70®*® Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 25 September 1929
Derde Blad
No. 21329
BEZOEK AAN POLEN.
KUNST EN LETTEREN.
DE STERRENHEMEL IN NEDERLAND IN DE WEEK
VAN 25 SEPTEM BER—2 OCTOBER.
KERK- EN SCHOOLNIEUWS-
Steden in Polen Het nationalisme als
ondergrond van zijn krachtsontplooiing
Levende romantiek.
Door Dr. FELIX RUTTEN.
II.
De eerste groöte indruk van den vreem
deling die de Poolsche grens overscnrijdt
en te Poznan, het vroegere Posen, uit den
trein sta.pt of aanstonds Warschau aan
doet, is wel dezehé, we zijn hier nog
altijd in Europal
Poznan is een sterk verduitsehte stad met
een Italiaansch stadhuis; Wavschau. dat
een verkleind Parijs kon heet en. doet mij
evenzeer denken aan Madr d als aan Tu
rijn, met zijn Renaissance-paieizen, zijn
klassieke kolommen on gebeeldho.iwd^» bal-
cons. Hier is niets Russisch en niets
vreemds. De Barok der vele kerken mag t-r
overladener zijn dan elders. De markt
vrouwen te Poznan met hun bonte hoofd
doeken, de zwart-getabbaarde en baardige
Joden te Warschau, geven er de straat
éven. een tikje looale kleur maar overigens
zijn deze beide universiteitssteden zoo
Europeesch, dat het je aandoet als een
ontnuchtering. En ik amuseer mij er in..-,
het peil der beschaving dezer steden na
te gaan, waar 'k sproeiwagens zie en pa-
pi-erkorven, straatvegers die tot 's avonds
laat den rommel van het plaveisel opschep
pen en de grasperken der pleinen reinigen.
Verkeersagenten zorgen er voor orde en
regelmaat, zonder op mechanische poppen
te lijken. Politiemannen die, fier op hun
lange sabels, haast soldaten lijken, heb
ben van de Duitsche bezetting van vroeger
geen barscbheid geleerd. De officieren, met.
al htm medailles pronkend op het eenvou
dig uniform, beantwoorden den groet der
onderhoorigen met vriendelijkheid, hetgeen
voor hun eenvoud pleit. Wel zijn de bede
laars niet zeldzaam langs den weg, en loo-
pen er vele kinderen blootsvoets, wat bij
dit mooie weer aannemelijk is; wel geef6
een menigte van armelijke, kleine, KoutMf
winkelstalletjes waar vrouwen en invaliden
beurtelings kranten, cigaretten, bloemen en
fruit en snoepgoed verkoopen, vooral aan
de groote hoofdstraten van Warschau iets
armoedigs. Maar ziet men dat in Italië
niet ook 1 En daarenboven maken de bede
laars het den. voorbijganger hier niet lastig.
Nog weer een tikje locale kleur als door
de drukke straten der millioenenstad War*
schau de pronkerige begrafeniswagen voor
bijgaat, met de zerk van een kinderlijkje,
hoog opgebeurd en zichtbaar onder het
zwart baldakijn, met bloemen omringd,
wanneer in Poznan op het plein voor
den Dom, die buiten de drukke stad ligt,
twee prelaten in pui-per en koorhemd al
pratend op en neergaan, en jonge meisjes
in nationaal Costuum, fleurig als bloemen,
zich sierlijk drapeeren in hun franjige
sjaals, alsof het Sevilla was... Maar ove
rigens, wat is hier Poolsch, behalve het
interieur der vele, vrome kerken Zelfs
te Cracau zou 'k me verbazen over de
zindelijkheid der stad buiten de Jodenwijk;
en 'k kan het niet begrijpen hoe Charles
Delvert die de monumenten van ,,La Vi-
vante Pologno" zoo goed bekeek, weer tel
kens, zelfs in Warschau, het Oosten meent
te zien in Polen, en klachten aanheft over
zijn onzindelijkheid. Nonsens, wat deze
Poolsche steden betreft-
Tenzij er sinds 1927, toen zijn boek ver
scheen, zoo veel veranderd isWant ver
anderen doet het uitzicht der dingen hier
met den dag. Overal wordt er gebroken cn
gebouwd. Poznan heeft zich vernieuwd met
het oog op de groote tentoonstelling die
er dit jaar gehouden wordt; Warschau 'm
aan alle zijden in aanbouw. Maar niet al
leen dat de heerschendo woningnood daaT-
toe dwingt, die heele nieuwe stadswijken
deed verrijzen Ook wordt er overal her
steld en verfraaid; restauratie van het
oude koningspaleis, bouw van een groot
museum, van een nieuw station, van een
spoortunnel onder het stadshart. En zoo
levert de drukke stad een beeld op van
ëen ongewone levendigheid, van een koorts
aohtigen bouwlust, van een krachtsont
plooiing en een levensdrang, wier schui
mende energie den vreemdeling weldadig
aandoet. De luide polsslag van dit aan
zwellend jeugdleven rythmeert er den dag
ïnet blijde vrooliikheid.
Maar dit klein Parijs", zooals War
schau heet, is daarom nog geen Fransche
stad; want de Polen zijn geen Franschen.
En ook dit ontwaart men er als bij den
eersten oogopslag. Er is over dit Poolsch
karakter heel wat gefabeld en gebazeld.
Maar aanstonds is dit duidelijk: hoe rustig
deze menschen ziin in hun gewone doen.
Men spreekt van hun uitgelatenheid, hun
uitbundigheid, hun grandseigneurschap dat
zich vermeit in groote uitgaven en de
schulden niet schuwt... Maar hoe kalm be
wegen deze menschen hier, met hun be
daard voorkomen, hun vcerkrachtigen gang
Het is een sterk en gezond ras, bruinge-
tint, met blond haar dat spoedig donkeTt,
en met zachte grijs-blauwe-, soms groen
blauwe oogen, met een weemoedigen, droe
ven blik. Dit teekent de Polen als Slaven.
Mooi ziin ze niet, en zeker de vrouwen uil
het volk niet Opvallend is de rijpheid, de
onkinderlijkheid van het, kindergezichtje.
Maar hoe vriendelijk zijn ze, altijd met
een bniging gereed. Zncr ik 's moreens uit
mijn venster niet twee koetsi°rs elkaar de
band geven? Ovral worden harden ge
reikt, r vrienden wandelend gearmd Dames
begroet men met een handkus. Zoo oo*:
begroet de arbeider ziin nachtheer. en de
boer de boerin, de geloovige den priester.
Heeft dit niet iets van een doorgevoerde
verfijning 'waarvan de wortel zit in een
ons vreemde teederheid mün ver
bazing. toen mijn Poolsche v^nd. die miï
bezocht in mijn pension te Warschau de
hand kuste mijner hosnita.
Wanneer Polen zich dan ook niet als zoo
danig m zijn levende steden openbaart, zoo
licht er dan toch wel iets vreemds en eigens
op uit de Polen zelf.
Maar zóó kom 'k dan tot den anderen in
druk, dien de vreemdeling aanstonds krijgt,
wanneer hij maar even met de menschen
van dit land in aanraking geweest is: hun
geweldig Nationalisme.
Wat bij de Franschen „Chauvinisme"
heet, kan wel degelijk onaangenaam zijn.
De zelfbewustheid der Pruisen was onver
draaglijk. Met de Polen is dit zoo heel an
ders. Zij stellen zich niet op den voorgrond,
zij dringen geen buren terug; maar zij zijn
zoo ontzaglijk blij met hun weergevonden
vrijheid, met hun herboren land, met hun
herwonnen zelfstandigheid. Wie die vreugd
niet meevoelen kan, is geen mensch. Ander
halve eeuw heeft dit volk, in onwrikbaar
geloof aan zijn herrijzenis en opstanding,
geleden. Geen oogenblik van zijn bestaan
is deze droom van zijn horizont weggesche-
merd, ofschoon met ieder jaar de mogelijk
heid der vervulling twijfelachtiger werd.
Er was geen Polen meer ,en tóch hoopten
de Polen nog. Zij duldden en droegen on
verstoord, maar hun vast vertrouwen kon
riet geschokt worden. Dan eindelijk, van
.1918 tot 1920, mochten zij voor hun vrij
heid strijden. Zij wierpen zich in dien
strijd .uitgehongerd en naakt, ontredderd en
haast zonder wapenen. En toch overwinnen
zij, tegen alle verwachtingen. Onmiddellijk
daarna gaan zij aan het herstellen en op
bouwen van alles wat ordeloos neerlag, in
een uitgeplunderd land, waar niets dan ver
warring te wachten was. En tien jaar later
is alles georganiseerd, leger en administra
tie, financiën .economie, sociale verzorging;
de industrie in wedijver met de buitenland-
sche, een nationale kunst in opbloei, een
spik-splinternieuwe zeehaven in aanbouw,
en een tentoonstelling geopend te Poznan,
zoo breed in opzet, zoo ruim van opvatting,
zoo degelijk tot in haar kleinste onderdee-
len bewerkt, en zoo rijk gevuld met de
vrucht van een ongeloofelijken arbeid,
dat de vreemde bezoeker er voor verbaasd
staat als voor een wereldwonder.
Wie dit alles in het oog houdt, het verste
verleden van bloed en tranen en het meer
nabijë verleden der laatste tien jaar, waarin
een vertwijfelde strijd werd gevolgd door
een reusachtige krachtsinspanning, waarbij
het ontplooide organisatietalent evenzeer te
bewonderen valt als de bereikte resultaten,
zal de geesteshouding, de mentaliteit
dezer jonge natie gemakkelijk begrijpen, en
zich bewonderend daarin kunnen inleven.
Hun voldoening, hun eindelooze vreugde
en de rechtmatige trots over hun triomf,
niet op het oorlogsveld alleen, maar ook en
misschien vooral op economisch terrein,
moge de Polen van het oogenbilk iets
naiefs geven. Doch is naieviteit niet de be
minnelijke eigenschap der jeugd? En dit
oude volk is een nieuwe jeugd ingegaan,
met heel de bruisende blijheid, met heel de
schuimende geestdrift en den stormenden
jubel, die de jonge levenskracht, jeugd en
lente, altijd kenmerken.
Naief, wanneer ze u telkens dit en dat
weer aanwijzen met de woorden; bij ons
vervaardigd, naief. wanneer ze in bewon
dering staan voor de schilderijen hunner
schilderskringen, de „kilims", de weefsels
hunner spinnerijen en de aarden schotels
en papierknipsels hunner boeren; naief ook
wanneer ze bij al de graftomben hunner
volle kerken de namen noemen hunner hel
den en grooten, en in hun musea bij voor
keur de groote doeken aanwijzen, door hun
historie geïnspireerd. Dan begrijpen zij niet,
dat we niet warm worden bij 't hooren der
biografie van hun beste vaderlanders, en
op den mantel van Kosciuszko staren als
op iedere andere merkwaardigheid. Maar
voor hen is dit alles anders. Zij staan tegen
over deze dingen met hun piëteit van vader
landers. die zich overal het bloed der mar
telaren herinneren en de weeën van hun
knechtschap. Dit werd mij eerst duide
lijk bij het verhaal van één, voor
den koningsburcht te Krakow, het hei
lig Monsalvat van Polen: ..toen mijn vader
mij voor 't eerst ais kind hierheen bracht,
begon 'k zoo bitter te schreien bij 't beden
ken van het verval en de ellende van ons
land. dat hij mij niet te troosten wist. Velen
kwamen hierheen als droeve pelgrims, gedu
rende de Oostenrijksche overheersching. za
gen den deernisvollen staat van het ko
ningsslot. symbool onzer zelfstandigheid,
tot kazerne verlaagd, en knielden dan bid
dend op de straatsteenen neer. de oogen vol
tranen het hart van droefheid gebroken.
Alleen wanneer men deze liefde, dit gren-
zenloos vaderlandsgevoel en deze nationale
toewijding in het oog vat, waarvan wij
ons geen denkbeeld kunnen vormen omdat
wij als gelukkigen geleefd hebben in een
eeuw van voorspoed. kan men de her
opbeuring. den prachtigen opbloei van dit
jonge Polen begrijpen. Ondanks alle tegen
strijdigheden en verschillen, want in de
verschillende deelen der nieuwe Republiek
zijn nog vier verscheiden wetgevingen van
kracht, was er dit ééne geloof en deze
ééne bergen-verzetfende liefde voor het
oude land, het oude ideaal En dit is de
groote inspireerende kracht geweest, waar
van alle bezieling en alle energie uitging.
Het was eveneens de groote hefboom bij het
inrichten der nationale tentoonstelling te
Poznan. De eindelooze rij van tabellen en
statistieken, die de Staat er heeft saamge-
bracht, werd door de betreffende ambtena
ren en kantoorbedienden in hun vrije uren
saamgesleld. Zonder dat er vergoeding voor
uigekeerd wordt, vindt men er een staf van
kantoorpersoneel dat uit studenten bestaat,
mannen en vrouwen die op de Tentoonstel
ling in de verschillende afdeelingen werk
zaam zijn en er met hun talenkennis groote
diensten bewijzen.
Toen deze vaderlandsliefde na den oorlog
tegen Sovjet-Rusland in een stevig en go°d
geschoold leger practisch werd omgezet,
heeft menigeen het hoofd geschud Zoo er
gens in Europa, dan ligt er ontploffingsstof
op de grenzen van Polen. Duitschland
neemt geen vrede met den „corridor" van
Danzig; Lithauen blijft de stad Wilna op-
eischen-, nergens zijn er naluurlijke gren
zen, wat de zaak met do Ruthenen be
moeilijkt; en Danzig zelf bleef koppig en
wars. Was het dan wonder, dat Polen zich
aanstonds gereedmaakte om het verkregen
erfdeel te verdedigen?
Maar een hinderlijk sabelgerammel wordt
nergens gehoord. Overal klinkt nog de echo
van Grabski's woord, die de gnanciën be
redderde: „Als men ons nu maar vijftig ja
ren den vrede laat."
Doch van den anderen kant, op econo
misch terrein, moest ditzelfde nationaal be
sef wel omgezet worden in protectionisme.
Hierover schudden weer anderen het hoofd.
Het heeten afgedane theorieën. „Je reinste
Tomantiek", heb ik het hooren noemen; en
met de romantiek is afgehandeld.
Maar de Pool antwoordt: zonder onze ro
mantiek waren we als volk naar den kelder
gegaan; die alleen heeft ons staande ge
houden. en heeft ons gered.
Problemen, waarover wijze hoofden hun
hersens kunnen breken. Maar dat dit na
tionalisme als levende factor in het huidige
Polen nog niet heeft afgedaan, bewijst een
bezoek dat de vreemdeling in de buurt van
Poznan brengt aan het kasteel Komik. Gast-
vrouwe is hier de zeventigjarige gravin Za-
mojski. die er alle bezoekers zelve rond
leidt. ze van haar bezittingen verhaalt, van
het leven harer familie, van heel het verle
den van dit kasteel onder Bismaicks dwin
gelandij. Zelve ongehuwd, leefde zij hier
met haar ongehuwden broeder, graaf Ladis-
las, die zijn heele vermogen aan den Staat
vermaakte. Samen werkten broeder en zus
ter uitsluitend voor het heil van hun volk,
kinderen, studenten en arbeiders, door scho
len en fondsen te stichten. En ook de gravin
vermaakte haar fortuin en het slot. dat als
een museum is. aan den Poolschen Staat.
Wanneer ik na dit bezoek de oude gravin
bewogen de hand kus, ziet zij mij aan met
haar gröote donkere oogen: „wat heeft u
ontroerd?"
„Mevrouw, de ziel van Polen heeft hier
tot mij gesproken."
En zij sluit mij in haar armen: „Polen
leeft, maar help mij de ziel van Polen te
vertolken in de wijde wereld."
Geloof mij, de romantiek van Polen sterft
niet met dit adellijk geslacht.
W. H. VAN DER NAT
IN DE LAKENHAL.
- - I lllA>
ït
Er zyn een paar grootére sta'interieurs,
waarin een prachtige geLon.enacid \a.itcon
is bereikt. Warm-goudig verspreidt ach net
licht uit een .-.tallantaarn over de ruggen der
dieren. Ik herinner mij in dit verband een
opmerking van den schilder zelf: „Je moet
wél het lioht schilderen, maar nooit de
lichtbron zelf. Die khn je niet schilderen".
En nu lette men er eens op, hoe hg de
eigenlijke lichtbron, de vlam zelf, altijd heeft
verborgen gehouden achter een der spijlen,
vaarin het glas van de lantaarn is gevat.
Men ziet nu wel de straling van achter die
spijltjes en vermoedt daarachter iets dat
veel heviger is, dan men het zou kunnen schil
deren. Zoo bereikt hij vanuit die verborgen
bron een economie van toonverhoudingen,
die des te suggestiever werkt Men wjjde zijn
aandacht slechts aan de nummers 51 en 2!4.
Bij het genre: schapen op de hei vragen
we bizondere belangstelling voor de schit
terende aquarellen 72 en 73. Bij het eerste:
„de oproep", ziet u. hoe alles juicht in het
gouden voorjaarslicht, dat vlaagt door liet
jenge loover der boomen. Een groote me
nigte schapen dromt samen om den herder
been, die zijn trompet steekt, om de boeren
te verwittigen van zijn vertrek. Er is bijna
iets krijgshaftigs, iets van overmoedig leven
in dit werk. Met welk een brio, met welk
een hartstocht heeft de schilder hier zijn
kleuren laten druipen en vloeien. Stemmi
ger .maar niet minder edel van toon is 73,
„schaapskooi bij Gaderen". Eenzaam hangt
dat oude gebouwtje tegen de hei. Het be
hoort er bij, het schijnt er uit opgegroc-id.
Alleen een paar zware boomstammen en
een houtmijt flankeeren het ter rechterzijde.
Op den voorgrond de herder met zjjn wollig
volkje en zijn hond. Er is hierin weer die
wondere harmonie van landschap, dier en
mensch. De toon is grijsblond Een derde
aquarel, even frisch en suggestief, roept
beelden uit het verleden op: een drietal paar
den staat te rusten aan de Vliet bij Leiden,
terwijl de jagertjes tegen het hek van een
woning rusten.
Als Van der Nat figuur schilderde, had hij
een voorliefde voor door het leven gebeukte
typen, de zwoegers, de sjouwers, die een
moeilijk of zelfs een armzalig bestaan voort
moesten zeulen.
Hij zag dan zijn objecten gaa-ne in octfe,
zji het dan in rustige, soms tobberige actie.
We denken aan die beide s-haanscheerd^rs.
Het heldere voorjaarslicht valt over de reode,
verweerde koppen, half in de schaduw en
gloriet even over de blanke binnenzijde '-"an
zoo'n ten deele afgeschoren schapenvacht.
En hoe juist van toon gaf hiï de oudp vrouw
tjes in het werkhuis te Leiden. Er liet
bij de machinale eentonigheid van het werk,
een uitdrukking van zielige tevredenheid
over de figuren. Zoo is er een knusso humor
ïn die twee oude kereltje-*, die. eveneens
in het werkhui*, bezig zijn tabak te strippen
en verder in het oud9 mannetje, dat met
gr co te interesse zijn machinaal werkje van
„schrobbelen" uitvoert in een wat trieste
omgeving. (Schrobbeen is het kearden van
wol of andere grondstoffen voor de weverij,
EERSTE KW.
©VOtlE MAAN
Cfc LAATSTE KWARTIER
&NIEUWE MAAN
ZUID
VENUS
MARS
JUPITER
SATURNUS
Bovenstaand hemelkaarlje stelt voor den
sterrenhemel in ons land. des avonds te
9 uur middelbare, d.i. 10 uur zomertijd.
Saturnus gaat dan onder in "tW. Z. W.,
maar nu komt Jupiter in 't O. N. O. den
verderen nacht stralen.
Om 11 uur zomertijd is Fomalhaut, de
heldere ster van de Zuidervisc'h, goed te
zien, laag m het Zuiden.
Het L. K. van de maan komt nog net
in 't N. N. O. op ons kaartje voor. Vol
gende wee'k weer uitvoeriger bijschrift!
Men di6nt er rekening mede te houden,
dat in werkelijkheid het Oosten rechts en
Westen links van den beschouwer is, wan
neer deze met den rug naar 't Zuiden en
het gelaat naar 't Noorden gewend staat;
men pleegt echter bij sterrekaarten dit om
te keeren, om geen spiegelbeeld van den
hemel te krijgen. Wil men nu b.v. de
sterrebeelden aan den Oosthemel opzoeken,
dan neme men dat deel van den kaarthorizon,
waar OOST staat, vóór zich, zoo, dat da
Poolster (aan het einde van den Kleinen Beer)
van den beschouwer is afgewend; men zal
dan voor het NO-lijke vierdepart van de
kaart de sterrenbeelden zien, juist zoo, als
zij aan den hemel staan.
De sterren in bovenstaand kaartje, die
een gekartelden rand hebben, zijn van de
le grootte of helderder; de dikke ronde
stippen zijn sterren van de 2e grootte en al
de andere, kleinere, stippen zijn sterren
van de 3e of van een lagere grootteklasse.
Hpt- open cirkeltje nabij de Poolster geeft
de plaats van den Noord-Hemelpool aan.
zoodat ze gezuiverd worden van stof en
de draden 01 vezels evenwy'dig komen te lig
gen. Tegenwoordig gebruikt men meer een
schrobbelmachine).
Landschap en dorpsgezicht waren mis
schien niet des acbi.ders sterkste uitingen en
toch zouden we voor de overzichtelijke volle
digheid, de werken in dat genre hier niet
gaarne willen missen. Stil en rustig is dat
buurtje te Katwijk, mooi van compositie,
door die grijze geveltjes als driehoeken te
gen de klare luoht te zetten. De sfeer van die
lucht is buitengewoon goed getroffen. Men
voelt: daarachter is niets dan de zee. Heel
mooi van kleur is het kleine paneel met bet
bruggrtje, wrarovtr een oud mannetje ;oopt.
Er ligt sneeuw, het is koud; de lucht sug
gereert in grauwe tonen het onbehaaglijke
van wat viezig winterweer. Zeer verdienstelijk
van toon en stemming is ook een sneeuw
landschap bij een boerderij. No. 14 doet
eenigszins denken aan het koloriet van Van,
der Windt: een schuur, wat verweerd, met
een fijne toonwemeling over het rieten dak,
terwijl een wat verstrooide hoenderfamilie
over het erf scharrelt en doet, wat der kip
pen gewoonte is: schrapen en pikken. Het
geheel een vredig beeld van landelijke rast.
Da boeiende werken „Peueraar" en „Geiten
in het maanlicht" laten we onbesproken,
daar we ze vroeger al eens behandelden.
Van der Nat was, zoo merkte de heer Brou
wer in zijn inleiding op: „Vriend van Ver
ster, den goddelrjken droomer, den sympho-
nie-componist".
Vriend van Floris Verster te zijn, dat zegt
iets. Verster, beminnelijk mensch als hij
was, was desniettegenstaande een gesloten
figuur en wie het voorrecht had, zijn vriend
te zijn, moest iets beteekenen. Dat de groot
ste colorist van onzen tijd en de veelzijdig-
ste stillevencompocDt, die Hollen 1 ooit heelt
gekend, aan Van der Nat zijn vriendschap
schonk, zegt heel veel. Het zegt ook, dat
Van der Nat zonder eenigen twijfel en in
het hier geëxposeerde wordt het openbaar
den genialen invloed van Verster heeft
endergaan. We zien het aan den grijzen pot
met scabiosa, aan de zoo kleurzuivere dui-
zendschoonen. We zien het eveneens aan de
tinnen schaal met blauwe, die met roode
pruimen en die met de appelen. Men lette
maar eens op, hoe meesterlijk deze werken
in toon zijn gehouden, hoe fijn de vruchten
zijn overwaasd en hoe subtiel de schaduw
partijen zijn verwerkt. Den invloed onder
gaan, wil nog niet zeggen: eenvoudig copi-
eeren. Daarvoor was Van der Nat tem slotte
weer te veel persoonlijkheid. Het wil een
voudig zeggen: zijn voordeel doen met de
fijne technische vondsten van Verster, zijn
technische wijze van doen. Het eigenaardig
sentiment, dat uit deze werken spreekt,
is toch altijd dat van Van der Nat. Hij be
houdt zijn eigen palet. Al3 twee hetzelfde
doen, is het daarom nog niet hetzelfde, al
lerminst inzake kunst, waarbij de werkelijk
heid door de ziel wordt getransponeerd in
eigen toonaard. De hier geëxposeerde sli"e-
vens hebben onze bizondere liefde en waar
deering, niet het minst de vruchten, omdat
hun stille leven in een fijne gebondenheid
van wemelende tinten ons dichterlijke zelf
belijdenissen dunken en tevens een stille hulde
aan dien onvergetelijken groote: Floris
Verster.
In 't bizonder maken we nog opmerkzaam
op no. 26, de rouwviolen, het laatste werk
van den schilder, waarin hij zijn eigen
Requiem dichtte. Vele opmerkingen zonden
nog zijn te maken over de doode vogeltjes,
met roerende aandacht geschilderd: die kleu
rige puttertjes, waarvoor hij een blijkbare
voorliefde had, de vinken en het sijsje, en
vooral het heel stille, doode roodborstje,
waarvan de pootjes verstijfd omhoogsteken.
'Altijd is in deze objecten bet mysterie
van den dood zoo treffend uitgedrukt, en de
donkertonige achtergronden geven dee te
meer kracht aan het geheimzinniger.h. be
grip: dood zijn. Met welk een fijnheid en
intensiteit, met welk een gespannenheid van
liefde is dat alles gepenseeld.
Er is ten Slotte nog een kleine keuze uit
het grafisch werk, waarvan we in 't bizon-
der noemen, om de superbe uitbeelding,
den kop van een ezel. En verder is er een
portefeuille met teekeningen, die we den
bezoekers ter aandachtige bezichtiging aan
bevelen.
Het zou wellicht de moeite loonen, later
eem uitvoeriger expositie van uitsluitend etsen
en teekeningen te organiseeren.
De heer Brouwer sprak van een „ere
schuld" tegenover Van der Nat. Als deze
er is, kan die thans door een warme be-
langstelling voor deze expositie ten deela
worden ingelost. In ieder geval moge msn
toonen de geesteljike na'atensohap van Van
der Nat op hoogen prijs te stellen.
RECLAME.
O
O d o l
houdt de
tanden gezon
en den mond zuiver!
NED. HERV. KERK.
Drietal: Te Utrecht, (vac. B. Batelaan)
alph.A. Meyers te Hoogeveen, J. H. F.
Remme te Amsterdam en Ph. J. Vreugdenhil
te Gorinchem.
Beroepen: Te Moercapelle, H. Bout,
card, te Huizen (N.-H.) Te Kantens, C.
A. Snoep te Vierhuizen en Zoutkamp.
Aangenomen: Naar Hoekstede, J. P,
Palmboom, te Boxmeer.
Bedankt: Voor Groot Ammers: J. v.
Amstel te Putten (Geld.).
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Vries, de heer W. J.
v. Enk, cand. te Kampen.
Aangenomen: Naar Nieuweronrd, M.
v. Djjk te Hills (N.-A.), me! verlof bier te
lande.
Bedankt: Voor Sleen, M. v. Dijk te Hills
(N.-A.), met verlof hier te lande.