laargang Donderdag 23 Januari 1930 No. 4 SAAIE SAM. OP HET IJS r liet Engelsch van M. WYNNE. Vrij bewerkt door DE LI IJLE HOGER WAARD. (Slot). bv Vonk bleef zich echter ongerust Ivor Sam en zei, dat zij vond, dat 1 jongens heel aardig tegen hem kij de overtuiging had. dat hij voi- pt saai of laf was. de anderen gingen den veimis- i nu zoeken, niet anders denkend, «den hem ongedeerd in het een of [Drborgen hoekje vinden. echter weldra blijken, dat Sam vinden was en de drie jongens t op het punt in den kelder af to deze aan een grondig onderzoek kerpen, toen er plotseling hard aan jeurbel gerukt wend. renden naar de deur zonder op Mina n, die bezig was haar good tö deden de deur open en zagen den tuinman, vóór zich staan. de brandweer er aan?" nep Jaap gaan allemaal mee! Leve de r!" korte hoorde hij een geluid, dat op ïtk was geheel builen adem. landweer komt er aan!" hijgde hij. zo zouden het buis niet hebben iparen. als als we den jongeheer hadden. De dokter zal hem in thuis brengen. Hij heeft één arm ibrand, al zei hij er dan ook geen vóór de brandweer kwam. Hij een held! Dat zeggen ze allemaal ibben hem toegejuicht, toen de dok- vien spreek je toch?'' vroeg Jaap ..Wien bedoel je?" J oognblik gleed de doktersauto I deur en daar zat heelemaal i den rook! Sam Parker naast «sheer, die zelf chauffeerde, firnan nam zijn pet af en wuifde er de. hij!" riep hij uit. „Daar is de die Boschoord gered heeft. Hoe zei „Saaie Sam" en hij viel slokje. i de dokter, die alles, wat er ge- haarfijn vertelde «rste alarm was Sam, zooals oog_ gezegd hadden, toegesneld en had die kanten toeslroomenden en met n hooivorken gewapenden lieden ondiepe loopgraaf te maken in van welken kant de vlammen En tot nog grooter verbazing der- "^rs had hij zonder zich ook oogenbiik te bedenken een d aangestoken. Wanneer de vlam- eersten brand het gebied van Pen konden bereiken, zou de laat ste gedoofd zijn en de vlammen geen voed sel meer vinden op het afgebrande terrein. Sam had zich zoowel de tuinman als de dokter verklaarde dit als een held ge dragen. Hij had den menschen bevelen ge geven, hen aangemoedigd en voorgelicht als een man en niet als een jongen van dertien jaar. Hij had verscheiden prairie-branden1) in Amerika bijgewoond, vertelde hij. en wist dat de eenige manier om Boschoord te behouden zijn manier was. Weldra zou het dan ook blijken, dat hij het bij het rechte eind gehad had. „Als die jongen niet onmiddellijk zoo flink was opgetreden," zei de dokter vol bewondering, „zou het huis vast en zeker afgebrand zijn, vóór de brandweer de plaats des onheils bereikt kon hebben We hebben hem allemaal toegejuicht, hoewel ik hem later een standje gaf, omdat hij was blijven doorwerken met een arm, die ernstig ge brand was. Kunnen jullie de gevoelens der metge zellen van „Saaie Sam" voorstellen? De jongens hadden zich leelijk vergist! Saaie Sam? Hij was een held! En ik geloof, dat Anlrie dit begreep. Zij was bij Sam geweest, nog vóór de dokter wegging. „Natuurlijk wisten Beppie en ik wel, dat hij niet saai was," zei zij, „al kan hij dan ook niet cricketten en niet voetballen, om dat hij in Amerika daarvoor niet in de gelegenheid was en er veel te afgelegen voor woonde. Maar hij kan paardrijden en jagen en met vee omgaan en., bosch- branden hlusschen en., en.. Beppie en ik vinden hem een echte held. Jaap keek Hans en Tom eens aan en zij keken hem aan. Het was Jaap. die het eerst sprak. „Laten we naar hem toegaan en hem zeggen dat het ons spijt" zei hij, „laten we er rond voor uitkomen, dat we heel dom zijn geweest en we aan iedereen, die het rr.aar hooren wil. zullen vertellen, wat hij gedaan heeft." Dit was geen gemakkelijke taak. maar Sam maakte de zaak spoedig in orde. Hij ontving ziin kameraden in bed met zijn arm in een draagband, maar zijn rood- gevlekt gezicht straalde, toen hij hen aan gehoord had. ,,'t Spijt me werkelijk, ouwe jongens," zei hij. „dat ik alleen van het schouwspel genoten heb. Het zou aan jullie evengoed besteedt ziin geweest en het was heusch niets bijzonders, wat ik deed." En daarna? Wel. er was geen jongen op de heele kostschool, die meer populair was dan Sam. de held. en geen gast meer wel kom op Boschoord dan diezelfde Sam. Hij werd de intiemste vriend van Jaap Vonk en deze koesterde de grootste bewondering voor hem. Prairieën zijn groole grasvlakten in Amerika. door G. E. DE LILLE HOGER WA ARD. Het was in de tweede helft van Januari cn dus midden in den winier. 't Was bo vendien wat de groote menschen noemden: een ouderwetsche winter, en het vroor, dat het kraakte, terwijl over tuinen en velden een wit sneeuwkleed lag. Do Kerstvacantie met haar gezellige feest dagen behoorde alweer tot het verleden en de jeugd ging du9 weer naar school. 'tWas even over twaalven en een troepje jongens kwam gezamenlijk uit school. Het was een drietal, dat bij „Opa" in de klas zat. Wie Opa was? O, hij heette eigenlijk meneer Van der Toren, maar hij had zóó iets grootvaderlijks over zich. dst de jon gens hem altijd „Opa" noemden, een bij naam. waarop de reeds vrij bejaarde klasse - onderwijzer wit trotsch was! „Jammer, dat het ijs weer zoo laat komt en we in de ICerstvacantie heelemaal niet konden schaatsenrijden." vond Piet Holweg. ..Juist fijn. man!" riep Jaap de Bont uit. „xNou krijgen we immers extra vrije mid dagen ter beoefening dezer Oud-HoHand- schc sport, zooals Opa het deftig noemt." „Ja, dat 's waar." moest Piet toegeven. „Ze zijn er tegenwoordig nogal royaal mee." „Holland is toch maar een best land. 'k Geloof, dat je nergens zoo'n goeie gele genheid hebt om schaatsen le rijden als bij ons," zei Jaap weer ..Holland is koudl" merkte Jan van der Klop op, een jongen, die pas uit Indiê ge komen was en dikwijls dacht aan het lekker warme zonnetje,-dat in zijn geboor teland zooveel scheen. „Bah! flauwe jongen!"' riep Piet uit, die geen gelegenheid zou laten voorbijgaan, als hij „Jantje Roetmop". zooals~ hij Jan van der Klop -smalend noemde, op zijn nummer zei ten kon. Jan deed zijn best zoo onverschillig mo gelijk te kijken, maar kneep zijn handen in zijn zakken tot vuisten. Die lamme Piet ook! Altijd moc9t die hem uitlachen en plagen. Dc andere jongens waren nog zoo kwaad niet. maar Piet!.. O. als Piet er maar niet was! Hoe heel anders zou zijn leven op school dan zijn! ,,'t Blijft nog weken vriezen," voorspelde Jaap ,,'t Zal minstens net zoo'n fijne winter worden als verleden jaar." „Met veel vrije middagenI" juichte Piet, die niet bepaald tot de ijverigsten uit zijn klas behoorde. Ze waren inmiddels óp de markt gekomen, waar zij alle drie een verschillenden kant uit moesten. „Nou, tot straks op de ijsbaan!" riep Jaap. ,,'k Heb mijn boterhammen in een wip op. „Ajul" riep Piet nog. „Jij blijft zeker thuis vanmiddag. Jantje Roetmop! Denk er aan: het ijs is koudl" „Flauwe ventl" mompelde Jan en luider, zoodat Piet het goed verstaan kon, riep hij: „Ik heb gisteren en eergisteren toch ook op het ijs geweesil Ik wil ook schaatsen loeren rijden."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 15