70ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 12 October 1929
Derde Blad
No. 21343
RAYMOND POINCARÈ
m Buitenl. Weekoverzicht.
DE AVONTUREN VAN ADAMSON.
LAND- EN TUINBOUW.
ANECDOTA LEIDENSIA.
door
PIERRE DOMINIQUE.
Wij hebben geen andere presidenten der
Republiek gehad dan Poincaré; wij hadden
er nooit een gehad sedert Thiers, die een
staatsman was, wij hebben er nog geen
teruggekregen 9edert Poincaré het Elysée
verliet. Dat is al het eerste kenmerk van
oorspronkelijkheid, maar Poincaré laat ons
nog zoo'n kenmerk zien. Want hij is sedert
1912 bijna voortdurend aan het bewind ge
weest. dat is dus al 17 jaar, en dat is hem
gelukt zonder dat hij. en dat wel in een
democratisch land als Frankrijk een
groot redenaarstalent bezit, zelfs geen
lyrisch talent, terwijl hij er evenmin naar
streeft om de mensohen te behagen. Daar
bekommert hij zich niet om. Sterker: hij is
zelfs geen partijman. Hij is een bourgeois,
icen gewone bourgeois gebleven, zóó uit de
[provincie gekomen, aldoor Lothannger ge
bleven, stellig.van huis uit liberaal en anti-
clericaal, een vaderlandslievend man uit
overtuiging, ook wel een beetje uit kracht
Jl van geboorte. In 1870 toch Was hij tien jaar
oud, en zoo is hij een type uit dit merk
waardige tijdperk tusschen twee oorlogen in,
welks vertegenwoordigers stuk voor stuk
verdwijnen en welk tijdperk beheerscht
werd door huiselijke menschem. die de ne
derlaag maar niet konden vergeten, maar
loch ook niet in staat waren door een krach
tige en verheven poging in de wereld re
vanche te zoeken.
Zoo iemand, laten we het nog eens zcg-
I gen, i9 geen partij-man. Nimmer was hij
conservatief, noch clericaal, zelfs niet natio
nalistisch; nooit was hij socialist of radi
caal. Was hij dan een gematigd man? Maar
wat wil dat zeggen? Inderdaad, op zijn drie-
en dertigste jaar is hij minister geworden en
men kan gerust zeggen dat hij zijn intree' in
de politiek niet gemaakt heeft als een poli
tieke tinnegieter, maar wel als een ambte
naar, een ambtenaar in grooten stijl.
Ongetwijfeld geniet niemand in Frank
rijk grooter populariteit- dan hij. In het
buitenland kent men alleen Poincaré en
Bnand. En in Frankrijk zelf. laten we 't
maar bekennen, tot in het diepst van de
provincie, is men vóór of tegen Poincaré. Er
zijn wél twintig millioen Franschen voor
wie Poincaré een soort afgod is, zonder wien
alles in de war zou loopen.
I Poincaré gevoelt zich nog altijd rustig in
de overtuiging welke van hem uitgaat, en
welke belichaamd is in de legendarische
voorstelling van een 9andwich-man, die tus
schen twee stalen schilden loopt welke het
pTé opschrift dragen: „vertrouwen in het bin-
nenland, vertrouwen in het buitenland".
Maar wij moeten er bijvoegen: Poincaré
heeft uit het overgroote, door hem verwor
ven, prestige niet alles gehaald wat hij er
uit had kunnen halen. De rechtvaardigheid
gebiedt, dat te erkennen, te meer nu, vooral
in de laatste drie jaar, de lafheid der par
tijen tegenover hem haast heldhaftig werd.
Wanneer Poincaré, tegen 1927 vooral, de
Kamer binnenkwam, zaten bijna alle afge-
vaardigden in de benauwdheid. Wanneer
hij opstond openden de meesten den mond
om met een hartroerende hoffèlijkheid toe te
staan wat hij vroeg. Zij gehoorzaamden
f zelfs als zij knorden. Dat was niet omdat
men hield van dezen man, die niets deed
om zich bemind te maken. Maar hij stond
daar voor hen als een vertegenwoordiger
van het genie. En de Franschman, die zoo
I graag zuinig is, was hem dankbaar, omdat
hij zoo goed de bronnen wist te vinden voor
den Staat en omdat hij iedereen zijn wil
ij wist op te leggen. Na afloop van elk groot
financieel debat stonden twee derden der
Kamerleden op, wanneer Poincaré de tri-
ra bune verliet. En deze ritueele beweging
voortzettende, bukten meer dan vijfhonderd
II zie'len zich gedwee voor hem.
Laten wij hem eens bekijken zooals hij in
de werkelijkheid is.
Hij loopt met snelle pasjes Een kleine
man. die haast heeft, met een grijze' korte
jas, die blijkens de sporen aan de schouders
I al aan 't verslijten is, een oude portefeuille
onder den arig. Een lichaam dat in geen
enkel opzicht originee'l is. Men heeft van
SirOOp pw fle»ch 1 gld.
BonbonS per doos 60ct
■6q ApotK. en Drogutcn
4595
Lenin wel gezegd dat hij onopgemerkt onder
vijftig stationschefs kon passeeren. Dal kan
men ook van Poincaré zeggen. Hij heeft
niets van het opvallende van Clémen-
ceau, niets van die bepaalde bezieling welke
van Jaurès uitging Poincaré bezit geen
majesteit, nog een aangeboren adel. noch
breedheid van gebaar, noch een knap uiter
lijk, en <?venmin een bovennatuurlijken
glans in de oogen. die blauw of grijs-blauw
zijn, vrij groot, waaruit een zachte gloed
straalt, terwijl die oogen een beetje naïef de
wereld inkijken, in den goeden zin: helder
Hij gaat recht-toe naar zijn bank. even
levendig als Briand er langzaam naar toe'
stapt, even weinig handen drukkende als
Briand er vele drukt. Men gaat hem een
beetje uit den weg, want hij verkilt elke
poging om familiaar te worden.
Hij gaat zitten, heel correct, met zijn
portefeuille, waarin alles ordelijk gerang
schikt zit. nu en dan met den elleboog leu
nende op de bank vóór hem. de handen op
zijn lessenaar, als een goed scholier gereed
om te antwoorden. Ik heb hem daar wel
bedroefd zien zitten, vermoeid, ietwat ang
stig Maar dat gebeurt toch vrij zeldzaam.
Wanneer hij de tribune beklimt, dan doet
hij dat alsof hij een stormloop begint, maar
dan een goed georganiseerden stormloop.
Poincaré werpt zich al strijdende in het
gevecht; Léon Blum springt er op, bezield
door zijn zucht om te dooden, Briand laat
zich er op trekken als door een onzichtbaar
koord; Poincaré, door methode geleid, gaat
er met groote levendigheid heen. met zeke
ren en regelmatigen stap. Zijn gang is het
beeld van zijn verheven opvatting van zijn
ambt, zoo regelmatig als de beweging van
e;en uurwerk.
Op de tribune is Poincaré nog altijd de
kleine Lotharinger. met een rond hoofd,
waarvan de witte haren naast de ooren wat
borstelig zijn, wat hem het uiterlijk geeft
van een ouden kat. Zijn hoofd is wat dik
voor het lichaam; het is van een soort dat
men overal aantreft, in de provincie en in
de ambtenaars-wereld. De 6chouder9 zak
ken wat af, zij lijken wat hoog en log, maar
de hals is kort. Een man met kleine handen.
Hij heeft een puntbuikje. De neus steekt on
versaagd vooruit, als de schaar van een
ploeg. Het gelaat is rond, even breed als
hoog, ietwat verlengd door het puntbaardje.
Wat moet deze man zeldzaam glimlachenl
De stem is droog, alsof men noten hoort
kraken. Wanneer Poincaré spreekt, bijna
altijd voorovergebogen, ziet men zijn ron
den schedel, die wit, ers wit en glimmend
is, als een biljartbal. De oogen staan diep
in 't hoofd. Van de tribune af gezien lijken
het wel twee donkere gaten. Men zou zoo
zeggen: een doodskop. Hij speelt geen spel
letje met zijn blikken. Zijn welsprekendheid
is van nauwkeurigen aard, helder, weme-
lend van cijfers. Zoo heeft hij eens dit
woord gesproken: „Er zijn leden van deze
Kamer die niet willen, dat men hen spreekt
van cijfers".
Als men hem in zijn bank van ter zijde
aankijkt, dan heeft ^ij( meer het uiterlijk
van een hond dan vaft een kat, van een
goeden waakhond. Bekijkt men hem van
dichtbij recht in 't gezicht, vooral wanneer
hij presideert, dan ziet men een groot hoofd,
zeer decoratief, met een koel uiterlijk, maar
waardig. Soms glimlacht hij. Die glimlach
is ietwat ingehouden. Ik moet bekennen,
dat ik hem nooit heb zien lachen. In de
Kamer zal deze man zijn begrooting verde
digen, of wel datgene wat hij aanziet voor
het belang des volks, maar verder niets
meer. Hij neemt de houding aan van een
hooggeplaatst ambtenaar, wien een chef
ontbreekt, en die genoodzaakt is zijn gezag
uit zichzelf te halen. En dat verveelt hem.
Overigens zijn Poincaré's woorden altijd van
burgerlijken aard en zijn houding blijft die
van een provinciaal. Hij verdedigt zijn be
grooting, ik zou zeggen: zijn rekeningen,
niets meer. Op een dag overkwam het hem
dat hij zei- „Ik zal dit geven en dat".
„Dat is wel vriendelijk", riep een der Kamer
leden hem toe Toen kwam dit antwoord
(bewonder de kwaliteit!): „Het is niet mijn
geld, mijnheer, het is het uwe."
Ongetwijfeld bezit Poincaré zeldzame en
groote hoedanigheden. Niet alleen is hij een
stoere werker, maar hij arbeidt ook volgens
vaste methodes. Zijn geheugen is wonder
baarlijk. Hij is een levend register, een
rekenmachine, hij doet vrijwel alles mecha
nisch. maar deze merkwaardige uurwerk
beweging loopt met een nauwkeurigheid,
welke de kenners met bewondering vervult.
Beter dan men denken zou, is hij thuis in
de kunst van manoeuvreeren en zoo heeft
hij meermalen op bewonderenswaardige
manier'de pers aan zijn plannen dienstbaar
weten te maken. In 1926 heeft hij geen
minuut geaarzeld om aan cfen eenen kant
Hernot, aan den anderen kant Tardieu naar
zich toe te halen, en toch werd hij ten
tijde van het Nationale Bloc door Tardieu
heftig aangevallen.
Op één punt is hij zwak: dat is zijn
loom. Berthou en Jammy Schmidt kunnen
daarvan meespreken. Ik heb evenals an
deren gepoogd, dien toorn te bestudeeren,
maar die is volkomen onbegrijpelijk. Het
is niet voldoende om hierbij te spreken
van zenuwen, van vermoeidheid. Bovendien
de toorn van Poincaré is echt, hij krijgt
aandrang van bloed naar het hoofd en heel
zijn lichaam raakt in beweging. Gewoonlijk
is de oorzaak van zijn toom gelegen in
buitengemeen banale dingen, die oorzaak
is dezelfde als bij de woede van een vader
tegen zijn zoon, om zoo te zeggen van Poin.
caré tegen een tijd, welken hij niet meer
begrijpt en tegen methodes, welke hij niet
meer kan volgen.
Uit dit alles moet men geen conclusie
trekken, evenmin als die te trekken valt
uit de debatten in de Kamer, waar het
juist Poincaré is. die de zaken altijd behan
delt uit een nationaal gezichtspunt, ietwat
beperkt bekeken, of wel van een econo
misch, een sociaal of een ietwat verouderd
standpunt. Hij bezit ook den smaak voor
kleinigheden, en erger nog, voor advoca-
tenj. Het is een man die evengoed gouver
neur van Indo-China of ambassadeur te
Washington had kunnen wezen. Hij heeft
pas heel laat Engel9ch geleerd; zonder hem
te beleedigen kan men zeggen, dat hij nooit
gel&rd heeft om de aarde als een bol te
beschouwen. In zijn oog is een kaart een
plat ding, met een vesting van zes bastions
middenin: Frankrijk, en daar ligt dan
Europa rondom heen. Dat is alles. Hij is
tien jaar te vroeg geboren, of wel: hij is
tien jaar te vroeg geslaagd in zijn leven.
Het is best mogelijk, dat deze man. die
zich schijnt te hebben verzoend met de
buitenlandsche politiek van Briand, zijn
politieke loopbaan dezer dagen besluiten
ziet met een nieuwe opdracht als hoofd
der regeering.
Hoopvolle verwachtingen van Mc Donald's
bezoek aan Amerika - Verdeeldheid
onder deelen van een land.
Wanneer men aandachtig volgt, hetgeen
uit Amerika afkomt over het bezoek van den
Engelsöhen premier Mc Donald en men leest
de diverse verklaringen, die officieel de
wereld worden ingezonden, dan het niet an
ders. of men vraagt zich af: staat er feitelijk
iets nieuws in? En als men dan eerlijk wil
zijn, moet het antwoord luiden: neen! Wil
dit nu zeggen, dat er reden bestaat voor
pessimisme? Geenszins. Mc Donald is ont
vangen met een zeldzaam enthousiasme, al-
lerwege! Ronduit heeft hij met president
Hoover en met de leidende figuren van over
den Oceaan kunnen spreken Over de ontwa
pening ter zee, over alle onderwerpen, voor
beide Angel-Saksische landen van gemeen
schappelijk belang. Het is bekend genoeg,
hoe in eert uur vrijuit spreken meer wordt
bereikt dan in een briefwisseling van weken.
Dientengevolge mag met zekerheid vastge
legd. dat overhoop is gehaald alles, wat
beiden kan interesseeren! Doch de wereld
neslaat nog uit meer belanghebbenden, zon
der wie geen belangrijke beslissingen zijn
te nemen; zoowel ten aanzien van de ont
wapening ter zee als ten aanzien van alle
andere aangelegenheden. Daarom was het
Mc Donald noch Hoover gegeven om beslui
ten te kunnen neerleggen in resoluties of
anderszins en zelfs konden zij hun meenin
gen niet vast formuleeren. daar zij anders
immers den niet-aanwezigen een bepaald
plan zouden voorleggen, hetgeen niet be
paald politiek-beleefd zou worden ge
noemd! In dit licht moeten de diverse pu
blicaties worden bekeken en beoordeeld en
wanneer men dat doet. is er allerminst
reden voor zwartgalligheid!
Eerlijk en rondborstig heeft men elkaar's
gedachten en inzichten kunnen peilen;
nauwgezet is er alle gelegenheid benut om
wederzijdsche positie te waardeeren; ieder
weet nu haarfijn, waar de belangen elkaar
raken, parallel loopen of uit elkaar gaan!
Alleen een zuiver aanvoelen zonder meer
zou reeds vooruitgang beleekenen! Hoewel
van een volledige overeenstemming moei
lijk sprake kan zijn te veel detailpunten
vragen een oplossing is toch voldoende
naar voren gekomen, dat aanwezig is het
noodige vertrouwen om een aanvang tc
maken met de preliminairen, die tot be
sluiten moeten leiden en in aansluiting
daaraan zijn thans de uitnoodigingen in zee
tol een conferentie te Londen in Januari
1930. Zij zijn gericht tot Frankrijk. Italië,
en Japan en een aannemen schijnt verze
kerd; ook al doet men goed zich ten volle
I rekenschap te geven van het feit, dat nog
ADAMSON GELOOFT, DAT HET ONCI1LUK BETEEKENT, EEN ZWARTE KAT TE
uNTV.' ETEN
onnoemlijk veel barricaden genomen zullen
moeten worden voor en aleer werkelijk het
gloren van hetgeen wordt nagestreefd in
zicht zal komenl Ernstig zal gezocht moe
ten worden naar den grootsten gemeenen
deeler bij de zoozeer uiteenloopende belan
gen. Maar waarom zou men dien niet kun
nen vinden?
Het aannemen der uitnoodiging beteekent
bovendien impleciet, dat de betrokken lei
ders a priori niet geheel een succes onmo
gelijk oordeeelen. want een mislukking der
Londensche conferentie zou een leelijke
domper zetten op het vredeswerk. En de
verantwoordelijkheid daarvoor zal men niet
gaarne aanvaarden.
Er is hoop!
Hoop is ook de verdreven heerscher van
Afghanistan Amanoellah steeds blijven
koesteren als balling en zijn papieren zijn
aan het rijzen. Zijn vroegere opperbevel
hebber Nadir Khan is er toch in geslaagd
om den zoon van den waterdrager, die zich
als emir Habiboellah meester had gemaakt
van de macht, te verdrijven uit de hoofd
stad. Deed hij dit ten behoeve van den ver
dreven heerscher, ten eigen bate of nog met
andeTe doeleinden? Deze vraag is nog een
vraag, doch het antwoord zal niet lang
meer op zich doen wachten. Nadir Khan
zal kleur moeten bekennen Of echter de
rust in Afghanistan spoedig zal terugkee-
ren. onverschillig hoe het antwoord zal uit
vallen, is nog weer iets anders
De rust in een verdeeld volk pleegt ge
woonlijk niet gemakkelijk te worden her
steld, wanneer deze eenmaal verstoord is;
in ons eigen werelddeel kan men dat con-
staleeren Speciaal in de jonge landen,
ontstaan na den wereldbrand. Zie bijv.
hoe in Tsjecho-Slowakije, dat zich tien
jaren vrij rustig ontwikkelde de strijd der
volksdeelen zich toespitst, nu deze ont
kolend is door het proces Tuka!
Tuka is een der leiders der Slowaken,
die bij wijze van proef aanvankelijk den
eenheidsstaat accepteerden. Meer en meer
voeden zij zich daarin niet thuis en er ont
stond het streven naar een zekere zelf
standigheid binnen de afgebakende gren
zen. Tsjechen en Duitschers verzetten zich
daartegen en aangespannen werd een pro
ces tegen Tuka wegens landverraad, hij
zou gespionneerd hebben ten behoeve van
Hongarije Zette dit proces op zich zelf
reeds veel kwaad bloed, erger is dit nog
het geval met het uiterst strenge vonnis,
dat niet was verwacht: 15 jaren. Het eerste
gevolg is geweest, dat de Slowaaksche mi
nisters uit het kabinet zijn getreden en de
Slowaken thans scherp in de oppositie zijn
gegaan. Voor het zich gunstig ontwikkelen
de land beteekent dit een geduchte handi
cap en de gevolgen zijn nog niet volkomen
te overzien.
Het is een herhaling van wat men in
het koninkrijk der Serven, Slovenen en
Kroaten reeds zoo langen tijd heeft gade
geslagen. Daar strijden de Kroaten voor
een soort van zelfbestuur. Men zal zich
herinneren, hoe de moord op de beide Ra-
ditsjen den koning noopte tot een dictatuur
onder belofte ernstig het vraagstuk van
een gedecentraliseerd bestuur onder de
oogen te zullen zien Nu is bij wijze van
maatregel van bestuur een verdeeling van
het land in 9 banaten afgekomen, doch een
oplossing lijkt on9 deze verdeeling niet,
waar zij toch draagt een militair cachet.
Dat is niet hetgeen bedoeld werd en de
Kroaten zullen daarmede geen genoegen
nemen. De brandstof stapelt zich daar ge
vaarlijk op. des te gevaarlijker, waar het
op den Balkan en naaste omgeving is.
Hetzelfde beeld geeft tenslotte Polen Ook
daar een toeneming der gevoelens van on-
derlingen haat als gevolg van den hard-
nekkigen strijd tusschen Pilsoedski en het
Parlement!
PLUIMVEE.
GEEN W1NTEREIEREN ZONDER
EEN BEHOORLIJKE HUISVESTING.
Het is een strikte noodzakelijkheid, dat
het kippenhok der dieren voldoende ruimte
biedt. Plaats daarom nooit of te nimmer te
veel kippen in één hok. In een stal voor
maximum 50 hoenders, dat is een bodem-
oppervlakte van 15 vierkante Meters, waai-
in men 75 hoenders zou plaatsen, zal men
minder eieren rapen, dan wanneer in die
zelfde ruimte 40 dieren worden gehuisvest.
Die 25 hoenders meer, welke bovendien
nog gevoederd en verzorgd moeten worden,
zullen dus het verlies veroorzaken De at
mosfeer in zoo'n kippenverblijf moet onder
alle omstandigheden frisch zijn. De venti
latie dus een zoodanige, dat ook als de
weersomstandigheden het noodzakelijk ma
ken, dat de ramen gesloten blijven, dikwijb
weken achtereen, de bedorven lucht toch
regelmatig af- en de versche lucht toege
voerd wordt, zonder tocht te veroorzaken,
Dit laatste eischt dus ook: geen scheuren,
kieren of naden in de wanden, waardoor
immers zoo gemakkelijk tocht ontstaat De
mestvloer behoort regelmatig te worden
schoon gemaakt. Wanneer men dezen
direct na het schoonmaken weer met zand
of turfmolm bestrooit, zal men er de mest
steeds gemakkelijk kunnen afhalen De
hokbodem moet absóluut droog zijn. Wil
men het hok voorts ook vrij van ratten en
muizen houden, dan is een cemegten vloer
de aangewezen weg. Op den bodem een
Intercommunale Correspondentie.
fn de XVle eeuw bestonden er nog ge-m
couranten en de nieuwtjes vonden toen per
brie-f hun weg door de wereld. Zoo hield
het eene gemeentebestuur het andere op de
hoogte van hetgeen er in de stad voorviel.
Omtrent den aanslag der Wederdoopers op
Amsterdam in 1535 schreven burgemees
ters dier stad aan die van Leiden het na
volgende relaas, dat om zijn levendigheid
van bevschrjjving een aandachtige lezing wei
waard is:
„Eersame, voorsienige discrete endewyse,
besonder waerde vrunden. Wq gebieden uns
vruntlycken te uwer E. zo wy meest mo-
ghen die wy nyet verzwighen en kunnen,
hoe dat tusschen maendage en dingesdage
des nachts lestgeleden ten elff uren ofte
daeromtrent de missive is „ghescreven den
XIII in Meye ao. XVCXXXV" hier ter
stede by enighe van den Anabaptisten secte
een bereurte es gemaect, die gewapender
hant de plaets3e (te weten: den Dam) deser
stede mnegenomen en de den tyt van drie
uren, ofte daeromtrent gehouden hebben,
slaende den capiteyn en enighen van de stede-
wakers ende oick van de anderen burgeren
deser stede, daer off God betert, meester
Feter Colrjn onse beminde mede Burgermees
ter, wiens ziele God genadich zij, van de
eersten es geweest, en nae dat die voors
anabaptisten Ln getale van veertich ofte
nieer zeker lange tyt op de plaetsse gehou
den hadden in meninghe van meer hulps en
aenvalle aanhang) te g6crygen, diewelck
hen nochtans, overmits alle de straten en
steghen streckende nae der plaetsse, deser
stede nyet wel bij comen en mochten, hebben
sy luyden vernemende de menichte van de
gfcemeente deser stede die langhe tyttegens
hen luyden schutgevaert hilden en overmits
hen gheen hulp by quam, ten laetsten als
d^n dacb aenquam deser stede huys het
stadhuis) inne genomen en van daer gescho
ten en de ghemc-6nte wederomme tot hen-
luyden, tot acht uren ofte daeromtrent voer
de noene middag) tot welker tyt de
burgeren nae dat sy luyden twee ofte drie
schoten mit dat groff geschut deser stede
opt" dnere deur) van der stede huis omme
daer ~-men inganck te maicken, geschoten
hadden, hen luvdeD mit stormderh3nt onge
vallen en den zeiven anabaptisten nyet ge
schoten ofte geslagen wesende, in denyeu-
we earner van den voors. huyse gedreven
hebben, aldaer de voors. anabaptisten hen
noch zeiveren tyt onthoudende en alle resis-
tencie doende eynllycken bevallen aan
gevallen) en gheslagen zyn vuyt uit)
geseyt vyff ofte zes gevangen zynde. so dat
van de voors. anabaptisten tot XX 7111 in
getale doot geslagen en geschoten en dan-
dere tot XII ofte XIII toe innegerekent,
enigen naderhant gevangen in hechtenisse
gestell syn. Ende zouden ongetwyffelt wel
eer deselve anabaptisten verwonnen hebben
geweest indien men haere getaele by tyis
hadde geweien, daar de susmcie onder den
ghemeente als oick .der anaoaptisten hoope
was dat sy ongelyck meerder in getaele
zouden wesen nyettemin en os haerluyder
nc-derlaecb nyet geweest zonder verdriete
dese stede overmits datter wel XXI ofte
XXII burgeren off daeromtrent over doot
en er.ighe gewon t gebleven zyn, waer off
wy Uwer E. wel! hebben willen adverteren,
wetende dat dese Saicke Uwe E. zwaerder
en meerder angedragen zall werdden dan
dit in de waerheyt es, en ten eynde Uwe E
dien wy hopen tot deser stede goede affec
tie It dragen, nyet te seer mit onwaerach-
tige tydinghe bezwaert en werdden hopende
mit alle voorsichticheyt in zulken schyne
dese goede stede te bewaren dat alle voorder
inconvenienten verhoet zullen blyven mit
buipt van God die heer almachtigh die Uwer
E. in gesontheyt en salich gesparen wille".
Verdraagzaamheid.
„By den Burgemeester aen die van de
Gerechte bekent gemaeckt sijnde aldus
vermelden de Gerechtsdagboeken der stad
Leiden uit het jaar 1642 dat boven de
poorte en ingang van de plaetse der Lu-
terschen (bedoeld wordt boven den hoofd
ingang van de Luthersche Kerk op de
Hooglandsrhe Kerkgracht) bij occkluiking
binnen de 9tadt vergunt omme in deselve
haere predicatiën te mogen doen, was ge
schreven het naervolgende I^tijnsche vers:
Qui transis hic siste gradum pie lector
[et intra,
Hic coeli porta est. hic domus ecce dei.
hebben die van de gerechte geordonneert
tselve vairsken (verske) aldaer niet lijde-
lick te sien, alwaerby zy niet alleenlick de
voors: haere vergunde plaetse voor eene
publycque als geoctroyeerde Kerck verkun-
digen, maer oock den voorbygaenderen no-
dichden om aldaer als in Godts buys ende
deur des hemels in te comen. en sulxs
tselfde vooral te groote 9touticheyt, geor
donneert en goedtgevonden tselfde versken
te doen uythouwen, daertoe zij Ds. Hege-
rus, leeraer der voors: Luthersche ge-
meynte in hare vergadering ontboden, en
aldaer verschenen zynde. aengezeyt dat
de Gerechte met verwonderinge hadde ver-
staen dat de voors: zijne gemeente tot soo-
danich vrymoedicheyt en stouticheyt waeren
vervallen, dat sv soodanich versken hadden
doen houwen boven de voors: deure ofte
ingang van haere predick plaetse en der
halve belast in goeden ernst tselve mitten
eersten te doen uythouwen off dit die van
de Gerechte ander9ints daerinne bij andere
middelen soude moeten voorsien Ende heeft
de voorn* Ds Hegerus aengenomen tselve
den toeslienders toezien-rs) van =yr.e ge-
meynte bekent te maeken. Actum den
Xlln Juni 1642 Ende sijn de voors: vers-
kens binnen wisnig* dagen daernaer door
order selfs van de Luthersche gemeynte
ook derselver toestiender9 uytgehouwen."