Nederland en België. oodemans rots Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 17 Juni 1929 Derde Blad No. 21242 Door grofkorrelige tandpasta FEUILLETON. Publicatie van de tusschen beide landen gewisselde nota's ïerschenen is het Witboek, bevattende de •heiden in zake de tusschen Nederland België hangende vraagstukken, door de ;erzijdsche regeeringen gewisseld sedert verwerping van het verdrag van 3 April Jjn het Memoiandnm, door den Belgischen gezant te 's-Gravenhage op 14 Juni 1928 aan den minister van Buiten- landsche Zaken overhandigd, iel volgende ontleend: Hij haar streven naar herziening van de "agen van 1839, welke herziening 'zakelijk is verklaard door de Mogend- n welke dlie Verdragen onderteekend -n en waarin door Nederland zelf is slemd, heeft de Belgische Regeering jdzakelijk op het oog gehad de door de -S9ing dezer Overeenkomsten in het -n geroepen conflicten te doen eindigen die Verdragen in overeenstemming te -gen met den huidigen stand van zaken Europa. Dat is het doel, waarop de sedert "gevoerde onderhandelingen, die hebben 'd tot de onderteekening te 's-Graven- van het Verdrag van 1925, waren hl. Ofschoon deze Overeenkomst verschei- i belangrijke Belgische eischen, in het ander op het stuk van veiligheid, ter liet, had Hr. M.'s Regeering haar aan- "d als een eervol vergelijk, geschikt om lelijke betrekkingen met Nederland te nstigen. De tegemoetkomende geest, dien zij bij die ■genheid aan den dag heeft gelegd geeft recht, aan te dringen op het verkrijgen een uiteindelijke oplos&ng der vraag- "en ten aanzien waarvan men in 1925 overeenstemming was gekomen. Onder deze zijn er vooral twee die een rwijlde regeling eischen: onze verbin- -:n met de Zee en met den Rijn. De iende verkeersbehoeften, de toekomst de haven van Antwerpen, waarmede welvaart des lands nauw is verbonden, slotte de vooruitgang der scheepvaart '■eden, dat de verkeerswegen op de hoogte moderne eischen worden gebracht, en 'ischen de uitvoering van werken, waar de noodzakelijkheid met den dag groeit. 'Aan het Antwoord-memorandum van de Ne- derlandsche Begeering cp 28 Juni 1928 aan den Belgischen gezant te 's-Gravenhage overhandigd, ',senen we: ield door het verlangen, hartelijke be- ingen van nabuurschap te bevorderen, "oht zij niet minder dan de Belgische .ering, met deze de hangende vraag- ken te kunnen regelen. in Nederland voortlevende bezwaren •j zekere zijden van de in 1925 voorziene 'ng, beletten Hr. M.'s Regeering niet, n overtuigd te zijn, dat de beide Re- ingen erin zullen slagen het eens le li over de aan de bedoelde vraagstuk- le geven oplossing." Nederlandsche Regeering verklaart ver ens, bereid te blijven, over te gaan tot herziening der overeenkomsten, ij blijft eveneens bereid, met de Belgische .ering de met deze herziening in ver staande kwesties te onderzoeken. Zij deze verklaring af binnen de grenzen, e haren goeden wil worden gesteld door icrg voor de bescherming der essentieele 'gen van Nederland, en in de recht- '~e verwachting, dat de Belgische Regee- bezield is van dezelfde gevoelens voor betreft de desiderata, welke de Regee- le 's-Gravenhage zoude hebben voor te In het Schema, op 23 October 1928 namens de Nederlandsche Regeering aan de Belgische Regeering aangeboden, jfen we o.m. het volgende aan: kt volgende schema moet niet worden 'Aouwd als een reeks voorstellen, maar, ..without prejudice, als een mogelijke grond slag voor onderhandelingen en overeenstem ming. Het dient te worden beschouwd als een ondeelbaar geheel. Nederland is bereid als vervallen le er kennen art. VII van het Verdrag van 1839 voor zoover het betrekking heeft op de onzijdigheid van België. Nederland is bereid als vervallen te er kennen art. XIV van het verdrag van 1839. Nederland is bereid mede te werken tot het bij verdrag lot stand brengen van een voor de betrokken terreinen bevredigende regeling, indien België bereid is de enkele terreinen in Zeeuwsch Vlaanderen, waar van het water afvloeit naar de zijde van Belgisch Vlaanderen, op denzelfden voet te behandelen. Vrije vaart en vrijdom van scheepvaart rechten op het Nederlandsche en Belgische net der tegenwoordige en toekomstige water wegen voor de wederzijdsche schepen en, op voorwaarde van wederkeerigheid (zon der schade voor verkregen reehten), voor de schepen van andere landen. Gelijkheid van behandeling op deze netten voor de Nederlandsche en Belgische onderdanen, goederen en vlaggen en, op voorwaarde van wederkeerLgheid (zonder schade voor ver kregen rechten), voor de onderdanen, goe deren en vlaggen van andere nationaliteit. Elk der beide verdragsluitende partijen ver plicht zich om op de wateren van de andere partij geen faciliteiten of voorrechten le verleenen, gegrond hetzij op de bestemming of de herkomst van de schepen of van hun ladingen, hetzij op de richting van het vervoer. Aanvaarding, voor de op vaarwegen ge legen grenspunten, van de regelen (mutatis mutandis) betreffend dc douane-formalitei ten, aangenomen door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart. Vrijheid van doorvoer. De beide landen zullen een overeenkomst sluiten om dub bele heffingen inzake directe belastingen te voorkomen; middelerwijl zullen zij zich er van onthouden op het stuk van directe be lastingen vastgestelde minima te heffen van de binnenscheepvaart. (A). Waterstaatkundige regime. Nederland is bereid aan België bij ver drag een regime toe te staan met betrekking tot den vaarweg van Antwerpen naar zee, houdende: a. verplichting, voor beide lan den, om het behoud en dc verbetering van de vaargeulen van de Schelde en van haar toegangen tot volle zee te verzekeren, on der bescherming van de andere belangen, welke met dien waterweg verband houden, met name die der belendende gronden; b. scheidsrechterlijke uitspraak in geval van geschillen; c. waarborgen, dal de zaken snel worden afgewikkeld Nederland zal in geenerlei conventio- neele bepaling bewilligen, die tot gevolg zou kunnen hebben, dat zijn territoriale souve- reiniteit op de Beneden-Schelde, hetzij rechtstreeks, hetzij middellijk aangetast zou worden of dat zijn Zeeuwsch gebied in ge vaar zou worden gebracht. Het is daaren tegen bereid om in het te sluiten verdrag overeen te komen, dat bevoegde personen, van weerszijden benoemd, het recht zullen hebben kennis te nemen van elke kwestie, die werkelijk van belang is voor den vaar weg van Antwerpen naar zee; zij zouden tot taak hebben voorstellen aan de beide Regeeringen te doen om in voorkomend ge val de belangen der scheepvaart in over eenstemming te brengen met de andere aanwezige rechtmatige belangen. Voor wat de kosten betreft van onder- houds- en verbeteringswerken, van verlich ting en van betonning en bebakening, zou Nederland bereid zijn de helft te betalen, tot een overeen te komen maximum. Ieder der beide landen zal zich belasten met de uitvoering van de werken op zijn grondgebied. (B) Regime der koopvaardijschepen die zich begeven van Antwerpen naar zee of omgekeerd. Nederland is bereid besprekin gen te openen om ten deze een conventio neel regime te scheppen, dat rekening houdt met de wederzijdsche belangen. C) Loodswezen. Nederland is bereid uiteindelijk en voor zoover dat van Neder land afhangt, het door de Verdragen van 1839 ingevoerde stelsel van vrije mededin ging af te schaffen. Maar het zal geen en kel stelsel aannemen hetwelk lo. geen recht zou doen wedervaren aan de door het Ne derlandsche loodswezen sedert December 1923 verkregen uitkomsten, hetwelk 2o. het arbeidsveld der Nederlandsche loodsen zou beperken tot het Oostgat (Deurloo), of het welk 3o. niet eenc valorisatie, in den meest geschikten vorm, van de loodsgelden zoude medebrengen. Punten van ondergeschikt belang zouden op eene bevredigende wijze moeten worden opgelost. Over de tusschenwateren tusschen de Schelde en den Rijn waren 19 en 20 Oct. 1928 voorloopige besprekingen gehouden. Nederland is bereid de desiderata in overweging le nemen, die België met be trekking tot het kanaal GentTerneuzen mocht kennen. De som, die België jaarlijks aan Neder land betaalt voor onderhouds-, exploitatie- en verniëuwingskosten van het kanaal en de daarbij behoorende kunstwerken, met inbegrip van de electrische verlichting, zal verhoogd worden ten einde haar 5/6 van het geheel der gezegde kosten te doen ver tegenwoordigen. Beloodsing door Staatsloodsen zal op dit kanaal verplicht zijn. Behandeling van Terneuzen. België ver bindt zich zonder voorbehoud, op het stuk van spoorweg-in-, uit- en doorvoer-tarieven Terneuzen gelijk te stellen met de wat dit betreft meest begunstigde Belgische havens, in dier voege, dat voorlaan het recht van Nederland op deze gelijkstelling niet meer betwist zal kunnen worden. België zal een waterweg van Luik naar de sluis bij St. Pieter nabij Maastricht aan leggen voor vaartuigen van 1000 ton. Ne derland zal een waterweg voor dezelfde tonnenmaat maken lussclien genoemde sluis en Smeermaas, door de Maas ter hoogte van Maastricht te kanaliseeren en een verbindingskanaal te graven tusschen de Maas beneden Maastricht en Smeer maas; deze weg zal eveneens berekend zijn op een maat van 1000 Ion. Nederland zal den bestaanden weg tusschen St. Pieter en Smeermaas in stand laten. België zal het kanaal tusschen Smeermaas en de Neder- landsch-Belgische grens bij Loozen zooda nig vergrooten, dat het verkeer met vaar tuigen van 600 ton mogelijk is. Op verzoek van Nederland verklaart België zich bereid aan den waterweg tusschen Luik en de sluis bij St. Pieter afmetingen te geven, die het verkeer met vaartuigen van meer dan 1000 ton mogelijk maken. Nederland zal hetzelfde doen voor wat betreft den water weg tusschen genoemde sluis en Smeer maas en Antwerpen, die het verkeer met vaartuigen van meer dan 600 Ion mogelijk maakt, zal Nederland recht hebben op een verbindingskanaal tusschen de grens bij Loozen of elders en bedoelden waterweg van Smeermaas naar Antwerpen, waarvan de afmetingen minstens gelijk zullen zijn aan die van het minst groote gedeelte van die van het kanaal van Smeermaas naar Antwerpen. Nederland is bereid de desiderata in overweging te nemen die België ten op zichte van aftappingen van water uit de Maas te kennen mocht geven. De beide landen zullen zich met elkan der verstaan over eene billijke regeling voor de afwatering ten einde deze overstroomin gen te voorkomen. Bij gebreke van overeen stemming zal voor hen beroep op een scheidsgerecht openstaan. België zal er toe3 medewerken dat de ont heffing van de Fransche stapelhuisrechten enz. worde uitgebreid tot de Nederlandsche havens. Aan het Memorandum, gedateerd 12 Jan. 1929, door den Belgischen gezant te 's-Gravenhage op 14 Januari 1C29 can den minister van Bui- tenlandsche Zaken overhandigd, is het volgende ontleend: De Belgische Regeering geeft allereerst een overzicht van haar fezmg der voorge- RECLAME. 6751 gaan Uw tanden lang zaam maar zeker te gronde. Weest voorzich tig en neemt voor de dage- lijksche reiniging van Uw tanden slechts de beproef de fijnkorrelige Odol- tandpasta. Ze is heerlijk van smaak, en reinigt uüjlj1 en beschermt de tanden. 1 schiedcnis van do verbindingen met den Rijn £'n zegt o.a.: De Regeering te 's-Gravenhage is begon nen aan le bieden de verbetering van het kanaal van Hansweert. Zelfs aannemende, dat dit kanaal verbreed wordt en d^t dc bruggen dermate verhoogd worden, dat zij geen belemmering meer vormen voor de scheepvaart, dan nog blijft deze oplossing geheel onvoldoende daar zij de drie reeds vermelde gebreken niet wegneemt, n.l.r de lengte en de toenemende moeilijkheden ver bonden aan den vaarweg door dc Schelde; de noodzakelijkheid om twee zeesluizen in dit kanaal te hebben; de gevaarlijke vaart door de Zeeuwsche wateren en in het bij zonder door het Hellegat, welks naam veel- beteekenend is. Wat betreft de nadere oplossing, aange geven door de Nederlandsche deskundigen: heropening van het kreekrak door daar een kanaal te maken dat Noordwaarts doorge trokken zou worden door de Oosterschelde, langs de Eendrach t zou loopen tot aan Nieuw-Vossemeer, en van daar door een doorsnijding Dintelsas zou bereiken, ver klaart de Belgische regeering, dat de Bel gische deskundigen niet beschikten over voldoende gegevens. Bovendien zou de nieuwe verbindingsweg niet het gedeelte wegnemen dat voor de binnenvaart het ge vaarlijkst is in de tusschenwateren, dat wil zeggen het Hellegat. Een andere ernstige schaduwzijde zou zijn, den zuidelijken mond van het kanaal te projecteeren te Bath. Ten slotte sluit het Nederlandsche plan de moge lijkheid uit van een aansluiting op het vaste land met het stuk kanaal, dat België op zijn grondgebied zal graven. De Belgische Re'geering acht het volstrekt noodig, dat de aan te leggen vaarweg aan België niet alleen een uitmonding in veilige wateren waarborgt, dus oostelijk van Wil lemstad, maar ook de reclitslre'eksche aan sluiting met Antwerpen om den tijdrooven- den en gevaarlijken weg door de Schelde te vermijden. Uitvoerig betoogt de Belgische regeenng dat, de Schelde en de Rijn uit een juridisch oogpunt beschouwd onder hetzelfde regime vallen. „Doch aldus het Memorandum wat stelt de Nederlandsche Regeering ons vou*? Gelijke verdeeling der kosten veroorzaakt door de in de bedding der rivier te verrich ten werken, met een nog niet bepaald maxi mum van ten laste van Nederland komende uitgaven. Dit voorstel is een zeer duidelijke stap achteruit". Toch wenscht het Brussel- scne Ka-bi net, bereid een nieuwen stap te doen op den weg naar verzoening, de Neder landsche suggestie geenszins k priori te ver werpen, maar het behoudt zich voor hierover zijne meening uit te spreken nadat het Kabinet te' 's-Gravenhage het zal hebben medegedeeld op welk maximum bedrag Nederland zijn deelname in de kosten zou willen limiteeren. Nadat de kwestie der Arbitrage en der verbetering van de rivier in het Memoran dum zijn behandeld, en nadat ten. opzichte van de onderhoudskosten en kosten van verbetering o.m. is verklaard „Wat ver beteringswerken betreft, zou de vaststelling van ieders aandeel6™ de kosten in elk af zonderlijk geval bij bijzondere overeenkomst worden vastgesteld", wordt de kwestie der vrije id van scheepvaart aan de orde gesteld. De Belgische regeering legt er den nadruk op, dat het noodzakelijk is om. in tijd van vrede en zoo ruim mógelijk in tijd van oor log. de vrije handelsvaart volledig te waar borgen; om te zorgen voor het onderhoud en de verbetering van de rivier, opdat de grootste schepen te allen tijde kunnen pas- seeren en voldaan worde aan de toenemende eischen van het zecverkeer en den zee handel. De Belgische Regeering acht het wen- sclielijk, met het oog op een praclisch be heer van de rivier, een gemeenschappelijk lichaam in het leven le roepen, dat de be voegdheid zou hebben op eigen gezag te voorzien in de eischen van het normale be slaan van de rivier. Geschillen zouden ter stond beslecht worden door een permanent arbitraal college. Inzake de afwatering van Vlaanderen is de Belgische Regeering het eens met do Nederlandsche. De Belgische regeering is bereid alle mo gelijke verbeteringen aan le brengen in het huidige douane-stelsel en zij is bereid te dien einde een onderzoek in le stellen naar het beste middel om de maatregelen, welke door de Centrale Commissie voor de Rijn vaart zullen worden genomen, aan te pas sen aan de bijzondere behoeften van België en van Nederland. Ten aanzien van voorkoming van dub bele heffing van directe belastingen gaat de Belgische regeering met de Nederland sche accoord. Op het punt van de Fransche surtaxes i? de Belgische regeering bereid om „wat daaruit ook moge voortspruiten voor Ant werpen", rekening te houden met de desi derata der Nederlandsche havens, indien van hare zijde de Nederlandsche regeering wel de rechtmatigheid wil erkennen van het streven van de haven van Antwerpen haar verbetering harer verbindingen met met Rijn. Aangaande behandeling van Terneuzen is de Belgische regeering tot nader ondenzoek bereid. In zake het loodswezen is de Belgische regeering bereid, te trachten overeenstem ming te bereiken. Voor wat betreft de cor rectie van den koers der loodsgelden, is de Belgische regeering bereid, het bereiken van een oplossing in den meest geschikten vorm na tc streven. Echter zullen de rechten, geheven voor het loodsen van de open zee tot Antwerpen en omgekeerd niet hooger mogen zijn dan de rechten, gelieven voor het loodsen van de open zee naar Rotterdam en omgekeerd. In het algemeen maakt de Belgische re geering, inzake vrije vaart en vrijdom van scheepvaartrechten op de Nederlandsche en Belgische netten, geen bezwaar tegen de gevraagde gelijkheid van behandeling. Over het vraagstuk der overstroomingen in Noord-Brabant is de Belgische regeering het eens met de Nederlandsche. De Belgische regeering is bereid, naar den wensch van Nederland een grooter aandeel in de kosten van het kanaal GentTerneu* zen op zich te nemen. Bij het punt waterwegen in Limburg wordt betoogd dat het noodzakelijk i9. de opening van het kanaal Antwerpen—Hol- Naar het Engel9ch van A. T. QUILLER—COUGH. •Dus u kent Clarissa Lambert?" stamelde een bevestigend antwoord. -»elnu? Bewondert u haar spel?" zie haar vanavond voor het eerst -in." «Dat is vreemd, en toch kent u haar?" «knikte. Zij heeft heel veel succes daar felïci- mij zelf mee, want ik heb haar was het eenige dat ik kon uit- ik. Is dat zoo bijzonder? Zij en ik ■iamilie van elkaar, om zoo te zeggen, •hardoor te meer bevreemdt het mij dat tooit over u gesproken heeft." oogen schenen nu in mij te willen 11 als in een boek. Ik riep al mijn moed en trachtte haar vasten blik te door- Een oogenblik stilte, slechts verstoord "et zachte ritselen van den waaier, die fcchtjes heen en weer ging. Bij al de dringen van dien avond was het lang gemakkelijk om je versland er bij te en nog moeilijker om te spreken, u zult nog heengaan voordat u •daarom ik u heb laten roepen. U ver baast u over mijn woorden. En toch zijn die heel eenvoudig gedeeltelijk behoort dit alles tot mijn beroep. Maar in de eerste piaats wou ik u weer eens zien. Verbaast het u dat een oude vrouw graag een knap pen jongen aankijkt? Krijg maar geen kleur, maar luister naar een andere, meer dege lijke reden. Ik zou zoo heel graag uw talis man, dien gouden gesp of wat was het, nog eens bekijken, het ding dat u zoo verwon derlijk veel geluk aanbracht. Heeft u het bij u?" Tk had het, zooals van zelf spreekt, in mijn vestjeszakje vastgemaakt aan het eene eind van mijn horlogeketting; maar ik aar zelde een oogenblik. - „U behoeft niet bang te zijn." zei ze en cr was een spottende klank in haar stem. ,,Ik zal het u teruggeven, zooals ik het u den vorigen keer teruggegeven heb. Maar als u het mij liever niet laat zien (denk er aan, ik heb het toch al eens gezien) aarzel dan niet en weiger het mij. Ik zal er niet boos om zijn." Ik bedacht dat ze toch teleurgesteld zou worden, het nieuwsgierige mensch en ik overhandigde haar dus stilzwijgend den gou den gesp met den ketting. „Het is een merkwaardige reliquie," zei ze, terwijl ze het langzaam bekeek en een oogenblik op haar schoot liet liggen. „Als het geen al te indiscreete vraag is, hoe komt u er aan?" „Hel heeft aan mijn vader behoord." „Neem mij niet kwalijk," zei ze op be slisten toon. „maar dat is haast geen ant woord op mijn vraag." Gedurende het stilzwijgen dat toen volgde, nam zij den gesp weer op en bekeek nauw keurig wkt er op geschreven stond. Ze deed dit alleen met haar rechterhand: met de lin ker was zij voortdurend bezig met den waaier. Ik ben er niet heel zeker van, maar ik verbeeldde mij zelfs dat hij wat harder bewogen werd, wat geagileerder misschien dan le voren „Wat er op geschreven staat schijnt onzin te zijn. Wat beteekent dat „Maan, einde, zuid, diep te punt?" Ik kan er niets uit opmaken. Er zit toch zeker een beteekenis achter?" „Niet dat ik weet," zei ik en ik had er dadelijk berouw over, want weder zag ik dien gloed in haar oogen die mij zoo teleur gesteld had toen zij den gesp voor het eerst zag. Hel scherm ging op voor het derde be drijf van „Francesca" en wij zwegen, zij met den gesp op haar schoot, ik mij afvra gende hoe Ier wereld zij iets kon afweten van het geheim van mijn v.ader. Dat kon zij niet was mijn slotsom. De geheele geschie denis van den ouden gesp maakte dat on mogelijk. En toch, ik had berouw over mijn overijling. Maar het was nu toch le laat; ik wachtte dus tot zij na afloop van hel bedrijf zou beginnen te spreken. „Dus dit ding behoorde aan uw vader. Vertel mij eens, was dat iemand van uw grootte, leek u op hem?" „Ik geloof dat hij ongeveer van mijn lengte was," zei ik, al weer verbaasd over die vraag, „maar verder heb ik niets van hem. Hij was blond en ik ben donker." „Maar uw grootvader was die niet donker?" „Dat geloof ik wel," antwoordde ik„ „maar werkelijk „U is verbaasd over mijn vragen, dat spreekt van zelf. Ach dat doet er niet toe; houd mij maar voor een heks, als u wilt. Zie ik er niet uit als een heks?" „Ja, dat deed zij inderdaad, toen ze daar zoo zat De diamanten flonkerden en glin sterden. en verhelderden de afschuwelijke kleur van haar huid, zoodat ze een levende doode leek. „Ik zie dat u nieuwsgierig naar mij is, maar uw blikken zijn niet complimenteus, mijnheer Trenowelh. Hier, neem uw talis man aan en pas er goed op. Ik dank u wel dat u hem mij hebt laten zien, maar als ik u was zou ik hem aan niemand laten zien. Zal ik u ooit weerzien? Ik denk van niet lk ben bang dat ik u een gedeelte van het treurspel heb doen missen, ik heb u te lang opgehouden. In ieder geval, nu komt het laatste bedrijf. Vaarwel, en pas goed op uw talisman." Zoo sprekende deed zij haar waaier met een scherp geluid dicht en toen viel het mij op dat zij geen oogenblik had opgehouden er mee te zitten waaien. Het was iets heel vreemds, maar er volgde iets dat nog vreem der was Hooide ik niet een zacht spottend lachje toen ik de loge uit en den corridor in slapte? Ik kan het niet met zekerheid zeggen; misschien was het maar verbeelding loen ik later over de ontmoeting en haar ge volgen nadacht. Ik weet alleen dat toen ik boog en heenging, het vizioen, dat ik met mij meenam niet was een voorstelling van schitterende juweelen, of een geel gezicht en wit haar en een heen en weer gaande waaier, maar van twee koolzwarte oogen, harde ondoordringbare oogen. Ik zocht mijn plaats op en ging naast Tom zitten. De vierde acte begon, zoodat ik den tijd had om na te denken over mijn gesprek, maar tot een oplossing kon ik niet komen. Eindelijk gaf ik het maar op en kon alleen Claire bewonderen. Hoe verder het stuk voortging, hoe voortreffelijker haar spel werd. In regels die ik Tom had hooren voor dragen en die ik veroordeeld had, vond ik nu een nieuwe beleekenis, een hartstochte lijke bedoeling. Tooneelen, die ik veroor deeld had als onhandig en te zwaar, werden fijngevoelig voorgedragen. Er komt een oogenblik waarop men niet langer criliseert, maar zich tevreden stelt met verbazing, be wondering; het was duidelijk dat mijn liefde dit had bewerkt. Het stuk had een triomf, een volledig succes bereikt. „Zeg," zei Tom, voordat de laatste acte begonnen was; „Glaire had een gelen waaier bij zich. niet waar? Ik keek eerst overal naar je uit en zag je eindelijk pas geheel bij toeval. Het was een rare manier van je, mij in het geheel geen kans te geven om een oordeel over haar uit te spreken, want ik heb niets van haar kunnen zien. Hè kijk ze is weg! Ik volgde de richting van zijn oogen en zag dat de waaier verdwenen was uit loge 7. „Je zag haar zeker weggaan? Nu, ik kan je smaak niet bewonderen, dat moet ik be kennen noch den smaak van Claire om weg te gaan wanneer Francesca haar groot sten triomf begint te behalen Ach! het is treurig! .Weet je wel dal ik me voor ,e schaam?" „Tom," zei ik, ik wou gaarne dat hij van Ciaire geen melding meer maakte. „Tom, je moet het mij vergeven dal ik om je stuk ge lachen heb." „Je vergiffenis scheüken! beste jongen, ik vergeef je alles, als je in het laatste bedrijf maar schreit, maar alleen op die voor waarde." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 9