DE KLEINE MAN Voor de Pasgeboren! INGEZONDEN. VOOR ONZE POSTZEGEL] VERZAMELAARS. FEUILLETON. De geheimzinnige voetstappen T— naren van het valuta-departement terecht gesteld zijn?" Larsons begreep, dat hij onverstandig ge handeld had door de benoeming aan te ne men en hij verzocht Sokoljnikow om een andere betrekking, daar tot directeur van zulk een belangrijk departement een com munist benoemd moest worden. Sokoljni kow was het hiermee eens en benoemde Larsons tot onder-directeur. Larson9 stuitte reeds dadelijk op de vij andschap van zijn communistische onder geschikten Hij stond toen aan het hoofd van de Munt en den Goschran (de rijksin stelling tol beheer van de inbeslaggenomen kostbaarheden), in de kelders waarvan al hel goud, zilver en al de platina zich be vond, alle juweelen, paarlen enz., die de sovjet-overheid in de huizen der bezittende klasse in beslag had genomen Hij moest ook toezicht uitoefenen op het beheer van de kostbaarheden, die in de kloosters en kerken gerequireerd waren. Bovendien stond hij aan het hoofd van de instelling, die deze kostbaarheden aan het buiten land moest verkoopen. Een groot gedeelte van de overeenkomsten met de buitenland- sche kapitalisten (o.a. met Hollanders), die kochten, dragen zijn handleekening Tot zijn verbazing bemerkte Larson9 al dadelijk, dat de communisten, die verant woordelijke posities in den Goschran be kleedden, als vandalen handelden, dat voor werpen, die een groote historische en religi euze waarde hadden, vernietigd werden, of schoon zij, tot goud en zilver on.gesmolten, zeer weinig konden opbrengen Hij verbood toen zulke wandaden te verrichten De chef van den Goschran, zijn onmiddellijke on dergeschikte, een communist, lachte hem echter uit en zei, dat hij er niet aan dacht, rekening te houden met de wenschen en bevelen van Larsons. Larsons wendde zich tot Sokoljnikow, maar deze raadde hem aan het niet lot een conflict met dien commu nist te laten komen, daar dit anders voor Larsons zeer onaangename resultaten zou kunnen hebben. Dat was de eerste van een rij botsingen tusschen Larsons en de com munistische vandalen en telkens moest hij toegeven, omdat hij geen commtoiist was. Elke communist achtte zich ho^g boven Larsons verheven en vond het mogelijk hem bij elk conflict met de Tsje-Ka te drei gen. Zelfs Krasin. de meest beschaafde man onder de bolsjewiki, zei eens tegen Larsons (hel gesprek vond plaats te Lon den, waarheen Krassin Larsons had laten overkomen): „Voor zoo iets moest men u doodschieten". Larsons kon Krasin de on gegrondheid van diens meening aantoonen en zei daarna: ,,En hoe staal het met mijn terechtstel ling?" ..Spreek toch geen onzinl" zei Krasin. „Het is, helaas, geen onzin", antwoordde Larsons. „Indien ons gesprek plaats had gevonden niet te Londen(, maar te Mos kou, dan zou het op een andere wijze heb ben kunnen eindigen". Larsons vertelt, hoe de bolsjewiki. in strijd met zijn raad en hel gezond verstand, de dolste dingen deden, hoe zij het zoover wisten te brengen, dat de prijs van de pla tina daalde beneden den kostprijs, zoodat de winning van dat metaal verlies oplever de enz. De beschikbare ruimte is, helaas te klein om al die buitengewoon interessante dingen na te vertellen. Wij moeten dus den lezer naar het boek van Larsons ver wijzen. Larsons hield zich afzijdig van de poli tiek en gedroeg zich te lifoskou zoo voor zichtig al9 maar eenigszins mogelijk was Bij elke botsing met communisten gaf hij steeds toe. En toen kreeg hij reed9 eenige maanden na zijn komst naar Moskou een „waarschuwing". In December 1923 gaf de volkscommissaris van financiën hem op dracht naar het buitenland te gaan om er De chef van de G.P.Oe. weigerde ecmer hem een pas te geven. En zelfs de regee ring was machteloos tegenover het besluit van de G.P.Oe. en moest afzien van de reis van Larsons naar het buitenland. Eenige maanden later werd de vrouw van Larsons ernstig ziek. Opnieuw weigerde de G.P.Oe. hem verlof te geven het land te verlaten. Ten einde raad besloot Larsons zich te wenden tot Menzjinsky, den chef van de G.P.Oe. Met veel moeite is het hem gelukt van Menzjinsky verlof te krijgen voor 10 dagen naar Berlijn te gaan om zijn zieke vrouw te bezoeken Zeer interessant is het volgende geval. In September 1924 toefde Larsons te Amster dam en had in de Nederlandsche hoofdstad een gesprek met Wolin, den chef van of valuta-afdeeling van het volkscommissariaat van financiën. Het gesprek was openhartig. Wolin zei het volgende: „U ziet den toestand verkeerd in. Ik zal u eerlijk zeggen, dat ik geen cent voor uw leven zou geven. Hoe gewetensvol u ook handelt, geen lid der partij zal gélooven, dat u de belangen van de communistische partij en van den sovjet-staat eerlijk behartigt U hebt te Moskou geen enkelen invloedrijken vriend, die voor u zou willen en kunnen op komen U verkoopt platina, sluit millioencn. contracten af. U bent buitenlander en partij loos. Indien in uwe handelingen iets ont dekt wordt, dat tegen u pleit, dan bent u een kind des doods. U mag gerust nu al uw testament maken." „Maar er is niet de minste aanleiding lot verdenkingen." „Doe toch niet zoo naïef I U hebt immers zelf gezien, hoe moeilijk het was voor u verlof te krijgen om het land te verlaten. Het is u twee keer gelukt Sovjet-Rusland heelhuids te verlaten Bent u werkelijk over tuigd, dat dit u ook voor de derde maal zou lukken? Een dierentemmer legt hondera maal zijn hoofd in den muil van den leeuw, maar tenslotte wordt hij door den leeuw verscheurd." Toen vroeg Larsons, wat Wolin over zijn eigen veiligheid dacht. Wolin antwoordde, dat hij niets te vreezen had, omdat hij onder de leiders der partij veel vrienden had, die hem zouden beschermen. De G.P.Oe weet dat, zei hij, en zal mij niets doen. Wolin was zeker van zijn eigen vei ligheid. 5 Mei 1926 werd hij echter samen met Sjepelewsky en Rabinowitsj in den kelder van de G.P.Oe doodgeschoten. Larsons, die weigerde naar Rusland terug te keeren, is in leven gebleven. Dr. BORIS RAPTSCHINSKY RECLAME. SUCCESLIED van LOUIS DAVIDS IS ER WEER. 9366 L. VAN GEELEN - Haarl.straat 55 t.o. City-Theater. - TEL. 5S3. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie). Copie van al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. WAAR EN HOE. Blijkens de nu reeds ten tweeden male verdaagde raadsbesprekingen der vraag: waar en hoe moet ons stadhuis herbouwd worden, bestaat er te dien aanzien aller minst overeenstemming. En toch ligt de op lossing, gezien de vaststaande punten en de verschillende desiderata vrijwel voor de hand en de verslagen der betreffende raads zittingen maken dit duidelijk, althans doen die zonneklaar zien, welken kant het niet uit moet. Als vaststaand punt hebben wij, dat cr op de plaats, waar eertijds ons stadhuis prijkte, een stuk gronds braak ligt van zeer ongelijke afmetingen. Wethouder Splinter sprak van „grillige vormen". Die grillige vormen zal men, wil men ook van binnen een behoorlijke indeeling krij gen, door bijtrekking van aanliggende gronl- slukken moeten gelijk maken. Dit zal tot onteigening moeten leiden met groote kosten, waarop wethouder Goslinga met zijn kosten- becijfering niet gerekend heeft. Vast staat voorts dat het meerendeel der Leidenaars en oud-Leidenaars, benevens de kunstminnaars builen de gemeente het in ons stadsbeeld zoo vastgegroeide stadhuis monument niet missen wil en om behoud van den ouden gevel schreit. Is echter een naar de eischen van onzen tijd in te richten stadhuis achter dien gevel mogelijk? Gelijk reeds werd opgemerkt, zal hiervoor allereerst onteigening noodig blijken. De be- noodigde ruimte en een afgerond geheel js aldus wel te verkrijgen. Maar al9 men nu de zalen-kamer9-en-gangen-blokkendoos achter den ouden gevel gaat passen, komt" men al aanstonds voor den ingangpuzzle te staan Moeten we weer op de eerste verdie ping binnenkomen en moet aldus het stad huis weer een doolhof worden? Of heeft men zich den hoofdingang gedacht onder het bor des of waar vroeger het politiebureau was? Is niet een allereerste eisch voor een derge lijk groot gebouw, dat men het binnentreedt in een ruimte, van waaruit alles verder direct te bereiken is? Dit is achter den ouden gevel niet te scheppen. Ik hoor al fluisteren: „de oude voorgevel wordt maar een looze, de echte voorgevel moet aan den Vischmarktkant komen". En dat zou dan piëteit heelenü Als de oude gevel slechts een soort decor moet worden^ laten we het dan van papier-stuc doen fa- briceeren, dan kan het in het reisseizoen en op feestdagen voorgezel worden en 's winters opgeborgen en bijgeschilderd. Neen, wenschen weer anderen, aan de Vischmarktzijde moet een winkelgalerij ko men. Stel u voor bij een op den voorgevel geïnspireerden bouw, een onderbouw van moderne winkels met groote spiegelramen. Overigens zou het een deftig gezicht zijn voor den zetel van ons stadsbestuur en •de vergaderplaats onzer vroede vaderen. Ik zie al onder de raadszaal (laten we hopen in den verkiezingstijd) groote plakbiljetlen of lappen met* „Groote opruiming van oude partijen". Wordt uit al de verschillende wenschen een 9tadhuis geboren dan komen we der wereld ten spot te staan. Ieder rechtgeaard Leidenaar zal dan ook bidden: voor zulk een stadhuis bewaar ons Heer. De Burgemeester in de jongste raadsver gadering, zei het zoo juist: ..We moeten krijgen een Leidsch stadhuis, een stadhuis doordrongen van den Leidschen geest en gemaakt naar on9 model geen confectie- stadhuis". Inderdaad zoo zal ons stadhuis moeten worden „Doordrongen van den Leidschen geest" maar men bedenke, dat die geest niet is blijven stilstaan, doch zich 9edert den bouw van het oude stadhuis verder en breeder heeft ontwikkeld en dus niet tot uiting komt in een nabootsing van het oude, „gemaakt naar ons model", maar niemand zal ontkennen, dat ons model een geheel ander is dan dat van onze voorvaderen „geen confectiesladhuis" inderdaad geen confectie, maar dan ook zeer zeker geen maskeradepak. Uit alles blijkt, dat een uitbreidende her bouw met behoud van den ouden gevel een veelslachtig onding zou geven, waarover onze voorvaderen zich zouden ergeren en waarom onze nazaat zou lachen. Rest ons slechts een modern stadhuis, dal vrij dient te staan en dus op een geheel andere plaats moet komen. Maar wat dan met de oude plaats en met den ouden gevel, die ons zoo lief was? Daarvoor is een oplossing te vinden, die iedereen bevredigen kan. De terreinen aan den Vischmarkt worden verkocht voor win kelbouw. We krijgen,,zoo nog wat meeT geld voor den stadhuisbouw. Het overschietende terrein biede men aan het Rijk aan voor een Ethnografisch museum, wat broednoodig is om onze wereldberoemde verzamelingen toonbaar te maken en stelle daarbij o m. de voorwaarde, dat dit den ouden stadhuis gevel krijge. Aldus zouden alle verlangens voldaan zijn. Een modern stadhuis, het stadhuismonu ment herleefd, winkels aan den Vischmarkt en op den koop toe- de extra-attractie van een mooi museum. A. Geachte Redactie. De stadhuisbouw heeft de gemoederen in den Gemeenteraad heftig in beweging gebracht en als objectief beoordeelaar, komt het mij voor, dat ct voor dc gemeen teraadsleden hiervoor wel eenige aanlei ding be-stond. Indien men de verdediging, en in het bijzonder die van den wethouder nagaat, maakte deze wel een ietwat zwakken in druk, vooral in den aanvang met de ver klaring, dat dit de moeilijkste periode i&. welke hij in zijn functie meemaakt. Aan te nemen is zulks, want juist in tijden v.-i-n (moeilijkheden, blijkt eerst erf de juiste man op de juiste plaats is en opgewassen nm de bindernissen, welke zich voordoen, '43 overwinnen Dat verder in deze de geheele burgerij achter B. en W. sta-at, deze veronderstel ling lijkt mij wel al te naief en wanneer men zijd oor te hooren logt, dan is de indruk wel eens anders. Ook de bemerking des heeren Dudok, dat hij een meervoudige opdracht niet zou ambieeren, komt mij voor niet vrij te zijn van de noodige arrogantie, en zullen B. en W. zich toch zeker niet dóór zoo'n dreige ment laten beïnvloeden. Een opdracht toch als deze is vereerend en menig architect zou daarmede ingeno men wezen en de eer met een dergelijke opdracht te kunnen inoogsteo wordt nog verhoogd, indien uit een meervoudige op dracht de zijne als de beste wordt aange merkt. Van enkelvoudige opdracht, in de juiste zin van het woord, is al geen sprake meer, waar een architect een plan moet ontwer pen voor den bouw, inolusief den ouden gevel en tevens een ontwerp voor den bouw, zonder dien gevel. Nu moet bij zijn heele wezen geven aan een zeker plan en tevens aan een ander ontwerp en boe kan het nu mogelijk zijn, dat een en dezelfde mensch, zijn volle energie, zijn geheele wezen en ziel legt in twee verschillende plannen 1 Juist nu B. en W. reeds van bet eerste plan zijn afgestapt kunnen gevoegelijk meerdere bouwkundigen hun beste krach ten wijden aan een ontwerp. Laat de heer Dudok meedoen aan een der plannen b.v. dat met behoud van den ouden gevel, een tweede architect aan een plan, zonder die gevel en een derde aan een plan, geheel los van beide vorigen, dus op een wille keurige plaats, bierdoor verschaft men een prikkel, dat alle drie geven, bet beste wat zij kunnen en bestaat welbewust concur rentie en dat kan niet anders dan bet te bouwen nieuwe stadhuis ten goede komen; dan kunnen later deskundigen uitmaken, welk. ontwerp voor Leiden bet beste is en Leiden heeft dan weer de kans een bouw werk te krijgen, niet alleen de traditie, maar mogeJijk ook in latere jaren de histo rie waardig. Daar moet het been en bet contact, ove rigens van secondaire beteekenis, kan met den bouwmeester toch wel gevonden wor den; bet zou zelfs uit den booze zijn, een al te groot contact te hebben met iemand, die toch ondergeschikt moet blijven aan de wenschen en verlangens van B. en W. Met beleefden dank voor de plaatsing. Hoogachtend, H. L. A. VAN DER HORST. DE WERKTIJDEN IN KAPPERSSALONS. Geachte heer Redacteur. Gaarne zou ik een kleine plaatsruimte in uw blad verzoeken, waarvoor bij voor baat mijn hartelijken dank. Naar aanleiding van het ingezonden stnk van den heer v. B. zou ik de volgende op merking willen maken. Het is juist, dat deze vergadering was uitgeschreven door de Leidsche Kappers- club ,,Hulp en Vriendschap", echter zoo als onze geplaatste advertenties luidden vóór alle kapperspatroons en patronessen uit Leiden zoowel als omstreken en met speciaal voor de leden van bovengenoemde club. Het is volgens mij niet juist dat als er 48 Leidsche kappers aanwezig .waren, dit maar een vierde der hier gevestigde kap pers zou wezen, want dat er in Leiden veel kappers zijn is mij bekend, maar zoo veel toch zeker niet. Wat 'betreft het controleeren of er al dan niet op de salon gewerkt wordt, dit zal niet bezwaarlijker doch eerder mak kelijker worden aangezien controle toch noodig zal zijn om te constateeren of er door personeel wordt gewerkt, e>n of dit op het tijdstip der contTole mag of niet. Wat betreft de adhaesie-betuiging aan elke poging tot winkelsluiting wordt door de bondsafdeeling deze alleen onthouden als de actie uitgaat van de L.K.C.H. en V. De zeven minuten spreektijd zijn geble ken ruim voldoende te zijn geweest, daar de zes sprekers nog geen kwartier tsil men noodig haddentoen dan ook het v stel in stemming werd gebracht, werd met 37 van de 48 uit te brengen stemm aangenomen. Ter geruststelling nog dit: onder de derteekenaren zijn alle mogelijke collegJ zoowel met als zonder winkel; van kleinU groot, club zoowel als ongeorganiseerd maar ook leden uwer afdeeling, zoodat 1 wel verwacht, dat het voorstel der L*ij sche kappers zal worden aangenomen meer waar ditzelfde voorstel door colW uit omliggende plaatsen zonder veranderi wordt overgenomen om aan den raad hd ner gemeente voor wettelijke vaststellij te worden voorgelegd. Namens de Leidsche Kappers?]! „Hulp en Vriendschap", F. J. CORNlELISSE, voorj RECLAME. met liet teere huidje is Genius WondbalsJ het beste. Gebruikt ze ook voor ouderf telkens komt ze van pas. Genius Wondt! sem, dat helpt tenminste. 25 50 ets. sj Correspondentie betreflende deze rnbri gelieve men. liefst met bewijsstukken zenden aan de redactie onder motto zegelrubriek". Zooals ik in mijn vorig artikel sclm, werden de eerste postzegels, naar ontirj van Sir Rowland Ilill, uitgegeven in 'tj 1840 in Engeland. Daarin liet ik ook zid welke vlucht de verzending van (brieven en briefkaarten) binnen 10 ju had bereikt. En zoo bleel het ook niet uilJ er weldra verzamelaars kwamen, die del bruikie zegels gingen bewaren. Maar dril toenmaals, zooals helaas nu nog gtxhf menschen zijn die van dat verzamj weinig nut hadden, blijkt uit het votgeu In de „Times" van September 1841,! een jaar na de verschijning van het t>, zegel, konden wij de volgende adverte: lozen: „Verzoek om postzegels". „Een jonge man, die gaarne l slaapkamer met gebruikte poslzejj zou willen behangen, bracht dank zij de welwillendheid vrienden, bereids tot 16.000 sluq daar dit aantal echter nog niet rt doende is, richt hij tot sympaliisi rende personen het verzoek, door lij zending van pi^tzegels te willen dragen tot de verwezenlijking t zijn voornemens." Voor hoeveel waarde, en welke poin zijn er op deze wijze teloor gegaan. II zoo hoor ik u al zeggen, dat gebeurde li maar tegenwoordig doen ze dat toch i meer. Gij. vergist u ,als ge denkt dat het le;d woondig niet meer geschiedt. Ik weet'I dat er tegenwoordig veel schilderijen, njl hakjes; lheeschermpje9, enz. gemaakt «I den van beschadigde zegels, maar ook «J ik, dat voor eenige jaren terug, in 1927,4 een huisvlijttenloonstelling een kaart *1 Europa stond, heel netjes in een lijst, vofl huisvlijt een prachtstuk werk. maar vol ens verzamelaars een doorn in.het oog: il mers, vindt u het geen zonde, als da 26.000 zegels, ter waarde van ongeveer 12| gulden, netjes aan kleine stukjes gek™ achter glas prijken. En van huisvlijt ge1,nf ken, zou het dan niet vee! mooier rijn I weèsl, als al die kostbare zegels, heel nell in een album waren geplakt, en al? J maker van dat kunstwerk de huisrJ had beoefend, zooals wij verzamelaars i doen, door onze vrije uren productie! maken met alweeken, opplakken, landj meten, of andere philatelisfische-werkzaal^ heden! Gij vergist u, als gij denkt dat hel ItTj woordig niet meer geschiedt, maar v enkele maanden terug vinden wij in weekblad „De Lach" een afbeelding Geautoriseerde vertaling uil het Engelsch van Mevrouw Belloc Lowndes, door Oswaldi. 48) HOOFDSTUK XXIII. „Een vrouw van opvoeding en verstand". ..Ik begrijp, dat ik nu weg moet niet heel lang, maar een paar wekenI Je gaal toch mee, hè, Addie?" Eva Raydon zat gehurkt bij den haard, iets wat Adelaide Strain haar te' voren nooit had zien doen. Zij zag er moe en afgetobd uit en op haar gelaat lag nog die uitdruk king van verbijstering en verwarring, die zich al geloond had, toen zij was terugge komen, een uur geleden, na een pijniging van vier uren in Scotland Yard. Nog vóór haar vriendin haar vraag kon beantwoorden, was haar herinnering teruggebeld naar alles wal haar dien dag gebeurd was. „Ik begrijp maar niet, waarom ze zooveel van onze' geldzaken moesten weten", klaagde ze. ,,Ze waren al zooveel te weten gekomen. Ik stond verbaasd over alles wal zij al wisten! Hoe kan iemand ter wereld er aan denken, dat Birtley zichzelf het leven had willen benemen! Bovendien waren al zijn zaken volkomen in orde en, al sprak hij cr steeds over, zijn debet op zijn bank maar heel klein niet meer dan ongeveer negen tig pondl Maar och, Addie, hel was zoo vree- selijkl Ze vroegen me ook nog van alles over die kibbelpartij van ons je' weet wel? Op dien dag dat hij vroeg thuiskwam, dat Ma dame Domino dien naren man bii hem had gezonden, voor mijn rekening? Natuurlijk heb ik eerlijk verklaard, dat wij het vol komen hebben bijgelegd.er kwam een blosje op haar wangen „dat we e'en soort van verzoeningsdiner en nog een dansje hadden in Londen, dienzelfden avond. Maar ik kon zien, dat ze me niet heelemaal geloofden". „Dat hadden ze wèl moeten doen" sprak Adelaide Strain zacht. Zij keek haar vriendin niet aan. Zij staarde in het vuur. „Ik heb vroeger nooit gemerkt, dat een man een ijzigen alkeer van me had. Zelfs mijnheer Buck, op zijn ergst, was nooit zóó als die man die ik vandaag heb ontmoet en het wa9 zoo mal, want hij was door en door een heer", eindigde zij kinderlijk. Daarna vervolgde zij: „Natuurlijk weet ik wel aan wie ik al die vreeselijke ellende en narigheid te wijten heb". „Je bedoelt zeker dc moeder van je man, merkte de andere kalm op. „Natuurlijk 1 Zij heeft ons altijd gehaat. Ze heeft nooit geloofd, dat ik heel veel van Birtley hield. Toch is de hemel mijn getuige, dat ik dol op hem was", en de tranen begonnen weer uit haar vermoeide oogen te parelen. „Als zij werkelijk van Birtley hield, en ik geloof, dal zij dat op haar manier deed, had zij mij. zijn vrouw, nooit de diepe beleedi- ging moeten aandoen, te zeggen, dat ze niet op de begrafenis zou komen, als ik er ook was! Dat heeft mijnheer Buck me verteld. Maar ik geloof, dat zij toen al wist, dat er dien dag in 't geheel geen begrafenis zou zijn". Hierop gaf Adelaide Strain geen ant woord, hoewel zij niet geloofde dat 't zoo was. In plaats van op de zaak door te' gaan, zei ze langzaam: „Mijnheer Buck is heel vriendelijk en voorkomend, Eva. Hij zei me, dat ik kon telefoneeren op elk uur, dat je hem mocht willen spreken. Hij gaf me zelfs zijn telefoon-nummer van zijn huis op. „Dat verwondert me meer. dan ik je zeg gen kan!" Er speelde een flauw glimlachje om Eva's welgevormd mondje. „Ik zou wel naar Frankrijk willen zei Eva eensklaps. „Het i9 toch mal, dat ik nooit naar het buitenland ben geweest, niet? Weet je wat we konden doen, Addie? We konden aanstaanden Zaterdag naar Dover lijden en dan met de auto oversteken om een tocht naar de slagvelden te maken! Ik heb er altijd naar verlangd, hel graf van Bobbie te zien". „Bobbie?" kwam het als een echo, ver wonderd. „Ja zeker. Je herinnert je toch dat mijn eerste man Bobbie heette? Robert Filsroy Halnaker een grappige naam, niet? Ik he'b twee of drie brieven gekregen betref lende zijn graf, nadat ik opnieuw getrouwd was, maar ik heb ze altijd voor Birtley weg gehouden. Die arme Birtley. Zijn moeder heeft bewerkt ik weet het niet dat hij nooit is opgeroepen!" Mevrouw Strain bleef zwijgen. Zij luister de. Sedert den dag van Birtley Raydon's verstoorde begrafenis luisterde zij steeds, luisterde zij naar het geluid van het hek als dat zou worden geopend om binnen te laten „Nu, wat dunkt je van een uit9tapjje naar Frankrijk, Addie?" „Ik zou heel graag willen." Het drong nu tot haar door, dat Eva met geen enkel woord in herinnering had ge bracht, dat zij. Adelaide Strain óók een oor logsgraf had dat van den echtgenoot dien zij oprecht had liefgehad en aan wien zij nog dikwijls dacht met'een hart vol droe fenis. „Ik ken een dame, die verleden jaar een tocht naar de slagvelden heeft gemaakt. Zij logeerde hoofdzakelijk in een plaats die Amiens heette, huurde daar een auto en zag zoodoende ontzaglijk veell Ik moet je zeggen, dal ik haar heusch benijdde. Daarna heeft zij een week te Parijs doorgebracht." Eva besloot, met iets van schuchterheid in haar stem: „lk zou niet weten, waarom wij ook niet een week naar Parijs konden gaan. Jij spreekt vloeiend Fransch, niet waar." „Ik weet niet of het „vloeiend" is, maar ja, ik 9preek Fransch" zei Adelaide lang zaam. Zij zat nu weer in het vuur te staren. Het was vreemd, neen erger, ten hoogste verbazend, dat Eva niet het flauwste ver moeden had van het gevaar, waarin zij verkeerdeI De omstandigheid dat Jack Mint- law geen persoonlijke aanraking met haar had'gehad, sinds den dood van Birtley Ray- don. moest haar toch op het spoor hebban gebracht, dat er iets onheilspellends in de lucht hing. En niet waar, daarop wees ook het zonderlinge optreden van de oude me vrouw Ravoon, bij haar kort bezoek aan The Mill House, evenals haar houding daarna Eva had tweemaal aan haar schoonmoe der geschreven, korte, waardige brieven, die haar vriendin voor haar had opgesteld; maar op geen der brieven had zij eenig antwoord ontvangen, hoewel één ervan, om antwoord vroeg, want hij betrof den laatsten wil van den overledene. Dokier Durham had dezer dagen weer&j allervreemdst gedaan! Eva was waary ziek geweest, toen zij den uilslag verrrl van de lijkschouwing en Adelaide Strain 4 om den dokier getelefoneerd. Maar inpiaar van zelf te komen, had hij een piepjonge! dokter die soms, al? hij afwezig was. z| praktijk waarnam, naaf mevrouw Bir J Raydon gezonden. Het optreden van vreemden dokter was inderdaad zonderlfl héél zonderling geweest en kenmerkte z*j door een mengeling van afkeer en yerr0\ welijkheid. waaraan .Eva's vriendin 7l(j schromelijk had geërgerd, hoewel niets van bemerkt scheen te hebben. En gelegenheid van zijn tweede ochtendbezojj had hij iels ongelooflijk buitengewoons rj daan. Hij had zijn vrouw meegebracht n- i The Mill House en zijn nieuwe patiènte 1 te!ijk genoopt, haar even Ie ontvang J Iedereen in huis, behalve Eva zelf. jn weten waarom! De doktersvrouw WI! 13j dolgraag van nabij de persoon zien, di® de heele wereld gelóófde, een moorde was. .ni En docr het gebrek aan fijn £®v0? 'J haar man. den jeugdigen dokter, had z')4 wensch cr door gekregen! De epnige. die. volgens het gev°e en mevrouw Strain, zich behoorlijk P rl had, was mr. Buck, de advocaat-nota in haar welvarenden, gelukkigen 'J van Eva moest hebben en sleed9 op „afgegeven." v>- Toen de dag van het onderzoek - gesleld, was mevrouw Strain el^eIV Lpm ring naar mijnheer Buck getrain; 0 i* -•„liiifP ai vragen, haar vriendin hij deze plW T, gelegenheid te willen vertegen'H (Wordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 10