IN HET ZWEMBAD. ZWEMMEN Piet Zandstra en Jaap de Reus waren buurjongens, die op school in dezelfde klas zalen, doch maar al te dikwijls overhoop lagen. Piet wa9 plagerig van aard en Jaap gauw driftig, zoodat het niet te verwon deren viel. dat wanneer Piet zijn buurman op de één of anderen manier 9arde, Jaap nijdig werd en de ruzie in vollen gang w&». Ze kwamen soms als de beste vrienden uit school, maar waren de Schoolstraat nog niet uit, of ze liepen ieder aan een kant van den weg, de één met een plage rig lachend, de ander met een boos ge zicht. Toch meenden zij het geen van bei den kwaad en konden zij eigenlijk niet goed buiten elkaar, zoodat de één den ander na een tijdje maar weer opzocht en deed, alsof er niets gebeurd was. Hun makkers waren dit al zóó gewend, dat zij het niet eens meer schenen op te merken. Op een middag in de vacantic gingen zij samen naar het zwembad, 't Was wel niet warm, maar daar gaven de jongens die gewend waren dagelijks de edele zwem kunst te beoefenen, natuurlijk niet om. Ze vonden het juist lekker, als het water zoo frisch was. 't Was vol in het zwembad, daar het midden in Augustus was en er heel wat vreemdelingen in het dorp logeerden. De badmeester had de handen vol en moest bovendien nog opletten, dat de jongens geen kattekwaad uitvoerden. Toen Piet en Jaap kwamen, waren alle kleedkamertjes vol. Jaap. in wiens woor denboek het woord „wachten" door een drukfout uitgevallen was, wist zich nog handig bij eenige anderen in -een kamer tje te dringen en meende, dat Piet dit ook wel zou doen. Deze zag daar echter geen kans toe en zoo kwam het, dat hoewel de jongens tege lijk gekomen waren, Jaap weldra zwom en Piel geduldigC?) kon toekijken. Hiervan kreeg hij echter spoedig genoeg en met een gezicht, dat niet veel goeds voorspelde, liep hij even later het kleed kamertje binnen, waarin Jaap zijn kleeren had achtergelaten. Hij wist dit echter zoo handig aan te leggen, dat deze er niets van bemerkte. En de badmeester had het veel te druk om het te zien. Dadelijk herkende hij aan Jaap's blouse de kleeren van zijn vriendje. Haastig nam hij het bundeltje onder zijn arm en sloop er mee weg om het in een ander hokje, een heel eind verder, handig weg te mof felen. Daarna liep hij weer rond en wees de badmeester hem een kleedkamertje aan, zoodat ook hij weldra vroolijk rondzwom, Na een tijdje kwam Jaap uit het water en verdween in het kamertje, waaT hij zich uitgekleed had Tot zijn groote ver bazing kon hij echter nergens zijn goed vinden. En hij wist toch heel zeker, dat hij zich in No. 17 uitgekleed had! Maar hoe hij ook zocht, zijn goeo was weg en bleef weg Ook de aangren zende kamertjes werden aan een nauw keurig onderzoek onderworpen, doch zijn kleeren waren er al evenmin. Zou hij zich dan soms vergist hebben moest hij op No, 7 zijn? Ook hier was echter niets te vin den. Op No 27 misschien? Zelfde resul taat! Steeds te vergeefs bleef Jaap zoeken. Rillend liep hij rond, tot hij plotseling het lachende gezicht van Piet in het water zag. O, natuurlijk had die hem weer eens een poets gebakken! Dat hij daar niet eer der aan gedacht had! Hij had het eigenlijk we! op zijn vingers kunnen natellen! Piet dook als een visch onder water om even later aan den anderen kant van het bassin weer boven te komen. „Zoek je wat?" vroeg hij, zijn best doend zoo onschuldig mogelijk te kijken. „Houd je mond!" beet Jaap hem toe. „Dien zal ik jouw niet geven!" „Naarling! Er uitkomen durf je niet eens!" riep Jaap weer. „Dat zul je dan toch eens zien!" In het volgend oogenblik stond Piet op het droge en wel vlak bij Jaap. die hem plotseling een harden slag in zijn lachend fezichl gaf. Die was raak! door C. E. DE LILL/E IIOGERWAARD. Toe dan, Mieke, duik in 't water En vertoon je kunsten, kind! Jij kunt zwemmen als de beste; 'k Denk, dat ieder dat wel vindt! Heerlijk is 't in 't koele water Ben j'er ook al in geweest? Is voor jou het zwemmen steeds weer Eiken keer opnieuw een feest? Alle meisjes zwemmen vroolijk - Wie het eerst aan 'l einde is! 't Wordt zoowaar een echte wedslr Als ik mij niet erg vergis! Wie den eersten prijs zal 'halen? Ginds is 'l eindpunt: bij den p: Ieder denkt: 'kZwem vast en Later over hel Kanaal! Nu dan. meisjes, flink geoefend 1 Steekt van wal en houdt je goed! Stellig zul je later slagen, Als je n u je best al doel! Kermend van pijn wendde Piet het ge zicht af. Ze waren nu omringd van een groepje jongens en de badmeester vroeg met stren ge slem: „Wat is hier te doen?" „Ze hebben weer eens ruzie," zei Hein Wol Iers, een klasgenoot van Piet en Jaap „riet heeft Jaap's kleeren verstopt". De badmeester las nu Piet de les en 't gevolg hiervan was, dat deze weldra met de vermiste kleeren kwam aanzetten. Beiden kleedden zich daarna aan. maar gingen natuurlijk niet samen naar huis. Ze waren woedend op elkaar en ieder mompelde de leelijkste scheldwoorden, die natuurlijk voor den dader bestemd waren. Jaap was woesl om liet verstoppen van zijn kleeren en Piet was hoogst gebelgd over het feit, dal Jaap hem zoo'n verrader lijken stomp in het gezicht had gegeven. Jaap die niet sterk was rilde van de kou en ging dadelijk na den eten met koorts naar bed, terwijl Piet een blauw oog had en een akelig strak gevoel over de linker helft van zijn gezicht. Piel's vader was dokter en kwam pas laat van zijn ziekenbezoeken thuis, zoodat hij alleen at en zijn zoon, die 's avonds maar een eindje uit zijn buurt bleef, niet meer zag. Moeder had wel naar de oor zaak van zijn toegetakelde gezicht gb vraagd, waarop Piels iets mompelde van „gevochten" en zij er verder niet sproken had. Juist toen Piet legen half negei gekomen was en landerig door liep, ging de bel, Anlje, het dien deed de voorkeur open en Piet hoor van de buren duidelijk zeggen: „Compelement van mevrouw de of de dokter nog eens even zou komen kijken, want dat Jaap zoo was." Piet durfde zijn eigen ooien n trouwen. Jaap koortsig?! Zou 't v\ wel zoo ernstig zijn O, hij wist te goed, hoe het kwam. Reeds li hij het met zichzelf eens, dat hij z\ ,jj ren niet had moeten verstoppen en voor een lief ding willen, dat hij di je ongedaan had kunnen maken. M ging natuurlijk niet! Zoo hij erg zijn Misschien hard ziek worde o hij maar niet... Neen, daaraan denken Moeder was uit cn Piet was da dat hij dus zonder haar weer oogen behoeven te komen, naar gaan. Maar hij kon den slaap niet Hoe zou 't nu met hem zijn Als naar beneden ging en 't Vader vro meende, dat hij Vader had hoore komen. Nee, dat todh maar liever [Wie liep daar over de gangt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 10