n nieuwe Japon Diaconale V ergaderirag der Ned. Herv. Kerk te Katwijk Zee. 70ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 19 September 1929 Derde Blad No. 21324 'erst kijkt FEUILLETON. Bartin's verjongingskuur. x Verschillende refaraten - Ontvangst door het Gemeentebestuur. Foto's v. d. K.xay. Gisteren vond te Katwijk-aan-Zee de vergadering plaats van Diaconiën der Ned. Hen-. Kerk uit de Zuidelijke provincies van Nederland. Zij -werd bijgewoond door vele bekende predikanten, diie wij hierboven vereenigd zien. Te halftwee gistermiddag heropende de Voorzitter op de gebruikelijke wijze de ver gadering. Aan de bestuurstafel merken wij thans ook nog op Dr. J. H. Adriani uit Utrecht. De Voorzitter gaf het woord aan den heer Dr. F. A. Nelemans uit Delfshaven om een inleiding te houden over het onder werp. Diaconie en/of Burgerlijk Armbe stuur. Deze spreker behandelde in een meer juridisch betoog eenige Synodale Reglemen ten en enkele artikelen van de Armenwet in verband met de Diaconale voorschriften. Dit betoog dat van ernstige studie ge tuigde, had de bijzondere aandacht der ver gadering. Daarna kwam de heer Ds. Klein Wassink uit Bathmen aan het woord, die een inlei ding hield over het onderwerp: Beginselen ran Armenzorg. Na een korte inleiding gaf spr. vooral historisch overzicht van de ontwikke- .ng der armenzorg sedert de middeleeuwen, aarbij gelegenheid gevonden werd om die twikkeling le doen zien als een worsteling an beginselen om de overhand. De toe- land van het heden in ons land werd barna nader geschetst en de beteekenis van legenwoordigeArmenwet gewaardeerd haar organiseerend, wegwijzend en invullend karakter. Tegen de bedoeling den wetgever in. die de kerkelijke en «rticuliere armenzorg primair wilde doen Jijven, en die aan de overheidsarmenzorg ilecbts en recundaire en subsidiaire rol had egedacht, is het. met deze wet en méde oor de werking van haar uitgaandp. uitge- opeo op een schier volkomen suprematie iet RECLAME. Jol DEN HAAG, ROTTERDAM, illéén Hofweg 6. Hoogstr. hoek Spui. 2765 van de overheidsarmenzorg. De kerkelijke en partculiere armenzorg komt hopeloos, en hoe langer hoe me'er, achterop. Dit aoht spr ongewenscht, vooral om de beginselen van i armenzorg, welke hierbij in het gedrang komen. Hij zou de werking van de wet be teugeld willen zien en deze beteugeling j niet willen zoeken in belemmering van de overheidsarmenzorg. maar in prikkeling van I het kerkelijk en particulier initiatief tot uit breiding van zijn werkingssfeer. Onze Her vormde Diaconiën vooral, die hier het leeu wenaandeel hebben, moeten opstaan alom i uit hun slaap, breken met hun vaak nog j ziellooze bedeeling. en met forsche hand j aangrijpen de taak, welke hier in onze dagen voor hun voeten ligt 7n als het geld ten beletsel is om te doen wat moet, dan is spr. van oordeel, dat aan een subsidie stelsel van de zijde der Overheid, zooals b.v. bij de Kinderwetten, de voorkeur gegeven zou moeten worden boven het verloopen van alle armenzorg van de Overheid. Met een enkel woord over de ware weldadigheid werd dit referaat beëindigd. Daarna had een aangename discussie plaats over deze beide inleidingen. De ge maakte opmerkingen werden door de inlei ders tot volle voldoening der opposanten beantwoord. Na het zingen van Gezang 52 13 werd op verzoek van den voorzitter door ds. Klein Wassipk deze middagvergadering met dank gebed gesloten. Ontvangst door het Gemeentebestuur. Vervolgens ging men naar den boulevard en naar de restauratiezaal van hotel ..De Zwaan", waar het College van B. en W. met een groot deel der raadsleden de Fede ratie officiel ontving. Het woord wetd hier allereerst gevoerd door den burgemeester, mr. J. Schokking. die o.m. het volgende zeide: „Mijnheer de voorzitter, bestuur en leden van de Federatie van Diaconiën. Het was ons, vanaf het oogenblik dat uw bezoek aan Katwijk aan Zee bij ons bekend was. een vreugde om een oogenblik van uw tijd te I vragen, u hier te ontvangen. Niet alleen schonk het ons gemeentebe stuur voldoening, dat u hier zoudt vergade ren. maar ook dat u het platteland voortrok boven de stad Meestal wordt dit gedaan omdat in de steden of haar onmiddellijke j omgeving dikwijls grootere lokalen voor j zulk een doel aanwezig zijn. Het deed ons j goed, dat u ditmaal daarvan afweek. Het is door ons met warmte gewaardeerd. dat gij hier kwaamt in verband met uw arbeid, die gerekend mag worden tot de werkzaamheid, die bovenaan staan. Hij, die weet wat uw Federatie beoogt, weet ook wat door u voor de armen gedaan wordt. Steeds is er verschil van meening ge weest over hot kerkelijk- of het Burgerlijk Armbestuur. Van zekere zijde wordt wel eens be weerd. dat door het woord van den Hei land: ,,De armen hebt gij altijd met U" als vanzelf ook in opgesloten ligt, dat er armen moeten zijn. Dit nu is niet in alle conse quenties juist. Het komt er op aan. dit te bezien in ver band met andere gedachten, die aannemelijk kunnen zijn. Vergis ik mij niet. dan grijpt gij er naar om dit edel doel te verwezenlijken. In Katwijk bestaat noch bij de Hervorm den, noch bij de Gereformeerden, noch bij de Roomsch-Katholieken eenige behoefte aan een Burgerlijk Armbestuur; ja zelfs (om er de politiek nu eens bij te halen) wordt er hier zooals in de verkiezings dagen in een debat bleek beter voor de armen gezorgd, dan b.v in Zaandam. En wanneer het geval zich voordoet dat het noodig is om bij B. en W. aan te kloppen, dan is het gemeentebestuur wel te vinden om de moeilijkheden te overwinnen. Geluk kig echter is hier de Diaconale armenzorg hoofdzaak- Hel gemeentebestuur van Katwijk wil het gaarne uitspreken, dat door de Federatie het werk zeer wordt gesteund. Dit geschiedt geheel belangloos en ik dank u voor de gelegenheid aan ons gem.- bestuur gegeven om het hier openlijk uiiHe spreken Uw werk is daardoor vruchtbaar .voor Kerk en maatschappelijk leven. Spr. verontschuldigde zich nogmaals dat aan de Federatie geen betere ontvangst kon bereid worden in eigen huis. Maar wij heb ben hier de wijde zee, die getuigt van de grootheid en het onvergankelijke. Werk uw werk om Christus wil, die tot in eeuwigheid dezelfde blijft en geve Hij u genade, om dit tot in lengte van dagen te blijven doen! (Applaus). De voorzitter de heer v. d. Kamp dankte den Burgemeester voor zijn schoone rede, alsmede het Gem.bestuur en het was hem aangenaam te kunnen constateeren dat hier de Burgemeester niet alleen als magi straat tegenwoordig was, maar, zeide spr., tevens als iemand uit ons midden. Katwijk is een schoone plaats met veel belangstelling voor het Kerkelijk leven. Het verwondert ons dari ook niet, dat hier geen Burgerlijk Armbestuur is. Bij ons, aldus vervolgde spr., in Amsterdam, is dat gansch anders en kan zulks niet anders. Wel hebben ook wij idealen, doch het groote stadsleven stelt nu eenmaal aan alles geheel andere eischen, dan te plattenlande. Nogmaals dankte spr. voor de hartelijke ontvangst in Katwijk en hoopte dat deze gemeente onder dezen Burgemeester steeds meer groeien en bloeien moge en dat Gods zegen op alles moge rusten (Applaus). Daarna werd de thee aangeboden. Vervolgens nam men van het Gem.-best. afscheid en toog naar „Casa Cara", waar van een gezelligen maaltijd genoten werd. De avondvergadering. Te ruim 8 uur opende do voorzitter deze vergadering waar de 80-jarigo oud-zendeling van Baarle met zijn echtge- noote mede een plaats had ingenomen. Daarna werd het Wilhelmus gezonden, waarna weer enkele mededeelingen van huishoudelijken aard werden gedaan. Vervolgens werd Psalm 150 1 gezongen en voorgegaan in gebed. Nauwelijks was dit lied gezongen of oud- minister prof. Slotemaker de Bruine werd met luid applaus begroet, naar de bestuurs tafel geleid en nam daar tusschen den voor zitter en dr. Schokking plaats. De voorzitter heette B en W. uit Katwijk hartelijk welkom en ook prof. Slotemaker de Bruine. Altijd heeft hij de Federatie wil len dienen en nu is hij weer tot de kudde teruggekeerd. Wij willen hopen dat hij nog lang onze voorzitter moge zijn en wij allen heden een goeden en gezegenden avond mogen hebben. Spr. gaf nu het woord aan dr. Rutgers. Deze begon met mede te deel en dat hij als oudste der predikanten dezer plaats was aangewezen om een enkel opwekkend woord te spreken. Onze gemeente aldus dr. R. heeft gedurende den zomer tal van gasten in haar midden, die willen rusten. Thans heb ben wij ook een aantal gasten, doch die willen juist werken. Aan dezen brengt spr. namens verschillende colleges z. a. van predikanten, kerkeraden. diakenen, ouder lingen en notabelen dank voor de eer die zij Katwijk aandoen om hier hun jaarver gadering te houden. Vervolgens zegt 9pr. dat het aan geen twijfel onderhevig is dat Predikanten zich op de hoogte moeten stellen van de Zaken de Diaconip betreffende. Het leeraarsambt beteekent Christus volgen als Profeet. Het onderlingeii ambt ig het Priesterlijk ambt en de Diaconie i9 het ambt des Heiligen Geestes om het werk der Barmhartigheid te doen. In vele andere Federatief en Organisaties slaat men nog al eens graag op de groote trom, maar de Diaconie doet al haar werk in dp grootste stilte. Millioenen worden ja^rljjks door de Diaconiën uitgegeven, zonder dat er bijna iets van in het openbaar uitlekt. Alleen in de Classis Leiden wordt reeds jaarlijks een bedrag van ruim f. 150.000 uitgegeven. Dit alles is het werk der Christelijke Barmhartigheid Daarna behandelde spr. het woord van Paulus, ,,dat een Diaken moet zijn eener vrouwen man" en stelde dit woord in helder licht ten opzichte van de Diaconale arbeid. Spr. eindigde met den wensch dat deze Federatieve samenkomst no grijk door God gezegend moge worden en dat de broeders Diakenen straks gesterkt en verkwikt weer van hier gaan, wetende dat er Een. is die hen in dit werk geplaatst heeft. Hij. Christus de Heere stelle U tot een zegen en geve U die genade dat tot U gezegd worde ..over veel zijt gij getrouw geweest, ga in. in de vreugde uws Heeren. Hierna trad een kliene pauze in. Rede Prof. Slotemaker de Bruine. Prof. Slotemaker de Bruine kreeg nu het woord. Er was een tijd aldus prof. S. de Br. dat het woord ..Kerk" met schouder ophalen werd genoemd. Dat is echter voorbij. Vooral het woord „Hervormde Kek". Dat is ook voorbij. Nu ik weer vrij ben, wil ik met dankbaarheid mijn vroeger werk weer aanvaarden Ik vertrouw dat ik met de hulp van anderen en hier keek spr. speciaal in de richting van het bestuur der Federatie nog veel zal mogen en kunnen doen voor de kerk en tot eer van God. De kracht van een volk moet liggen bin- ne'n de organen van dat volk zelf. In Engeland zegt men: .de overheid heeft geen hart". Zoo ver ga ik niet. Maar de overheid mag zich in deze niet op den voor grond plaatsen, de Kerk en de Diaconie moe ten hier in de allereerste plaats de haar van Gods wege opgelegde taak vervullen. Ik dank U allen dat gij mij als Voorzitter Uwer Federatie wenscht om daardoor onze Kerk, onze Hervormde Kerk wederom te kunnen dienen tot eer van Gods Heiligen naam. De Voorzitter dankt de heeren Slotemaker de Bruine en Ds. Rutgers, hetgeen opnieuw E'en storm van bijvalsbetuigingen uitlokt. De Voorzitter deelde nog mede dat heden een ercursie zou gemaakt worden naar het Wees- en Gasthuis. Vervolgens zou men door de Leidsche Diaconie vergast worden op e'en autorit door de omstreken van Leiden. Katwijk en Noordwijk. Deze medeelingen werden met applaus beantwoord. Rede Ds. P. de Haas. Daarna voerde nog het woord ds. P. do Kaas van Utrecht, die als volgt sprak: Mijn woord tot U is zoo min een referaat als een preek. Ik beb geen onderwerp en geen tekst. Laten we maar zeggen, dat het een toast is op Broeders Diakenen en op de Federatie. Het ambt van Diaken is wel zeer treffe lijk. Het beteekent dienaar en liet is die nen op velerlei manier. Reeds het N.T. bericht aangaande de oorsprong van bet Diaconaat, wijst er op. De voorgangen konden het werk niet meer overzienDiakenen wer den geroepen, om hen te helpen. Zij scho ten te hulp hen, die te veel op hun schou ders hadden. Vervolgens zij hebben op heer lijke wijze de Kerk en de Gemeente ge diend; bovenal ook: zy hebben de ellendi- gen gediend. Helpen, dienen, het klinkt in de wereld niet heel aanzienlyk, maar als Christenen weten wij hoe groot dat zijn kan en wel zeer belangrijk is ook de functie, die in lange tijden, in starl en land door Diakenen is uitgeoefend. Zy zyn, om iets te noemen, dat my altijd nogal hoog zit, een doorgaand getuigenis van het feit, dat de Goddelijke opdracht aan de Chr. Kerk gegeven, meer behelst dan de prediking alleen. Niet alleen wat de Mond Gods gesproken heeft, moet doorgegeven worden, maar ook de Hand Gods moet open baar worden. De kerk is niet alleen schat bewaarder van het Woord, maar ook open baring van het Lichaam van Christus, waar van de leden, geleid door het Hoofd, el kander dienen. „Predik het Woord", zoo U gezegd, maar ook „Werp de duivelen uit" en „leg de kranken de handen op". Het nauw verband tusschen het geestelijke en het practische komt uit in de Diac. taak en arbeid. „Woord en Daad" die titel van een bekend blad in onze dagen, wijst ook aan de taak der kerk. Daarom heeft de Diaconie den strijd steeds to voeren op 2 fronten. Aan de eene kant staan zij, die den blik enkel naar de aarde en naar de practyk gericht houden, de nuch tere philantropie; aan den anderen kant degenen, die zich voor zeer geestelijk aan zien en daarom alle practisoh aanpakken der dingen onnoodig, ongewenscht, ja we- reldgelijkvormig achten. Zy meenen eigen lijk, als het Woord maar verkondigd wordt, dan is de taak der kerk naar behooren vervuld. Hoe dikwerf heb ik dien geest niet ont moet ook op mijn eigen weg, b.v. op het terrein der drankbestrijding. Prediking van het Evangelie was hel eenig noodige, zoo heette het ook dan; en in het 1000-jarig rijk z«u het drankeuvel ook wel verholpen zijn. Ook als men een eenigszins sociale vlieger wilde oplaten, werd diezelfde zware staart er aan gehangen, en de opvaart v. d. vlieger belemmerd. Dan was mij steeds het bestaan van den Diac. arbeid reeds een baken in zee. Want ook de armoede zal wel overwonnen zijn in het 1000-jarig Rijk. maar dat de kerk voor dien tijd in deze een taak heeft, is moeilijk tegen te spreken. Zoo is dat Diac. werk steeds te zien als een baken in zee, als een waarschuwend signaal. De dienst der barmhartigheid gaat niet op in de prediking, maar heeft, ofschoon iy nauw verband daarmee, haar eigen plaats en taak. In dien arbeid echter heeft lange tijden de sleur geheerscht, en ofschoon juist de Diaconie nog al eens was de met aardjsche goederen bedeelde, toch was zij juist de asschepoester. Een vergelijking met andere organen van armenzorg, deed denken aan het woord- „De kinderen der wereld zijn B. N. -is( ;tu e lac Door RAFAëL SABATINI. Uit het Engelseh door C. M. G. d. W. lac Na een tocht van drie uur kwam Gar- iche eindelijk te Voiron aan Zijn voet- appen weerklonken in de still te straten en erschnkten een paar verdwaalde poesen e buiten liepen. Er was geen nachtwacht de kleine gemeente en ook geen licht, laar hij het flauwe maanlicht zocht Gar- iche de herberg „le beau Paon" en vond e na eenig dwalen Een opzichtige pauw '?t wijd uitgespreiden staart was het tee- :n boven de deur waarop hij sloeg en ram- *lde alsof hij de deur wou inslaan. Na een wijle ging de deur open en een ;an. half gekleed met een kaars in de nd en een slaapmuts op zijn grijze haren. nude een boos gezich! in de opening. Bij hel zien van de magere, beslijkte ge- ank- die vroeg om binnengelaten te wor- had de herbergier vee! lust de deur 'kr toe te doen, want bij vreesde te doen hebben met een bandiet uit het berg- lr*d. Maar Garnache zette zijn voet in de 'Ding. •Er logeert hier een man uit Parijs Ra- tyie genaamd Ik moet hem dadelijk hii; zijn woorden en de beve- 1 waarop zij werden uitgesproken, i uilwerking op den waard. Rabecque had den grooten heer uitge- den Nen gedurende de week die hij te Voiron "'«1 doorgebracht en had er 9lag van gehad j 2, een zekere mate van eerbied en ontzag in te boezemen. Dat die havelooze kerel, met zijn bevelende stem hem te spreken vroeg op dit uur van den nacht, zonder zich eenigszins te bekommeren om dep last. dien hij den grooten Rabecque zou geven, ver schat» ook hem een zekere mate van eer bied. ofschoon nog eenigszins gemengd met achterdocht. De waard verzocht hem binnen te komen. Hij wist niet of mijnheer Rabecque het hem vergeven z<7b wanneer hij hem stoor de: hij kon niet zeggen of mijnheer Rabec que hem op zulk een uur zou willen ont vangen Maar toch mocht mijnheeT binnen komen Garnache viel hem in de rede voordat hij half uitgepraat was. noemde zijn naam en verzocht hem dien naam aan Rabecque over te brengen. De blijdschap waarmee de lakei uit zijn bed sprong toen hij hoorde, wie het was. die was aangekomen, maakte niet weinig indruk op den waard, maar toch nog niet half zoo voel al? de eerbied dien hij een oogenblik daarna opmerkte waarmee deze groote mijnheer Rabecque uit Parijs den vogelverschrikker begroette toen hij tegenover hem «lond. .Is u gezond en wel mijnheer?" riep hij uit met eerbied en vreugde. „Ja. door een wonder, mon fils," ant woordde Garnache met een lachje. ..Help mij uitkleeden en naar bed gaan en breng mij ^en beker warme wijn met kruiden, Ik ben een gracht overgezwommen en heb nog meer wondoren verricht in deze kWren De waard en Rabecque waren weldra ijverig in de weer om hem te bedienen en toen Garnache afgemat en uitgeput eindelijk tusschen twee lekker riekende lakens lag met een gevoel of hij wel slapen kon tot den dag des oordeels toe, gaf hij zijn laatste bevelen. „Maak mij tegen het aanbreken van den dag wakker Rabecque," zei hij slaperig. „Dan moeten wij dadelijk op weg. Maak dat je mijn kleeren en de paarden klaar hebt. Ik zal j9 noodig hebben om mij schoon te wasschen en te scheren en mij te maken tot den man. die ik vroeger was voordat je kunsten en verfkwasten mij maakten tot hetgeen ik ruim een week geweest ben. Neem het licht maaT weg. Tot het aanbreken van den dagl Laat mij vooral niet langer slapen als je prijs stelt op je betrekking bij mij. Wij zullen morgen mooi werk te doen hebben Tot zonsopgang Rabecquel" HOOFDSTUK XX. Florimond de Condillac. Het was den volgenden dag twaalf uur ongeveer toen twee mannen te paard op de heuvels boven La Rochette aankwamen cn stilstonden om hun paarden tot adem te la ten komen en het kleine stadje in de vlakte aan hun voeten in oogenschouw te nemen. Een van die twee was mijnheer de Garnache en de andere zijn bediende Rabecque. Maar het was niet 'anger Je verkleede Garnache die de laatste dagen op Condillac bekend had gestaan a!s Battista, het was de gentle man zooals hij zich het eerst gepresen teerd had op het kasteel. Rabecque had hem geschoren en met behulp van zekere zalfjes, huid en haar gereinigd van de verf die hij er op gesmeerd had. Die gedaantewisseling zou reeds vol doende geweest zijn om Garnache in een goed humeur te brengen; hij voelde zich zelf weer, en dat gevoel gaf hem vertrouwen. Zijn knevel krulde weer even als te voren en al was zijn donker bruin haar een wei nig grijs aan de slapen, hij zag er flink en gezond uit. Hij wa3 netje9 gekleed in een donker bruin pak met kleine gouden knoop jes dicht bij elkaar lang9 de wijde mou wen; een lederen, nauwsluitend buis be dekte veel van die schoonheden en zijn hooge laarzen pasten goed om zijn beenen. Hij had een bruinen hoed op met een roode veer en Rabecque droeg zijn jas voor hem, want de warme najaarsdagen voor en na St. Maarten zouden eerder doen denken dat het September was dan November. Een heerlijke zonneschijn straalde uit den wolkenioozen hemel op het landschap dat zich aan hun voeten uitstrekte en de groep boomen hadden slechts weinig bruine bladeren. Een oogenblik bleef hij stilstaan op den heuveltoen raakte hij zijn paard even aan met de sporen en zij daalden den kron kelenden weg af die naar La Rochette voed de. Een half uur later reden zij onder de koetspoort door van de herberg „De Zwarte Beer". Bij den stalknecht, die haastig aan kwam om hun leidsels aan te nemen, in formeerde mijnheer de Garnache of de mar kies de Condillac daar logeerde. Hij kreeg een bevestigend antwoord en steeg dadelijk af. Hij had zich zelf die vraag kunnen be sparen. als de vorm dat niet wenschte. want wel twintig stevige kerels, aan wier uiter- lijken kleederen hij soldaten herkende, lie pen op de binnenplaats heen en weer. Er was weinig schranderheid voor noodig om te begrijpen, dat dit de persoonlijke volge lingen waren van den markies, het over blijfsel van den troep die den jeugdigen seigneur naar den oorlog gevolgd was. toen hij drie jaar geleden van Condillac was vertrokken. Garnache beval voor de paarden te zor gen en verzocht Rabecque te gaan eten in de gelagkamer. En hij zelf werd door den herbergier voorgegaan, de trap op. naar de appartementen van mijnheer de Condillac. In de kamer hoorde men geluiden, een kleine schermutseling, het zachte lachen van een man en de nog zachtere 9tem van een meisje. „Laat mij los, mijnheer. Tn 's hemels naam laat mij los; daar komt iemand aan." „Wat kan het mij schelen wie er aan komt?" antwoordde een stem. proestend van het lachen. Garnache kwam de kamer binnen een ruime kamer, mooi gemeubileerd. zooal3 het behoorde in de „Auberge de Sanglie? noir" de maaltijd stond op tafel, de reuk beloofde allerlei lekkere dingen, maar da gast scheen meer oog te hebben voor de be koorlijkheden van het dienstmeisje, dat hij met den arm om haar middel vasthield. Toen de zware gestalte van Garnache voor hem stond, liet hij het meisje los en zag den indringer aan met een lachend maar een weinig verschrikt gezicht. „Voor den duivel, wie mag dat wezen?" vroeg hij. en hij zag den Parijzenaar aan met zijn bruine oogen, die wel wat losban dig en wispelturig schenen, terwijl Gar nache den blik beantwoordde en daarna kalm dezen blozenden mijnheer aanzag, een man van middelbare lengte met blond haar en regelmatige trekken. Het meisje was be schaamd en ging ijlings de kamer uit, en ontweek de hand die de waard ophief toen zij hem haastig voorbij liep Garnache voel de walging bij zich opkomen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 9