REBUS. loojaar- eu c r DE IRAN IN HET KASTJE. EENIGE KUNSTJES. JJNFf'npTFS. wist het, moeder meende ze ook. Moeder v e r t r ouwde haar. Nu was ook haar besluit genomen. ,,'k Ga niet mee met jullie", zei ze ierm. „Moeder vertrouwt er op dat ik thuis blijf en goed op Annie pas". De twee anderen zagen wel dal aandringen niet helpen zou. Besluiteloos keken ze eikaar aan. „Toe, gaan jullie nu maar gauw" zei Gerda hartelijk, ,,'k Hoop dat je heel veel bessen vinden zult, dan kun je een mooi bou quet koopen". Toen ging ze weer naar binnen en veegde haastig de tranen af die in haar oogen waren gesprongen. De twee anderen behoefden niet te zien hoe naar ze het vond dat ze niet mee kon. 'i Werd geen gemakkelijke middag voor Gerda. Veel vrojger dan anders werd Annie wakker en klaagde over pijn in het mondje. Onophoudelijk moest Gerda haar bezig hou den ,want, liet ze haar even aan zichzelf over, dan begon het builen opnieuw. Tegen 'den a\ ond bedaarde het weer wat en toen het haar bedtijd werd liet ze ach, zoet door Gerda keipen. „Een uurtje later kwam moeder tnuis. Moeder had een heel drukken raiddag gehad en met een zucht zette ze zich neer :n haar stoel. Gerda bracht haar een kopje thee. „Hè, dat smaakt" zei moeder „wat heerlijk toch, dat ik al zoo'n groote «ochter heb". Een poosje later zei moeder: „Kom nu nog een poosje bij me zitten kind, eer je naar bed gaat. Hoe is het gegaan van middag? Heb je het erg stil gehad en heb je veel aan je vriendinnen moeten den ken, die in 't bosch waren?" Even trilde Gerda's lip. Ging moeder haar nu daarmee plagen? Dat deed ze toch nooit? Maar toen begon ze te vertellen, óók dat Bertha en Frieda haar gevraagd hadden om mee te gaan, omdat Annie toch sliep. „Dat is niet mooi van je vriendinnen", zei miK-Jei ernstig. maar moeder, ik had het bijna gedaan want ik wilde zelf ook zoo graag". „En waarom heb je het dan niet gedaan kind?' vroeg moeder vriendelijk. „Omdat u altijd zegt, dat u mij vertrouwt" fluisterde Gerda, terwijl ze haar hoofd tegen moeder aanvljjdde. Moeder kuste haar hartelijk. „Daar ben ik blij om Gerrie. Dan weet ik cok ,dat ik echt op je kan vertrouwen. Geef m'n tasch eens aan". Verwonderd keek Gerda op. Brak moeder nu het gesprek zoo opeens af? Glimlachend, als zag moeder wat ze dacht, nam ze de tasch van haar aan. Ze maakte haar open en haalde heel langzaam een heel mooie bloemenvaas voor den dag. „Hoe vind je die Gerda?" „Prachtig moeder. Hebt u die gekocht?" „Nee, dat kon niet lijden. Die heb ik van mevrouw Halsma gekregen. En weet je wat we er mee doen zullen?" „In de kast zetten zeker?" vroeg Gerda. „Mis", lachte moeder. ,Die vaas mag jij hebben en je mag er mee doen wat je wilt". Opeens begreep Gerda het. „Mag ik mag ik die dan aan de juffrouw geven?" „Gced geraden", glimlachte moeder. „Dat heeft mijn meisje,diel trouw op baar post is gebleven, welverdiend". Dat gaf een vreugde, den volgenden mor- CHi, toen voor schooltijd nog, Gerda aan baar l-eide vriendinnen de mooie vaas liet zien, die ze van moeder gekregen had. „Wat een fijn ding", zei Bertha bewonde rend, en Frida riep:, .Prachtig om de bloe men in te zetten". 's Middags na schooltijd gingen er drie ge lukkige meisjes mooie bloemen halen in den grooten winkel op de Markt. Met hun drie tjes brachten ze toen de bloemen en de vaas uaar hun juffrouw. „Of die ook verrast was! Terwijl ze de dr> vriendinnen op limonade en koekjes tracteerde, keek ze telkens weer naar het mooie geschenk. „Jullie hebt het veel te erg gemaakt meisjes", zei ze. „O nee juffrouw", antwoordde Bertha, „want we hebben het zelf verdiend". Niemand sprak dit tegen. Ook Gerda niet, want had moeder niet gezegd dat ze de vaas eerlek verdiend had? FRANCINA. Aan den rand der uitgestrekte lieide, vlak bij hèt bosch, staat de groote schaaps kooi, waarin wel drie honderd schapen 6tallen. Het huisje van den herder is heel wat kleiner dan de schaapskooi, maar I ze wonen er ook niet met drie honderd inl Het gezin bestaat slecht6 uit Vader, Moe der, den zeven-jarigen Klaas en zijn jon gere zusjes: Mieke en Dina. Als Klaar, naar school gaat, moet hij ecu heel eind loopeneerst een stuk door het bosch. dan een zandweg en eindelijk nog door het dorp Tusschen twaalf en half twee komt hij dan ook niet thuis. Moeder geeft hem 's morgens zijn boterhammen mee en een klein fleschje melk-met-water. Dat s zijn twaalf uurtje. Op zijn terugweg uit school moest hij wel eens boodschappen doen. 't Spaart Moeder een gang naai het dorp uit, want zij kan haar tijd best gebruiken. Op zekeren dag moet Klaas voor Vader een boodschap bij den boschwachter doen. Hij komt toch langs de boschwachterswo- ning en 't is dus heelemaal niet om voor hem. Als Klaas geklopt heeft, gaat de deur open en noodigt de vriendelijke vrouw Tuinstra hem uit binnen te komen. Klaas zet zijn klompen netjes bij de deur en gaat naar binnen. Plotseline dringt het geluid van een gra- mophoon tot hem door. De jongen weet heelemaal niet, wat het is. hii hoort alleen een vervaarlijke stem, die uit een klein, bruin kastje komt. Nauwelijks is dit hem duidelijk gewor den, of Klaas neemt de becnen. Hij rent weg, alsof iemand hem achternazit. Ziju klompen laat hij zelfs in den steek En dat' zegt heel wat. want 't zijn pas nieuwe, waarop hij noe wel zoo trotsch is! Eindelijk blijft hij stilstaan, kijkt be hoedzaam om zich heen, maar kan niet» verdachts ontdekken. Daar sdhiet het htfm op eens te binnen, dat hij znn klompen vergeten heeft! Zal hij ze gaan halen? Maar dan moet hii weer terug naar de b^ebwarhterswoning Even aarzelt Klaas. Wanneer hij echter bedenkt, hoe Moeder kijken zal. als hij zonder klompen thuis komt, is zijn be sluit genomen: hii zal teruggaan om ze te halen. Fr korae dan van wat wil! Behoedzaam nadert hij het huisje, waar uit hij zoo overhaast gevlucht is. Eindelijk heeft hn het bereikt. De klompen staan er gelukHnr noer! Juist als Klaas ze haas tig grijpen wil, komt vrouw Tuinstra er aan en vraagt: ,,Maar Klaas, ioneen. waarom liep j-s toch op eens zoo hard wee V' Weer kijkt Klaas angstig om zich heen, Dan fluistert hij: ,,'k IJeb den man in dat kleine kastje best gehoord Ik was bane, dat hii er uit zou komen om mii aohterna te zitten!" Klaas begriint alleen niet, waarom vrouw Tuinstra nu tooh zoo lacht. C. E. d. L H. Een draad garen, die niet wil veibrai Hiertoe neemt men een steenen of gil pot, die met frisch water gevuld is. I bindt den draad er nu zoo stijf mol omheen en de draad wil niet verbrafl| II. Boe men vuur in de hand kan dragu Men neemt eiwit, gom en een Li stijfsel en roert dit alles goed door elil Met het aldus verkregen papje besef men de handen van binnen Nu laat| ze drocen en kan men een tijd 'ang j de kolen op de handen dragen. III. De draaiende steen. Wanneer men een kalkaehtigen, zj naaraden linzensteen in het één of scherp zuur legt, zal men zien, datl steen beweegt en onophoudelijk in hetrftf draait. IV. De dansende appel. Wanneer men in een appel een gat bl en hierin wal kwikzilver doet, het gat^ dichtmaakt en den appel op een wz| kachel legt. zal hij vroolijk rond dam Ingezonden door Henk Boom. Meesier: ,,Hoe oud ben je, Jantje?" Jantje: „Zes jaar, mijnheer." h Meester: „Wanneer wordt je zeven?"lj Jantje: „Óp mijn verjaardag, mijnheerg Ingezonden door Marielje Sierag Een dienstmeisje, dat nog heel wein;,' haar leven had gezien, komt in een kar waar een kom met goudvisschen slaat roept heel verwonderd- „Kijk dat is ook^1 liet eerst dat ik roode haringen zie Ingezonden door Gerh. en Chr. Egginl Kleine Betsie: „Hè ik wou dat ik iederen dag gewasschen behoefde te word* Moeder: „Maar zoolang ik voor je zal ik je toch eiken dag een.flinke h geven hoor!" Betsie: „O goed dat ik het weet, dat ik lekker gauw trouwen." Ingezonden door Willy Verbrugge. Bedelaar tot doove juffrouw: „Juffr(| krijg ik een paar centen?" Juffrouw: „Praat wat harder, want| versta er niets van." Bedelaar (klein beetje harder): „Juffrfl mag ik een paar centen?" Juffrouw: „Wat zegt u, krenten, neenj heb ik niet bij iuij."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 14