BIJ DE REEDERS. als de Engelschen en Russen wilden lan den, doorboorde een kogel hel dak. Dit is slechts een greep uil de eindelooze serie avonturen, die deze kerk beleetde. Naar de legende wil, stond zij eenmaal midden in het dorp wanl onder de graven werd een steenen straat gevonden, welke haar verlengstuk had naar den kant der zee. Zeer waarschijnlijk i9 dus 't dorp ten Westen der kerk aanzienlijk ingekrompen. Nog troont 't decoratieve bouwwerk op de zelfde plaats, in nieuwe pracht, sober, kloek en massief, nadat het korten lijd zelfs als haringpakbuis had dienst gedaan. Zoo zouden wij kunnen doorgaan: U ver tellen van de kerken te Katwijk-Binnen waar ook veel sporen van een zeer oude Romeinsche nederzetting zijn gevonden de merkwaardige gereformeerde Johannes de Dooperkerk, met de doopkapel die in 1910 door de provinciale archeologische commissie werd gerestaureerd, dan de mo derne katholieke kerk. ook a! gevuld met merkwaardigheden, welke den archeoloog doen watertandenI Pagina's zouden er nog vol te schrijven zijn over al hetgeen de beide Katwijken op geschiedkundig gebied te zien geven: de lotgevallen van het kas teel tZant", dal al in de 17e eeuw c-en ruïne was, en waarover uit het jaar 1343 reeds gemeld wordt, kunnen een boekdeel vullen Genoeg.,.. Deze enkele woorden over het verleden, dienen slechts den lezer te too- nen, dat er naast het natuurschoon, ook van de historie dezer dorpen viel te zien en veel te leeren valt, zij 't alleen reeds over 't leven van de hoeren van Catwijck en Wassenaer. De geschiedenis dezer dorpen gaat steeds door. Laten wij hopen, dat men aan de toe komstige kronieken nog menig „gulden hlad zal kunnen hechten I De teekenen wijzen daar reads op, want in de laatste 25 jaar heeft Katwijk Zee, maar ook Katwijk-Binnen, mede door da groote uitbreiding van landbouw en bollen teelt een geweldige evolutie ondergaan. Aan alle zijden verrezen nieuwe dorps- deelen en wat wel belangrijk is, deze uit breiding is hoofdzakelijk aan het particulier initiatief te danken I Een massa volkswoningen werd bijge bouwd vooral ten zuiden van het oude dorp, die op enkelen na, allen verkocht wer den, waaruil wel blijkt dat de financieele draagkracht van middenstanders en arbei ders een heel wat hooger peil bereikt heeft, dan een kwart eeuw geleden. Toen gold het nog als groote zeldzaamheid wanneer een arbeider of visscher een eigen woning bezat. Binnenkort zullen weer groote veranderingen plaatsvinden, daar gansche secties woningen aan te wijzen zijn, die als onbewoonbaar werden verklaard. Helaas zal daarmee wel een deel van Katwijk's artistiek cachet verdwijnen. Hel heden spreekt van groote welvaart in menig opzicht: wanneer men de vele nieuwe winkelhuizen ziet. welke door particulieren werden aangekocht, kan slechts verklaard worden, dat men met royale beurs te werk gaat Dank zij mede voor een groot deel de spaarzaamheid, die den Katwijker ken merkt. De nieuwe groote villa's, dikwijls in zeer modernen trant, welke op den Boule vard verrezen, getuigen eveneens, dal Kat wijk op den weg naar verbetering en voor uitgang onvermoeid blijf voortgaan. Een andere bladzij van de toekomstige geschiedenis zal zonder twijfel gewijd zijn aan de laatste telg van ons geliefd Oranje huis, Prinses Juliana, die nu reeds enkele jaren in ,,'t Waerle" woonde en zich bij den Katwijker zoo mogelijk nog meer bemind heeft, dan waar ook Helaas heeft Zij de gemeente sedert 13 De cember definitief verlaten. Na velerlei verdrukkingen maakt Katwijk dus nu een periode van groote bloei door: de jongste resultaten der visscherij zijn boven verwachting gunstig uitgevallen de log gers besomden dooreengenomen ruim 40.000 gulden per stuk. Met dankbare tevredenheid kan op het badbedrijl teruggezien worden, de bollenteelt floreert; moge het met Kat wijk's groei steeds „crescendo" blijven gaan! Iets ever de haven Groote drnkte bij het Prins Hendnkkanaal Hoever de visscher wel nittrekt! 'De haring is een visch Die zoo verkwikkend is! Het visscherijbedrijf! Helaas, het is nü niet meier, zooals 't vroeger was. De tijd, waarin de haringbuizen en bommen in drommen naar de Katwijksche kust kwa men aanzeilen en met „rollen en planken" het strand op gesleept werden, is lang voor bij.... IJmuiden, met zijn prachtig geoutilleerde ihaven, ip, nu reeds sinds jaren de groote concurrent! Slechts de smalste bootjes kun nen de nauwe Katwijksche uitwatering poover einde van den machtigen Rijnstroom binnenkomen. Voor de moderne stoom- loggers en trawlers is hier geen plaats.... En toch't zou zoo anders kunnen zijn! U moet daar de Kahvijkers zelf eens over hooren.... 't Kan niet anders: na vijf mi nuten spreekt U reeds met hen over het thema „De Haven". Dan wijst men u op het kostbare, het tijdroovende, het onbillijke van het feit. dat al die kostelijke haring, door Katwijksche visschers gevangen op Katwijk sche loggers van Katwijksche reeders, slechts in IJmuiden binnen komen kan en voor wat betreft de vi9ch en de versche haring natuurlijk ook direct in IJmuiden verkocht moet worden. Slechts de pekel en de sleurharing voor de bokking- rookerijen, waarvan er vele ook in Nooidwijk zijn, wordt naar Katwijk ge transporteerd. Welk een tijdverlies: een extra bootreis van 40 a 50 K.M. die 8 uren duurt. Om van de buitengewone kosten maar niet eens te' spreken. En d&t, terwijl men in Katwijk geheel op hel haringebdrijf wat zit daar al niet aan vast! is ingericht. Sinds eeuwen wonen er de reeders met de bekende namen, naar wie veel stralen zijn genoemd. Zij hebben er hun prachtig ingerichte bedrijven, hun pakhuizen, hun tonnenmakerijen en taanderijen. Honderden Kaiwijkers en Katwijksche vrouwtjes zijn doorkneed in het boeten en repareeren der netten, zij allen kennen de détails van het gansche bedrijf. Meer en meer wint de vrees veld. dat al I dit werk naar een andere plaat9 verhuizen zal. Duizenden guldens aan arbeidsloon, die in Katwijk verdiend konden worden, gaan nu verloren. De scheepmakers kunnen eerst aan 't j werk, na verlies van veel tijd en dus van i veel geld. De concurrentie van IJmuiden wordt al scherper en scherper! Gelukkig, dat de gunstige resultaten van het badbedrijf j tegenwoordig veel vergoeden! Een ontwikkeling van het hoofd- en van dei tallooze nevenbedrijven wordt meeT en meer onmogelijk gemaakt en duizenden Katwijkers, die een goed daggeld in de eigen gemeente konden verdienen, zijn nu genood zaakt een ander vak te kiezen, of moeten ver weg, tot zelfs naar den Haag toe, hun brood zien te winnen. De stroom fietsers, die iederen morgen het dorp uittrekt, is dan ook niet gering Zoo vertelt men het U en nog veel meer. ..Als er ge'en verandering komt. wordt het 'hier een dooie boel" en de hoofden worden bedenkelijk geschud. Intusschen: zoo ver zijn we nu nog niet! Al gaat het met veel zorgen gepaard: de haring komt toch in Katwijk aan, al ligt do haven uren ver en al kunnen de visschers hun gezin maar een enkele keer komen opzoeken Des middags, tegen een uur of Iwee. heerscht er nog een geweldige drukte bij het Prins Hendnkkanaal. De he'er G. den Duik, een der bekendste reeders, was zoo bereidwillig ons op dat uur mee naar de „bezichtiging" te nemen. Langs het kanaal liggen de kantjes haring op zee reed9 gepekeld volgens het onna volgbare systeem van Willem Beukelsz. in lange rijen naast elkander. In een groepje staan de reeder9 en handelaren de laatsten zorgen voor het transport naar de ontel* baar vele landen waar de liefhebbers van liet onvolprezen zeeproduct, nog steeds tal rijk zijn! Immers, een haring smaakt altijd voortreffelijk, hetzij dat ge haar nuchter verorbert, of om weer tol den nuchteren staat terug te keeren. Wie toch kent niet 't schoone' „epos": De haring is een visch Die zoo verkwikkend is. Als men goed katterig is! En daarbij: vertegenwoordigt één stuk niet de voedingswaarde van 1 pond bief stuk? Zelden ontmoetten wij genoeglijker lieden, dan zij. die zich bij deze haringbezichtiging verzameld hadden. Een kwinkslag hier, een kwinkslag daar, en van concurrentienijd tusschen de reeders onderling, waarvan de een toch heel wat meer schepen m de vaart heeft dan den ander, viel niets te merken. Althans niet op deze plaats! In een wonderlijk hyroglyphenschrift, waarvan de leek geen jota begrijpt, maken beide categorieën hun aanteekeningen, slaande naast of op de tonnen. Van ieders aanvoer zijn reeds eenige „kantjes" open gebroken, de kwaliteit van de haring wordt nauwkeurig gemonsterd. Het baantje van hem, wiens taak het is met de handen diep in de ton te graaien, haring om- en om te woelen, opdat men zich een goed denk beeld vormen kan van den inhoud, lijkt ons niet benijdenswaardig. Zoo gaat 't een uur of twee door, al naar de aanvoer is. Als de zakboekjes volgekrab beld zijn en alles geïnspecteerd is. wanneer een ieder dus precies weet, welk een waarde de haring van reeder X. of retdeT Y. volgens zijn beste weten heeft en de „haringbloot legger" na zijn geroep „Schrap een. twee, drie of vier" al naar de haring in den eersten, tweedon, derden of vierden nacht gevangen werd, nog slecht» schorre klanken uitstoot terwijl zijn handen druipen van water, zout, bloed en vet, dan trekt de heele troep naar het „afslag" lokaal in het diep- eenvoudige Reederijhuisje op den Boulevard, waar iemand die er niets te maken heeft, met f, 5 beboet kan worden, als hij er bin nentreedt. Daar hebben wij de laatste acte van 'tree- derijbedrijf bijgewoond en de afslager aan 't werk gezien. Nog nooit in ons leven hoor den wij iemand zoo snel in een absoluut onbegrijpelijk taaltje spreken. Probeer maar niet achter zijn uitroep „Steel" en wat er verder volgt, te komen. Als men 't U met uitlegt, blijft het een geraas van klan ken, die in bliksemvaart aan 't oor voorbij gaan. slechts gestuit door den minutieus op lettenden handelaar, die in een onderdeel van een seconde een der voorbijratelende getallen opvangt. Tegen een uur of vijf is dit inspannende werk afgeloopen en worden de aanteekenin gen verder op de kantoren uitgewerkt. De heer de Best, secretaris der Reederij- vereeniging bleef alleen in zijn kamertje naast de afslag achter, 'Hij heeft ons nog veel technische kwesties van het haring- bedrijf uitgelegd. Aan de wanden hangen groote kaarten, waarop Üe Noordzee is afge beeld, zooals we haar op 9chool nooit onder 't oog kregen! Welk een eind dobberen dezei helden toch in hun kleine vaartuigjes van ons weg! Daar zien wij eindeloos ver van het kleine Katwijk verwijderd, de plek bij Lerwick waar in Mei en Juli de groote visscherij begint, dan varen de visschers verder naar het zuiden toe, bij Peterhead wordt in Augustus gevangen. Nog lager bij Aberdeen visschen zij in het vroege voor jaar en in Juni, Jub en Augustus-, Bij de Dóggersbaiik eertijds een beroemde vang- plaats, maar waar nu door het rollen van de kettingen der trawlnetten over den grond veel haringkuit of -broed vernield wordt en de beruchte „Zilverpit" wordt in Augustus en September de zand- haring hoeveel verschillende soor ten zijn er voor den kenner wel niet? opgediept, dan zakt men in October en November verder af naar Yarmouth en Lowestoft, zoo ongeveer recht tegenover onzo kust. Na December, wordt zelfs nog 't Fransche Kanaal bezocht tot Dieppe en Boulogne toe. Tegenwoordig is wel de beste „paai- plaals" bij de Leman en O uwe rb ank en. De meeste Katwijksche visschers zijn tusschen half December en half Januari thui9, waar na zij zich tot Juni hoofdzakelijk op de „trawT'-visscherii, d.i, de vangst op schol, bezighouden. Een andere kaart weer staat vol gestippeld met getallenreeksen en toont de diepte van de zee, de Banken en de zwarte plekken de „daelies" zooals de visscher zect. wjj zullen over dit alles met in détails treden: dikke boeken zftn over *t visscherH- bedrijf verschenen en kunnen er nog over vol geschreven worden. Rrrrrng de telefoon: Een reeder rend bericht in over den stand van zjjn schepen die onzichtbaar tegenwoordig draadloos met de wal verbonden zqn. Ting de bell Een besteller brengt een telegram: het praairapport van H.M.'s „Vul canus" of „Triton" valt binnen en De Beet leest me voor welke schepen „gepraaid" d.w.z. met welke schippers de zeepolitie ge sproken en hun voorraad opgenomen heeft of welke loggers alleen maar zijn „verkend" dus waar vanuit de verte sleohte langs ge varen werd. Een wereld op zichzelf is 't daar aan de kust van Engeland. Daar zwalken onze Hol landsche makkers op de dikwijls ongewisse baren. Weken achtereen tot de boot vol is, drijven er rond in klare sterrenachten, maar ook wanneer de orkanen bulderen 1 Zjj zwoe gen en ploeteren ver weg van vrouw en kind, ja waarlijk: deze visch wordt door de landbewoners, veilig geborgen op de vaste en zekere aarde toch neuson niet al te duur betaald! Deze menschen verdienen 't dat zij weer hnn eigen haven krijgen. Wij hopen dat niet slechts tot meerdere bloei van Katwijk zelf maar ook voor het gansche achterland. Over dit onderwerp is reeds zooveel go- schreven, het Havenprobleem is door tak looze deskundigen reeds van alle kanten zon menigmaal belicht, dat wjj ons de moeite sparen er hier verder over nit te wijden. Slechte dit nog: een haven voor Katwijk een rechtstreeksche verbinding van de go- heelt- Rijnstreek en het gansche bollenland met Engeland tot zelfs Amerika, de voordee- len daarvan zijn, naar men ons mededeelde, hij benadering niet te overzien 1 En Katwijk zon er zich tot de derde exporthaven van ons vaderland door kunnen ontwikkelen. Zeker: de kosten zijn niet ge ring, maar de voordeelen kunnen deze Ih de toekomst verre overtreffen. Bij de reeden en de schippers alsook bij talloos velen, dia niet onmiddellijk bij het vuscherjbedrjf be- lang hebben, bestaat slechts nog één wensch zoo spoedig mogelijk in het bezit te zijn van een eigen veilige plek om binnen te komea „In Katwijk zitten vele braven, te wachten op hun haven" zegt een bekend versje. Ei dat, terwijl de vangstcapaciteit van de Kat- wijksehe vloot, de eenige is, die sedert 1914 door mechaniseering gestegen is Wij drukken hun dringend verlangen hierbij nog eens af, temeer waar het hier voor een vloot van 100 schepen, die voor ontzaglijke uitbreiding vatbaar is, allerminst een Hpecn latieve onderneming geldt. Katwijk en een serie andere plaatsen, zou den er door uit hun ongunstig isolement ver- lost raken, de Rijn duldt niet langer zulk een zielig uitloopertje. Katwijk behoeft dan niet langer voor 't kleinste Zuiderzee plaatsje onder te doen. Wanneer komt, na jarenlange overwerk?, eindelijk de daad? Niemand behoeft te vree zen, hiermede een ,,Kat"(wijk) in da zak ti koopenI UIT DE GEDENKSCHRIFTEN VAN EEN OUDEN VISSCHERSMAN. Hoe Willem van der Plas de wereld rondtrok I. INLEIDING. (Nadruk verboden). Eenige maanden geleden wijdden wij eenige woorden aan de nagedachtenis van wijlen Willem van der Plas, die 17 Mei j.l. te Katwijk aan Zee overleed. Wie kende hem niet, dezen bijna negentig jaar krassen ouden man die men tot zijn laatste levensdagen toe, bij goed weer, nog iederen dag tijdens zijn wandelingen en ritjes langs den boulevard kon aantreffen. Zijn geheele verschijning, maar bovenal de typische ringbaard en de bolhoed, teeken den onmiddellijk den ouden zeerob. En inderdaad Van der Plas was nog een der weinige overgeblevenen van de oude garde I Zoowel als zeeman en landbewoner had Willem een leven achter zich dat buiten gewoon rijk was aan ervaringen! De tijd waarin hij „op zijn best" wa9, viel n.l. samen met den tijd waarin zoojvel op zee als aan de kust, meer merkwaardigei ge beurtenissen voorvielen dan tegenwoordig. Het aantal schepen dat tegenwoordig aan onze kust strandt, is gering, vergeleken met de ontelbare strandingen in den tijd der zeilschepen. Het najaar van 1928, thans nog ver9oh in ons geheugen als een jaar van buitengewoon veel schipbreuken, zou in den ouden tijd wellicht niet eens opgevallen zijn. Er waren du9 ook veel meer avon tuurlijke reddingen! Onder de oude kustbewoners waren man nen van durf en uithoudingsvermogen waarop ons volk trotsch kon zijn. Helden misschien nog grooler dan zij, die, aange grepen en meegesleept door de oorlogsdrift der massa, vooruitspringen naar de loopgra ven van den vijand, al dreigt het doodsge vaar. Het najaar van 1928 heeft echter ge toond, dat dit ras gelukkig lang niet uilge storven is! Voor den strijd legen de zee is velerlei moed noodig: moed, die voortspruit uit eigen persoonlijkheid, moed die bestand is tegen eenzaamheid en verlatenheid in nacht en storm. En deze moed mag zells onder die neerdrukkende omstandigheden niet ver flauwen. Zoo ongeveer werd onlangs een reddings- verhaal ingeleid en men vervolgt: „Wat zou èr van den krijgsmansmoed van velen over blijven, als de strijder moederziel alleen bij nacht en ontij, tot op de huid doorweekt door sneeuw en regen, er op uit zou moeten trekken, zonder het prikkelende van den ge- zamenlijken aanval, zonder opwindende krijgsmuziek? En juist dit wordt van onze redders gevraagd. In tijden, wanneer mensch en dier zich huiverend en angstig in woning of schuil hoek verbergen moeten zij met luttel mede strijders of zelfs geheel alleen den strijd aanbinden met den vijand zonder genade, wagen zij zich tusschen de klauwen van het verslindende monster, dat niet let op leven en dood van zijn prooi, maar alles tracht te vermorzelen wat in zijn bereik komt. DM vergt eerst heldenmoedl Hulde den mannen, die dit aandurven 1 Nimmer klonken de noodschoten in den zwarten stormnacht, zonder dat een poging gewaagd werd, om de in nood verkeerende medeschepselen te redden. Nooit voerde de stormwind rafels van hulpgeroep naar het strand, zonder dal daar helden bereid waren, hun leven te wagen in een verschrik- kelen strijd legen de woedende elementen. Wij denken onwillekeurig aan de be manning van de IJmuider reddingboot die na een mislukte, haast bovenmenschelijke poging, om bij hel wrak van de „Salento" te komen, gedreven door het besef dat iedere minuut langer uitblijven van hulp, verlies van menschenlevens kon beteekenen, nog een tweede poging ondernam waarbij de boot werd omgeworpen hetgeen twee der inzittenden het leven heeft gekost, En dit zij Uw roem, Nederland, dat zulke mannen in tijden van nood steeds aan Uw kusten te vinden waren". De naam van Dorus Rijkers is in de laatste jaTen beroemd geworden. En zoo dikwijls is deze naam genoemd en geroemd, dal wij daardoor haast dien van Willem van dor Plas zouden vergeten. Willem van der Plas dan, was oud-vis- scherman en schipper van een bom, oud- koopvaardijmatroos en stuurman en be halve dat nog oud-ankerzelter en gepension- neerde van de Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingmaalschappij. Hij was de oudste zoon van Huig van der Plas, in leven bomschipper, en woonde inderlijd bij hel eind van het Waaigat aan den Boulevard, waar toen nog slechts dui nen lagen. Daar de vader altijd op zee was en de zoon in de onmiddellijke nabij heid van het water opgroeide, spreekt het haast vanzelf, dat ook de jongens uit dit gezin reeds vroeg het ruime sop kozen. Dat de zeelucht hun, evenals zoovele Katwijkers, geen kwaad heeft gedaan, blijkt wel uit het feit, dal nog meerdere broers en zusters van Willem in het land der levenden zijn Het is een echte visschersfamilie, waarin het beroep van vader op zoon overging. Het goede geheugen van onzen held Van der Plas steil one nu in slaat menig voorval in den geest opnieuw te beleven. Hij heeft n.l. op zijn ouden dag nog zijn ervaringen Ie hoek gesteld om deze voor het nageslacht te bewaren. Meer dan eens heeft hij dezelfde ervaringen verschillende malen beschreven. Dit vond zijn oorzaak in hot feit, dat een of anders belangstel lende, wien het voorrecht ten deel gevallen was de kronieken te mogen besludeerm, daarvan wel eens te lang gebruik maikte. Werd Svt dan twijfelachtig of de eipm.-iar zijn geschrift wel ooit terug zou zien, dan begon hij maar alvast met een nieuwe be schrijving. Het viel niet mee al zijn verhalen be hoorlijk te ontcijferen. Men moet niet ver geten, dat het meest volledige verhaal in 1926'27 geschreven werd, dus toen de schrijver 86 jaar oud was. Bovendien ging Willem slechts tot zijn negende jaar op de lagere school. Dit verhinderde hem even wel niet tot aan zijn dood getrouw de cou rant en veel andere lectuur te 'ezen, waar door hij geheel op de hoogte van zijn tijd is gebleven, en zijn geest levendig wist te houden. Iemand die niet op de hoogte is van de vele bijzonderheden, die zich op de zee vaart en speciaal op de vaart met de bom men vroeger konden voordoen, zal niet veel hegrijpen van hetgeen v. d. Plas ons in zijn apart taaltje verhaalde Verschillen de aanvullingen, soms een algeheele om vorming waren noodig om een en ander voor den leek te verduidelijken. Slechts af en toe zal iets van Willem's typische stijl ongewijzigd worden opgenomen. Hij begint zijn verhaal als volgt Willem van der Plas ouwd 86 jaar hij neemt de pen op om zijn stoestarid to be- schrijfen wat hij ondergaan heeft en ook onderVonden heeft van zijn jonge jaare op de zee. ik was 9 jaar ouwd toen moest ik de zee al op omdat er geen verDienste ware want toen ware er Bomme, daar moest de kost met verdient worde de eene tijd goed en de andere tijd slecht. „Het was toen een schralen lijd hier," schrijft hij verder „De dagloonen waren zóó laag, dat een knecht 3 gulden per week verdiende, en een landman moest in den goeden tijd hard werken om 6 gutden per week te kunnen halen Het menschdom van tegenwoordig kent dien tijd niet meer." Gelijk heeft de man En het is alleszins begrijpelijk wanneer hij, denkend aan de ontberingen uit zijne jeugd, en slechts vra gend naar het praktisch nut der dingen, tovens zich verwondert over het feit, dat alles „in hoogmoed schijnt te verkeeren." Het contrast tusschen de toestanden van tegenwoordig en die van 1840 A 1850 wordt nog geaccentueerd door het verschil in de strengheid van de winters Wanneer Willem ons vertelt dat de win ters ongeveer in het midden der vorige eeuw strenger waren dan de tegenwoordige (hij schreef 1926'27), dan wordt hij door de meteorologen in het gelijk gesteld. De sta tistieken leeren dat ons klimaat zich toen kenmerkte door een periode van strenge winters. „In het jaar 1845 hadden wij winter, zegt hij, maar nu is de winter zomer en de zomer winter." En inderdaad, vóór 1928 had Willem ge lijk met deze ontboezeming. In het eerste decennium dezer eeuw moesten de Amster- damsche ijsbrekers haast nog ieder jaar eenige weken dienst doen om open water te houden en had men weken lang echt zomer. Vóór 1928 waren de ijsbrekers nog in geen jaren gebruikt en sprongen de eigenaars van strand-kiosken en andere hadseizoen-menschen uit hun vel wanneer het eens een week, zegge één week, in den zomer goed weer was. Waarschijnlijk heeft Willem echter het laatste jaar van zijn leven nog dikwijls aan dien „goeden ouden lijd" teruggedacht. Van juiste middelen tot kamerverwarming, zoo als wij die nu kennen, was toen blijkbaar nog geen sprake Zelfs een open vuurhaard scheen in vele woningen nog een onge kende weelde. Althans het verhaal luidt: „Daar was geen vierhaard in de woo ning al leen maar een ijszere plaat met een roster in de midde en daar ging dan de turf op en als dat an was dan schoof inelk (iedereen) naderbij en zat te ver warme vóór verBrande en achter Bevrieze maar toen was er ook vermaak in de win ter schaaze rijde was het leefe van ouwd en jong." En het wil v. d. Plas dan voorkomen wanneer hij zijn courant leest, alsof de winters nog slechts op andere landen heer- schen. „Doch," zegt hij, „ik zal er maar met eindigen want die tijd komt niet meer Neen, die tijd komt zeker niet meer. doch de strenge winters? Wij zullen hel na 1928 dienen af te wachten. Want velen toch meenen, dat de periode van ontglct- schering (m.a.w. de periode van zachte winters) welke wij tot voor kort beleefden evenals vroegere dergelijke periodes, weer door een periode van be-gletscheriog (m a.w. door een van strenger wordende winters! zal worden gevolgd, i Nadat Willem nog zijn bezorgdheid heeft geuit over de onstandvastigheid van ons tegenwoordig klimaat, waarin orkanen, cyclonen, sneeuwstormen en aardbevingen maar al te vee! heerschen, spreekt hij over de visscherij van vroeger Hij verhaalt dan den tijd te hebben ge kend waarin de hoekers hier hun visch aan den wal kwamen brengen. Doch dan moest men van dan wal de opvarenden te hulp komen, daar eerst het ija moeet wor. den opgeruimd alvorens geland kon worden. Wanneer dat gebeurd was, stonden de wj gena al klaar. De visch werd dan vervolgen! naar Rotterdam gebracht, Daarna ging het op naar Ylaardingen of Maassluis al naar gelang hpt Vlaardingsche o( Maassluissche hoekers waren. Daar werd dan het aas ge haald waarop de hoekers te Katwijk lagen te wachten. „Hoekers" dat waren tamelijk zwaar ge bouwde schepen met twee masten en vier kante zeilen, die ook wel voor de koop vaardij gebruikt werden. Het werk „De grootvisschcrij op de Noordzee" door Hoogendijk Jzn., uitgegeven in 1893, meldt dat reeds in 1728 hoekers werden gebouwd en dat de laatste dezer schepen in 1866 van stapel is geloopen, die, evenals reeds 1728, gebouwd was op de werf ,,'s Lands Welvaren" te Vlaardingen. Deze werf in °P gericht in 1628 en bestaat nu nog. Hetzelfde werk verhaalt dat in het jaar 1866 op diezelfde werf de eerste logger Holland werd gebouwd. Reeder was de heer Maas, die één jaar tevoren hier ook de eer ste logger uit Frankrijk, nieuw gebouwd Boulogne, had ingevoerd. De heer Hoogen dijk. zelf indertijd een der meest vooraan staande reeders, schrijft hiervan: „het schip was van elegante constructie en bleak reeds het eerste jaar zeer geschikt te rijn voor de haringvisscherij." Het Fransche loggerschip had drie masten twee groote strijkende masten en een kleine achtermast. De masten waren voorzien?»' emmerzeilen, zooals ook wel in redding sloepen worden gebruikt, doch werde» spoedig door de tegenwoordige gaffelzeilen vervangen. Doch ook dit tuig bleef niet lang in zwang en maakte plaats voor het, than' nog algemeen gebruikelijke, kotterstuig Nog vele loggers werden, echter intus schen voorzien van het alleroudste logge" tuig. zijnde drie masten. Zelfs schijnen ne sloepen, die sedert een paar jaar van et Noordzee verdwenen zijn, toen korten «ja d" neiging gehad te hebben om hun sierli) tuig met de twee lange masten, 'e selen tegen het bovengenoemde oudste les gerluig. Ze werden dan eloeploggers noemd. Vischschaarschle bestond in het vni der vorige eeuw nog nergens in de 5» Van der Plas zegt dat de bW[me® schol, tongen, tarbot en griet uit t' en op wat verder nog in het net Wanneer er 50 A 60 manden TI9C boord waren wend besloten deze a uuuru waren wena markt te brengen. Men kreeg dan - - rijksdaalder te' mand gr°0,e mand schol van een rijksdaalder sluivers en voor een mand gr?° 'w,. waarvoor blijkbaar toen nog pers gevonden werden, 17 A 18 stur (Wordt vervolgd)^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 10