BRIEF VAN JAAP AAN ZIJN
VRIEND HANS.
ANEKDOTES.
lie hen aantroffen. Hun pogingen zouden
echter toch tevergeefs zijn geweest, want
mijn geheim was veilig en op weg naar
het Ministerie", zei meneer Haverford. ,,Is
alles nu opgehelderd V*
,,Ja, bijna alles, maar ik begrijp nog
niet, wat Quick in die gang deed en waar
om die mannen het huis juist door die
gang wilden binnendringen", zei Bob na
denkend.
,,De laatste vraag kan ik beantwoor
den," hernam de eigenaar van Boschwijk.
,,A1 dien tijd heb ik in mijn werkkamer
geslapen, zoodat niemand er zonder mijn
weten kon binnenkomen. Bovendien is er
een geheim slot op de deur, dat zij onmo
gelijk konden openmaken. De eenige ma
nier voor hen was de kameT door de gang
binnen te komen op een oogenblik, als ik
er even niet was."
Tuist," zei Bob, terwijl Jim vroeg:
,,Maar hoe zou Quick in die gang ge
komen zijn t"
,,Ik geloof, dat ik dat wel raden kan",
zei dokter Parker nu. „Hij moet een konijn
op het spoor zijn geweest, daarbij een paar
steenen losgemaakt hebben en op diezelfde
manier er in terechtgekomen zijn als jij.
Misschien ging het konijntje wel mee en
heeft hij daar eenige dagen van geleefd."
Na het ontbijt begaven zij zich met hun
allen naar de plek, waar Bob in de gang
gevallen was en kwamen zij weldra tot de
ontdekking, dat de veronderstelling van
den dokter juist was. Het krioelde er van
konijnenholen en stellig was Quick bij het
achtervolgen van een konijn in één daar
van terechtgekomen en had hij bij zijn po
gingen om er weer uit te komen, een paar
EteeneD losgemaakt, die de zoldering der
gang vormden. Deze was waarschijnlijk al
wat losgewoeld door de dikke boomwortels,
welke daar waren.
In de onmiddellijke nabijheid der plek,
op den heuvel, stond de zilverberk en de
reden, waardoor de jongens het gat nooit
ontdekt hadden, was: dat het geheel aan
het oog onttrokken was door de braam
struiken. Het geheimzinnig blaffen, dat ztj
gehoord hadden, werd hierdoor tevens ver
klaard.
Er blijfl nu niet veel le vertellen over.
Door 't vinden van Quiok hadden de kin
deren het geheim van den zilverberk ont
sluierd en bovendieD had Nora een oom
ontdekt, van wie zij meermalen had hoo
ien spreken, toen zij nog in Indië was.
Deze oon« had haar moeder opgevoed,
maar was zóó tegen haar huwelijk geweest,
dal hij geweigerd had haar weer te zien.
De tijd had dit gevoel echter verzacht
en het feit, dat de man, voor wien hij zijn
nichtje te goed gevonden had, een mooio
carrière gemaakt had en een uitstekend
echtgenoot en vader bleek te zijn, had de
breuk geheeld. Hij had aan zijn nichtje ge
schreven en het gevolg hiervan was, dat
zij en haar man op Boschwijk zouden
komen, wanneer zij tegen Kerstmis uit
Indië terugkeerden. Dit had een verras
sing moeten blijven voor Rudolf en Nora,
doch de omstandigheden hadden het an
ders gewild
Allen waren in de wolken. Niet alleen
was Quick teruggevonden, maar hadden zo
bovendien een oom van Rudolf en Nora
ontdekt, die hij mocht dan een uitvinder
zijn en een eigenaardig man toch een
heel aardige oude heer bleek te wezen,
■wanneer je hem nader leerde kennen. Nu
zijn geheim veilig was, zette hij zijn huis
wijd open en gedroeg zich in alle opzichten
als een model-oom. Hierover waren zoowel
Nora en Rudolf als alle anderen he-t eens.
En wat Quick betrof, hij was altijd wel
kom, wanneer hij een konijn achtervolgen
wilde op het terrein van Boschwijk. al oor.
'deelde meneer Haverford het dan ook
beter, de geheime gang zoo spoedig moge
lijk te laten dicht gooien. Maar de jeugd
vond dit jammer, daar zij „de spelonk" als
hun speciaal eigendom besdhouwde.
Van Herr Scharf en zijn handlangers
werd nooit meer iets gehoord in het dorp.
Na een paar weken had de dokter een
nieuwen assistent, met wien hij veel raeeT
ingenomen was dan met zijn voorganger en
'de eenige boodschappen, welke de brieven
bus in den zilverberk nog bevatte, waren
■die, wi-Ike de kinderen er zelf in stopten.
YELP, Aug. '29.
Besle Hans.
Gisteren zijn wij naar Burgers Dieren
park bij Arnhem geweest en daar ik je be
loofd heb daarover te schrijven, zal ik
maar dadelijk met mijn brief beginnen.
We gingen dan met de electrische tram
langs Bronbeek (een groot builen, waar de
oud-militairen en invaliden uit Indië een
onbezorgden, rustigen, ouden dag hebben
en verpleegd worden) naar Arnhem. Op het
Willemsplein moesten we overstappen in
een andere electrische tram. Jongens, wat
was die vol! 't Leek wel, of heel Arnhem
naar het Dierenpark ging. Nu, 't was er
ook fijn weer voor!
Boven op den Waterberg stapten we al
lemaal uit, vlak tegenover het Openlucht
museum, waarheen we misschien een an
deren keer nog eens zullen gaan. We kre
gen ieder een zakje apennootjes. want die
zouden wel aftrek vinden. De meeste die
ren houden ervan, vooral de aapjes en zoo
nu en dan speelden we zelf ook eens voor
aapje door er een paar te pellen en op te
peuzelen.
't Was maar een heel klein eindje loo-
pen naar het Dierenpark Daar zagen we
de papegaaien al: vlak bij den ingang. En
we hoorden ze ook! Man, wat konden die
dieren krijschen! En wat hadden ze mooi
gekleurde veeren!
We kwamen al dadelijk oogen te kort,
want we zouden wel tegelijk naar rechts
en naar links willen kijken, maar dat ging
natuurlijk niet We zagen heel wat vogels
als: goud-fazanten, pelikanen, parkietjes,
reigers en ooievaars, die op één poot ston
den en pauwen! Heele witte en gekleurde.
Mooi waren die! De uilen vonden we meer
vreemd dan mooi. Ze hadden zulke eigen
aardige ..gezichten". De roofvogels als:
gieren, kuikendieven en zee-arenden zagc-n
er vrij onschuldig uit, al9 je maar niet
naar hun snavel keek. En vleugels als ze
hadden I Als ze die uitspreidden, kon je pas
goed -zien, hoe groot ze waren.
In het Dierenpark zijn heel veel ver
schillende dieren en het aardige is, dat ze
cr alle een flinke ruimte hebben en een
omgeving, waarbij getracht wordt hun iets
te geven van hetgeen zij in hun geboorte
land hadden Dat is voor hen veel pretti
ger en 't ziet er ook veel natuurlijker en
echter uit daardoor.
Zoo zagen we bijv. op een9 een rotsge
vaarte, waarop die mouflons uit Afrika
mot groole, mooi-gebogen horens. Ze ston
den daar zóó rustig en beklommen zóó ge
makkelijk de rotsblokken, dat je dadelijk
zien kon. dat ze hier in hun element waren.
Leuk stond één van hen op het bovenste
rotsblok. Scherp stak hij tegen de blauwe
lucht af, nel een standbeeld!
De bruine beren waren ook aardig. Ver
beeld je: één bmintj-e ging keurig netjes
als ee nhondje opzitten, als iemand uit het
publiek „Op!" zei. Hij wist wel, dat hij
dan wat kreeg en was dol op de apen-
nootjes, die hem toegegooid werden.
Hij was er moe en warm van en bleef
even hijgend liggen. Lang duurde dat ech
ter niet, want toen de menschen en kinde
ren weer apennootjes gooiden, ging hij
opnieuw opzitten. „Niets voor niets" dacht
hij zeker.
De kleine roofdieren ak marters, bun
zingen en «andere zagen er heelemaal niet
uit als roofdieren, maar ze hooren er toch
toe.
De wolvenfamilie was heel talrijk. Daar
waren vader en moeder Wolf met acht jon
ge wolven, die al groot waren. Ze lagen
heerlijk in het zonnetje in hun „tuin" en
hun woning was geen gewoon hok, maar
een echt huisje van Roodkapje's grootmoe
der. De oude vrouw lag voor het raajm met
een kop thee voor zich. Ze was erg blcov.
Maar ze was immers ziek en heb maar eeBli
een ge*zonde kleur, ak je zooveel wolven
om je huis ziet! Roodkapje stond op zij
van 't huisje. Ze ging blijkbaar naar groot
moeder toe. Voor d»e kleine kinderen was
't hier precies het Bpi'Oökje zelf.
Ik zal je maar nhet alle dieren opnoem
die we zagen, 'k Geloof, dat ik dan m
gen nog niet uitgepraat was. Liever wil
je vertellen van het leuke, dat we zag
In een groote kooi van gaas zat
apenfamilie. Die schommelden en sp<
den, dat het een lust was er naar te i
ken. Maar de grootste keek brutaal roi
Dat was een rakker! Mijn broertje sto
vlak vóór de kooi en op eens greep
gToote aap het zakdoekje uit zijn blou
zakje! Hij rook er eens aan, rukte het a
flarden en gooide die op den grond. I
andere aap nam een dame de nagemar.l
bloemen af, die zij op haar mantel dro
Ook deze werden uit elkaar geplozen
besnuffeld. Ze roken zeker heel lekker
Andere aapjes hadden een rotsgcvaa
tot speel- en klauterplaats. 't Vernuft
hiervan was, dat ze heelemaal vrij lel;
maar heit geheel toch zoo gemaakt v
dat ze er niet weg konden. Hun apenst
ken mochten ze slechts in een beper!
ruimte uitvoeren
Na de apen zagen we de groote ro
dieren: prachtige trgers, leeuwen en
mooi gevlekten panter.
Eindelijk kwamen we bij een bord, wa
op stond: „Naar den olifant."
We liepen een stapje harder en had'
gelukkig suikerklontjes bij ons, want d
was Willy (zoo heette het beestjedol
Zoodra iemand „Op!" riep, sperde hij
bek open en at gretig de apennootjes
suikerklontjes op, die er in gegooid w
den. Ook nam hij ze met zijn slurf a
Zoo'n slurf doet eigenlijk dienst als vij
poot, wij zouden zeggen: als derde ha
Hij bracht er de nootjes en klontjes r
naar zijn bek.
Willy is nog niet lang in 't Dierenpa
maar kent toch al wel een paar kunst
De oppasser liet hem eenige malen bell
Willy trok dan aan een touw en luidde
bel.
,,'t Is maar goed," zei een jongen uit
publiek, „dat zoo'n beestje niet vrij d
de straten mag loopen. Wat zou hij dikv
belletje trekken I Stellig zou hij voor
ergsten straatjongen niet onderdoen, w
voor zijn slurf was natuurlijk geen bel
hoog!"
Nu heb ik je toch heel wat van ons
zoek aan Burgers Dierenpark verteld,
hoop, dat je zelf ook nog eens in de
tegenheid zult zijn het te zien, want
stellig de moeite waard. Eén ding von<
echter jammer en dat wa6, dat lang i
bij alle dieren Be naam stond aangege*
Menig naambordje zocht ik dan ook te'
geefs.
Maar nu zet ik een dikke punt acl
mijn epistel. Ik heb nog nooit zoo'n lan
brief geschreven Mijn hand is er l>
lam van geworden en mijn ééüe
slaapt al. 'k Geloof, dat ik zijn voorb:
maar volgen zal eD naar Be Lakenstr
verhuis, want morgen i6 het alweer v:
dag. O ja, dat moet ik je nog even
telfe-n.
Morgen worden hier duizend militai
ingekwartierd. Er worden manoeuvres
houden op de hei. Daar ben ik natuur
bij l Hè, dat rijmt, k Wist zelf niet, dr.
dichteD kon. AjuGroet ze allemaal
me bij je thuis en 6chrijf eens gauw te
aan
Je vriend
JAAl
Echt gebeurd.
Tante geeft de driejarige Tijsje een ra
6el op.
,,'t Geeft melk en 't heeft horens. Ra,
wat is dat'"
^,De melkboer," zegt Tijsje.
Ingezonden door Jan van Dijk.
Meester: „Nu Pietje, waarom noemde
je nu een kleine domkop t
Pietje: „Een kleine, omdat ik nog r
zoo groot ben als u."