20
30
loodemans rots
ZEER MOOIE
REPRODUCTIES
NAAR
BEROEMDE OUDE
HOLLANDSCHE
ZIJN NU VERPAKT
BIJ
voor
b>e Jaargang
LE1DSCH DAGBLAD, Zaterdag 15 Juni 1929
Vierde Blad
No. 21241
„Koekoek, één Zang."
VOETANGELS EN KLEMMEN
OP BELASTINGTERREIN.
RADIO-NIEUWS.
FEUILLETON.
I pp een mooien middag, met een ietwat
chtig-warme atmosfeer, lei ik mij neer
lus een acJhterwegje van Wassena-ar. Er
■ras een boschje met een paar hooge boo-
1-fD en wat wilgen. Voor me was een
Ijjootje met welige moerasvegetatie, waar-
rer de schrijverkes kringelden. Soms
J.ram eeD groote groene watertor evea
|:jar boven meien, bleef met zijn achter-
i f enkele oogenblikken aan de oppervlas-
I;; hangen en schoot weer naar beneden
|-?t een glanzende luchtbel onder de dek-
liilden. Er weefden een paar fijne blau-
i waterjuffertjes en zetten zich neer op
t rozige bloempiramides van. de water-
of op de puntige bladen van het
ajlkruid. Om mij was het gezoem en ge-
ros van de insecten. Aan de overzijde
pekte zich het groene weiland uit met
0 pronk van gele en witte bloemen. In
t verte op misschien 5 minuten afstand
weer een bosdhje. Koekoek, koe-
oek," zong het daarvandaan met vol en
•ngerig geluid. Hij moest in dat boschje
feiten. Ik lei me neer onwillekeurig zoo
t ik dat boschje in het oog hield. Mis
ken wel tien minuten lei ik zoo roerloos.
Ilotseling zeilde uit het bosóhje een vogel
"•voorschijn en weefde met snellen slag
het veld met iets van de vlucht van
roofvogel. Nu heel rustig zijn. Niet
|yxegen. Ik trof het. Op een dikken tak
rjeveer 15 M. 'boven mijn hoofd zette hij
1 neer: een buitenkansje,
prachtige vogel, heel slank van
De borst en het lijf heel lichtgrijs
wit niet bruine dfwarsbanden, de
hge staart met lichte vlekken, de kop
Let den eenigszins roofvogelac-htig gebogen
oavel sierlijk en beweeglijk en evenals
bovenlijf en de vleugels blauwig
rein. Daar begon hij te roepen. Bij eiken
liet hij de vleugels even hangen,
beidde den langen staart even uit in
laaie-rvorm en boog daarna heel gracieus
den kop, terwijl hij telkens een heel
it spotachtig lachgeluidje deed hooren.
totbij kon ik dat nu heel goed obser-
Uit de verfee hoort men het ge
lijk miert. Meesta-l hoort men „koe-
bek" als de tonen e.d., soms e.des. Een
maal roep hij daar tusschendoor
fcekoekoek.
I stil bleef ik zoo eenige ;mbruten zit-
n kijken en luisteren. Zag de vogel mij
ït? Eindelijk vertrok ik even een been.
i heel verschrikt opvliegen, een gewel-
jgspectakel in de 'bladeren en... weg was
|Djeur.
koekoek is zeldzaam schuw en liet
odbruine wijfje, met haar zachte kiki-
is nog veel schuwer, zoodat men
<t haast nooit van dichtbij krijgt te zien.
d sluier van mysterie heeft lang om fiet
van dezen vogel gehangen. Nooit
.g men een koekoeksnest, nooit zag men
ïgende oudiers bedrijvig heen en weer
tgeir om voor het kroost te zorgen. Men
reeds lang dat de koeko"eksvrouw
eieren deponeerde in het nest van
zangvogeltjes, maar het rechte
bef toch heel lang verborgen.
i® de natuurphotografen ten. slotte
l ongelooflijk veel moeite gelukt, het
van den ko'ekoök te verfilmen. Met
eerpen speurzin heeft het koekoeks-
fcawtje het nest b.v. van een kwi'kstaar-
pgevonden. Met onfeilbaar instinct weet
t dier wanneer h'et gunstige tijdstip is
ffomen, om haar ei daarin te deponee-
Het legt dat ei in de nabijheid op
li grond en op een oogenblik, dat beide
bitjes afwezig zijn, draagt het dat ei
1 den snavel in het nest om zich nu
te verwijderen. De kwikstaartje»
t terug, geven eeenst blijk van eenige
rremdering, maar aanvaarden ten slotte
geschenk. Weldra gaan de vogeltjes
i broeden en als de broeitijd om is,
men in het nest behalve d'e jor-gv
aartjes de veel grootere jonge koe
een Jeelijk kaal dier, waarvan de
P alleen uit bek lijkt te bestaan, een
rug en sterke beenige vleu^cl-
^mpen, dit alles alleen nog maar licht
ward. Wat nu gebeurt kan men op de
getfilm slechts met afgrijzen gadeslaan,
't is van een satanische wreedheid.
Van den beginne af doet de jonge koe
koek woeste pogingen, om de veel klei
nere vogeltjes uit het nest te wippen. Hij
krompt zich, buigt zich, werkt met zijn rug
maar vooral met de vleugelstompen die
aneedoogenloos zeker die jonge vogeltjes
een voor een over den rand van het nest
werken. Men kan zelfs opmerken dat de
jonge vogeltjes onder het warme, be
schuttende moederlijfje vandaan woTden
gedrongen. De pleegouders doen niets
daartegen. Hun zorgend instinkt schijnt er
alleen maar op bedacht, voortdurend voed
sel aan te sleepen, dat door den onverza-
digbaren jongen koekoek in ongelooflijke
hoeveelheden wordt verslonden. Hij para
siteert op zijn pleegouders, zoodat de dier
tjes verschrikkelijk vermageren. En zelfs
als hij volwassen is, en reeds tamelijk
goed kan vliegen, parasiteert hij nog.
Zoo is van den eenen kant de koekoek
een doeniet onder de- vogels, die geen
trouw en geen zorgen kent.
Alleen is een jonge koekoek in zooverre
trGuw, dat ze later' haar ei steeds deponeert
in het nest van dezelfde vogelsoort, die haar
heeft groot gebracht, hetzij bij een rood
staart] e, een kwikstaartje grasmusoh, riet-
zanger, of wie zich bet vorige jaar met
de opvoeding belastte.
Er is evenwel ook een en ander ten voor-
deele van den koekoek op te noemen. De
vraatzucht die van den beginne af het Jonge
dier kenmerkt, blijft het bij. De groote
behaarde rupsen, die zoo schadelijk zijn voor
den landbouw en eveneens zoovele grootere
torren, insecten, die alle door andere vogels
worden gemeden, zijn voor den koekoek een
welkome buit. Al het goed, waar de kleine
spitsbekjes geen raad mee weten is voor hem.
En hij verslindt er in de enkele weken dat nij
hier is, ongelooflijke hoeveelheden van. Hij
h©6ft dus ook zijn onschatbaar nut.
Lang heeft men den koekkoek gevreesd, en
allerlei leelijke dingen werden aan hem toe
geschreven.
Overal bloeit thans langs de wegen, vooral
'onoer het struikgewas, de roode dagkoe
koeksbloem. Dikwijls ziet men rondom den
stengel bij de oksels der bladeren vlokjes
schuim. „Koekoeksspug", meende men vroe
ger. En op de takken der willigen, waarop
de koekoek juist zoo graag zit,
ontdekt men dezelfde schuimhoopjes. Men
weet thans, dat in die schuimvlokjes het z.g.
schuimbeestje zijn larven verbergt. Er zijn
trouwens nog meerdere planten, die met
den koekoek in verband worden gebracht:
de roode 'klaverzuring noemt men koekoeks
bladen of koekoeksbrood. Het volksgeloof
over bijna geheel West-Europa en Engeland
meenoe dat 'de koekoek zich bij voorkeur
met deze plant voedde.
Wonderen werden hem in groote menigt3
toegeschreven. In Zweden hecht men er veel
waarde aan, van welken kant men voor het
eerst een koekoek hoort roepen. Komt het
geluid uit het Noorden, dan krijgt men een
jaar van verdriet. Komt het uit het Oosten
of uit het Westen, dan zal men geluk hebben.
Komt het uit het Zuiden dan belooft dat een
goede oogst. Trouwlustige meisjes meenen
aan het aantal malen dat zij den koekoek
hc-oren roepen, vast te kunnen stellen over
hcevee.jaren zij bruiloft zullen vieren. In
al dergelijke aardige dingen bespeurt men
óe rudimenten van het heidendom en mis
schien wel de herinnering aan een diep
in de voorhistorische tijden teruggaand ani
misme der Germaansche volkeren.
Men wc-'et, dat allerlei wilde volken thans
nog nauwkeurig acht geven» op de vlucht
der vogels vóór zij een belangrijk besluit
nemen.
Men he'eft in de Middeleeuwen den koe
koek zeif9 aangezien voor een incarnatie
van den duivel. En dat verklaart meteen de
uitdrukking: „Haal je de koekoek". In de
bekende' verzameling legenden en exem-
vlcn van den monnik Caesarius van Ileis-
lerbach, de Dialogic Miraculorum, (13de
eeuw) vindt men het volgende verhaal, dat
men in dien tijd natuurlijk absoluut ge
loofde.
Er was in een Cistercienser klooster e'en
monnik, die volgens den koekoekroep nog
22 jaren zou leven. Toon dacht hij bij zich
zei ven.- „Nog 22 jaren mij zeiven pijnigen
en tuchtigen en zoo vroom zijn dat houd
ik niet uit".
Hij besloot om het klooster te verlaten, 20
HET ZIJN NIET ALLEN KOKS
Wc willen bet nu eens hebben over zoo'n
paar simpele regels voorkomend in art. 74
der wet op de I. B., aldus luidend:
,,De reclamant kan zich door een ge
machtigde doen vertegenwoordigen. Om
geldige redenen kan de Inspecteur de ver
tegenwoordiging door een bepaalden ge
machtigde weigeren. De Inspecteur heeft
het recht te vorderen, dat de reclamant
zijn gemachtigde vergezelt."
Deze redactie dateert eerst van 28 April
1927; voor dien luidde het desbetreffende
artikel: ,,De reclamant kan, om geldige
redenen zich door een gemachtigde doen
vertegenwoordigen-"
Oorspronkelijk lag de thans geldende
redactie allerminst in de bedoeling van
den Minister. Integendeel ,het oorspronke
lijk wetsontwerp beoogde o.m. een veran
dering in art. 22 der Vermogensbelasting,
dat behandeling van een bezwaarschrift
door een gemachtigde kent, in dier
voege, dat de wet op de Verm. bel. op dit
punt in overeenstemming zou worden ge
bracht met de oorspronkelijke redactie van
art. 74 I. B., waar het recht van vertegen
woordiging blijkens de geciteerde bewoor
dingen flink werd ingeperkt.
De vaste commissie voor belastingen
verzette zich echter tegen de regeling als
door den Minister bedoeld, op grond van
den juisten stelregeldat ieder zijn belan
gen door een ander kan laten waarnemen.
Verder meende de commissie dat de belas
tingadministratie de beschikking heeft over
andere, juistere, middelen om zich tegen
onbetrouwbaar geachte gemachtigden te
verweren.
Het is interessant kennis te nemen van
de inzichten van een lid dezer commissie
t.w. Prof. van Gijn. Deze wenscht, dat het
recht om zich te doen vertegenwoordigen
zal vast staan. Hij heeft er niet op tegen,
dat den fiscus de bevoegdheid verleend
wordt om ongewjnschte vertegenwoordi
gers, waarmede de fiscus ongunstige on
dervindingen heeft opgedaan, te weren.
Daaruit behoeft echter niet voort te
vloeien, dat men aan reclamanten het recht
ontneemt, om zich überhaupt door een fat
soenlijk mensch te laten vertegenwoordi
gen, welk recht niet hiervan moet afhangeil
of men kan aantoonen, geldige redenen te
hebben.
Bovendien, hij die den gemachtigde
zendt, kan toch door den Inspecteur ge
noopt worden ook zelf te komen. Deze be
paling is van -belang, omdat het voor den
Inspecteur vaak veel waard is, niet alleen
een gemachtigde te zien." ,,Er zijn geval
len, waarin hij twijfelt, of de gemachtigde
door den reclamant wel goed is ingelicht
en wellicht in commissie onwaarheid j
spreekt. In zulke gevallen kan het voor den
Inspecteur van belang zijn, om den recla
mant zelf eens aan den tand te voelern"
Tot zoover de theorie van het geval. Ne
men we thans de praktijk of liever eenige
gevallen uit de praktijk, die blijkens de
publicaties op de betrokken personen de
zelfde uitwerking hebben gehad als een
roode lap op een stier. We herinneren ons
iri dit verband de vragen door een kamer
lid gesteld aan den Minister, terzake de
weigering van een Inspecteur om den ge
machtigde van een reclameerenden cliënt te
ontvangen, zonder opgave van redenen.
jaren een goed leven in de wereld te leiden
en dan de laatste twee jaren ernstig boete te
doen. Het kwam echter anders uit, want na
Iwe'e jaren reeds stierf de man. En Caesa
rius voegt er aan toe: „Zoo weinig valt er
op de beloften van den duivel te rekenen".
Niemand gelooft than9 "nog dat de on
schuldige vogel, die zoo lang in een geheim
zinnig waa9 leefde, zich met duivelskun
stenarijen ophoudt
Een klein beetje van dat geloof is ander9
niet misplaatst bij al te verlegen vrijers, die
geen meisje durven te vragen. Men zegt in
Noord-Duitschland. dat zij een ei of een veer
van een koekoek bij zich moeten dragen.
Dan zullen zij geluk hebben en hun schuch
terheid afleggen, 't Is te probeeren.
RECLAME.
6636
EGYPTIAN CIGARETTES
Begin Uw collectie te verzamelen
De Minister antwoordde, ,,dat de weige
ring van den Inspecteur het gevolg was
van het feit, dat deze den gemachtigde
niet voldoende deskundig achtte om te
voorkomen, dat eventueel zijn cliënten
hem misbruiken tot het bepleiten van on
eerlijke zaken."
Uit dit antwoord zou blijken, dat de ad
ministratie het in haar oogen niet voldoen
aan een door haar gestelden graad van
deskundigheid, als een geldige reden be
schouwt om een bepaalden gemachtigde to
weigeren; of moeten we fn het ministerieele
antwoord de uiting zien van een pikanten
geest, die op elegante wijze te kennen
geeft, dat de gemachtigde behoorde tot
„De Zwarte Bende" Wij weten het na
tuurlijk niet, doch wel kan vastgesteld
worden, dat door de genoemde commissie
voor belastingzaken niet van ondeskundig
heid als reden tot weigering wordt gespro
ken- Dit was ook niet noodig, omdat im
mers de bepaling is toegevoegd dat de
Inspecteur het recht heeft te vorderen, dat
de reclamant zijn gemachtigde vergezelt,
hetgeen juist toepassing kan vinden in ge
vallen van onvoldoende deskundigheid van
den gemachtigde.
Het komt ons voor dat boven aangehaal
de zienswijze van Prof. van Gijn betreffen
de de gevallen, waarin de Inspecteur den
reclamant zelf zal oproepen, buitengewoon
fraai van toepassing is op de omstandig
heden zooals deze geschetst werden in het
antwoor^ van den Minister. In dat geval
zou de Inspecteur ten onrechte ondeskun
digheid van den gemachtigde als reden tot
weigering van dezen hebben aangegrepen
en moeten we onwillekeurig denken aan
het gezegde van den hond en den stok.
PATER PERQUIN IN MüNCHEN
Donderdag 20 Juni zal het le Katholieko
Omroepcongres in Miinohen gehouden wor
den. De inleiding zal geschieden door Pater
Perquin O.P., voorz. van den Katholieken
Radio-Omroep in Nederland.
Het congres wordt gehouden in Hotel
Union Miinohen en wordt uitgezonden door
het omroepstation in Miinohen.
CAPT. P. P. ECKERSLEY
VERLAAT DE B.B.C.
Naar wij uit betrouwbaren bron vernemen,
heeft Capt. P. P. Bckersley, de chef-inge
nieur van de welke reeds 3inds de
eerste dagen de technische leiding van den
Engelsohen Omroep heeft, z(jn ontslagaan
vrage ingediend.
De oude staf van de B.B.C. is thans bijna
geheel verdwenen. Capt. Eokersley laat een
plaats open waar zeer bezwaarlijk een opvol
ger gevonden zal worden. Wat's „wrong"
met de B.B.C.?
FRANKRIJK OOK LID VAN DE
„UNION".
De Fransehe Regeering heeft eindelijk de
„Union de Radiophonie" in Genève officieel
erkend en Frankrijk als lid aangemeld. De
oplossing van het Europeesche omroepvraag-
stuk wordt hierdoor zeer vergemakkelijkt,
daar nu geheel Europa bij de „Union" is aan
gesloten.
Naar het Engelsch van
A. T. QUILLER—COUCH.
-Ach man! de oogen van Glaire waren
D2ïers donker, diep grijs nog riechts een
pr dagen geleden en die van Clarissa zijn
donkerbruin. Maar je kunt het van
fraf niet zien
I Uelaasl ik kende de kleur van Claire's
waarlijk goed genoeg, zulke oogen
pea bruin bij den gloed van het voetlicht.
haar gang, haar lengte, Tom had haar
pea zien loopen op tooneelschoenen. Hoe
Nurlijk was zulk een vergissing.
"J°id, nu is je succes verzekerd."
|.;-a. dank zij haar. Men was al druk op
bet stuk uit te fluiten, voordat zij op-
*In- Dat zag ik. Heb jij het ook niet ge-
Jasper? Zij keek een oogenblik dezen
1 uit Denk je, dat ze mij wou aanmoe-
:a? A propos, heb je Claire nog gezien?"
L Jonb Tom. laat mij je vanavond ten-
sparen! Mijn hart bonsde en er was
P la mijn keel, dat mij dreigde te doen
J*1)- toen ik stamelde: ..Ja."
M dan niet langer bij mij om mij te
p'eeren, maar ga gauw naar haar toe.
•es bederft den man die liefheeft. Ach
ate Clarissa mij eens geroepen had!
:<y je: ik zal je in het oog houden en
Jpchen als bewijs dat ik je keus goed-
IVaar zit zij?"
Weer scheen iels mij bij dc keel te grij
pen. Ik hakkelde om een antwoord te beden
ken, leen ik een stem achter mij hoorde zeg
gen: „Voor u mijnheer," en een briefje werd
mij in de hand gegeven. Met een kloppend
hart maakte ik het open en verwachtte
Claire's schrift le herkennen. Maar het
briefje was niet van haar. Het was haastig
met potlood gekrabbeld en luidde aldus:
„Een oude vriend wou u graag even spre
ken. Als ge tijd hebt komt dan in loge no. 7."
Eerst dacht ik dat het een vergissing was
en niet voor mij bestemd, maar er stond dui
delijk op: Aan den heer J. Trenoweth
Z.Ed." Ik keek om naar den persoon die het
gebracht had, maar hij was al weg en keek
toen op naar de loges.
Evenals s'raks waren het allemaal vreem
de gezichten, en evenals tevoren ging de
zwart met gele waaier steeds heen en weer,
alsof de hand die hem in beweging bracht,
geen hand maar een machine was. Evenals
straks kon men de persoon die den waaier
vasthield niet zien. Ik aarzelde, dacht een
oogenblik na en kwam tot de conclusie, dat
zelfs de boodschap, hoe dwaas dan ook, nog
beter was dan de verrukking van Tom op
dat oogenblik bij te wonen. Ik stond op.
„Ik zal wel dadelijk terugkomen," zei ik
heengaande.
Terwijl ik er nog over dacht wat die
boodschap beduidde liep ik den corridor
door tot ik aan de deuren der loges kwam
en bleef staan voor no. 7. Het viel mij op,
dat als ik het goed uitrekende, dat dit de
zelfde loge moest wezen waarin ik dien
zwart met gelen waaier gezien had. Ik was
nu bepaald nieuwsgierig geworden en
klopte.
„Binnen," klonk een zachte stem, die ik
mij meende te herinneren.
Ik trad binnen en wie zag ik daar voor
mij: de vrouw met het gele gezicht de
eigenares van het speelhol.
Zij was alleen en zat een weinig achter
in de loge, in een donkeren hoekmaar met
haar arm op het kussen rustende bewoog zij
nog steeds den zwart met gelen Waaier heen
cn weer en haar diamanten fonkelden
prachtig in het licht uit de zaal. Zij was ge
kleed in een zwart met geel gewaad, het
was een toilet dat de afschuwelijke teint
en figuur nog meer deed uitkomen als een
schreeuwend contrast met haar gerimpeld
gezicht en wit haar, een lijkkleurig lichaam
dat een jong mensch moet voorstellen.
Ik was letterlijk verstomd door het aan
schouwen van deze verschijning en nam
plaats op een stoel dien zij mij aanwees,
terwijl haar wonderlijke oogen mij aanza
gen met koude onverschilligheid. Ik kon het
gemompel hooren van het publiek en de
stikkende hitte steeg uit de zaal naar boven.
De zonderlinge vrouw bewoog zich niet be
halve het onophoudelijk waaien met den
waaier.
Wel ruim vijf minuten, dunkt mij, zaten
wij elkaar daar zwijgend aan te kijken. Ein-
gelijk begon zij te spreken en de zachte stem
was even muzikaal en vriendelijk als ooit.
„U schijnt verbaasd te zijn, mijnheer
Tenoweth, mij hier te zien en toch heb ik al
lang naar u uitgezien."
Ik boog.
„Ik had gedacht dat u mij de kans gege
ven zoudt hebben mijn verlies goed te
maken."
„Het spijt mij." stamelde ik, nog niet ge
heel bekomen van mijn verbazing, „maar
dat was niet heel waarschijnlijk."
„Neen? Van mijn standpunt beschouwd
was het juist zeer waarschijnlijk. Maar in
ieder geval, ik had wel eenig vermoeden dat
u verschilde van de meeste menschen. Mis
schien had ik te zeer gewenscht dat u
komen zou."
„Ik hoop dat het geld
Zij glimlachte en maakte een afwerend
gebaar.
„Maak u daar niet ongerust over. Had ik.
gewild, dan had ik aan u kunnen blijven
verliezen tot dit oogenblik toe. Neen, mis
schien was het omdat u heel waarschijnlijk
niet zoudt komen, dat ik had gewild dat u
-terugkwam zooals alle jongelui gedaan zou
den hebben. Ik hoop dat u veilig thuis ge
komen is met uw winst; trouwens dat be
hoef ik u niet te vragen."
„Ja, dat was wel noodig. Ik werd aange
vallen zoodra ik de kamer verlaten had en
het was een gelukkig toeval dat ik niet
dood ben."
„Ach!" zei ze kalmpjes: „u verdenkt mij.
Zeg maar niet „neen", want ik zie dat het
wel zoo is. En toch vergist u zich volkomen.
Als ik het gewild had, mijnheer Trenoweth,
begrijpt u dan niet dat ik u kon laten beste
len voordat u drie pas van mijn huis verwij
derd was?"
Dit werd op zulk een kalmen toon gezegd
en haar oogen misten alles wat men ont
roering zou kunnen noemen, dat ik niets
kon zeggen cn alleen maar verbaasd zijn.
Nogmaals herinnerde ik mij het oogenblik
toen ik, vluchtende door de donkere gang.
haar onbewegelijk en kalm had zien zitten
bij het Licht van het onnoemelijk aantal
kaarsen.
„Dacht u dat ik u had laten roepen om u
dat te vertellen?" ging zij voort. „Ik liet u
roepen omdat ik belang in u stel en omdat
ik met u spreken wou. Stil! het 9cherm gaat
op voor de tweed© acte. Laten wij doorpra-
ten als dit bedrijf uit is: u zult mij dat ge
noegen tenminste niet weigeren."
Ik boog maar weder en zweeg toen het
scherm opging en weder deed Claire's
prachtige stem een trilling gaan door de
zaal. Men kon zich geen vreemder toestand
voorstellen dan de mijne: aan den eenen
kant de stem van haar die ik liefhad, aan
den anderen de oogen van deze zonderlinge
vrouw. Terwijl ik haar zat te luisteren in
een donker hoekje, voelde ik het genot van
die stem trillen in mijn hart; en keek ik
even op dan ontmoette ik die vreeselijke
oogen: dien ijskouden blik, waarvan ik de
bedoeling onmogelijk verklaren kon. En toch
was het mij of de stem van Claire tot mij
sprak en mij smeekte om zacht te zijn in
mijn oordeel. En de hitte van de atmosfeer,
het gloeiend licht, dat alles had zulk een
invloed op mij, dat ik bet niet langer kon
uithouden. Claire had zeker naar mij uitge
keken en toen zij mijn plaats ledig zag,
dacht zij zeker dat ik haar veroordeeld had.
Krankzinnig van smart door die veronder
stelling stond ik op en bleef een oogenblik
staan, zoodat het volle licht uit de zaal op
mij kon vallen. Dat duurde misschien geen
minuut, maar zij zag mij en tóen onze
oogen elkaar ontmoetten, aarzelde zij een
oogenblik. Maar weldra klonk de stem weer
helder en klaar en ik begreep, dat alles in
orde was tusschen ons beiden. En toch was
er iets in dien blik, dat ik niet verkla
ren kon.
Toen ik terugviel op mijn stoel, ontmoette
ik de oogen van mijn gezellin, die nog
steeds met die ondoordringbare uitdrukking
op mij gevestigd waren. Maar toen het
scherm viel zei ze doodbedaard:
(Wordt vervolgd)'. 1