BIJ DE REEDERS.
als de Engelschen en Russen wilden lan
den, doorboorde een kogel hel dak.
Dit is slechts een greep uil de eindelooze
serie avonturen, die deze kerk beleetde.
Naar de legende wil, stond zij eenmaal
midden in het dorp wanl onder de graven
werd een steenen straat gevonden, welke
haar verlengstuk had naar den kant der
zee. Zeer waarschijnlijk i9 dus 't dorp ten
Westen der kerk aanzienlijk ingekrompen.
Nog troont 't decoratieve bouwwerk op de
zelfde plaats, in nieuwe pracht, sober, kloek
en massief, nadat het korten lijd zelfs als
haringpakbuis had dienst gedaan.
Zoo zouden wij kunnen doorgaan: U ver
tellen van de kerken te Katwijk-Binnen
waar ook veel sporen van een zeer oude
Romeinsche nederzetting zijn gevonden
de merkwaardige gereformeerde Johannes
de Dooperkerk, met de doopkapel die in
1910 door de provinciale archeologische
commissie werd gerestaureerd, dan de mo
derne katholieke kerk. ook a! gevuld met
merkwaardigheden, welke den archeoloog
doen watertandenI Pagina's zouden er nog
vol te schrijven zijn over al hetgeen de
beide Katwijken op geschiedkundig gebied
te zien geven: de lotgevallen van het kas
teel tZant", dal al in de 17e eeuw c-en
ruïne was, en waarover uit het jaar 1343
reeds gemeld wordt, kunnen een boekdeel
vullen
Genoeg.,.. Deze enkele woorden over
het verleden, dienen slechts den lezer te too-
nen, dat er naast het natuurschoon, ook
van de historie dezer dorpen viel te zien en
veel te leeren valt, zij 't alleen reeds over
't leven van de hoeren van Catwijck en
Wassenaer.
De geschiedenis dezer dorpen gaat steeds
door. Laten wij hopen, dat men aan de toe
komstige kronieken nog menig „gulden
hlad zal kunnen hechten I
De teekenen wijzen daar reads op, want
in de laatste 25 jaar heeft Katwijk Zee,
maar ook Katwijk-Binnen, mede door da
groote uitbreiding van landbouw en bollen
teelt een geweldige evolutie ondergaan.
Aan alle zijden verrezen nieuwe dorps-
deelen en wat wel belangrijk is, deze uit
breiding is hoofdzakelijk aan het particulier
initiatief te danken I
Een massa volkswoningen werd bijge
bouwd vooral ten zuiden van het oude
dorp, die op enkelen na, allen verkocht wer
den, waaruil wel blijkt dat de financieele
draagkracht van middenstanders en arbei
ders een heel wat hooger peil bereikt heeft,
dan een kwart eeuw geleden. Toen gold het
nog als groote zeldzaamheid wanneer
een arbeider of visscher een eigen woning
bezat. Binnenkort zullen weer groote
veranderingen plaatsvinden, daar gansche
secties woningen aan te wijzen zijn, die als
onbewoonbaar werden verklaard. Helaas
zal daarmee wel een deel van Katwijk's
artistiek cachet verdwijnen.
Hel heden spreekt van groote welvaart in
menig opzicht: wanneer men de vele nieuwe
winkelhuizen ziet. welke door particulieren
werden aangekocht, kan slechts verklaard
worden, dat men met royale beurs te werk
gaat Dank zij mede voor een groot deel de
spaarzaamheid, die den Katwijker ken
merkt. De nieuwe groote villa's, dikwijls in
zeer modernen trant, welke op den Boule
vard verrezen, getuigen eveneens, dal Kat
wijk op den weg naar verbetering en voor
uitgang onvermoeid blijf voortgaan.
Een andere bladzij van de toekomstige
geschiedenis zal zonder twijfel gewijd zijn
aan de laatste telg van ons geliefd Oranje
huis, Prinses Juliana, die nu reeds enkele
jaren in ,,'t Waerle" woonde en zich bij den
Katwijker zoo mogelijk nog meer bemind
heeft, dan waar ook
Helaas heeft Zij de gemeente sedert 13 De
cember definitief verlaten.
Na velerlei verdrukkingen maakt Katwijk
dus nu een periode van groote bloei door: de
jongste resultaten der visscherij zijn boven
verwachting gunstig uitgevallen de log
gers besomden dooreengenomen ruim 40.000
gulden per stuk. Met dankbare tevredenheid
kan op het badbedrijl teruggezien worden,
de bollenteelt floreert; moge het met Kat
wijk's groei steeds „crescendo" blijven gaan!
Iets ever de haven Groote drnkte bij het
Prins Hendnkkanaal Hoever de
visscher wel nittrekt!
'De haring is een visch
Die zoo verkwikkend is!
Het visscherijbedrijf! Helaas, het is nü
niet meier, zooals 't vroeger was. De tijd,
waarin de haringbuizen en bommen in
drommen naar de Katwijksche kust kwa
men aanzeilen en met „rollen en planken"
het strand op gesleept werden, is lang voor
bij....
IJmuiden, met zijn prachtig geoutilleerde
ihaven, ip, nu reeds sinds jaren de groote
concurrent! Slechts de smalste bootjes kun
nen de nauwe Katwijksche uitwatering
poover einde van den machtigen Rijnstroom
binnenkomen. Voor de moderne stoom-
loggers en trawlers is hier geen plaats....
En toch't zou zoo anders kunnen
zijn!
U moet daar de Kahvijkers zelf eens over
hooren.... 't Kan niet anders: na vijf mi
nuten spreekt U reeds met hen over het
thema „De Haven". Dan wijst men u op het
kostbare, het tijdroovende, het onbillijke van
het feit. dat al die kostelijke haring, door
Katwijksche visschers gevangen op Katwijk
sche loggers van Katwijksche reeders,
slechts in IJmuiden binnen komen kan en
voor wat betreft de vi9ch en de versche
haring natuurlijk ook direct in IJmuiden
verkocht moet worden. Slechts de pekel
en de sleurharing voor de bokking-
rookerijen, waarvan er vele ook in
Nooidwijk zijn, wordt naar Katwijk ge
transporteerd. Welk een tijdverlies: een
extra bootreis van 40 a 50 K.M. die 8 uren
duurt. Om van de buitengewone kosten
maar niet eens te' spreken.
En d&t, terwijl men in Katwijk geheel op
hel haringebdrijf wat zit daar al niet aan
vast! is ingericht.
Sinds eeuwen wonen er de reeders met
de bekende namen, naar wie veel stralen
zijn genoemd. Zij hebben er hun prachtig
ingerichte bedrijven, hun pakhuizen, hun
tonnenmakerijen en taanderijen.
Honderden Kaiwijkers en Katwijksche
vrouwtjes zijn doorkneed in het boeten en
repareeren der netten, zij allen kennen de
détails van het gansche bedrijf.
Meer en meer wint de vrees veld. dat al I
dit werk naar een andere plaat9 verhuizen
zal. Duizenden guldens aan arbeidsloon, die
in Katwijk verdiend konden worden, gaan
nu verloren.
De scheepmakers kunnen eerst aan 't j
werk, na verlies van veel tijd en dus van i
veel geld. De concurrentie van IJmuiden
wordt al scherper en scherper! Gelukkig, dat
de gunstige resultaten van het badbedrijf j
tegenwoordig veel vergoeden!
Een ontwikkeling van het hoofd- en van
dei tallooze nevenbedrijven wordt meeT en
meer onmogelijk gemaakt en duizenden
Katwijkers, die een goed daggeld in de eigen
gemeente konden verdienen, zijn nu genood
zaakt een ander vak te kiezen, of moeten
ver weg, tot zelfs naar den Haag toe, hun
brood zien te winnen. De stroom fietsers,
die iederen morgen het dorp uittrekt, is dan
ook niet gering
Zoo vertelt men het U en nog veel meer.
..Als er ge'en verandering komt. wordt het
'hier een dooie boel" en de hoofden worden
bedenkelijk geschud.
Intusschen: zoo ver zijn we nu nog niet!
Al gaat het met veel zorgen gepaard: de
haring komt toch in Katwijk aan, al ligt do
haven uren ver en al kunnen de visschers
hun gezin maar een enkele keer komen
opzoeken
Des middags, tegen een uur of Iwee.
heerscht er nog een geweldige drukte bij het
Prins Hendnkkanaal.
De he'er G. den Duik, een der bekendste
reeders, was zoo bereidwillig ons op dat
uur mee naar de „bezichtiging" te nemen.
Langs het kanaal liggen de kantjes haring
op zee reed9 gepekeld volgens het onna
volgbare systeem van Willem Beukelsz. in
lange rijen naast elkander. In een groepje
staan de reeder9 en handelaren de laatsten
zorgen voor het transport naar de ontel*
baar vele landen waar de liefhebbers van
liet onvolprezen zeeproduct, nog steeds tal
rijk zijn! Immers, een haring smaakt altijd
voortreffelijk, hetzij dat ge haar nuchter
verorbert, of om weer tol den nuchteren
staat terug te keeren. Wie toch kent niet 't
schoone' „epos":
De haring is een visch
Die zoo verkwikkend is.
Als men goed katterig is!
En daarbij: vertegenwoordigt één stuk
niet de voedingswaarde van 1 pond bief
stuk?
Zelden ontmoetten wij genoeglijker lieden,
dan zij. die zich bij deze haringbezichtiging
verzameld hadden. Een kwinkslag hier, een
kwinkslag daar, en van concurrentienijd
tusschen de reeders onderling, waarvan de
een toch heel wat meer schepen m de vaart
heeft dan den ander, viel niets te merken.
Althans niet op deze plaats!
In een wonderlijk hyroglyphenschrift,
waarvan de leek geen jota begrijpt, maken
beide categorieën hun aanteekeningen,
slaande naast of op de tonnen. Van ieders
aanvoer zijn reeds eenige „kantjes" open
gebroken, de kwaliteit van de haring wordt
nauwkeurig gemonsterd. Het baantje van
hem, wiens taak het is met de handen diep
in de ton te graaien, haring om- en om
te woelen, opdat men zich een goed denk
beeld vormen kan van den inhoud, lijkt ons
niet benijdenswaardig.
Zoo gaat 't een uur of twee door, al naar
de aanvoer is. Als de zakboekjes volgekrab
beld zijn en alles geïnspecteerd is. wanneer
een ieder dus precies weet, welk een waarde
de haring van reeder X. of retdeT Y. volgens
zijn beste weten heeft en de „haringbloot
legger" na zijn geroep „Schrap een. twee,
drie of vier" al naar de haring in den
eersten, tweedon, derden of vierden nacht
gevangen werd, nog slecht» schorre klanken
uitstoot terwijl zijn handen druipen van
water, zout, bloed en vet, dan trekt de heele
troep naar het „afslag" lokaal in het diep-
eenvoudige Reederijhuisje op den Boulevard,
waar iemand die er niets te maken heeft,
met f, 5 beboet kan worden, als hij er bin
nentreedt.
Daar hebben wij de laatste acte van 'tree-
derijbedrijf bijgewoond en de afslager aan
't werk gezien. Nog nooit in ons leven hoor
den wij iemand zoo snel in een absoluut
onbegrijpelijk taaltje spreken. Probeer maar
niet achter zijn uitroep „Steel" en wat er
verder volgt, te komen. Als men 't U
met uitlegt, blijft het een geraas van klan
ken, die in bliksemvaart aan 't oor voorbij
gaan. slechts gestuit door den minutieus op
lettenden handelaar, die in een onderdeel
van een seconde een der voorbijratelende
getallen opvangt.
Tegen een uur of vijf is dit inspannende
werk afgeloopen en worden de aanteekenin
gen verder op de kantoren uitgewerkt.
De heer de Best, secretaris der Reederij-
vereeniging bleef alleen in zijn kamertje
naast de afslag achter, 'Hij heeft ons nog
veel technische kwesties van het haring-
bedrijf uitgelegd. Aan de wanden hangen
groote kaarten, waarop Üe Noordzee is afge
beeld, zooals we haar op 9chool nooit onder
't oog kregen! Welk een eind dobberen dezei
helden toch in hun kleine vaartuigjes van
ons weg! Daar zien wij eindeloos ver van
het kleine Katwijk verwijderd, de plek
bij Lerwick waar in Mei en Juli de groote
visscherij begint, dan varen de visschers
verder naar het zuiden toe, bij Peterhead
wordt in Augustus gevangen. Nog lager bij
Aberdeen visschen zij in het vroege voor
jaar en in Juni, Jub en Augustus-, Bij de
Dóggersbaiik eertijds een beroemde vang-
plaats, maar waar nu door het rollen van
de kettingen der trawlnetten over den grond
veel haringkuit of -broed vernield wordt
en de beruchte „Zilverpit" wordt
in Augustus en September de zand-
haring hoeveel verschillende soor
ten zijn er voor den kenner wel niet?
opgediept, dan zakt men in October en
November verder af naar Yarmouth en
Lowestoft, zoo ongeveer recht tegenover
onzo kust. Na December, wordt zelfs nog 't
Fransche Kanaal bezocht tot Dieppe en
Boulogne toe.
Tegenwoordig is wel de beste „paai-
plaals" bij de Leman en O uwe rb ank en. De
meeste Katwijksche visschers zijn tusschen
half December en half Januari thui9, waar
na zij zich tot Juni hoofdzakelijk op de
„trawT'-visscherii, d.i, de vangst op schol,
bezighouden.
Een andere kaart weer staat vol gestippeld
met getallenreeksen en toont de diepte van
de zee, de Banken en de zwarte plekken
de „daelies" zooals de visscher zect.
wjj zullen over dit alles met in détails
treden: dikke boeken zftn over *t visscherH-
bedrijf verschenen en kunnen er nog over
vol geschreven worden.
Rrrrrng de telefoon: Een reeder rend
bericht in over den stand van zjjn schepen
die onzichtbaar tegenwoordig draadloos met
de wal verbonden zqn.
Ting de bell Een besteller brengt een
telegram: het praairapport van H.M.'s „Vul
canus" of „Triton" valt binnen en De Beet
leest me voor welke schepen „gepraaid"
d.w.z. met welke schippers de zeepolitie ge
sproken en hun voorraad opgenomen heeft
of welke loggers alleen maar zijn „verkend"
dus waar vanuit de verte sleohte langs ge
varen werd.
Een wereld op zichzelf is 't daar aan de
kust van Engeland. Daar zwalken onze Hol
landsche makkers op de dikwijls ongewisse
baren. Weken achtereen tot de boot vol is,
drijven er rond in klare sterrenachten, maar
ook wanneer de orkanen bulderen 1 Zjj zwoe
gen en ploeteren ver weg van vrouw en
kind, ja waarlijk: deze visch wordt door de
landbewoners, veilig geborgen op de vaste
en zekere aarde toch neuson niet al te duur
betaald!
Deze menschen verdienen 't dat zij weer
hnn eigen haven krijgen. Wij hopen dat niet
slechts tot meerdere bloei van Katwijk zelf
maar ook voor het gansche achterland.
Over dit onderwerp is reeds zooveel go-
schreven, het Havenprobleem is door tak
looze deskundigen reeds van alle kanten zon
menigmaal belicht, dat wjj ons de moeite
sparen er hier verder over nit te wijden.
Slechte dit nog: een haven voor Katwijk
een rechtstreeksche verbinding van de go-
heelt- Rijnstreek en het gansche bollenland
met Engeland tot zelfs Amerika, de voordee-
len daarvan zijn, naar men ons mededeelde,
hij benadering niet te overzien 1
En Katwijk zon er zich tot de derde
exporthaven van ons vaderland door kunnen
ontwikkelen. Zeker: de kosten zijn niet ge
ring, maar de voordeelen kunnen deze Ih de
toekomst verre overtreffen. Bij de reeden
en de schippers alsook bij talloos velen, dia
niet onmiddellijk bij het vuscherjbedrjf be-
lang hebben, bestaat slechts nog één wensch
zoo spoedig mogelijk in het bezit te zijn van
een eigen veilige plek om binnen te komea
„In Katwijk zitten vele braven, te wachten
op hun haven" zegt een bekend versje. Ei
dat, terwijl de vangstcapaciteit van de Kat-
wijksehe vloot, de eenige is, die sedert 1914
door mechaniseering gestegen is
Wij drukken hun dringend verlangen hierbij
nog eens af, temeer waar het hier voor een
vloot van 100 schepen, die voor ontzaglijke
uitbreiding vatbaar is, allerminst een Hpecn
latieve onderneming geldt.
Katwijk en een serie andere plaatsen, zou
den er door uit hun ongunstig isolement ver-
lost raken, de Rijn duldt niet langer zulk
een zielig uitloopertje. Katwijk behoeft dan
niet langer voor 't kleinste Zuiderzee plaatsje
onder te doen.
Wanneer komt, na jarenlange overwerk?,
eindelijk de daad? Niemand behoeft te vree
zen, hiermede een ,,Kat"(wijk) in da zak ti
koopenI
UIT DE GEDENKSCHRIFTEN VAN
EEN OUDEN VISSCHERSMAN.
Hoe Willem van der Plas de wereld rondtrok
I.
INLEIDING.
(Nadruk verboden).
Eenige maanden geleden wijdden wij
eenige woorden aan de nagedachtenis van
wijlen Willem van der Plas, die 17 Mei j.l.
te Katwijk aan Zee overleed.
Wie kende hem niet, dezen bijna negentig
jaar krassen ouden man die men tot zijn
laatste levensdagen toe, bij goed weer, nog
iederen dag tijdens zijn wandelingen en
ritjes langs den boulevard kon aantreffen.
Zijn geheele verschijning, maar bovenal de
typische ringbaard en de bolhoed, teeken
den onmiddellijk den ouden zeerob. En
inderdaad Van der Plas was nog een der
weinige overgeblevenen van de oude garde I
Zoowel als zeeman en landbewoner had
Willem een leven achter zich dat buiten
gewoon rijk was aan ervaringen! De tijd
waarin hij „op zijn best" wa9, viel n.l.
samen met den tijd waarin zoojvel op zee
als aan de kust, meer merkwaardigei ge
beurtenissen voorvielen dan tegenwoordig.
Het aantal schepen dat tegenwoordig aan
onze kust strandt, is gering, vergeleken met
de ontelbare strandingen in den tijd der
zeilschepen. Het najaar van 1928, thans
nog ver9oh in ons geheugen als een jaar
van buitengewoon veel schipbreuken, zou in
den ouden tijd wellicht niet eens opgevallen
zijn. Er waren du9 ook veel meer avon
tuurlijke reddingen!
Onder de oude kustbewoners waren man
nen van durf en uithoudingsvermogen
waarop ons volk trotsch kon zijn. Helden
misschien nog grooler dan zij, die, aange
grepen en meegesleept door de oorlogsdrift
der massa, vooruitspringen naar de loopgra
ven van den vijand, al dreigt het doodsge
vaar. Het najaar van 1928 heeft echter ge
toond, dat dit ras gelukkig lang niet uilge
storven is!
Voor den strijd legen de zee is velerlei
moed noodig: moed, die voortspruit uit eigen
persoonlijkheid, moed die bestand is tegen
eenzaamheid en verlatenheid in nacht en
storm. En deze moed mag zells onder die
neerdrukkende omstandigheden niet ver
flauwen.
Zoo ongeveer werd onlangs een reddings-
verhaal ingeleid en men vervolgt: „Wat zou
èr van den krijgsmansmoed van velen over
blijven, als de strijder moederziel alleen bij
nacht en ontij, tot op de huid doorweekt
door sneeuw en regen, er op uit zou moeten
trekken, zonder het prikkelende van den ge-
zamenlijken aanval, zonder opwindende
krijgsmuziek? En juist dit wordt van onze
redders gevraagd.
In tijden, wanneer mensch en dier zich
huiverend en angstig in woning of schuil
hoek verbergen moeten zij met luttel mede
strijders of zelfs geheel alleen den strijd
aanbinden met den vijand zonder genade,
wagen zij zich tusschen de klauwen
van het verslindende monster, dat niet let
op leven en dood van zijn prooi, maar alles
tracht te vermorzelen wat in zijn bereik
komt.
DM vergt eerst heldenmoedl
Hulde den mannen, die dit aandurven 1
Nimmer klonken de noodschoten in den
zwarten stormnacht, zonder dat een poging
gewaagd werd, om de in nood verkeerende
medeschepselen te redden. Nooit voerde de
stormwind rafels van hulpgeroep naar het
strand, zonder dal daar helden bereid
waren, hun leven te wagen in een verschrik-
kelen strijd legen de woedende elementen.
Wij denken onwillekeurig aan de be
manning van de IJmuider reddingboot die
na een mislukte, haast bovenmenschelijke
poging, om bij hel wrak van de „Salento" te
komen, gedreven door het besef dat iedere
minuut langer uitblijven van hulp, verlies
van menschenlevens kon beteekenen, nog
een tweede poging ondernam waarbij de
boot werd omgeworpen hetgeen twee der
inzittenden het leven heeft gekost,
En dit zij Uw roem, Nederland, dat zulke
mannen in tijden van nood steeds aan Uw
kusten te vinden waren".
De naam van Dorus Rijkers is in de
laatste jaTen beroemd geworden. En zoo
dikwijls is deze naam genoemd en geroemd,
dal wij daardoor haast dien van Willem
van dor Plas zouden vergeten.
Willem van der Plas dan, was oud-vis-
scherman en schipper van een bom, oud-
koopvaardijmatroos en stuurman en be
halve dat nog oud-ankerzelter en gepension-
neerde van de Noord- en Zuid-Hollandsche
Reddingmaalschappij.
Hij was de oudste zoon van Huig van
der Plas, in leven bomschipper, en woonde
inderlijd bij hel eind van het Waaigat aan
den Boulevard, waar toen nog slechts dui
nen lagen. Daar de vader altijd op zee
was en de zoon in de onmiddellijke nabij
heid van het water opgroeide, spreekt het
haast vanzelf, dat ook de jongens uit dit
gezin reeds vroeg het ruime sop kozen. Dat
de zeelucht hun, evenals zoovele Katwijkers,
geen kwaad heeft gedaan, blijkt wel uit het
feit, dal nog meerdere broers en zusters
van Willem in het land der levenden zijn
Het is een echte visschersfamilie, waarin
het beroep van vader op zoon overging. Het
goede geheugen van onzen held Van der
Plas steil one nu in slaat menig voorval in
den geest opnieuw te beleven.
Hij heeft n.l. op zijn ouden dag nog zijn
ervaringen Ie hoek gesteld om deze voor
het nageslacht te bewaren. Meer dan eens
heeft hij dezelfde ervaringen verschillende
malen beschreven. Dit vond zijn oorzaak
in hot feit, dat een of anders belangstel
lende, wien het voorrecht ten deel gevallen
was de kronieken te mogen besludeerm,
daarvan wel eens te lang gebruik maikte.
Werd Svt dan twijfelachtig of de eipm.-iar
zijn geschrift wel ooit terug zou zien, dan
begon hij maar alvast met een nieuwe be
schrijving.
Het viel niet mee al zijn verhalen be
hoorlijk te ontcijferen. Men moet niet ver
geten, dat het meest volledige verhaal in
1926'27 geschreven werd, dus toen de
schrijver 86 jaar oud was. Bovendien ging
Willem slechts tot zijn negende jaar op de
lagere school. Dit verhinderde hem even
wel niet tot aan zijn dood getrouw de cou
rant en veel andere lectuur te 'ezen, waar
door hij geheel op de hoogte van zijn tijd
is gebleven, en zijn geest levendig wist te
houden.
Iemand die niet op de hoogte is van de
vele bijzonderheden, die zich op de zee
vaart en speciaal op de vaart met de bom
men vroeger konden voordoen, zal niet
veel hegrijpen van hetgeen v. d. Plas ons
in zijn apart taaltje verhaalde Verschillen
de aanvullingen, soms een algeheele om
vorming waren noodig om een en ander
voor den leek te verduidelijken. Slechts af
en toe zal iets van Willem's typische stijl
ongewijzigd worden opgenomen.
Hij begint zijn verhaal als volgt
Willem van der Plas ouwd 86 jaar hij
neemt de pen op om zijn stoestarid to be-
schrijfen wat hij ondergaan heeft en ook
onderVonden heeft van zijn jonge jaare op
de zee. ik was 9 jaar ouwd toen moest ik
de zee al op omdat er geen verDienste
ware want toen ware er Bomme, daar moest
de kost met verdient worde de eene tijd
goed en de andere tijd slecht.
„Het was toen een schralen lijd hier,"
schrijft hij verder „De dagloonen waren
zóó laag, dat een knecht 3 gulden per week
verdiende, en een landman moest in den
goeden tijd hard werken om 6 gutden per
week te kunnen halen Het menschdom
van tegenwoordig kent dien tijd niet meer."
Gelijk heeft de man En het is alleszins
begrijpelijk wanneer hij, denkend aan de
ontberingen uit zijne jeugd, en slechts vra
gend naar het praktisch nut der dingen,
tovens zich verwondert over het feit, dat
alles „in hoogmoed schijnt te verkeeren."
Het contrast tusschen de toestanden van
tegenwoordig en die van 1840 A 1850 wordt
nog geaccentueerd door het verschil in de
strengheid van de winters
Wanneer Willem ons vertelt dat de win
ters ongeveer in het midden der vorige
eeuw strenger waren dan de tegenwoordige
(hij schreef 1926'27), dan wordt hij door
de meteorologen in het gelijk gesteld. De sta
tistieken leeren dat ons klimaat zich toen
kenmerkte door een periode van strenge
winters.
„In het jaar 1845 hadden wij winter,
zegt hij, maar nu is de winter zomer en de
zomer winter."
En inderdaad, vóór 1928 had Willem ge
lijk met deze ontboezeming. In het eerste
decennium dezer eeuw moesten de Amster-
damsche ijsbrekers haast nog ieder jaar
eenige weken dienst doen om open water
te houden en had men weken lang echt
zomer. Vóór 1928 waren de ijsbrekers nog
in geen jaren gebruikt en sprongen de
eigenaars van strand-kiosken en andere
hadseizoen-menschen uit hun vel wanneer
het eens een week, zegge één week, in den
zomer goed weer was.
Waarschijnlijk heeft Willem echter het
laatste jaar van zijn leven nog dikwijls aan
dien „goeden ouden lijd" teruggedacht. Van
juiste middelen tot kamerverwarming, zoo
als wij die nu kennen, was toen blijkbaar
nog geen sprake Zelfs een open vuurhaard
scheen in vele woningen nog een onge
kende weelde. Althans het verhaal luidt:
„Daar was geen vierhaard in de woo
ning al leen maar een ijszere plaat met
een roster in de midde en daar ging dan
de turf op en als dat an was dan schoof
inelk (iedereen) naderbij en zat te ver
warme vóór verBrande en achter Bevrieze
maar toen was er ook vermaak in de win
ter schaaze rijde was het leefe van ouwd
en jong."
En het wil v. d. Plas dan voorkomen
wanneer hij zijn courant leest, alsof de
winters nog slechts op andere landen heer-
schen. „Doch," zegt hij, „ik zal er maar
met eindigen want die tijd komt niet meer
Neen, die tijd komt zeker niet meer. doch
de strenge winters? Wij zullen hel na
1928 dienen af te wachten. Want velen
toch meenen, dat de periode van ontglct-
schering (m.a.w. de periode van zachte
winters) welke wij tot voor kort beleefden
evenals vroegere dergelijke periodes,
weer door een periode van be-gletscheriog
(m a.w. door een van strenger wordende
winters! zal worden gevolgd,
i Nadat Willem nog zijn bezorgdheid heeft
geuit over de onstandvastigheid van ons
tegenwoordig klimaat, waarin orkanen,
cyclonen, sneeuwstormen en aardbevingen
maar al te vee! heerschen, spreekt hij over
de visscherij van vroeger
Hij verhaalt dan den tijd te hebben ge
kend waarin de hoekers hier hun visch
aan den wal kwamen brengen. Doch dan
moest men van dan wal de opvarenden te
hulp komen, daar eerst het ija moeet wor.
den opgeruimd alvorens geland kon worden.
Wanneer dat gebeurd was, stonden de wj
gena al klaar. De visch werd dan vervolgen!
naar Rotterdam gebracht, Daarna ging het
op naar Ylaardingen of Maassluis al naar
gelang hpt Vlaardingsche o( Maassluissche
hoekers waren. Daar werd dan het aas ge
haald waarop de hoekers te Katwijk lagen
te wachten.
„Hoekers" dat waren tamelijk zwaar ge
bouwde schepen met twee masten en vier
kante zeilen, die ook wel voor de koop
vaardij gebruikt werden. Het werk „De
grootvisschcrij op de Noordzee" door
Hoogendijk Jzn., uitgegeven in 1893, meldt
dat reeds in 1728 hoekers werden gebouwd
en dat de laatste dezer schepen in 1866 van
stapel is geloopen, die, evenals reeds
1728, gebouwd was op de werf ,,'s Lands
Welvaren" te Vlaardingen. Deze werf in °P
gericht in 1628 en bestaat nu nog.
Hetzelfde werk verhaalt dat in het jaar
1866 op diezelfde werf de eerste logger
Holland werd gebouwd. Reeder was de heer
Maas, die één jaar tevoren hier ook de eer
ste logger uit Frankrijk, nieuw gebouwd
Boulogne, had ingevoerd. De heer Hoogen
dijk. zelf indertijd een der meest vooraan
staande reeders, schrijft hiervan: „het
schip was van elegante constructie en bleak
reeds het eerste jaar zeer geschikt te rijn
voor de haringvisscherij."
Het Fransche loggerschip had drie masten
twee groote strijkende masten en een kleine
achtermast. De masten waren voorzien?»'
emmerzeilen, zooals ook wel in redding
sloepen worden gebruikt, doch werde»
spoedig door de tegenwoordige gaffelzeilen
vervangen. Doch ook dit tuig bleef niet lang
in zwang en maakte plaats voor het, than'
nog algemeen gebruikelijke, kotterstuig
Nog vele loggers werden, echter intus
schen voorzien van het alleroudste logge"
tuig. zijnde drie masten. Zelfs schijnen ne
sloepen, die sedert een paar jaar van et
Noordzee verdwenen zijn, toen korten «ja
d" neiging gehad te hebben om hun sierli)
tuig met de twee lange masten, 'e
selen tegen het bovengenoemde oudste les
gerluig. Ze werden dan eloeploggers
noemd.
Vischschaarschle bestond in het vni
der vorige eeuw nog nergens in de 5»
Van der Plas zegt dat de bW[me®
schol, tongen, tarbot en griet uit t'
en op wat verder nog in het net
Wanneer er 50 A 60 manden TI9C
boord waren wend besloten deze a
uuuru waren wena
markt te brengen. Men kreeg dan
- - rijksdaalder te'
mand gr°0,e
mand schol van een rijksdaalder
sluivers en voor een mand gr?° 'w,.
waarvoor blijkbaar toen nog
pers gevonden werden, 17 A 18 stur
(Wordt vervolgd)^