VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
70$te Jaargang
Donderdag 29 Augustus 1929
No. 35
jL.
u yiT7>*;<I hi gél?«t; t??i« giiTii p'
DE ZILVERBERK.
ill t »»êé»ê»êê*»e®<D*a lil
Naar het Engelsch van EDNA LAKE
Vrij bewerkt door
C. E. DE LILLE HOGER WAARD.
Hf)
HOOFDSTUK XIII.
Ongerustheid.
Toen de beide meisjes dien avond naar
aar slaapkamer waren gegaan, begonnen
Izij ziöh niet dadelijk uit te kleeden. Ten
[eerste hadden zij heel wat om over te bab-
telen en ten tweede wilden zij graag wak
ker zijn op het oogenblik, dat de jongens
[hun tocht naar Boschwijk ondernamen.
,,Wij zullen nog tijd genoeg hebben om
te slapen, als ze weg zijn en het zou leuk
zijn hen te zien vertrekken,'' zei Nora,
die nog altijd niets liever wilde dan dat zij
had kunnen meegaan.
,Ja. Ik wou eigenlijk maar, dat ze
niet gingen. Als het niet om Quick was... '!a
zei Jenny met een zuoht. ,,Het zou vreese-
lijk zijn voor hem, als hij wettelijk ergems
op Boschwijk zat. Denk je, dat hij nog in
leven kan zijn, Nora
,,Ja, natuurlijk! Doode honden blaffen
niet meer." antwoordde Nora. „Maak je
au niet zenuwachtig, Jen. Ik weet zeker,
dat de jongens heel goed op zichzelf zullen
passen. Maar wij zullen onze ochtendjassen
aantrekken en kunnen dan lezen of pra
ten tot het halfeen is. Dat is het uur,
waarop zij van plan zijn. hun tocht te be
ginnen. Hoe laat gaat je tante gewoonlijk
naar bed
„In den regel bijtijds, maar een enkelen
keer blijven Vader en zij wel eens wat
praten", zei Jenny en zij voegde er nog
aan toe:
„Ik wou, dat Vader een anderen assis
tent kon krijgen. Ik zal niet gerust zijn,
vóór Herr Schar! weg is. Ik krijg kippen
vel, als ik aan hem denk en ik geloof vast
en zeker, dat hij het een of ander in zijn
schild voert."
„Ja, natuurlijk!'' 'stemde Nora in en de
•beide meisjes begonnen het vreemde ge
drag Van den nieuwen assistent te bespre
ken en zijn aandeel in het geheim van
den zilverberk. Van dit onderwerp kwamen
zij weer op Quick.
Zij waren zóó in hun gesprek verdiept
en praatten zóó luid, dat zij de naderende
voetstappen heelemaal niet hoorden. Het
was dan ook niet vóórdat de deur open
ging, datzij bemerkten, dat er iemand
aankwam. Jenny greep haastig een haar
borstel en haar korte lokken kregen een
beurt, zooals zij nooit ondergingen, terwijl
Nora zich vlug op den grond liet zakken
en haar schoenen uittrok, zoodat, toen;
Tante Lize's hoofd en schouders zichtbaar
wareD, de beide meisjes ten minste naar
den schijn te oordeelen druk bezig waren
zich gereed te maken om naar bed te gaan.
„Lieve kinderen", zei de oude dame
vriendelijk. „JuBie zijn zeker al een heeleh
tijd boven. Het is bij elven. Ik hoorde
stemmen en kwam daarom eens kijken, of
jullie nog wakker waren."
n.ÏÏe zijn bezig ons uit te kleeden Tante",
zei Jenny en Nora vond deze woorden to
taal overbodig.
„Ja, lieve kind, dat zie ik", zei Taute
Lize. „Maar ik geloof, dat jullie óf erg laat
naar boven gegaan zijn, óf eerst nog een
heelen tijd gepraat hebt. Zorg dus, dat jo
er gauw in ligt."
Tante Lize was niettegenstaande haar
vriendelijke manier van doen zeer gede
cideerd en bleef wachten, totdat de meis
jes in bed stapten. Zij hadden niets te
hunner verdediging kunnen aanvoeren -n
kondeD al evenmin zeggen, waarop ze ge
wacht hadden.
Zij waren echter van plan, zoodra Tante
Lize weg was, weer op te staan en zich
aan te kleeden, maar hoe vreemd dit
dan ook klinken moge! ze waren nauwe
lijks in bed, of... ze togen reeds naar het
land der droomen. Ze hadden een drukken
dag achter zich met veel beweging in de
open lucht en dit alles tezamen had haar
moe en slaperig gemaakt. Bovendien was
bij elven heel wat later dan hun gewone
bedtijd, dus was het eigenlijk heel natuur
lijk. dat zij rustig bleven doorslapen, toen
de jongens behoedzaam naar beneden
slopen.
Nora werd het eerste wakker en toen zij
de oogen opendeed, zag zij, dat de heldere
morgenzon haar stralen door het raam naar
binnen wierp in plaats van de maan, zoo
als zij verwacht had.
„Lieve help! Wat jammer!" riep zij uit.
We hebben de jongens niet zien weggaan.
Het is ai bijna zeven uur!" voegde zij
er nog aan toe, terwijl zij op haar horloge
keek, dat op het nachttafeltje lag.
„Wat is er?" vroeg Jenny slaperig. Zij
was door Nora's uitroep wakker geworden
en begreep maar half, waarover deze het
had.
„Wel, dat we een paar vreeselijke slaap-
koppen zijn! Het is al bijna zeven uur en
we hebben de jongens heelemaal niet zien
weggaan. Ik dacht, dat ik best wakker kon
blijven tot halfeen en heb tot nu toe ge
slapen!" zei Nora, terwijl zij zich haastig
begon aan te kleeden.
„O, wat grappig! Ik dacht ook, dat ik
niet zou inslapen," zei Jenny, die NoiVs
voorbeeld volgde.
„De jongens zullen nu al wel terug zijn'1,
zei ze even later. „Ik ben vreeselijk ver
langend om te weten, of ze onzen armen'
Quick gevonden hebben."
„Ja! En of ze het geheim ontdekt heb
ben. Zoodra we klaar zij.n, moesten we
maar naar hen toe gaan. Ik denk, dat ze
erg slaperig zullen zijn, maar ze zullen
toch niet boos zijn, als we hen wakker ma
ken eD ons alles wel haarfijn willen ver
tellen."
De meisjes waren weldra aangekleed en
gingen naar de kamers van hun broertjes.
Nadat zij echter verscheiden keeren ge
klopt hadden zonder antwoord te krijgen,
deden ze eindelijk de deur open en kwamen
tot de ontdekking, dat de jongens er niec
waren.
„Misschien zijn we al weer opgestaan
en óf opnieuw uitgegaan óf in de speel
kamer/ 'zei Nora, terwijl Jenny op Ket'
punt was uit te roepen:
„Als hun maar niets overkomen is!"
„We zullen hen zoeken, maar als ze niet
in huis of in den turn zijn, zullen ze dade
lijk wel komen", ging Nora opgewekt voort
terwijl zii met Jenny naar de zolderverdie
ping liep. ten einde een onderzoek in te
stellen.
Do jongens waren echter niet in de .speel
kamers. Nergens in huis konden de meisjes
ook maar eenig spoor van hen ontdekken
en nadat zij alle kamers, waar ze bij moL
gelijkheid maar konden zijn, afgezocht had-i
den, gingen zij naar den tuin en zochten)
dien heelemaal door. Maar ook hier waren
de jongens niet en zelfs Nora begon nu
toch ongerust te worden, al wilde zij Jenny
dit dan ook niet laten merken.
..We zullen nog eens boven kijken", zei
zij, terwijl zij het huis weer ingingen.
„Kom maar mee! Misschien zijn ze thuis
gekomen, terwijl wij hier in den tuin
zochten."
Voor den tweeden keer liepen de meis
jes nu de zoldertrap op, maar weer was
de speelkamer leeg e»n er was niets in het
vertrek, hetwelk deed vermoeden, dat de
joDgens er sinds hun vorig bezoek geveest
waren.
Nora's hart zonk in haar schoenen, maar
zij was vast besloten, Jenny niet te laten
merken, dat zij ongerust was en zei zoo
opgewekt mogelijk:
„Lk denk, dat ze zijn gaan ontbijtea Op
Boschwijk, denk je ook niet?"
Op Je-nny's gezichtje kwam echter geert
glimlach.
„Ze zullen ontdekt zijn", antwoordde zij
pp doffen toon.
„O, dat moet je nu niet dadelijk den
ken", meende Nora. „Ik geloof, dat het he6
"verstandigste zou zijn, als wij maar vast
naar beneden gingen om te ontbijten en als
ze dan niet komen opdagen..."
„Ja", stemde Jenny in. „Als «e dan tpg
niet komen, zullen we naar Tante Lize
gaan en haar alles vertellen. Ik wou maar,
dat Vader thuis was. Vader zou dadelijk"
weten, wat er gedaan moet worden."
Tante Lize was echter nog niet beneden
en de meisjes waren dus maar alleen in
'de eetkamer. Plotseling vroeg Martha, het)
tweede meisje, dat met iets binnenkwam,
haar waar de jongens toch waren. Zij kon
den natuurlijk geen antwoord gevert öjl
deze vraag.
„Ik zou wel eens willen weten, of Herr;
Soharf vanmorgen komt", zei Nora, ter
wijl zij een boterham nam. „Als hij niet
verschijnt, zal hij gemerkt hebben dat hij
bespied werd cn er tusschenuit getrokken
zijn."
„Hij komt altijd om negen uur", zei
Jenny. „Ik zal straks eens gaan kijken. Als
hij er niet is, konden we wel naar juffrouw
Bedford gaan en vragen..."
Plotseling hield zij echter op, daar Martha;
opnieuw binnenkwam en tegen Jenny zei:
„Juffrouw Bedford laat vragen, of Herr,
Sch'arf vannacht misschien hier gebleven
is, omdat hij niet thuis is geweest."
„Nee Martha, hier is hij niet gebleven.
Wat zou hem overkomen zijn riep Jenny
verbaasd uit.
„Juffrouw Bedford meende, dat nu de
dokter van huis was hij misschian hier ge
bleven zou zijn voor de naóhtbel", zei bet
meisje, „maar ik zei haar aJ, dat ik dai
niet geloofde."
Martha ging nu weer de kamer uit.