terwijl ik in huis ben. Ik zal een glas bier bestellen en mijn oogen de kost geven." „Geloof je niet, dat daaraan gevaar ver bonden is. Ben? Jij bent dan geheel alleen." „Je moet de gevaren van hel ambt trot- seeren. Ik ben er niet bang voor. En ik ben niet dom. Pepita 1" „Wij gingen de brug over de Wreddle over aan het einde van het haventje en slenter den als een stel leegloopers langs de werf - naar de herberg Nadat wij tezameD een poosje gezelen hadden op 'n hoop planken, ging ik naar de .Shooting Star" Tn de vesti bule zag ik een deur met hel opschrift ..Ge lagkamer"; ik stootte die open en slak mijn hoofd onderzoekend naar binnen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9