Leidsche Raad
en de Stadhuiskwestie.
ISLOBKOUSEN
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 17 December 1929
Derde Blad
No. 21399
Het voorstel van B. en W. aangenomen.
DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE.
KINADRUPPELS
FEUILLETON.
[geheimzinnige voetstappen
(Reeds in een üedeelle onzer
oplaag geplaatst.)
jeer PARMENTIER had gedacht, dat
1 voorstel zou zijn opgevat als een motie
jolde. Zoo bedoelde hij het ook.
j riet in Heze kwestie een verschilpunt
^rustige aard. Een eenstemmig besluit of
-jinsle een voorstel met groote meerder-
Lj zou hem verstandiger lijken in deze
pri? en vandaar zijn voorstel,
lij beschouwt B. en W. even ondeskundig
lie raad. Beide hebben advies noodig.
li advies is er echter? Van een andere
Thitect dan van den heer pudok vernam
[dels. Mag de raad alleen op diens oor-
afgaan? Spr. gelooft het niet.
jls lusschenweg tussehen meer- en min-
■irfd, ook in de C. v. F. beschouwt hij
voorstel ook bij uitstek geschikt, in-
■mde een commissie van advies. Niet
|t;a de B. N. A. doch bijvoorbeeld zpo:
lid Monumentenzorg, een leeraar
Èroische Hoogeschool afd. Bouwkunde,
l architect van diverse richting .de voor-
de wethouder van fabricage en een
Js'hd of lid der C. v. F.
[félhouder SPLINTER bestrijdt de motie-
nentier. Hij zegt, dat er wel voldoende
lichting is geweest in de C. v. F. Vier
fcjderingen zijn er al geweest, nu nog
■tomen met dit voorstel lijkt hem onjuist
1 veel te laat. B. en W. verwachten van
j leescommissie bovendien niets.
Eenstemmigheid zal zj. altijd wel een
toe blijven. Hij ziet in de motie wan-
i in zijn beleid en noemt deze voor
n onaannemelijk.
i heer KUIVENHOVEN begrijpt met,
e de raad kan oordeelen, dat drie archi
pel meer weten dan een.
r den voorzitter er op gewezen, bui-
s orde te zijn, zegt hij tegen de mo
te zijn en voor B. en W.
e heer SCHüLLER zegt, dat men aan
1 heer Parmentier geen houvast heeft,
rom hield hij 6 Nov. in de C. v. F.
vast 1 Onjuist is, dat alleen de
Dudok als adviseur is gehoord, hij
lont andere, Cuypers, Berlage, Krop-
RECLAME.
CHIC en MODERN
correcte pasvorm
|Gemoltonneerd
leng model met knoopjes 11/
2.37, 1.47,
Zijde m. wol. geplateerd
eitra lange modekleuren,
2.37,
üiver wol tricot e
extra fijne aparte kleuren r|K
1950S 3.95,
|Kinderslobkousen -i 07
1.47, 1.37,
Heerenslobkousen o JC
alleen fijn laken 3.25,
I tolstraat hoek Donkerstee^ 2 4-6
De heeren SPENDEL en PARMENTIER
ontkennen dit. Is hun advies gevraagd
De heer SCHüLLER zegt dan, dat de
heeren Parmentier en Spendel in de C. v.
F. waren tegen een andere adviescommis
sie buiten de C. v. F. om. Dat heette toen
kleinecrend
Opnieuw ontkenningen-
De heer SCHüLLER blijft er bij en ver
klaart zich tegen de motie.
De heer WILMER begrijpt niet, waarom
de wethouder in deze motie wantrouwen
ziet. De raad heeft toch het recht meerder
advies te vragen en dit zegt toch niets ten
aanzien van wantrouwen. Hij wil dit aan
zijn stem dan ook ontzeggen. Wel perfereert
hij de motie Manders, die minder positief is.
Hij herhaalt niet voldoende voorgelicht te
zijn, om de reeds aangehaalde drie motieven.
De heer DE REEDE voelt niets voor de
motie Parmentier, daar eenstemmigheid z.i.
toch is uitgesloten, waar men zich al te veel
heeft vastgelegd. Hij kan begrijpen, dat de
wethouder er wantrouwen inziet, al js dit
niet bedoeld, na alle debatten. Z. i. is de
raad thans voldoende voorgelicht. B. en W.'s
voorstel ziet hij ook slechts als advies aan
den raad. niet meer.
Van den heer Dudok hoort men niets
dan goeds, ook elders, en met vertrouwen
gaat hij met dezen als adviseur in zee.
De heer SPENDEL vindt het onaange
naam, dat de leden der C. v. F. er op uit
zijn tegenstellingen te scheppen.
De heer SCHüLLER: daar ben je zelf
mee begonnen.
De heer SPENDEL noemt het een perti
nente leugen dat dc C. v. F. was tegen
een commissie Van advies. Nader gaat hij
in op het verloop in de C. v. F.
Als het maar een R.-K. architect was ge
weest, dan zouden jullie wel meegaan, zei
de heer Schüller vorige maal. Scherp komt
hij daartegen op. Het gaat bij hem alleen
om meervoudige opdracht.
De heer WILBRINK ziet in de motie geen
wantrouwen tegen B. en W. alleen de
we'nsch om vollediger te worden ingelicht,
en daarom zal hij voorstemmen. Z.i. kan het
college zelfs niets tegen de motie hebben,
waar plaatsruimte, kosten etc. nog moeten
worden vastgelegd. Van eenig wantrouwen
is bij hem in zijn stemmen voor de motie
geen sprake.
Ook de heer MANDERS meent, dat de
wethouder in de motie geen wantrouwen
mag zien. Het vraagstuk is geweldig gecom
pliceerd en ieder wil het het beste oplossen
uit liefde voor zijn stad Hij somt op, hoe
velen nog voorlichting vragen op een of
meerdere punten en hij oordeelt het ver
standig, daaraan tegemoet te komen. De
motie is z.i. een vervolg op zijn voorstel.
De heer PARMENTIER vraagt, hoe hij an
ders de hand kon uitsteken naar de tegen
partij dan na de debatten?
De VOORZITTER: en uw voorstel dan
met den heer Spendel?
De heer PARMENTIER: B en W. dwon
gen mij tot dat voorstel r Hij heeft altijd ge
soebat om meerdere inlichtingen.
De WETHOUDER: die heb je gehad
De heer PARMENTIER blijft er bij dat
alleen de heer Dudok is
Wij
zitten hier als een 33 koppig-lichaam-toon-
ster had hij haast gezegd Allen zijn on
deskundig, dat zei de heer Dudok zelfl
Waarom gaat nu niet meer, wat 14 da
gen geleden wel had gekund? Zijn voorstel
is ingediend omdat hij toen niet anders kon.
Toen kwamen nadere inlichtingen, die
hij echter juist andersom kreeg.
De VOORZITTER: dat is niet bemoedigend
voor verder advies-vragen.
De heer PARMENTIER: als het maar ob
jectief gebeurt, hetgeen totnutoe niet het ge
val is.
131. 't Dier stoorde zich niets aan Trijn's smeeken,
sperde wijd zijn grooten muil. D'anderen zagen Trijn ver
dwijnen, als in 'n groote diepe kuil. „Vaartwel, mijn Jan."
riep Trijntje droevig, terwijl zij den keel ingleed. „In plaats
het gure dier le vangen, heeft 't mij, arm Trijntje beet."
132. In de boot van den minister had men 't ongeluk
gezien, men roeide zoo hard mogelijk, om spoedig hulp tc
kunnen biên. Zie een harpoen werd toen gegrepen en daar
mede goed gemikt. Met den harpoen werd het dier getrof
fen, dat Trijn had ingeslikt.
Wie van ons kan uitmaken of de heer
Dudok de man is, hier op zijn plaats?
(Geroep: dat zullen we'wel zient) En zoo
is er nog meer te vragen of op te helderen.
Van wantrouwen is bij hem geen sprake.
Ook van een valletje niet.
De heer BERGERS is voor de motie doch
ziet daarin geen wantrouwen.
De motie wordt verworpen met 19
tegen 11 stemmen.
Voor de heeren Parmentier, Donders. Wil
brink, Manders. v. Tol, Spendel, v. Es, Huur
man, Wilmer, Bergers, Zitman.
(Vervolg van gisteren).
De heer HUURMAN wijst er den heer
Romijn op, dat beginselkwesties hiermee
niets te maken hebben zoodat ieder het
recht heeft er een meening op na te houden
tegenover B. en W. ook de rechtsche leden,
al komen drie wethouders daaruit voort.
Hij erkent dat proof Wattjes is voor enkel
voudige opdracht aan den heer Dudok.
De VOORZITTER: die gaat uit uw arse
naal in het onze over.
De heer HUURMAN: dat moet u weten.
De hepr BOSMAN noemt het voorstel van
B. en W. zoo verruimd, dat het meer met
zijn idee overeenkomt. Het denkbeeld Schül
ler acht hij vrijwel er door ondervangen.
Het voorstel Huurman lijkt hem ook groo-
tendeels ondervangen.
Bezwaar is nog, dat één architect twee
plannen moet maken. Dat bezwaar erkent
hij, gezien het verschil in eischen, die voor
beidp plannen'moeten worden gesteld. Toch
zal hij daarom zijn stem niet onthouden
aan B. cn W. omdat hij niet voelt voor den
ouden gevel. Hij gelooft niet, dat één archi
tect de oude gevel goek kan verwerken,
nader zet hij dit uiteen. Bovendien, de gevel
heeft teveel geleden en het verkeer eischt
trouwens aohteruitzetten I Natuurlijk was
men er aanvankelijk voor, doch deze mee
ning is reeds geducht gekenterd. Ook de
meening van Monumentenzorg lijkt hem ge
zocht in de richting, die tevoren vaststond.
De oude gevel moet 'echter wel bewaard
worden en zoo, dat deze blijft spreken tot do
burgerij. Niet als onderdeel van een groot
gebouw wat niet zou spreken of in
een museum doch als aparte ruïne, zooals
ook in het buitenland veel voorkomt, b.v. in
den Leidschen Hout.
Hieruit zou voortvloeien, consequent ge
sproken, dat hij i9 tegen een plan voor den
ouden gevel. Doch wil men niet, en dat
schijnt zoo, dan zou hij voelen voor twee
bouwmeesters, pen voor ieder plan en hij
zou B. en W. willen aanraden, dit alsnog te
doen. Voor zich zelf heeft hij het niet noo
dig, daar hij niet gelooft aan de mogelijkheid
van verwerken van den ouden gevel in
eenig plan, zoo&Js reeds gezegd.
De heer v. STRALEN kan zich vereenigen
met veel van den heer Bosman, daar hij
ook is voor nieuwbouw. Het voorstel van B.
en W. acht hij ook onjuist, wat betreft het
opdragen van twee plannen aan één per
soon.
B. en W. kennen het oordeel van den
raad niet over nieuwbouw of herstel. Was
dat wel het geval geweest, dan zou mis
schien, als b.v. herstel niet werd gewenschl
veel van de oneenigheid van nu niet noodig
zijn geweest en zouden vele tegenstanders
dan misschien mee hebben kunnen gaan
met een enkelvoudige opdracht.
De heer WILMER: zonder nader advies
De heer v. STRALEN: als nu straks een
plan komt, is nog niet eens uitgemaakt, of
wel herstel gewenscht wordt en de gevel
bruikbaar is!
Destijds zou een referendum zeker zijn
uitgevallen voor herstel, nu zijn de gedach
ten gerijpt, zoo'n armzalig overschot wordt
niet gewenscht te benutten.
De VOORZITTER: dus is er alle reden
voor het voorstel van B. en W. dat een mid
denweg is.
De heer v. STRALEN heeft zich laten
overtuigen van het nut van enkelvoudige
opdracht maar al heeft hij zich vastgelegd
voor B. en W. te zullen stemmen.
De heer WILMER: vaslgelegd? Qd een
partijvergadering?
De heer v. STRALEN: ik heb besloten
vóór le stemmen doch hij voelt voor do idee
Bosman wat betreft twee opdrachten aan
één persoon.
De heer DE REEDE is door den heer
Bosman gewezen op een bijzondere zijde
van het vraagstuk. Hij rekent jui6t wel op
behoud van den ouden gevel en daarom
oordeelt hij het juist goed, dat de zaak is
in één hand. Het is z.i. voor een kunste
naar een eerezaak, alles te geven aan her
stel om later niet t-e heeten „vandaal van
het oude stadhuis", een der mooiste gevels
der renaissance.
Den Leidschen Hout gunt hij niet, dat
hij wordt een kerkhof van oude gebouwen.
Hij Hoopt, dat het voorstel van B. en
W. zal worden aangenomen.
De heer KUIVENHOVEN is voor het
voorstel van B. en W. daar hij het succes
van meervoudige opdracht niet inziet. Bo
vendien, aan den heer Dudok zit men toch
niet vast door deze opdracht.
De heer ZITMAN is alleen partijman
waar het gaat om politieke beginselen, niet
in kwesties als deze, geheel vrij van poli
tiek. Hij stelt voor aan B. en W. het voor
stel terug te nemen en te doen verzame
len alle gegevens betreffende de ruimte,
die benoodigd is, over een begrooting vau
kosten en de keuze van een plaats.
Straks, als deze gegevens aan den raad
zijn overgelegd is pas te beslissen over en-
kei- of «meervoudige opdracht.
RECLAME.
Dr. H.NANNING'S
EETLUST-OPWEKKEND. 1.30 p. fl.
9481
Methouder SPLINTER weet de princi-
pieele tegenstanders van enkelvoudige op
dracht niet te zullen overtuigen. Op per
soonlijke kwesties zal hij nu niet meer in
gaan. Wel blijft hij ontkennen, dat toen hij
met de kwestie in de C. v. F. kwam, het
voorstel van B. cn W. al in kannen cn
kruiken was. De heer Spendel zeide wei
voor enkelvoudige opdracht te zijn als het
den heer De Bazel .betroffen had.
De heer WILMERik ook.
De WETHOUDERhet gaat dus wel
om de persoon I
De heer SPENDEL: neen, om de stijl.
De WETHOUDER wil dat dan aanne
men. Hierover vallen nog ccnige vrij
6cherpe woorden.
De heer WILMER zegt, dat de wethou
der zioh niet van „handigheden" moet
trachten te bedienen.
De WETHOUDER verklaart uitdrukke
lijk, dat de raad geheel vrij blijft, dat staat
voor hem volkomen vast.
De heer HUURMANen als 't plan af
gekeurd wordt, wie dan Dan weigert men.
De WETHOUDER: zeker, ook dan wil
men wel.
De VOORZITTER: afkeuren is toch geen
6chande.
De heer PARMENTIER-: neen, 't is een
kleinigheid.
De WETHOUDER vervolgt: Het voör-
stel-Manders zou hij ook beschouwen als
een motio van wantrouwen. Er is z.i. vol
doende advies. In zoo'n commissie zouden
voorzitter, wethouder en een lid van
O. v. F. toch niets te zeggen hebben.
De heer Dudok heeft wel degelijk nage
dacht of hij beide plannen kon maken en
eerst eindelijk zeide hij ja.
Mede gelet op diens bekwaamheid ge
looft hij deze verklaring.
Aanvankelijk voelde hij ook veel voor
een zitting met gesloten deuren, doch hij
is blij, da? hij daarvan is teruggekomen.
De burgerij is nu volledig op de hoogte.
Wel degelijk was in de C. v. F. een
meerderheid voor enkelvoudige opdracht.
De heeren Bosman en Schüller gingen vol
ledig mee, in dit opzicht.
'Het voorstel-Huurman-Borgers is onnoo-
dig, nu B. en W. immers hun voorstel wij-
poriseerde vertaling uit het Engelsch
van Mevrouw Belloc Lowndes,
door Oswaldi.
blos op Jiet gelaat wordt nog feller,
j. ietwat verdedigend, voortgaat: „Ik
Jack Mintlaw op de hoogte moet
"a gebracht, wat er gebeurd i9, en óók
Misschien wil die wel dadelijk
komen? Ik mag wel een goeien ad-
l pbben, want ik begrijp dat zij er
[- n net vuur zal brengen om te trach-
i'L zii aarzelt, maar eindigt haar
Kir®®1 een wrang lachjeme ach-
IV lraJies te helpen!"
V ^j^enblik heeft Adelaide Strain het
Ilia ^aar sPraakverrnogen kwijt
L" ,an zii een krachtige geeste-
lichamelijke poging en dwingt
iial *8 antwoorden:
Jack en mijnheer Buck opbellen,
kent, Eva. Ik geloof ook. dat
wste doet, alleen te gaan. Je bent
flapper genoeg.
w Wat is dat plotseling? Die Addie,
to'Vastberaden, zoo verstandig, zoo
'•wacht., zij barst, tot Eva's groote
Idi?1?2, e®n9kiaP9 in snikken los.
levelin&! Wind je niet zoo opi
.J19 beelemaal geen reden, om in
I te 2itten. Denk toch aan Gilly en
lioud je nu goed! Laat Gilly hier bij je ko
men logeeren, van vandaag af, tot hij naar
school moet. En dan Addie.."
„Ja?" dringt het door Addie's snikken
heen. Zij is in zittende houding op den
grond neergezegen en wiegt haar tenger
lichaam heen en weer in foltering van
doodsangst en afgrijzen.
„Heb je misschien geld noodig? Ik heb
nog een heele som van Jack over! Wat ik
zeggen wil, ik vrees dat ik hem die drie dui
zend moet terug betalen, na de opening van
Birtley's testament. Ik zal dan heel rijk
zijn
„Neen, ik heb nog geen geld noodig,"
zegt mevrouw Strain onder het afdrogen van
haar tranen.
Zij wil gehoor geven aan Eva's ernstige
wenken en nu maar aan Gilly denken
aan niets anders dan aan Gilly.
Zij moet vooral oppassen, dat zij niets
doet, wat schande over haar kind kan bren
gen, wellicht zijn leven lang! Wat haar zelf
betreft, zij is nu zoo volkomen uitgeput door
de geestelijke kwelling, die haar bijna ge?n
oogenblik heeft losgelaten sedert Birtley
Raydon's dood, dat zij een bekentenis al?
het éénige middel beschouwt, dat haar steeds
klimmende pijniging en 't gevoel van plot-
selingen angst kan verzachten. Maar zij
weet. dat zij die verzachting, waarnaar
haar ziel en lichaam haken, nooit kan deel
achtig worden, om der wille van haar kind,
en toekomst van dat kind.
Eva Raydon en haar vriendin hebben nu
het huis verlaten; zij wandelen het grint
pad af, naar het hek. De vier dienslboden.
die het personeel vormen op The Mill House
verdringen elkaar bij de voordeur om de
twee vrouwen te zien weggaan.
„Je moet ime geen arm geven. Ik wil lievc-r
alleen loopen, Addie", zegt Eva met hel
dere, vaste 9tem.
Doch dicht bij het hek gekomen, deinst
zij eensklaps terug, want het lijkt alsof de
geheel e bevolking van Swanmere daar is
samengestroomd, om getuige te zijn van
haar smart en vernedering. Haastig, zonder
eenig vertoon, stapt zij in de dichte auto en
als deze afrijdt, wuift zij haar vriendin met
de hand ten afscheid toe.
Adelaide Strain doet een paar stappen den
straatweg op. En plotseling klinkt het luid
en 9nijderid uit haar mond: „Mevrouw Birt
ley Raydon is altijd heel, heel vriendelijk
geweest, voor iedereen in Swanmere en ik
wilde dat ik van u allemaal kon zeggen, dat
u even verre van het kwaad staat, als zij!
Wie ook den dood van mijnheer Birtley Ray
don veroorzaakt heeft, zeker is het niet zijn
vrouw."
En ziet, verscheidene van die menschen,
daar bijeengekomen, klappen in de handen.
Niet, omdat zij instemden met hetgeen de
huishoudster van The Mill House daar even
gezegd heeft, maar omdat zij haar persoon
lijk gaarne mogen, cn omdat zij haar een
goede, vriendelijke dame vinden.
HET EINDE VAN HET PROCES.
I. Gelegenheid en drijfveer.
Men had verwacht, dat de rechter zijn rede
tot de jury op den vierden dag van de
rechtszitting zou eindigen. Maar tot verras
sing van hen, die al die lange uren vol ge
spannen belangstelling hadden geluisterd
naar elk wel overwogen woord, dat over zijn
lippen kwam, bewaarde hij het slot van zijn
toespraak, totdat de juTy welke was sa
mengesteld uit tien mannen en twee vrou
wen frisch van geest in het morgenuur
voor de zaak zouden staan, inplaats van
haar laat in den middag met vermoeide hoof
den te moeten beooTdeelen.
Ook lag er misschien nog een andere reden
aan ten grondslag voor diegenen, die rechter
Lewison's knappe en gewetensvolle manier
van werken goed kenden, toen zij de bewoor
dingen hoorden waarin hij de beschuldiging
nog eens samenvatte:
„Het ligt in mijn bedoeling om op den dag
van heden, die naar ik geloof, het einde zal
brengen van dit lang, zorgvuldig en. naar ik
overtuigd ben, strikt eerlijk, gerechtelijk
onderzoek, tot u, leden der Jury, een enke1
woord als raadgeving bedoeld te richten. U
zult zich wel herinneren, dat u zich in de
rechtszaal bevindt, ter behandeling van wat
ik vrees, niet alleen als een gewone maar
als een lage misdaad te moeten bestempelen.
Niet alleen u. maar ook al degenen, die be
trokken zijn in deze zaak, hebben vier da
gen lang in een onnatuurlijke, bijna onwe
zenlijke atmospheer geleefd. Wij hebben niet
geluisterd naar een 9pel in den schouwburg.
Wij zijn in een rechtszaal geweest. Maar
rechtszalen zijn hier te lande toeganke
lijk voor het publiek. Onze stadgenoolen
hebben het recht, naar onze zittingen te
komen luisteren. In deze zaak hebben zeer
volen van onze sladgenooten de behande
ling willen aan'hooren.
Maar hun tegenwoordigheid schiep, gelijk
ik zei. een eenigszins onwezenlijke atmos
pheer. Het is Uw hooge plicht, aan dit at
mospheer zoo mogelijk te ontkomen, en uw
gedachten onafgebroken te vestigen, dames
en heeren Juryleden, op wat de beschuldi
ging inderdaad is; ik laat in het midden, of
zij bewezen is. Deze beschuldiging is, zooals
u weet, de niet ongewone of zeldzame be
schuldiging. dat een vrouw haar echtgenoot
om het leven heeft gebracht, met het oog
merk den man te kunnen trouwen, die ver
dacht wordt haar minnaar te zijn."
De rechter wachtte enkele oogenbliicken.
Hij had gezien iedereen trouwens, die
haar kant uit keek had het opgemerkt dal
het bleeke gelaat der vrouw in de bank van
de beschuldigden vuurrood was geworden en
een uitdrukking van pijnlijke, diepe schaamte
vertoonde. Doch wel verre van medelijden,
scheen cr afkeer te klinken in den toon
waarop de rechter zijn klaarblijkelijk aller
onaangenaamste taak volbracht.
Met iets van ademing. ging dc rechter
over naar de zakelijke waarde van het ge
tuigenverhoor. En onbemerkt bijna, ver
anderde de toon waarop hij sprak in eens
als voor 'n koel. onpartijdig onderzoek, als
ware hij een geleerde, die nauwkeurig af
woog het voor en tegen een of andere na
tuurwet.
„Thans moet ik uw aandacht vragen voor
enkele opmerkingen met betrekking tot iets.
dat. naar ik veronderstel uw instemming zal
hebben en dat niet alleen het sterkste, maar
misschien het sprekendste element in deze
zaak is. een element, dal naar mijn gevoe
len. ongetwijfeld sterker dan elk ander, tegen
de beschuldigde getuigt. Ik bedoel hier me
vrouw Birtley Raydon's bezoek, de morgen
van den vierden September, aan het zie
kenhuis.
(Wordt vervolgd.5