70»le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 22 Juli 1929 Tweede Blad No. 21273
Dr. J. Th. de Visser in den Ned. Journalisten-Kring
te houden, mij in eenige moeilijkheid bracht.
De enkele voorgangera van mij, die uw
Kring noodigde, zagen zich concrete, ac-
jtoeele onderwerpen aangewezen, aan be-
VlawgHjke internationale lijd vragen ont-
fI96hö, die de algemeene aandacht trekken
w/eh waaromtrent zoo goed ale geheel Neder
land zich gaarne door deskundige woord
voerders zag voorgelicht. Ik daarentegen
had zulk een onderwerp niet tot mijn be
schikking. Ik mocht er zelf een kiezen, een
vrijheid, die lastiger kan zijn dan gebonden
heid. Maar gedachtig èn door de pas plaats
gehad hebbende verkiezingen èn aan mijn
niet-herkie9baajrstelling als lid der Kamer,
kwam ik tot het besluit dat het u wellicht
niet onaangenaam zou zijn, wanneer ik
een woord sprak over: ..Staatkundige par
tijen en parlementaire herinneringen". Ik
doe dat echter met groote bescheidenheid
in dezen kring van deskundigen, maar te
vens met het prettige gevoe! niet door één
uwer onder handen zal worden genomen, al
ware het alleen uit respect voor den bejaar
den genoodigde.
Nog eenigszins onder den indruk van h-?l
vreemdsoortig groot aantal partijen, welke
bij do onlangs plaats gehad hebbende ver-
wiezingen candidaten stelde, dacht ik nog
eens na over het partijwezen in het alge
meen en de partij-formaties in het bijzon
der. Geen tegenspraak zal het uitlokken,
wanneer ik zeg. dat het partij-wezen een
integreerend deel uitmaakt van den con-
stitutioneelen staat. Op zeer natuurlijke
wijze 9preekt een volk, door in zijn midden
gevormde partijen zijn politieke overtuiging
uit en maakt het daardoor zijn oordeel over
de regeering bekend. In dit opzicht is de
partij verre te verkiezen boven de coterie,
die in het geheim door enkele de zaken be
disselt.
Echter is het niet te ontkennen, dat in
het bijzonder in ons land het partij-wezen
aan één groot gebrek lijdt. Wij missen ui.
flinke historische, geconsolideerde partij-
formaties. Uitvoerig ging spr. hiervan de
oorzaken na.
Hij w_ees er op hoe de kanker der partij-
verbrokkeling, die belemmerend werkt op
den goeden gang van zaken, gestadig voort-
vreet en hoe de» politici van klein allooi
alras hun boiidgenooten vinden in hen, die
over hun eigen levensomstandigheden onte
vreden zijn en in de geheele maatschappij
niet veel anders zien dan een alles te wen-
schen overlatend geheel, en den staat be
schouwen als een wezen, dat het voor hen
nog veel erger maakt. Het i9 helaas vooral
de' tijdsomstandigheden na den oorlog in
aanmerking genomen, niet te verwachten,
dat wij oók hier aan het einde gekomen
zijn van het aantal snipper-partijtjes. Voor
verrassingen op dit gebied! zullen wij tel
kens weder komen te staan.
Daarnevens wordt het gegronde partij
wezen ook nog van een andere zijde be-
driegd. Het is een feit, dat dei sterkste beide
partijen in ons land, de Roomsch Katho
lieke en de Sociaal-democratische, tot heden
op kranige wijze haar eenheid en saam-
hoorigheid hebben, weten te bezwaren.
Maar het is zeer de vraag of dit ook in de
toekomst het geval zal zijn. Spr. zette uit
een, waarom dit misschien het geval zou
kunnen zijn. Mocht nu te eeniger tijd, wat
te vreezen is, in de genoemde groepen naar
echt Hollandschen aard, splitsing ontstaan,
dan zal tegelijk het parlementaire stelsel
den sjterksten knak krijgen en onderling
overleg om tot een gemeenschappelijk ac-
coord te komen, zoo goed als uitgesloten
zijn.
Spr. ging de nadeelen na van het even
redigheidsstelsel dat in hooge mate bevor
derlijk is aan de door hem gewraakte ver
snippering van partijen.
Wanneer wij dit heden bezien, vervolgd©
spr. hoe ver zijn wij dan van den tijd af,
toen Thorbeke het bestaan van staatkundige
partijen in Nederland ontkende en er zelfs
tegen waarschuwde, ons volk wijs te ma
ken, dat deze hdetr bestaan!
„Want" zoo sprak hij in de Tweede
Kamer 5 Mei 1849 „de natie zal dan
werkelijk gaan gelooven, dat er pairtijen
zijn en een ieder, die op het politiek too-
neel verschijnt, afvragen welke kleur hij
draagt. Wij zullen dan worden geoordeeld
m'et naar hetgeen wij denken, zeggen en
doen, maar volgens het part ij-begrip, waar
in men ons zal willen rangschikken." En
hoever zijn wij niet minder verwijderd van
Groen's ideaal van twee partijen en een
homogeen ministerie steunend op de meer
derheid. „Ziedaar" zoo betoogde hij in
de zitting der Tweede Kamer van 27 Juli
1849 ..de uitnemendheid van het con
stitutioneel gouvernement: er is een meer
derheid en een minderheid; de minderheid
bepleit de meerderheid beslist".
Ook op andere oorzaken der verwording
van het partijwezen bleef spr. stilstaan en
wees er op hoe daarbij de schuld ook op
andere partijen moet afgewenteld worden.
Hoe lang heeft niet in de tweede helft
diET 19e eeuw de op allerlei combinaties be
dachte. weinig principieel zich vertoonende
?n langzaam stervende conservatieve partij
de politiek bedorven! Welk 'n verkeerden in
vloed oefende het overmoedig optreden der
moderne theologen niet uit op de liberale
partij en het vertrouwen dat zij in den
lande bezat! Hoezeer verlamde de stijgen
de oneenigheid in deze partij niet haar
kracht, zoodat zelfs Buys moest erkennen,
dat zij zich begon te bederven in een af-
mattenden personenstrijd, zoodat de groote
vraagstukken niet werdeh opgelos, zelfs niet
aangedurfd! En welk een omwenteling
kwam er in onze geheele staatkunde, toen
de Room9ch-Katholieken zich eindelijk in
den schoolstrijd aan de zijde der anti-
revolutionairen schaardeh en bij toene
ming zich afkeerden van hun vtroegeren
vriend Thorbeckel Voeg daarbij de scheu
ring, die de opkomende democratisch*
strooming in ons volk, zoowel aan dei Im
kerzijde als aan de rechterzijde, veroor
zaakte terwijl zij niet zelden door persoon
lijke oneenigheden in de hand gewerkt werd!
en wij hebben een beeld van de parlemen
taire geschiedenis voor ons, dat ons aller
minst een gezonde ontwikkeling van ons
partij wegen doet zien, integendeel zijn,
langzaam bederf demonstreert.
Bén oogenblik heeft het als ik goed zie
geschenen alsof het partijwezen in ons
land weder een betere ontwikkeling tege
moet zou gaan en de groote partijen weder
principieel, vrijwel elk met een eenheids
front, tegenover elkander zouden komen te
staan.
Het was (oen het kabinet-Pierson in 1897
optrad en de boog scheen gespannen yan
Kerdijk tot Van Kamebeek toe. In menig
opzicht was dit een parlementaire glorie-
lijd èn voor het kabinet èn voor de liberalen.
Dit kan niet worden ontkend, welke prin-
cipieele bezwaren men ook tegen de gestie
van het kabinet hebben mocht: Groot werk
kwam tot stand.
Uit den lijd van dit kabinet bracht dr.
De Visser vele interessante politieke herin
neringen naar voren.
Van de beide perioden 18971905 af
echter is duidelijk achteruitgang te consta-
teeren. De regeeringskracht vermindert, het
parlementair peil daalt. Het kabinet-De
Meester-Slaal, door Elout typisch „de Staal
meesters" genoemd, vertoonde helaas niet
de kracht dier Rembrandt-figuren uit de
17de eeuw. Onder Heemskerk deed de ob
structie haar intocht in de Tweede Kamer
en werd daar zelf9 taal gehoord, die een
fatsoenlijk mensch niet op de lippen neemt.
Tegen Talma ontketende zich een openbare
en stille Hetze, die voor hem soms op een
marteling geleek, en eindelijk* leverde de
bekende lintjeszaak een zeer verdrietige
periode in ons parlementaire leven.
Spr. behandelde uitvoerig de beteekeni9
der verschillende kabinetten tot op heden
toe en kwam tot de conclusie, dat wij steeds
meer naar Koninkiijke kabinetten toe schui
ven, hetwelk juist bij de toeneming van
den volksinvloed te betreuren valt, maar
Een noenmaal, waaraan vele journalisten deelnamen.
IN DE RINGVAART BIJ SiLOTEN zijn Za lerdagmiddag de finales verroeid om het
kampioenschap van Nederland. „Die Ley the" won het nummer Vierriems met «luur-
man. De zegevie rende ploeg.
Foto Bleuzé.
DE LORD MAYOR VAN LONDEN, Sir John Kyneston Studd, die met de lady-mayo-
ress en zijn beide sheriffs met hun dames een bezoek aan Nederland brengen, arri
veerde Zaterdag te Amsterdam. De Burgemeester van de hoofdstad met den Lord-
Mayor van Londen in de auto.
Belangwekkende rede van den oud-minister.
Zaterdagmiddag heeft in hotel Pau laz te
Wravenhage het noenmaal plaats gehad,
<bt de Neder) andsche journalistenkring
aanbood aan dr. J. Th. de Visser, oud-minis
ter van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen.
Voor 't noenmaal beslond in de kringen
▼an de Nederlandsche pers groote belang-
•lelling.
Tot de aanwezigen behoorde voor Het
£ringbe9tuur de heeren D. Hans, voorzitter,
Henri Dekking, vice-voorzitter, G. Polak
Daniels en J. H. van Oosten; voorts mr. L.
J. Plemp van Duiveland, eere-voorzitter en
Johan de Meester, eerelid van den Kring;
▼oor de Haagsche Journalistenvereeniging
nar. J. J. Bolhuis, voorzitter, en mej. E. J.
Belinfante, secretaresse, voor de Vereeni-
Cing De Amsterdamsche Pers de heer G. A.
M. van den Broecke, vice-voorzitter; en
▼erder vele journalisten, vertegenwoordi
gende leden van allerlei richting en uit ver
schillende deelen des lands, o.w. ook de
heer J. B. Vesters, voorzitter van de
Roomsch-Katholieke Journal isten-Vereeni-
fing.
Ook eenige weekbladen en het Pers
bureau Aneta waren vertegenwoordigd.
De tafels waren keurig met bloemen ver
eerd een strijkje luisterde den maaltijd op.
Om één uur kwam dr. De Visser door de
Kringbestuurders aan den mgang van het
hotel ontvangen, onder applaus der aanwe
zigen de receptiezaal binnen, waar de ver
schillende deelnemers aan hem werden
yoorgesteld. Nadat de aanwezigen aan den
jeestdisch hadden plaatsgenomen sprak de
j? ^an9> voorzitter van den Jouma-
iMenkring een inleidend woord, waarin hij
lilde bracht aan den arbeid van dr. de
isser en hem een hartelijk welkom toeriep,
tegen het dessert verkreeg dr. De Visser
j. wpord tot het uitspreken van een rede
I le wij hier zeer verkort laten volgen:
j a^er®orst u allen zeer danken
etpTh eer mÜ heden bewijst lk
v aar ,0D te booger prijs, als ik denk aan
I aa,1?z^n hetwelk onze Nederlandsche
IE* iSlla€kl zoowe? hier als in h-ri
I NMo i ari een aanzien, dat ook de
fcandh f» ^'e Twrofrlistenkring waardig
I aa*'- Dc voeg hieraan gaarne toe, dat
Evenals vorige jaren is de groote belangstelling gedurende de Kaagweek naast den
Strijd der zesmeters weer gericht op de zoo populaire Regenboogklasse. Op onze
foto ziet men klasse A in actie.
Nogmaals; de Regenbogen. De „Lies" m|t 6car Nathan aan den helmstok zal juist
cfë boei róridên.
gedurende de vele jaren, waarin ik het voor
recht had, een practisch aandeel te mogen
nemen aan staatkundige werkzaamheden,
mijn waardeering steeds is toegenomen
Dr. J. Th. De Visser.
voor onze dagbladschrijvers en parlemen
taire redacteuren en ik niet zelden de naar
inhoud en vorm keurige en zaakrijke over
zichten van het in de Volksvertegenwoordi
ging behandelde, heb bewonderd, vooral als
ik in aanmerking neem de snelheid, waar
mede dit inspannend werk moet worden af
gedaan. Ik kan u wel verzekeren, dat dit bij
de leden dei Staten-Generaal algemeen zoo
wordt gevoeld en men vaak meer dan gij
vermoedt onder den indruk is van wat gij
schrijft. Daarin ligt een stille hulde opge
sloten aan deze personen, een hulde, die 'k
dankbaar onderschrijf.
Hoewel ik eerlijk erken, uwe uitnoodi-
ging met een gevoel van dankbaarheid te
hebben ontvangen, heb ik niet verzwegen
dat uw wensch om van deze tafel een rede