VISSCHERIJ-BERICHTEN. KUNST EN LETTEREN. FAILLISSEMENTEN. LAND- EN TUINBOUW. BURGERL. STAND v. LEIDEN GENEESKUNDIGE BRIEVEN. VOETANGELS EN KLEMMEN OP BELASTINGTERREIN. UMUIDEN, 90 Jan. 1030. VISCHPRIJZEN. Tarbot per K.G. f. 2.25—1.96. Tongen f. 2.60—1.60 Griet per kist van 50 K.G. f 8545. Groote schol f. 32—28. Middel- schol f. 3631. Zetschol 4739. Kleine schol f. 39—13. Bot f. 18—13. Schar f. 30- 16. Tongschar f. 71—61. Roggen per 20 stuks f. 48—17. Vleeten per stuk f. 5.255. Pie terman en Poontjes p. kist van 50 K.G. f. 12 —8. Groote Schelvisch f. 6555. Middel Schelv. f. 4840. Kleinmiddel Schelv. f. 36 27.50. Kleine Schelv. f. 3111. Kabel jauw per kist van 125 K.G. f. 71—49. Gul len per kist van 50 K.G. f. 2612. Lengen per stuk f. 3.901.13. Heilbot per K.G. f. 2.201.40. Wijting per kist van 50 K.G. f. 178. Koolvisch per stuk f. 2—1. Aangekomen 35 stoomtrawlers: ÏJM 405, met f. 3224; IJM 418, met f. 6300; IJM 53, met f. 2000; IJM 371, met f. 2738; IJM 124, met f. 2453; IJM 125, met f. 2800; IJM 127, met f. 2383: IJM 271, met f. 5001; IJM 108, met f. 3340; IJM 43, met f. 2280: IJM 189, met f. 3600; IJM 168, met f. 4400; LJM 9, met f. 3600; IJM 143, met f. 2526; UM 184, met I. 2000; IJM 5, met f. 2301; IJM 232, met f. 24C0; IJM 135, met f. 2545; IJM 36, met f. 2462; IJM 78, met f. 1589: IJM 86, met f. 2860; IJM 290, met f. 2735; IJM 138, met f. 3339; IJM 105, met f. 2461; IJM 197. met f. 5700: IJM 104, met f. 1994; IJM 77. met f. 3100; I.JM 146, met f. 4900; UM 128. met f. 3600: IJM 132, met f. 3500; IJM 65. met f. 2331: IJM 33, met f. 1300; KW 117, met f. 3600; IJM 432, met f. 2100; IJM 123, met f. 4700; KW 175, met f. 772; KW 167, met f.295; KW 36, met f.682: KW 138, met f.634; KW 20. met f.791 KW 144, met f. 1019 besomming. P. C. DE MOOR IN „DE LAKENHAL". II De Moor verplaatst ons in de wereld waar droom en werkelijkheid elkaar naderen. In rijn portretten wordt ons dat evenzeer be wust als in zijn bloemen en fantasmagori- eche landschappen. Zijn portretten beroslen natuurlijk in de eerste plaats op observatie. iMaar met de observatie ging gepaard een intuïtief zich inleven in de psyche van zijn object. Men kan niet zeggen, dat hij zijn objecten scherp critisch-synthetisch zag, zooals b.v. Haverman. Hij schijnt meer een mystiek-romantisch begrip van den men- echelijken geest te hebben. Het portret is voor hem meer een dichterlijke uiting dan een scherp karakterbeeld. Daardoor kunnen we ons voorstellen, dat sommigen zijn por tretten niet sterk vinden. Ten onrechte! Men tnoet hem eenvoudig een andere maatstaf aanleggen dan men het rake teekenaars schilders van karaktertypen doet. Zijn por tretten zijn veruitwendigingen van een my stieke idee. Beschouwt men bijv. No. 11. een •fijn geschilderd vrouwenkopje, dat hij „Fan tasia" noemt, dan ziet men een uiterst fraa gebogen profiellijn van voorhoofd tot borst De oogopslag heeft het verre staren naar te verwachten geluk. Rijk is de coloristische verzorging van deze schilderij en toch ook weer ingetogen. Het is als een bloem in een mystiek sfeer. In denk aan No. 33, een vrou- wenkop met iets Grieksch in de profiellijn, zeldzaam edel van lijn en ondanks de her innering aan de klassieke schoonheid, toch geheel van onzen lijd. ware het alleen maar door de fijnafgestemde kleurwaarden. Er is insommige koppen een renaissancistisch element. Het kan wel haast niet anders bij een schilder, die herhaaldelijk in Italië de schoonheid der Renaissanceportretlen op zich in liet werken. Soms denkt men ook even aan de invloeden der groote Engelsche portrettisten. Maar het is toch alles voort gekomen uit een eigen slemmingsbodem. Ik denk aan ..Moed", een vrouwenkop in stijlvolle schoonheid, edel van profiel mei vasten oogopslag starend in een visioen van bloed. Deze schilderij werd tijdens den oor- Qog gemaakt. Een meer intellectueel schilder zou dat geheel anders hebben gedaan. Er zijn nog meer van die kopjes die een sym bolische beteekenis hebben, b.v. het fijne „In Gedachten". Voor de geleekende portretten verwijs ik naar die van Arthur van Schcndel. des schilders zoon. een Florenlijnsch meisje, en een paar kinderkopjes. Er is bijna altijd een lichte neiging om te styleeren merkbaar, doordat het psychisch wezen van het object van binnen uit wordt gezien. Het gelaat is veruitwendiging van het mystieke wezen der persoonlijkheid. Zeldzaam goed spreekt dat uit 56, een vrouwenportret, met iets Aric Scheffer-achtigs in de compositie, heel nobel van vlakvulling en rhythmisch lijnen- geheel, waaraan de schilder wel* zijn bizon- dere liefde heeft gegeven Meer uitgesproken symboliek vinden we in teekeningen als No. 55, die hij „Illusie" noemt: twee figuren, waarvan de eene over de schouder van den anderen leunt, terwijl beiden met bezielde oogen in de verle sta ren als naar een ver en groot geluk. Droom- gcdichlen geeft de schilder in voorstelling als „Slaap" en „Maannacht", beide met bloemen9choonheid geschilderd. Ik denk ve:der aan de fijne bekoring van zijn „Bloe menmeisjes". Over deze verbeeldingen van den dans zou men een geheel artikel kunnen schrijven. De dans als uiting van innerlijke schoonheid en innerlijk welbehagen, die zich uiten in de rythmische gratie van schoone lichaams houdingen en bewegingen. Soms ziel men zijn danseressen als libellen: 35 en 36. Soms neemt de compositie grooler afmetingen aan. Bij 29 denken we even aan Van Konijnen burg. al bezit hij natuurlijk niet diens oer kracht We zien bij deze dansende figuren een sf>el van kruisende en welvende en ron dende lijnen alles samen gevat in edele har monie en colorislisch van ongemeene beko ring Bij 47 zijn de beide dansende figuren bracht die de compositie binden tot 'n gevoc lige eenheid. Even denkt men hierbij weer aan Italiaansche invloeden. Een demonische symboliek spreekt uit wer ken als „Prinses de Lamballe". de drie ge heimzinnige figuren die hij „Mysterie" noemt. Apollo aux outrage" „Memenlo Mori" en „De tuin van Circe". terwijl zijn voorstelling van „De Beurs" ondanks het sarcasme, iets onsmakelijks heeft, en o.i. iets uit den algemeenen toon van zijn werk valt. Dan zijn ons liever enkele religieuze voorstellingen, als Anuncatie. Heel mooi van compositie en in een voornaam kleuren- geheel zijn de figuren van Maria en den engel tegenover elkaar geplaatst en zonder liturgische requisieten. Buitengewoon sug gestief is de gelaatsuitdrukking van Maria, die overdenkt en den engel, die hel ant woord wacht. Er is een Graflegging, gecom poneerd in een fraaie beslotenheid van rondende lijnen, donker van toon en stem ming ondanks de aureolen om de hoofden en om het geheel. Er is nog meer maar we eindigen thans onze bespreking. Bij schilderwerk, dat zich zoo sterk in de sferen der droomfantasie en dei mystieke verbeelding beweegt, ligt natuur lijk het gevaar voor de hand dat niet alles even krachtig aandoet. En zoo zal wellicht de eene of andere beschouwer wel iets vin den, dat hem minder bevredigt. Maar dat doet ten slotte aan de waarde der expositie en aan de beteekenis van De Moor niets af. Er zullen in ons land maar heel weinigen worden gevonden, die zoo treffend het sid deren van een mystisch licht door een on wezenlijk nevelfloersch weten te schilde ren, zoodat de verf bijna iets immaterieels is geworden, weinigen die zoo in bijna al hun uitingen een zoo gevoelige bloemen- schoonheid weten te bereiken. Voor ons is de kennismaking met het werk van den poëtischen schilder een openbaring geweest en wij meenen dat het in onze dagen van dolle levensjacht, waarin alles schreeuwt om het materieele, zijn groote nul heeft, eens bij deze kunst van ingetogenheid, stilte en droom te verwijlen. ziekte en andere kwalen lijdende lustelooze vogels. Ook honden en katten in huis, ja zelfs soms op een bovenhuis gehouden, kunnen op den duur niet gezond blijven, als niet een weinig zand in hun eten te recht komt. Denken we deze dieren in hun natuur staat terug, dan zal hun voedsel, namelijk levende prooi, steeds door het zand gesleept worden voordat deze slonden wordt Hoewel slechts een zeer klein deel van het opgenomen zand in het lichaam door de verleringssappen ontbonden of opgelost schijnt te worden en er dus maar weinig van in het bloed overgaat, werkt gewis het zand meer mechanisch. Met vergrootglas be zien, blijkt zand te bestaan uit uiterst kleine steentjes van allerlei vorm. die op de wanden der maag en darmen gewis een heilzame wrijving, schuring en prikkel uitoefenen. Ook schijnt zand desinfecteerend le werken. In zandige streken is de lucht altijd rein. Het zand werkt zuiverend in de atmosfeer. Misschien werkt het inwendig ook wel zuiverend op het bloed. In ons belang en voor het algemeen wel zijn van ons pluimvee en andere huisdie ren, zorge men voor een geregelde aanvul ling, vernieuwing van den zoo zuiver moge lijken zandbodem, waarop de dieren hun leven moeten slijten, waarop zij hun voer moeten zoeken door vlijtig krabben en wroeten. Opgeheven, wegens gebrek aan actief, B. Meiland, Noordwijkerhout. In de week van 1318 Januari 1930 wer den in Nederland uitgesproken 57 faillisse menten. RECLAME. rorg voor «en goede spijsvertering door Bullricti-Zout Sinds 100 jaar onorcrtrofTcn bij moeilijke spijsver- lering, maagpijnen enz 250 gr. fl. 0,60 Tabletten fl. 0,25 en 1L 1,20. Slechts echt in blauwe Terpakking Monsters met bet portret van den uitvinder. gratis en franco van den hoofdvertegenwoordiger R de Drein. Amsterdam Oost linoaeosparKveo 19 5724 ONDERTROUWD M. Philips jm. 21 j. en A. M. Mechelse jd. 27 j. W. F. Velticamp wedr. en J. C. de Vroede jd. P. Poeliejoe jm. 38 j. en C. Cor nelisse jd. 23 j. E. M. Schreuder jm. j. en Z. Lepelaar jd. 19 j. J. Goor jm. 26 j. en C. v. d. Does jd. 21 j. P. L. Hes- sing jm. 28 j. en C. C. Voorbij jd. 32 i J. v. Tongeren jm. 21 j. en A. J. Distel- velt jd. 21 j. W. Hamerling jm. 20 j. en M. Houps jd. 19 j. S. Riethoven jm. ca J. N. Cressie jd. J. v. Leeuwen jm. 28 j en C. M. Maree jd. 29 j. H. Thoraa jm 33 j. en C. Schuss jd. 24 j. H. v. Bak kum jm. 23 j. en S. C. C. v. d. Blom jd 23 j. P. Segaar jm. 22 j. en J. v. Nicuwendijk jd. 23 j. G. Blijlcven jm 34 j. en W. Verhoog jd. 23 j. J. Bodij jm. 25 j. en G. Servaas jd. 25 j- PLUIMVEE. ZAND. in een ronding van wuivende sluiers ge- Wij spreken altijd maar over zand, droog zuiver zand in de ren om in te kroelen en in te baden. Wat wij echter wel wisten, maar tot nog toe niet zoo bepaald uitspra ken, was en is het groote onbetaalbare nut van zand voor de spijsvertering, voor de in standhouding en versterking der inwendige organen van onze huisdieren. We weten niet en vragen er ook niet naar of men in deze bedoeling het nut van zand reeds vroeger in de pluimveeliteratuur heeft besproken Wat we hier bedoelden berust op eenvou dige eigen waarnemingen, die men dus te beschouwen heeft als een greep uit de prak tijk We gaan hier niet wetenschappelijk spreken over de scheikundige analyses van het zand, we willen alleen hier praktisch, maar toch niet onwetenschappelijk in het licht stellen dat zand onmisbaar is bij de voeding van ons pluimvee. Wat is per slot van rekening de wetenschap anders dan een handige combinatie van ervaringen. Erva ringen nu kan iedereen opdoen, hij behoeft daartoe niet een bepaalde wetenschappelijke school doorgemaakt te hebben. Het kwam toch al meermalen voor dat een leek met ander^ oogen ziet dan de geleerde en een nieuwen weg ontdekt om lot de juiste waarheid te komen. Maar apropos, het zand! Het blijkt dat het dierlijk lichaam zand noodig heeft en dat het gebrek aan die stof nadeelige gevolgen na zich sleept. Het oude spreekwoord: zand schuurt de maag, is steeds een waar woord gebleken. Bij kooi- vogels, hoenders en duiven krijgt het ge- vederte een ruig, leelijk en dof aanzien, zoo dra de dieren moeten leven zonder gebruik te maken van deze zoo algemeen verbreide stof. Zoo heeft men waargenomen dat voor de tegenwoordig ook in farms aangelokte struisvogels zand onmisbaar is om de fraaie lange veeren te verkrijgen. Hoe zandiger de bodem van die struisenfarms zijn, hoe mper overeenkomend met de zandwoestij nen, des te rijker veerontwikkeling. Het zuivere zeezand of bij hoenders I kalkoenen, pauwen, fazanten en duiven ook het rivierzand, zal wel gedeeltelijk in het lichaam omgezet worden en tevens een reinigenden prikkel teweeg brengen in het gcheele organisme. Er wordt zelfs in na tuurgeneeskundige geschriften voor ons menschen op het nut van een weinig zand inwendig gewezen en er zijn meerdere voorbeelden dat bij een zeer gebrekkigen afvoer een weinig fijn zand de overwin ning behaalde op allerlei andere, soms niet onschuldige geneesmiddelen. De natuurge neeswijze beveelt dan ook het eten van ongebuild tarwebrood steeds ook daarom aan, omdat aan de omhulsels of zemelen der tarwekorrels altijd eenige zanddeeltjes blijven hangen, hetgeen bij gebuild meel en bloem niet het geval is. Een partij kuikens, wien op harden aard bodem het zand onthouden wordt, die hun voer niet van uit een zandlaag moeten op krabben. zullen ruig en leelijk in de veeren blijven, gebrekkig doorruien en slecht op groeien. In de vogelkooi zonder zand op den bo- dem ziet men nooit anders dan aan veer- I De wachtkamer van den dokter. Voor mij is de Fransche uitdrukking „an tichambre" beter dan de Nederlandsche „wachtkamer". Een wachtkamer is elk lo kaal, waar men wachten moet. Een spoor wegstation heeft wachtkamers. Daar blijft men totdal de trein komt. In de antichambre wacht ieder tot het zijn beurt is. Dat is een groot verschil. Op oen trein te wachten is dikwijls vervelend, maar men weet een maal dat instappen niet mogelijk is voor dat de trein er is en in die onvermijde lijkheid berust men des te gemakkelijker omdat men met alle andere medepassagiers hetzelfde lot op gelijke wijze deelt. In de antichambre is het anders. Daar gaan andere menschen voor. Ieder vindt zijn eigen boodschap het belangrijkst Maar daarom vinden de anderen juist dal elke voorganger te veel tijd in beslag neemt. Berusten blijkt dan niet zoo eenvoudig en het gewone verschijnsel doet zich voor, wanneer velen precies dezelfde rechten kun. ren laten gelden, dat men den ander zijn recht eigenlijk met goed gunt. Zie eens naar de gezichten van hen, die in een spoorwegcoupé alle plaatsen op één na be zetten, zoodra een liefhebber voor die plaats opdaagL Het is een groote uilzondering als zij niet alle tegelijk verstoord kijken De vraag: „wal doet die nu juist hier te ko men?" staal op de gezichten te lezen. Dat wachten wordt dan tot een bijzondere bezigheid, door den Franschman anticham breeren genoemd, voor welk woord ik geen goede vertaling weet. Toch is die wachtkamer noodzakelijk, zij het ook een noodzakelijk kwaad. De arts. althans de huisarts, moeter op uit om zijn zieken te bezoeken. In het belang zoowel van de patiënten als van hem zelf, is het noodig, een bepaalden tijd vast te stellen, waarop hij thuis voor de loopende patiën ten te bereiken is. En omdat het niet aan gaat. hen allen tegelijk te helpen, moeten bij bezoek van meer patiënten tegelijk de volgenden hun beurt afwachten. Zooals bij zoovele dingen, is er ook groote verscheidenheid van wachtkamers. De specialist met een voorname praktijk (praxis aurea letterlijk: gouden prak tijk) heeft een salon als wachtkamer, weelderig gemeubeld met gemakkelijke stoelen op de tafel allerlei lectuur, zelfs puzzles, waarmee de wachtenden den tijd verdrijven kunnen Als ander uiterste zie ik de wachtkamer van het spreeklokaal van 1 een fondsarts. eeD ongezellige, kille ruini- te, waar hoogstens eeD paar banken staan en waar het woord ruimte, vroeger althans, eenigszins overdreven mocht heeten, wan neer de toevloed van fondspatiënten zoo groot was. dat zij niet alleen de wachtka mer, maaT ook den gang vulden en ten slotte nog enkelen of velen genoodzaakt waren, voorloopig cp de straat te blijver.. TusscheD die beide soorten vindt men wachtkamers in alle mogelijke sehakeerin- gen. Het komt mij voor, dat aan de wacht kamer wel eens wat meer aandacht ge- I schonken mocht worden. Ik denk hierbij niet aan sommige vaste klanten, hetzij een zeker soort fondspatiënten, die den dokter eenvoudig eeD receptie komen vra gen voor wat watten, boorzalf of lever traan, hetzij dezulken, die zoo dikwijls den dokter met kleinigheden komen lastig vallen, dat het voor hen eeD soort sport schijnt te zijn, telkens weer nieuwe kwaal tjes te bedenken. Neen, ik denk aan wer kelijke patiënten, die daar zoo dikwijls in angst en vreeze neerzitten, aan de huis vrouw, die al begrijpt, dat zij naar een ziekenhuis zal moeten en niet weet hoe het dan met haar huishouden, haar mata en haar kinderen zal gaan. ik denk aan iemand, die na vele moeilijkheden er ein delijk in geslaagd is, een aanstelling te krijgen... mits de geneeskundige keuring goed uitvalt en die dus het gevoel heeft, dat zoo aanstonds over zijn lot beslist zal worden, ik denk aan hem of haar, die reeds lang gevoelt, dat het werk niet meer gaat en die toch nog zoo noodig is voor het ge zin, die herhaaldelijk al teleurgesteld werd maar nog altijd hoopt, dat de arts nog eens beterschap zal kunnen constateeren Wat gaat er al niet om in de hoofden van die menschen, die daar stil voor zich uit zitten te kijken en bij elk belletje tellen, hoevelen er nog moeten voorgaan. Er zijn ook wachtkamers, waar het niet zoo ijzig stil is. Daar wordt het volledig ziekteverhaal gedaan tot in de kleinste en meest onnoodige bijzonderheden en het schijnt wel of dc een den ander wil over troeven in het doen van steeds nog maar griezeliger mededeelingen. Dikwijls is de arts het onderwerp van gesprek en wordt hij met andere loden van faculteit aan een soms lang niet malsche cririek onderwor pen. Zooveel is zeker, dat de bevolking van de wachtkamer dikwijls verkeert in een eigenaardigen geestestoestand, waarbij toet evenwicht verbroken is en allerlei invloe den gemakkelijk kunnen inwerken. Dit bijv. het geval wanneer vele patiënte der sociale verzekering samen komen. On der hen komen soms personen voor, die niet tevreden zijn met de hun toegekend' schadeloosstelling, zij voelen zich veronge lijkt, in hun recht verkort, en wijten dit aan d*n arts, die hen heeft onderzoent en op wiens advies de uitkeering is vastge steld. In de wachtkamer kan een zooda nige geestelijke gesteldheid besmettelijk worden en ook bij anderen ontwikkelt zieh naast de werkelijk bestaande afwijking een strijd om venhooging of althans behoud van de uitkeering. Deze strijd kan zeer nadeelige gevolgen hebben. Niet alleen wordt de genezing van het werkelijk aan wezige letsel er door vertraagd, maar er kan zich een eigenaardig zenuwlijden neurose, ontwikkelen, dat ten slotte veel ernstiger gevolgen heeft dan do oorspron kelijke afwijking. En tegenwoordig wordt ook door den beroepsrechter hoe langer hoe meer het standpunt ingenomen, dat een dergelijke (rente-)neurose niet als een gevolg van ongeval of ziekte moet wor den beschouwd en derhalve geen aanspraak op schadeloosstelling bestaat. Maar ook afgezien van dit en dergelijke bijkomstige elementen is wachten altijd een verdrietige zaak. Wanneer men dan ook hoort, hoe op sommige spreekuren voor al van ziekenfondsen en poliklinieken de patiënten uren lang moeten wachten voordat zij geholpen worden, dan mogen wij dergelijke toestanden niet met onver schilligheid voorbij gaan, doch rijst vanzelf dc vraag of geen maatregelen te treffen zijn, door welke in dit opzicht verbetering tc verkrijgen is. Het gaat er toch niet al leen om, het verdrietige van eenige kwar tieren verveling te ondervangen, maar even zooveel tijd wordt aan de bezigheden ont roofd. waarbij ik weer in de eerste plaats aan de huismoeder denk en bovendien kan in sommige gevallen door het lange wach ten werkelijk geestelijk en lichamelijk na deel aan de patiënten berokkend worden. Tot slot wensdh ik mijn lezers toe, dat zij niet spoedig in de gelegenheid zullen komen de nadeelen van de wachtkamer aan den lijve te ondervinden. H. A. S. Over Vermogensbelastingfahige Kunstschilders. Er zijn menschen, die met een zekere minachting neerzien op iemand die zich zoo geheel in een courant kan verdiepen: ik ken zelfs binnenkamers, waar de vrouw des huizes met groote overtuiging in haar stem tegen haar echtvriend kan zeggen Zit toch in godsnaam niet langer in die ellendige krant te neuzen". Nu moge dit „neuzen" de huiselijke gezelligheid al niet verboogen, ik voor mii kan begrijpen, dat er vele menschen zijn, die da-arin behagen scheppen. Waar komt je het volle leven meer tegemoet, dan in de advertentie-ko lommen, om niet te spreken van de afdec- ling ..gemengd nieuws", van e©n courant? Maar zelfs buiten deze veel geroemde krcn- ten-kolommen kan men soms een nieuwtje ontdekken, dat een romantiek onthult, welke men in dezen prozaischen en gejaag- den tijd niet meer aanwezig zou vermoe den. Zoo vond ik er vandaag een nog wel in het hoofdblad van een courant, die ik ech ter niet nader zal noemen. Reeds de ,.kop" was alleszins belangwekkend, luidde n.l. „Vermogensbelasting van doeken in ate liers?" Onwillekeurig leest meD nog eens; i3 hier het dnikfoutenduiveltje niet ondeu gend geweest? Moet er niet staan „Subsi die aan' in plaats van ..Vermogensbelas ting van Verder lezend, blijkt echter, dat er hoe genaamd geen sprake is van een drukfou- I tenduiveltje, integendeel, de „kop" blijkt een zeer gelukkige vondst te zijn geweest. De inhoud van het stukie bestaat n.l. uit de mededeeling, dat het Eerste Kamer, Polak de volgende schriftelijke vragen t- den minister van Financiën heeft geric'ct- „Kan de Minister mededeelen, of t> juist is, dat bij een aantal Amsterdam?/^ kunstschilders sedert kort vermogensbely. ting geheven is van de in hun atelier aas. wezige doeken, onder argumentatie, <jj: deze al? bezit moeten beschouwd worde:! Zoo ja, wil de Minister dan mededeelen g welken grond dit is geschied en of het zi. juist is, kunstwerken, die de kunstena:> geschapen heeft uit niets, zonder kapitaa' vorderende grondstoffen of arbeidsloon?: die gewoonlijk moeilijk te verkoopen zij en zeer vaak onverkocht blijven, als ber te beschouwen, van het welk rechtens ve: mogensbelasting kan geheven worden? Zoo neen. wil de Minister dan maatre?»L len nemen om aanslagen van dezen aardti| vernietigen Tot zoover de HoogEd.Gestr. vrager. Welk een schat van wetenswaardigs Hjl in deze weinige regels opgesloten. Waar i.j voortaan de vader, die op het voortdirreü<i| drenzen van zijn jongsten zoon om knnstl schilder te worden, antwoordt: „Eer meester in de rechten, dan kun je je kur< 1 zinnige aspiraties botvieren", sinds kunstscliilders een vermogen bijeen garen dat rijp is voor de Vermogen sbelastine Welk een Heerlijke vergezichten opener zich hier voor onze jonge kunstenaars, in dien zij voor stillevenuitbeelding kiezer een prachtig groezelig geworden aansla* biljet, met op den voorgrond dat één» tientje, dat net tekort kwam, toen h« dwangbevel werd aangeboden. Werkelijk, het is maar goed, dat de vrj. gen van onze Eerste Kamerleden niet ii het Fransch vertaald worden, want de kan» zou niet gering zijn, dat. de burgers Tan de kunstzinnige republiek op de „Butte'' hun domein verlieten, ten einde te trach ten in zoo kort mogeliiken tijd in de Air sterdamsche dreven „Vermogensbelasting te worden en dat zou spijtig ziin voor d» pas verkozen koningin van de „Butte Moet martre." Hét is natuurlijk niet mijn bedoeling vooruit te loopen op het antwoord, dat de Minister op bovengenoemde vragen zal g? ven, doch het wil me toch voorkomen, dat 'de H.E.G. vragensteller in zoover vein» heeft, dat niet zekere jolig aangelegde Mi nister het antwoord behoeft op te stellen. Deze zou zeker niet nagelaten hebben, te merken, dat hem uit eigen (zij het t zeer lang geleden opgedane) wetenscha? bekend was, dat de zinsnede „zonder ka- pitaalvorderende grondstoffen" niet «W°f: in overeenstemming met de werkelijkheid gezien de kapitale inventaris, welki menige jonge kunstschilder bij Oom Ja" moet brengen, ten einde met deszelfs op brengst dc aankoop der benoodigde grond stoffen te kunnen financieren. Het zal misschien niet-Amsterdamscfc* kunstschilders interesseeren, op grond vac- welke zienswijze hun hoofdstedelijke kun'? broeders in eens tot kapitalisten zijn g' bombardeerd. Ongetwijfeld heeft de betref fende Inspectie bij het vaststellen der be doelde aanslagen gedacht aan het bepaal de in art. 6 der Vermogensbelasting: „O der vermogen worden niet begrepen, voor werpen van kunst of wetenschap, voorzon vei* een en ander geen handelsvoorraad en niet dient voor de uitoefening van eenif beroep of bedrijf." De Inspecteur zal nu de Op 'de atelier? aanwezige doeken beschouwd hebben a'« .voorwerpen van kunst, wel deel uitma kend van de handelsvoorraad" van de: schilder. Resteert intusscheD fiog een neteli:' kwestie. Hoe stelt n.l. de Inspecteur waarde der doekeD vast, welke voor d'. Vermogensbelasting moeten worden g' schat „naar haar geldswaarde in verbat? met haar bestemming, voor zoover deze op de waarde invloed beeft". Het. is een b? kend feit, dat waarachtige kunstenaar? juist hun geniaalste scheppingen make' als hun omstandigheden allertreurigst zv' geworden. Er bestaat dus de tragi-comiscli» mogelijkheid, dat een schilder, beïnvloed door een dringend pecuniair tekort, ce: kunstwerk schept, in verband waarmede de Inspecteur, verwachtend, dat het schil derij een kolossalen prijs zal opbrengen- een vermogens-aanslag oplegt, die klink? j als een klok. En dan de conflicten, als blijkt, dat 3( schilder liet kunststuk niet verkocht heeft. I doch cadeau gaf aan zijn geliefde! Ik hoop van harte, dat de Minister di „.inslagen zal verdedigen en dat ook o» overige Inspecteurs in den lande de voel- stappen van him Amsterdamsche Confrere? zullen drukken. Niet alleen, dat hieruit voor vele Inspec teurs een bron van picturale aanwinsten kan voortvloeien, doordat een wanhopige kunstschilder zijn producten tegen den ge taxeerden prijs ter Inspectie laat bezorgen doch vooral ook, omdat er dan eenige jolijt in het droge belastingadviseurschap zS' komen. Losse nummers van ons Blad zün behalve aan ons bureau ook verkrijgbaar bij de Firma A. HILLEN Breestraat i54- Firma A HILLEN Stationsweg Firma A. 1 H. WIJTENBURG. Haarlemmerstraat 2 W. G. 1. VERBURG Sigarenhandd Heerenstraat 2 Fa. A. SOMERWIL Azn.Hoogew. H A. M. VAN ZWICHT, Kiosk Prinsessekade. en bii TOH HOGERVORST Haarl.str. en des Zaterdags bii A. H. v. d. VOOREN. H Rijndiik 7<- <_3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 12