n nieuwe
Japon
Diaconale V ergaderirag der Ned. Herv. Kerk te Katwijk Zee.
70ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 19 September 1929
Derde Blad
No. 21324
'erst
kijkt
FEUILLETON.
Bartin's verjongingskuur.
x
Verschillende refaraten - Ontvangst door het Gemeentebestuur.
Foto's v. d. K.xay.
Gisteren vond te Katwijk-aan-Zee de vergadering plaats van Diaconiën der Ned. Hen-. Kerk uit de Zuidelijke provincies
van Nederland. Zij -werd bijgewoond door vele bekende predikanten, diie wij hierboven vereenigd zien.
Te halftwee gistermiddag heropende de
Voorzitter op de gebruikelijke wijze de ver
gadering. Aan de bestuurstafel merken wij
thans ook nog op Dr. J. H. Adriani uit
Utrecht.
De Voorzitter gaf het woord aan den
heer Dr. F. A. Nelemans uit Delfshaven om
een inleiding te houden over het onder
werp. Diaconie en/of Burgerlijk Armbe
stuur.
Deze spreker behandelde in een meer
juridisch betoog eenige Synodale Reglemen
ten en enkele artikelen van de Armenwet
in verband met de Diaconale voorschriften.
Dit betoog dat van ernstige studie ge
tuigde, had de bijzondere aandacht der ver
gadering.
Daarna kwam de heer Ds. Klein Wassink
uit Bathmen aan het woord, die een inlei
ding hield over het onderwerp: Beginselen
ran Armenzorg.
Na een korte inleiding gaf spr. vooral
historisch overzicht van de ontwikke-
.ng der armenzorg sedert de middeleeuwen,
aarbij gelegenheid gevonden werd om die
twikkeling le doen zien als een worsteling
an beginselen om de overhand. De toe-
land van het heden in ons land werd
barna nader geschetst en de beteekenis van
legenwoordigeArmenwet gewaardeerd
haar organiseerend, wegwijzend en
invullend karakter. Tegen de bedoeling
den wetgever in. die de kerkelijke en
«rticuliere armenzorg primair wilde doen
Jijven, en die aan de overheidsarmenzorg
ilecbts en recundaire en subsidiaire rol had
egedacht, is het. met deze wet en méde
oor de werking van haar uitgaandp. uitge-
opeo op een schier volkomen suprematie
iet
RECLAME.
Jol
DEN HAAG, ROTTERDAM,
illéén Hofweg 6. Hoogstr. hoek Spui.
2765
van de overheidsarmenzorg. De kerkelijke
en partculiere armenzorg komt hopeloos, en
hoe langer hoe me'er, achterop. Dit aoht spr
ongewenscht, vooral om de beginselen van
i armenzorg, welke hierbij in het gedrang
komen. Hij zou de werking van de wet be
teugeld willen zien en deze beteugeling
j niet willen zoeken in belemmering van de
overheidsarmenzorg. maar in prikkeling van
I het kerkelijk en particulier initiatief tot uit
breiding van zijn werkingssfeer. Onze Her
vormde Diaconiën vooral, die hier het leeu
wenaandeel hebben, moeten opstaan alom
i uit hun slaap, breken met hun vaak nog
j ziellooze bedeeling. en met forsche hand
j aangrijpen de taak, welke hier in onze
dagen voor hun voeten ligt 7n als het geld
ten beletsel is om te doen wat moet, dan
is spr. van oordeel, dat aan een subsidie
stelsel van de zijde der Overheid, zooals b.v.
bij de Kinderwetten, de voorkeur gegeven
zou moeten worden boven het verloopen
van alle armenzorg van de Overheid. Met
een enkel woord over de ware weldadigheid
werd dit referaat beëindigd.
Daarna had een aangename discussie
plaats over deze beide inleidingen. De ge
maakte opmerkingen werden door de inlei
ders tot volle voldoening der opposanten
beantwoord.
Na het zingen van Gezang 52 13 werd
op verzoek van den voorzitter door ds. Klein
Wassipk deze middagvergadering met dank
gebed gesloten.
Ontvangst door het Gemeentebestuur.
Vervolgens ging men naar den boulevard
en naar de restauratiezaal van hotel ..De
Zwaan", waar het College van B. en W.
met een groot deel der raadsleden de Fede
ratie officiel ontving.
Het woord wetd hier allereerst gevoerd
door den burgemeester, mr. J. Schokking.
die o.m. het volgende zeide:
„Mijnheer de voorzitter, bestuur en leden
van de Federatie van Diaconiën. Het was
ons, vanaf het oogenblik dat uw bezoek aan
Katwijk aan Zee bij ons bekend was. een
vreugde om een oogenblik van uw tijd te I
vragen, u hier te ontvangen.
Niet alleen schonk het ons gemeentebe
stuur voldoening, dat u hier zoudt vergade
ren. maar ook dat u het platteland voortrok
boven de stad Meestal wordt dit gedaan
omdat in de steden of haar onmiddellijke j
omgeving dikwijls grootere lokalen voor j
zulk een doel aanwezig zijn. Het deed ons j
goed, dat u ditmaal daarvan afweek.
Het is door ons met warmte gewaardeerd.
dat gij hier kwaamt in verband met uw
arbeid, die gerekend mag worden tot de
werkzaamheid, die bovenaan staan. Hij, die
weet wat uw Federatie beoogt, weet ook
wat door u voor de armen gedaan wordt.
Steeds is er verschil van meening ge
weest over hot kerkelijk- of het Burgerlijk
Armbestuur.
Van zekere zijde wordt wel eens be
weerd. dat door het woord van den Hei
land: ,,De armen hebt gij altijd met U" als
vanzelf ook in opgesloten ligt, dat er armen
moeten zijn. Dit nu is niet in alle conse
quenties juist.
Het komt er op aan. dit te bezien in ver
band met andere gedachten, die aannemelijk
kunnen zijn.
Vergis ik mij niet. dan grijpt gij er naar
om dit edel doel te verwezenlijken.
In Katwijk bestaat noch bij de Hervorm
den, noch bij de Gereformeerden, noch bij
de Roomsch-Katholieken eenige behoefte
aan een Burgerlijk Armbestuur; ja zelfs
(om er de politiek nu eens bij te halen)
wordt er hier zooals in de verkiezings
dagen in een debat bleek beter voor de
armen gezorgd, dan b.v in Zaandam. En
wanneer het geval zich voordoet dat het
noodig is om bij B. en W. aan te kloppen,
dan is het gemeentebestuur wel te vinden
om de moeilijkheden te overwinnen. Geluk
kig echter is hier de Diaconale armenzorg
hoofdzaak-
Hel gemeentebestuur van Katwijk wil het
gaarne uitspreken, dat door de Federatie het
werk zeer wordt gesteund.
Dit geschiedt geheel belangloos en ik
dank u voor de gelegenheid aan ons gem.-
bestuur gegeven om het hier openlijk uiiHe
spreken Uw werk is daardoor vruchtbaar
.voor Kerk en maatschappelijk leven.
Spr. verontschuldigde zich nogmaals dat
aan de Federatie geen betere ontvangst kon
bereid worden in eigen huis. Maar wij heb
ben hier de wijde zee, die getuigt van de
grootheid en het onvergankelijke.
Werk uw werk om Christus wil, die tot
in eeuwigheid dezelfde blijft en geve Hij u
genade, om dit tot in lengte van dagen te
blijven doen! (Applaus).
De voorzitter de heer v. d. Kamp dankte
den Burgemeester voor zijn schoone rede,
alsmede het Gem.bestuur en het was hem
aangenaam te kunnen constateeren dat
hier de Burgemeester niet alleen als magi
straat tegenwoordig was, maar, zeide spr.,
tevens als iemand uit ons midden.
Katwijk is een schoone plaats met veel
belangstelling voor het Kerkelijk leven. Het
verwondert ons dari ook niet, dat hier geen
Burgerlijk Armbestuur is. Bij ons, aldus
vervolgde spr., in Amsterdam, is dat gansch
anders en kan zulks niet anders.
Wel hebben ook wij idealen, doch het
groote stadsleven stelt nu eenmaal aan alles
geheel andere eischen, dan te plattenlande.
Nogmaals dankte spr. voor de hartelijke
ontvangst in Katwijk en hoopte dat deze
gemeente onder dezen Burgemeester steeds
meer groeien en bloeien moge en dat Gods
zegen op alles moge rusten (Applaus).
Daarna werd de thee aangeboden.
Vervolgens nam men van het Gem.-best.
afscheid en toog naar „Casa Cara", waar
van een gezelligen maaltijd genoten werd.
De avondvergadering.
Te ruim 8 uur opende do voorzitter
deze vergadering waar de 80-jarigo
oud-zendeling van Baarle met zijn echtge-
noote mede een plaats had ingenomen.
Daarna werd het Wilhelmus gezonden,
waarna weer enkele mededeelingen van
huishoudelijken aard werden gedaan.
Vervolgens werd Psalm 150 1 gezongen
en voorgegaan in gebed.
Nauwelijks was dit lied gezongen of oud-
minister prof. Slotemaker de Bruine werd
met luid applaus begroet, naar de bestuurs
tafel geleid en nam daar tusschen den voor
zitter en dr. Schokking plaats.
De voorzitter heette B en W. uit Katwijk
hartelijk welkom en ook prof. Slotemaker
de Bruine. Altijd heeft hij de Federatie wil
len dienen en nu is hij weer tot de kudde
teruggekeerd. Wij willen hopen dat hij nog
lang onze voorzitter moge zijn en wij allen
heden een goeden en gezegenden avond
mogen hebben. Spr. gaf nu het woord aan
dr. Rutgers.
Deze begon met mede te deel en dat hij
als oudste der predikanten dezer plaats was
aangewezen om een enkel opwekkend woord
te spreken.
Onze gemeente aldus dr. R. heeft
gedurende den zomer tal van gasten in
haar midden, die willen rusten. Thans heb
ben wij ook een aantal gasten, doch die
willen juist werken. Aan dezen brengt spr.
namens verschillende colleges z. a. van
predikanten, kerkeraden. diakenen, ouder
lingen en notabelen dank voor de eer die
zij Katwijk aandoen om hier hun jaarver
gadering te houden.
Vervolgens zegt 9pr. dat het aan geen
twijfel onderhevig is dat Predikanten zich
op de hoogte moeten stellen van de Zaken
de Diaconip betreffende. Het leeraarsambt
beteekent Christus volgen als Profeet. Het
onderlingeii ambt ig het Priesterlijk ambt
en de Diaconie i9 het ambt des Heiligen
Geestes om het werk der Barmhartigheid
te doen.
In vele andere Federatief en Organisaties
slaat men nog al eens graag op de groote
trom, maar de Diaconie doet al haar werk
in dp grootste stilte.
Millioenen worden ja^rljjks door de
Diaconiën uitgegeven, zonder dat er bijna
iets van in het openbaar uitlekt. Alleen in
de Classis Leiden wordt reeds jaarlijks een
bedrag van ruim f. 150.000 uitgegeven.
Dit alles is het werk der Christelijke
Barmhartigheid
Daarna behandelde spr. het woord van
Paulus, ,,dat een Diaken moet zijn eener
vrouwen man" en stelde dit woord in helder
licht ten opzichte van de Diaconale arbeid.
Spr. eindigde met den wensch dat deze
Federatieve samenkomst no grijk door God
gezegend moge worden en dat de broeders
Diakenen straks gesterkt en verkwikt weer
van hier gaan, wetende dat er Een. is die
hen in dit werk geplaatst heeft.
Hij. Christus de Heere stelle U tot een
zegen en geve U die genade dat tot U gezegd
worde ..over veel zijt gij getrouw geweest,
ga in. in de vreugde uws Heeren.
Hierna trad een kliene pauze in.
Rede Prof. Slotemaker de Bruine.
Prof. Slotemaker de Bruine kreeg nu het
woord. Er was een tijd aldus prof. S. de
Br. dat het woord ..Kerk" met schouder
ophalen werd genoemd. Dat is echter voorbij.
Vooral het woord „Hervormde Kek". Dat
is ook voorbij. Nu ik weer vrij ben, wil ik
met dankbaarheid mijn vroeger werk weer
aanvaarden Ik vertrouw dat ik met de hulp
van anderen en hier keek spr. speciaal in
de richting van het bestuur der Federatie
nog veel zal mogen en kunnen doen voor
de kerk en tot eer van God.
De kracht van een volk moet liggen bin-
ne'n de organen van dat volk zelf.
In Engeland zegt men: .de overheid heeft
geen hart". Zoo ver ga ik niet. Maar de
overheid mag zich in deze niet op den voor
grond plaatsen, de Kerk en de Diaconie moe
ten hier in de allereerste plaats de haar
van Gods wege opgelegde taak vervullen.
Ik dank U allen dat gij mij als Voorzitter
Uwer Federatie wenscht om daardoor onze
Kerk, onze Hervormde Kerk wederom te
kunnen dienen tot eer van Gods Heiligen
naam.
De Voorzitter dankt de heeren Slotemaker
de Bruine en Ds. Rutgers, hetgeen opnieuw
E'en storm van bijvalsbetuigingen uitlokt.
De Voorzitter deelde nog mede dat heden
een ercursie zou gemaakt worden naar het
Wees- en Gasthuis. Vervolgens zou men
door de Leidsche Diaconie vergast worden
op e'en autorit door de omstreken van
Leiden. Katwijk en Noordwijk.
Deze medeelingen werden met applaus
beantwoord.
Rede Ds. P. de Haas.
Daarna voerde nog het woord ds. P. do
Kaas van Utrecht, die als volgt sprak:
Mijn woord tot U is zoo min een referaat
als een preek. Ik beb geen onderwerp en
geen tekst. Laten we maar zeggen, dat het
een toast is op Broeders Diakenen en op de
Federatie.
Het ambt van Diaken is wel zeer treffe
lijk. Het beteekent dienaar en liet is die
nen op velerlei manier. Reeds het N.T.
bericht aangaande de oorsprong van bet
Diaconaat, wijst er op. De voorgangen konden
het werk niet meer overzienDiakenen wer
den geroepen, om hen te helpen. Zij scho
ten te hulp hen, die te veel op hun schou
ders hadden. Vervolgens zij hebben op heer
lijke wijze de Kerk en de Gemeente ge
diend; bovenal ook: zy hebben de ellendi-
gen gediend. Helpen, dienen, het klinkt in
de wereld niet heel aanzienlyk, maar als
Christenen weten wij hoe groot dat zijn kan
en wel zeer belangrijk is ook de functie,
die in lange tijden, in starl en land door
Diakenen is uitgeoefend.
Zy zyn, om iets te noemen, dat my altijd
nogal hoog zit, een doorgaand getuigenis van
het feit, dat de Goddelijke opdracht aan de
Chr. Kerk gegeven, meer behelst dan de
prediking alleen. Niet alleen wat de Mond
Gods gesproken heeft, moet doorgegeven
worden, maar ook de Hand Gods moet open
baar worden. De kerk is niet alleen schat
bewaarder van het Woord, maar ook open
baring van het Lichaam van Christus, waar
van de leden, geleid door het Hoofd, el
kander dienen. „Predik het Woord", zoo U
gezegd, maar ook „Werp de duivelen uit"
en „leg de kranken de handen op". Het
nauw verband tusschen het geestelijke en
het practische komt uit in de Diac. taak en
arbeid. „Woord en Daad" die titel van een
bekend blad in onze dagen, wijst ook aan
de taak der kerk.
Daarom heeft de Diaconie den strijd steeds
to voeren op 2 fronten. Aan de eene kant
staan zij, die den blik enkel naar de aarde
en naar de practyk gericht houden, de nuch
tere philantropie; aan den anderen kant
degenen, die zich voor zeer geestelijk aan
zien en daarom alle practisoh aanpakken
der dingen onnoodig, ongewenscht, ja we-
reldgelijkvormig achten. Zy meenen eigen
lijk, als het Woord maar verkondigd wordt,
dan is de taak der kerk naar behooren
vervuld.
Hoe dikwerf heb ik dien geest niet ont
moet ook op mijn eigen weg, b.v. op het
terrein der drankbestrijding. Prediking van
het Evangelie was hel eenig noodige, zoo
heette het ook dan; en in het 1000-jarig rijk
z«u het drankeuvel ook wel verholpen zijn.
Ook als men een eenigszins sociale vlieger
wilde oplaten, werd diezelfde zware staart
er aan gehangen, en de opvaart v. d. vlieger
belemmerd. Dan was mij steeds het bestaan
van den Diac. arbeid reeds een baken in zee.
Want ook de armoede zal wel overwonnen
zijn in het 1000-jarig Rijk. maar dat de kerk
voor dien tijd in deze een taak heeft, is
moeilijk tegen te spreken. Zoo is dat Diac.
werk steeds te zien als een baken in zee,
als een waarschuwend signaal.
De dienst der barmhartigheid gaat niet op
in de prediking, maar heeft, ofschoon iy
nauw verband daarmee, haar eigen plaats
en taak.
In dien arbeid echter heeft lange tijden
de sleur geheerscht, en ofschoon juist de
Diaconie nog al eens was de met aardjsche
goederen bedeelde, toch was zij juist de
asschepoester. Een vergelijking met andere
organen van armenzorg, deed denken aan
het woord- „De kinderen der wereld zijn
B.
N.
-is(
;tu
e
lac
Door RAFAëL SABATINI.
Uit het Engelseh door C. M. G. d. W.
lac
Na een tocht van drie uur kwam Gar-
iche eindelijk te Voiron aan Zijn voet-
appen weerklonken in de still te straten en
erschnkten een paar verdwaalde poesen
e buiten liepen. Er was geen nachtwacht
de kleine gemeente en ook geen licht,
laar hij het flauwe maanlicht zocht Gar-
iche de herberg „le beau Paon" en vond
e na eenig dwalen Een opzichtige pauw
'?t wijd uitgespreiden staart was het tee-
:n boven de deur waarop hij sloeg en ram-
*lde alsof hij de deur wou inslaan.
Na een wijle ging de deur open en een
;an. half gekleed met een kaars in de
nd en een slaapmuts op zijn grijze haren.
nude een boos gezich! in de opening.
Bij hel zien van de magere, beslijkte ge-
ank- die vroeg om binnengelaten te wor-
had de herbergier vee! lust de deur
'kr toe te doen, want bij vreesde te doen
hebben met een bandiet uit het berg-
lr*d. Maar Garnache zette zijn voet in de
'Ding.
•Er logeert hier een man uit Parijs Ra-
tyie genaamd Ik moet hem dadelijk
hii; zijn woorden en de beve- 1
waarop zij werden uitgesproken, i
uilwerking op den waard.
Rabecque had den grooten heer uitge-
den Nen gedurende de week die hij te Voiron
"'«1 doorgebracht en had er 9lag van gehad j
2,
een zekere mate van eerbied en ontzag in te
boezemen. Dat die havelooze kerel, met
zijn bevelende stem hem te spreken vroeg
op dit uur van den nacht, zonder zich
eenigszins te bekommeren om dep last. dien
hij den grooten Rabecque zou geven, ver
schat» ook hem een zekere mate van eer
bied. ofschoon nog eenigszins gemengd met
achterdocht.
De waard verzocht hem binnen te komen.
Hij wist niet of mijnheer Rabecque het
hem vergeven z<7b wanneer hij hem stoor
de: hij kon niet zeggen of mijnheer Rabec
que hem op zulk een uur zou willen ont
vangen Maar toch mocht mijnheeT binnen
komen
Garnache viel hem in de rede voordat hij
half uitgepraat was. noemde zijn naam en
verzocht hem dien naam aan Rabecque over
te brengen. De blijdschap waarmee de lakei
uit zijn bed sprong toen hij hoorde, wie het
was. die was aangekomen, maakte niet
weinig indruk op den waard, maar toch nog
niet half zoo voel al? de eerbied dien hij
een oogenblik daarna opmerkte waarmee
deze groote mijnheer Rabecque uit Parijs
den vogelverschrikker begroette toen hij
tegenover hem «lond.
.Is u gezond en wel mijnheer?" riep hij
uit met eerbied en vreugde.
„Ja. door een wonder, mon fils," ant
woordde Garnache met een lachje. ..Help
mij uitkleeden en naar bed gaan en breng
mij ^en beker warme wijn met kruiden, Ik
ben een gracht overgezwommen en heb nog
meer wondoren verricht in deze kWren
De waard en Rabecque waren weldra
ijverig in de weer om hem te bedienen en
toen Garnache afgemat en uitgeput eindelijk
tusschen twee lekker riekende lakens lag
met een gevoel of hij wel slapen kon tot
den dag des oordeels toe, gaf hij zijn laatste
bevelen.
„Maak mij tegen het aanbreken van den
dag wakker Rabecque," zei hij slaperig.
„Dan moeten wij dadelijk op weg. Maak
dat je mijn kleeren en de paarden klaar
hebt. Ik zal j9 noodig hebben om mij schoon
te wasschen en te scheren en mij te maken
tot den man. die ik vroeger was voordat je
kunsten en verfkwasten mij maakten tot
hetgeen ik ruim een week geweest ben.
Neem het licht maaT weg. Tot het aanbreken
van den dagl Laat mij vooral niet langer
slapen als je prijs stelt op je betrekking bij
mij. Wij zullen morgen mooi werk te doen
hebben Tot zonsopgang Rabecquel"
HOOFDSTUK XX.
Florimond de Condillac.
Het was den volgenden dag twaalf uur
ongeveer toen twee mannen te paard op de
heuvels boven La Rochette aankwamen cn
stilstonden om hun paarden tot adem te la
ten komen en het kleine stadje in de vlakte
aan hun voeten in oogenschouw te nemen.
Een van die twee was mijnheer de Garnache
en de andere zijn bediende Rabecque. Maar
het was niet 'anger Je verkleede Garnache
die de laatste dagen op Condillac bekend
had gestaan a!s Battista, het was de gentle
man zooals hij zich het eerst gepresen
teerd had op het kasteel. Rabecque had hem
geschoren en met behulp van zekere zalfjes,
huid en haar gereinigd van de verf die hij er
op gesmeerd had.
Die gedaantewisseling zou reeds vol
doende geweest zijn om Garnache in een
goed humeur te brengen; hij voelde zich zelf
weer, en dat gevoel gaf hem vertrouwen.
Zijn knevel krulde weer even als te voren
en al was zijn donker bruin haar een wei
nig grijs aan de slapen, hij zag er flink en
gezond uit. Hij wa3 netje9 gekleed in een
donker bruin pak met kleine gouden knoop
jes dicht bij elkaar lang9 de wijde mou
wen; een lederen, nauwsluitend buis be
dekte veel van die schoonheden en zijn
hooge laarzen pasten goed om zijn beenen.
Hij had een bruinen hoed op met een roode
veer en Rabecque droeg zijn jas voor hem,
want de warme najaarsdagen voor en na
St. Maarten zouden eerder doen denken dat
het September was dan November.
Een heerlijke zonneschijn straalde uit
den wolkenioozen hemel op het landschap
dat zich aan hun voeten uitstrekte en de
groep boomen hadden slechts weinig bruine
bladeren.
Een oogenblik bleef hij stilstaan op den
heuveltoen raakte hij zijn paard even
aan met de sporen en zij daalden den kron
kelenden weg af die naar La Rochette voed
de. Een half uur later reden zij onder de
koetspoort door van de herberg „De Zwarte
Beer". Bij den stalknecht, die haastig aan
kwam om hun leidsels aan te nemen, in
formeerde mijnheer de Garnache of de mar
kies de Condillac daar logeerde. Hij kreeg
een bevestigend antwoord en steeg dadelijk
af. Hij had zich zelf die vraag kunnen be
sparen. als de vorm dat niet wenschte. want
wel twintig stevige kerels, aan wier uiter-
lijken kleederen hij soldaten herkende, lie
pen op de binnenplaats heen en weer. Er
was weinig schranderheid voor noodig om
te begrijpen, dat dit de persoonlijke volge
lingen waren van den markies, het over
blijfsel van den troep die den jeugdigen
seigneur naar den oorlog gevolgd was. toen
hij drie jaar geleden van Condillac was
vertrokken.
Garnache beval voor de paarden te zor
gen en verzocht Rabecque te gaan eten in
de gelagkamer. En hij zelf werd door den
herbergier voorgegaan, de trap op. naar de
appartementen van mijnheer de Condillac.
In de kamer hoorde men geluiden, een
kleine schermutseling, het zachte lachen
van een man en de nog zachtere 9tem van
een meisje.
„Laat mij los, mijnheer. Tn 's hemels
naam laat mij los; daar komt iemand aan."
„Wat kan het mij schelen wie er aan
komt?" antwoordde een stem. proestend van
het lachen.
Garnache kwam de kamer binnen een
ruime kamer, mooi gemeubileerd. zooal3
het behoorde in de „Auberge de Sanglie?
noir" de maaltijd stond op tafel, de reuk
beloofde allerlei lekkere dingen, maar da
gast scheen meer oog te hebben voor de be
koorlijkheden van het dienstmeisje, dat hij
met den arm om haar middel vasthield.
Toen de zware gestalte van Garnache voor
hem stond, liet hij het meisje los en zag
den indringer aan met een lachend maar
een weinig verschrikt gezicht.
„Voor den duivel, wie mag dat wezen?"
vroeg hij. en hij zag den Parijzenaar aan
met zijn bruine oogen, die wel wat losban
dig en wispelturig schenen, terwijl Gar
nache den blik beantwoordde en daarna
kalm dezen blozenden mijnheer aanzag, een
man van middelbare lengte met blond haar
en regelmatige trekken. Het meisje was be
schaamd en ging ijlings de kamer uit, en
ontweek de hand die de waard ophief toen
zij hem haastig voorbij liep Garnache voel
de walging bij zich opkomen.
(Wordt vervolgd).