Rotterdamsche moordzaak. VOETANGELS EN KLEMMEN OP BELASTINGTERREIN. GENEESKUNDIGE BRIEVEN. VISSCHERIJ-BERICHTEN. Zal de deskundige zijn conclusies wijzigen rolgende getuige, mej. G. E., zou een gezien hebben am kwart over zeven de OoBt-Admiraliteitskade. Getuige .geen zekerheid te geven dat zij ver te herkent. Ook de chauffeur A. J. die met mej E. heeft staan praten, den man gezien, doch geeft een vage -ijving. Twee dames van het kantoor den heer Lans worden dan gehoord het uiterlijk van. den verdachte. Eén t hem magerder geworden, de andere 'er. -ma wordt gehoord het 15-jarig itmeisje, C. J. R., die in het huis t tegenover de gang waar het kan- van den heer Lans is. Zij heeft om voor zeven in dezen gang twee man- gezien. Zij kan echte» niet zeggen of rerdachte een van de twee mannen is - eerste getuige k décharge verklaart boekdrukker Houtman dat hij dien d iemand heeft zien komen van de Admira-liteitskade. Het was zeker hshte niet. wijnhandelaar van den Heuvel heeft kantoren in dezelfde gang. Om 6 uur hij weggegaan en had niets verdachts :n. Dezo getuige heeft van O. nooit met wandelstok gezien. pauze wordt mededeeling gedaan het proces-verbaal van den agent van die don afstand naar het Hofplein voor- en achterhek heeft opgemeten, verschil is nog geen minuut, accountant Melis heeft in opdracht den heer Lan9 de boekhouding onder- Op den dag van den moord was hij Jerd tot het kasboek. Het onderzoek in zou ongetwijfeld de verduisteringen 'ihet licht gebracht moeten hebben, de 2e helft van November beeft ge'tuige vrijwel iederen dag onderzocht, wordt de kwestie behandeld of van boeken mee naar huis heeft genomen. bovenstaande werd gisteren reeds in c-:el onzer oplaag opgenomen). rouw Logger heeft eens kort voor aoord van O. thuis ontmoet; terwijl er n op tafel lagen. Zij meent dat het Tboeken waren. -rd. beweert dat hij thuis gebleven was zijn aambeien. president noemt dit een uitvlucht, hte heeft de boeken medegenomen om kunnen knoeien. :rna gaat het verhoor over dc ge'beur- op den dag na den moord. ;in 0. is toen met commissarissen naar :Jam gereisd en daar is over de voorl- l van de zaak gesproken, r. W. de Haa9 kreeg toen den indruk 'in 0. dacht er directeur te zullen wor- Bij had ten minste gezegd voor finan- medewerking te kunnen zorgen. Toen duige zeide, dat van O. in geen geval kon worden, maakte verdachte boos en zeide: „Ik krijg hier steeds Ik al mijn gezegden worden ver- 0 M. licht toe dat van O. geen direc- ion worden, daar hij de vereischte be- "heid daarvoor niet bezat. Kokosky vindt het niets vreemd dat procuratiehouder, die de -leiding kreeg j dood van den directeur, zelf direc tive worden. Rechtbank en getuige De Haas zijn «ur niet mee eens, omdat van O. al verduisteringen had gepleegd dan hij :len bezat. vragen van den verdediger blijkt, dat Ion in beslag genomen zijn door den 'ur van politie Ris, om een onder in te stellen naar een evenlueele fraude motief voor den moord kon ziin. Kokosky merkt op. dat de fraude .uitgekomen is na een bezoek aan den f van Justitie. 0 M, deelt mede. dat de accountant jwds was beëedigd, omdat er al ver- ontdekt waren. WC. P. van Voorst, de directeur van y De Haas' Handelmaatschappij, on opvolger van den heer Lans zegt, na den moord een bespreking op Putoor plaats vond. Van O. meende .dal hij de leiding, op zich zou nemen. bad van den heer Lans evenwel uan eëns gehoord.dat van O. daarvoor "kt was. De g«?dacbte aan een ruzie fcn andere zaak werd door van O. pen. ent: „Dat is begrijpelijk want dan 0. een leelijke kans om geen direc- worden", de getuige deelt verder mede, dat 0 toege'zegd had nog den zei Pd en dag Ja geldschieter te kunnen zorgen, 1 bad het dien avond nog niet ge- uw Lans deelt' mede. dat van O. bij haar gekomen is met het voor- '•■Aaak over te ne'men. Hij had iemand •n. die het geld zou voorschieten op 'de, dat Van O. directeur en de e'er commissaris werd. Mevr. Lans, 7*1 toestemde wanneer zij haar geld verwees Van O. toen naar haar "btigde. ZeKh dat deze voorstelling van 111 wezcp juist is. De geldschieter, Bos, die bij mevr. Van Weijnen A beeft Van O. het eerst gesproken j des avonds uit der Haag terug- an 0. had toen onmiddellijk gc'zegd: vermoord". ''vertrek van Van O. en later ook 'onigkomst heeft men de over rode zaak besproken, waarbij hij verklaarde bet geld beschikbaar ^an O zou in zijn betrekking j ®oods met den titel van direc- "a hij zou zelf het toezicht blijven houden, omdat hij wist. dat Van O. onge schikt was aan het hoofd te staan. Hij be vestigde. dat mevr. Van O. de waarde van het geld niet kende, maar hij kon zich toch niet voorstel ten. waar in 1928 al dat geld gebléven was. Hij dacht niet zooals de pre sident 'voorstelde, aan een „dubbel huis houden'' daar Van O. daarvoor geen tijd had en hij altijd thuis was. Ook ontkent hij. dat mevr. Van We'ijnen geld kreeg, daar hij al vijf jaar haar inkomsten beheert en het dan zeker moest weten. De president zegt, dat in 1925 Van O. f.1500 leende en daarvan f.500 aan mevr. Van O. gaf. Getuige zegt. dat hij 't niet weet; Hij weet ook niet van een „schijncontract" van 1927. Het bleek, dat de bedragen, die mevr. Van Weijnen per giro kreeg, grooter waren dan de cheques, die zij aan Van O gaf. Verd.: „Ik kreeg alles". O. M.: „U leende kleine bedragen en be taalde met girobiljetten". Bij dc bespreking over de overname van de zaak heeft de schoonzuster. Mevr, Van Weijnen. dc grief geuit, dat verd. zijn baan tje kwijt zou raken, daar de zaak wel op de ffesch zou gaan. Hij ontkent evenwel, dat hij wist, dat Van O. zich heeft schuldig ge maakt aan fraude. Verder zeide zij nog, dat verd. niet royaal wa9. Diorts vromw was evenwel zeer verkwistend en is* het nog. President: „En zij heeft niets...." Getuige deelt mede, dat Van O. onder sleuning van haar kreeg om voor de kin deren te zorgen. Van O. hield zeer veel van zijn kinderen en van zijn gezin en is er ongetwijfeld op gc-steld. dat zij goed ver zorgd worden. Dezo laatste woorden ver oorzaakten beweging in de zaal. Het fabrieksmeisje Leentje van Boekelen komt verklaringen afleggen ever het ge vonden tafelmesje Zij we:et niet meer, of het mesje op 30 November bij het koffie gerei was. Er waren altijd twee messen met zwarte heften en één met een wit. Vroeger heeft zij aan de politie verklaard, dat zij enkele dagen het witte me'sje niet meer ge zien had. Nu weet zij dat niet meer met zekerheid zich te herinneren, Mej. Tinbergen zegt. dat Van O. Vrijdag gc'en koffie had gedronken op kantoor. Van een verdwijning gedurende enkele dagen weet zij niets. Mej. Valk, telefoniste, heeft ook op dien Vrijdag het mesje niet gezien. Enkele dagen later weer wel. Maar zij weet niet. of het weg gewast is. Een dag na de begrafenis, 8 December, heeft zij liet voor hel eerSt wec'r gezien. In weerwil van cfë langdurige pogingen om het geheugen van deze getuige op te frisse heil. weet zij zich niets naders lo' her in nei-en. De werkster van de familie Lans 'heeft den morgen na den moord de „waschboel" afgewasschen: het witte mesje was er niet bij. Verd.- „Het kan toch wel zijn, dat een van de dames ge'en koffie gedronken heeft". Mej. Valk zegt nu' dat zij dien Zaterdag niet op kantoor gebleven is. Mej Kroon, de werkster, deelt mede. dat na hefc afwasschen haar nog een vuile kop en schotel door Van O. gebracht werd. Verd.: ..ITet was een theekop", ik heb mijn bordje zelf naar de keuken gebracht". De bloederige details van den moord wor den weer opgerakeld door de vragen van rar. Kokosky aan dr. E. C. van Ryssel, den lijk schouwer. gesteld. Het O.M.* zegt, dat da slagen op het hoofd moeten zqn toegebracht, terwijl het slachtoffer een hoed droeg. Dr. E. C. van Ryssel verklaarde mets van een hoed te hebben geweten, doch nu lijj dit hoofddeksel ziet lijkt het hem, in tegen stelling met zijn vroegere verklaringen, waar schijnlijk, dat de slagen zrjn toegebracht met een zwaarder voorwerp dan een wan delstok. Het spreekt vanzelf, dat de verdediging van deze belangrijke verklaring dankbaar ge bruik maakt, temeer waar spoedig bleek uat cieze deskundige in het geheel niets weet van de theorie, die de politie over dezen moord heeft opgebouwd. Aan dr. van Ryssel wordt verzocht het dossier te bestudeeren en Maandag wanneer de behandeling zal worden voortgezet, mede- te deelen, of hij wellicht redenen heeft om zp'n conclusies te wijzigen. Hij zal zich daarby zoo ncodig van de situatie ter plaatse op de hcogte stellen, hetgeen tot dusverre olijk- baar ook nog niet is geschied. Dan worden twee schoenmakers uit Den Haag gehoord. Bij de één heeft verd. den dag na den moord een paar nieuwe schoenen ge kocht. De ander heeft een paar schoenen hersteld, waarvan de punten drijfnat waren. Er ontspint zich over den aard van deze vlekken een discussie, die daarmee eindigt, óat den deskundige dr. Gerhard verzocht wordt de schoenen nog eens te onderzoeken. De verdediging doet het verzoek den schei kundige den heer Van Ledden Hulsebosch nogmaals te dagvaarden om verklaringen af te leggen over zijn rapport betreffende het onderzoek van de kleeding van van O. Daarna wordt nog eens het kopjeswassohen besproken. Het bleek uit de verschillende verklaringen, dat Van O. Vrijdag brj zijn schoonzuster koffie gedronken heeft. Hij heeft tevoren getelefoneerd, dat hij zou ko men en hjj is 's middags om 3 uur terug gekeerd. Tijdens het bezoek is zijn broek gerepareerd, daar dit kleedingstuk een scheur vertoonde. Volgens verklaringen van mej. Lans heeft verd. die broek Donderdag ook gedragen. De broek vertoonde toen geen scheur. De laatste get. a décharge was mr. Leven- bacb uit Amsterdam. Deze deelde mede, dat Van O. bij hem en mr. Kokosky was gekomen met de bekentenis van de verduisteringen. H\j bad gezegd, dat hij geld opgenomen had. Men heeft hem toen gezegd dat hjj zich kon vrijpleiten door te zeggen, dat de heer Lans er van geweten had. Do president noemde dit een mooi doch leeg gebaar, daar do genoemde bedragen niet in de boeken stonden. In weerwil van het feit, dat mr. Levenbach wees op het ver band, dat gelegd kan worden met den moord, bleef de president sceptisch gestemd. Hij vraagt zelfs: ,,Wie komt er nu zich zelf aangeven?" Mr. Levenbach antwoordt, dat de fraude toch zou moeten uitkomen. Na in de Raadskamer geweest te zijn, om te beslissen over het verzoek van de verdediging inzake het dagvaarden van den scheikundige den heer Van Ledden Hulse bosch, deelde de president mede, dat dc Rechtbank er voor voelt een tweede des kundige aan te wijzen. Gevreesd wordt even wel, dat de heer Van Ledden Hulsebosch, aie reeds eerder een rapport heeft uitge- bracht, niet objectief zal zijn. De Rechtbank zal daarom dr. Hesselink uit Arnhem ver zoeken rapport uit te brengen, of eventueel iemand anders. Do zitting wordt daarop geschorst tot Maandagmorgen 10 uur. Het O.M., mr. de Visser, zal dan requisitoir houden. RECLAME. uscta\jcUf4 6165 ACHTERDEURTJE. Reeds meerdere malen is in deze rubriek de weg aangegeven voor diegenen, die niet tevreden zijnde met den ontvangen aanslag in de Inkomstenbelasting, hun al of niet ver meend recht „hoogcr op" zoeken. Daar is eerstens de reclame bij den Inspecteur, waarbij de reclamant volop in de gelegen heid gesteld wordt zijn grieven naar voren te brengen, waarna hij de beslissing des Inspecteurs, per aangeteekende nog wel, thuis ontvangt. Is men niet bevredigd door de uitspraak van den Inspecteur, dan kan men binnen een maand, daarbij den datum van genoemden uitspraak als uitgangspunt nemend, in hoogcr Aieroep komen bij den Raad van Bcmop. Het kan echter gebeuren, dat men door uiMedigheid, ziekte of andere omstandigheden dajrttaandclijksc.lie termijn laat verloopen, het^en/Hin ion gevolge heeft dat men niet meer mei. kans op succes in beroep kan gaan. Met liet" oog op dergeiijke omstandigheden heeft de Wetgever een ach terdeurtje in de wet gelaten, waardoor het in bepaalde gevallen mogelijk is, dat aan een gerechtvaardigd verzoek lot vermindering of kwijtschelding van een aanslag alsnog wordt voldaan. Dit achterdeurtje is hel befaamde art. 110, waarin bepaald wordt dat de Mi nister van financien bevoegd is, op grond van dwaling of verschoonbaar verzuim, kwijtschelding of vermindering tc verleenen van den aanslag, ilsmede van do viervou dige verhooging en de 1/i verhooging resp. bedoeld in de artikelen 85 en 91 der wet". Bij de bespreking van dit artikel in de Kamer gaf de Minister in zijn toelichting te kennen dat, „waar een voordracht tot ver leenen der kwijtschelding of vermindering niet zal worden gedaan, zonder dat het ad vies van den belreffenden Inspecteur wordt gevraagd, er geen gevaar beslaat dat van het art. een onnoodig gebruik zal worden gemaakt." Deze toelichting heeft blijkbaar bij ver schillende Kamerleden den indruk gewekt, dat de fiscus op deze wijze wel zeer rechter in eigen zaak bleef, daar het immers kwalijk te verwachten zou zijn, dat een Inspecteur, die zich niet met de wenschen van een re clamant kon vereenigen, goedgunstig zou adviseeren aan het departement. Dit standpunt heeft ecnige Kamerleden aanleiding gegeven tot het doen van een voorstel, waarin te kennen werd gegeven dat voorlaan het advies niet gevraagd zou wor den aan den fiscus zelve, doch aan een col lege van onpartijdige personen, bijv. den Raad van Beroep. De Minister antwoordde daarop dat de meening van deze leden, als zou art. 110 toegepast worden ten gerieve van hen, die bezwaar hebben tegen hun aanslag, doch langs regelmatigen weg dat bezwaar niet meer kunnen inbrengen, onjuist is, daar art. 110 uitsluitend toegepast wordt om verhoo gingen, bedoeld in art. 85 en 91 kwijt te gckelden, terwijl voor het alsnog behande len van bezwaren tegen den aanslag zeiven art. 109 voldoende uitkomst biedt. (Tusschen haakjes zij medegedeeld, dat in art. 109 den Inspecteur het recht wordt gegeven on juiste aanslagen ambtshalve te herstellen). Verder kon de Minister niet vinden dat de fiscus al te veel rechter in eigen zaak was. daar immers een ieder de gelegenheid heefl zijn grieven te onderwerpen aan het oerdeel van den Raad van Beroep. Ook aan niet-juristen moet het opvallen, dat 't boven geciteerde wetsartikel 110 niet alleen spreekt van kwijtschelding van ver hoogingen, doch ook van kwijtschelding van den aanslag zelf, terwijl de Minister te ken nen geeft, dat de toepassing van dit wetsar tikel uitsluitend betrekking zou hebben op de verhoogingen. Klaarblijkelijk is de toepas sing niet in overeenstemming met de wet zelve, terwijl bovendien het Ministerieèle antwoord geen uitkomst geeft aan degenen, die' door een of andere oorzaak den beroeps termijn hebben laten verstrijken. Vermelden we verder een voorbeeld dat genoemd wordt in de literatuur, betrekking hebbende op de toepassing in de praktijk, van art. 110. Iemand richtte tot tweemaal toe e'en RECLAME. 1172 DE ZIEKTEWET. II. Het vermoeden, in mijn vorigen brief uit gesproken, dat do Ziektewet het halen zou, is reeds bevestigd. Althans, de Tweede Ka mer heeft het ontwerp, nadat enkele der ongeveer honderd amendementen er eenige wijziging in hebben aangebracht, aange nomen worden, dat ook de Eerste Kamer er mee accoord zal gaan. De behandeling had in groote kalmte plaats, zeer verschillend» van dc wijze, waarop de wet-Talma behan- diend deld werd. Het i9 tc verwachten, dat thans na de aanneming der wet ook spoedig lot uitvoering zal worden overgegaan. Tc hopen is, dat dan ook dc noodzake lijke aanvulling niet al te lang op zich laten wachten. Wat is toch het geval? In mijn laatstcn brief wees ik er al op, dat deze wet alleen ziekengeld uitkeert, doch geen ziektebehandeling verschaft, fn dc wet- Talma was hierin langs indirecten weg voorzien door de uitkeenng van ziekengeld afhankelijk te stellen van de inschrijving als lid van een „toegelaten ziekenfonds", terwijl elders in de wet de eischen, waaraan zulk een ziekenfonds moest voldoen, nauw keurig waren omschreven. Langs een om weg werd de arbeider dus Verplicht, lid van een ziekenfonds tc worden, als hij het niet alreeds was. Er is nu wel een Ziekenfondswet beloofd. Maar wanneer zal die komen? Zullen wij wederom de nadeelen moeten ondervinden van de verbrokkelde invoering onzer sociale verzekeringswetten, in plaats dak deze alle tegelijk, in een systematisch geheel worden ontworpen en tot stand gebracht? Volgens de genoemde plannen zullen de arbeiders de préhue voor de erkende ziekenfondsen zelf moeten betalen. Iniusschen bleek de overtuiging vrij alge meen, dat in deze richting toch ook nu al iets gedaan behoorde te worden. En zoo is het fonds ontstaan, welks gelden moeten strekken om ziekte van ingevolge de wet verzekerde personen te voorkomen of welke de geneeskundige behandeling ten goede komen. Feitelijk dus twee doeleinden. Het eerste heeft aanleiding gegeven om te spre ken van een prophylaxefonds. Ik hoop, dat deze naam niet zal worden ingeburgerd. Niet alleen.om het dwaze, dat er in gelegen is vreemde woorden le gebruiken om bepa- lingen der Ncderlandsche wet aan te dui- J den, maar ook omdat dan het zwaartepunt allicht ia dc voorbehoed ing zal gezodht worden, terwijl werkelijk bedoeld is, ook de geneeskundige behandeling heter en doel matiger te maken.1 De Raden van Arbeid en de erkende Be- drijfsvereenigingen (waarover spoedig meer) moeten jaarlijks een bepaald bedrag in dit fonds storten. Maar bovendien kunnen zij van dc werkgevers een verplichte bijdrage vorderen ten behoeve van dit fond9 van -L gulden per 1000 gulden uitbetaald loon. hel met werknemers, kunnen blijven bestaan, evenwel niet langer dan voor telkens vijf jaar. Bedroeg de uitkeering volgens do wet- Talma 70 pet. van het loon, dezo wet geeft 80 pot., welk bedrag onder bepaaldo om standigheden tot 90 pet. kan worden ver hoogd. Pogingen om omgekeerd ook de mo gelijkheid le scheppen, tot 50 pet. te verla gen, konden geen genade vinden. Van belang i9 de wijziging, in de Kamer bij amendement in de wet gebracht, om do voorgestelde loonklassen, volgens welke de uitkeering zal geschieden, te laten vallen. In plaata daarvan wordt het werkelijk ver- loon «als maatstaf gebruikt, zoowel geen in totaal geschat wordt op 6 millioen per jaar. Door deze wet zullen zijn verzekerd vrij wel alle arbeiders in vasten loondienst, die niet meer dan 3000 gulden per jaar ver dienen. Zoodra ziekte den verzekerde ongeschikt maakt voor zijn arbeid, heeft deze recht op uitkeering. Als de ziekte een gevolg is van een bedrijfsongeval of v«an een beroepsziekte welke volgens de laatste wijziging der On gevallenwet met een ongeval gelijk gesteld wordt, dan vervalt dit rec-ht. In geen geval wordt, indien de zieke ook op andere wijze verzekerd is, meer uitkeering verleend dan voor zoover het totale bedrag der uilken- ringen met het normale loon overeenkomt. In dc wet-Talma werd zwangerschap en bevalling zonder meer met ziekte gelijk ge steld. In deze wet zijn daaraan toegevoegd dc woorden: „van de gehuwde vrouw". Deze wijziging heeft in en builen de Kamer vele longen en pennen in beweging gebracht. Het ligt buiten het kader van deze brieven, er dieper op in te gaan. Bij de wet-Talma was de verzekering ge heel toevertrouwd a-an de Raden van Ar beid. In de nieuwe wet vinden wij daar- na.ast de bedrijfsverenigingen, welke moe ten zijn samengesteld uit centrale vereeni- gingen van werkgevers en algemeen erkende vakcentra-les of vereenigingen van werk lieden. Ten einde versnippering te voorko men is vastgesteld, dal door de werkgevers van zulk een bedrijfsvereniging minstens 2V* millioen gulden per jaar aan arbeids- loonen moet worden betaald. Bij de behan deling in de Kamer is als overgangsmaat regel bepaald, dat organisaties van werk gevers, zoo mogelijk ook in samenwerking voor dc» vaststelling der premie als voor de uitkeering. Met dc invoering van deze wet zal de sociale verzekering in ons land zonder twij-i fel een belangrijke 9tnp vooruit gedaan heb ben. Natuurlijk zullen nog verschillende be stuursmaatregelen noodig zijn, eer alles op rolletjes loopt. Het is dan nu ook eigenlijk al wat vroeg om zich aan voorspellingen ta wagen. Toch kan men wel al enkele komende dingen voorzien. De' uitkeering van 80 pCt. is vrij hoog. Op zich zelf is dit al£ een mooi din-.! in deze verzekering te be schouwen. Het huishouden kost in den regel bij ziekte meer dan in gezonde dagen. Hefc is dus al erg genoeg als 1/5 van do inkom sten wegvallen. De Ongevallenwet geeft evenwel 70 pCt. Nu komt hot wel niet zoo heel veel voor. dat het mocielijk is uit to maken of een bepaalde ziekelijke afwijking al dan niet het gevolg van een bedrijfsonge val is. maar het gebeurt toch nog al eens. Wij zien thans in zoodanig geval in deni regel c'cn neiging om het beweerde ongeval aansprakelijk te stellen. Als het verbancS erkend wordt, beleekent dit immers uit keering. Zoodra de nieuwe wet werkt, zal hefc omgekeerde het geval zijn. Dan toch be- teekent verband met een ongeval 10 pet. minder uitkeering. Doch groofer teleurstelling zal ondervon den worden door het beperkte tijdvak, waar over de verzekering geldt. Gedurende het eerste jaar wordt slechts over hoogstens 180 dagen uitgekeerd. Duurt dezelfde ziekte nog langer, dan wordt over elk volgend jaar; slechts gedurendo 90 dagen ziekengeld ge geven. Wanneer deze termijn van uitkee ring geëindigd is, zal het verschil met de invaliditcitsronto der Tnv.-wet eerst goed gevoeld worden. Terwijl iemand met een dagloon van f.8 volgens de Ziektewet da gelijks f. 6.40 zal onlvangen, bedraagt de invalidifeitsrente nog niet dat bedrag per week. Dit zal voor velen zeer vreemd lijken. Dc premiën worden behaald door den werkgever, die echter de helft van hef loon van den werknemer mag afhouden. In de Kamer is nog beproefd, alles door den' werkgevers te laten betalen, maar hiervoor was geen meerderheid te vinden. Vele lezers zullen dezen brief allicht taaie lectuur vinden Ik zal dal niet legenspre- i ken. Maar het onderwerp is voor ons ge- request aan den Minister om vermindering van den aanslag, doch omdat do Inspecteur afwijzend adviseerde, werd door het Depar tement afwijzend beschikt. Na eenigen lijd werd de Inspecteur verplaatst, welke gele genheid onze reclamant aangreep om nog maals te requéstreeren. Blijkbaar had de opvolger van eerstgenoernden Inspecteur een anderen kijk op de zaak, althans deze advi seerde in gunsligen zin, waarna inderdaad door het Departement restitutie werd ver leend. Hieruit zou kunnen blijken, dat het advies van e'en Inspecteur wel zeer grooten invloed uitoefent op de besluiten in dezen van het Departement. Het komt ons voor. dat dc opinie van bovengenoemde Kamerleden, als zou de lis- cus in de huidige» regeling van art. 110 wel zeer rechter fn eigen zaak zijn. nu niet ge heel onjuist is. Dit art. is inderdaad wel een zeer benepen achterdeurtje in het gebouw, waarin de rechter, van de* belastingbetalers zijn vastgele'gd. hoele volk van zooveel behang, dat ilc meende, er niet over. te mogen z\Vijgen, inf de hoop, dat ik een volgenden keer een iet wat vroolijker beschouwing kan houden. H. A. S. IJMUIPE.V 13 Juni 1929. VISCHPRIIZEN. Tarbot per K.C. f. 0.800.50, Griet pos kist van 50 K.G. f. 6030, Tongen per K.G. 2 301.75, Zetschol per kist van 50 K.G, f. 3723, Kleine Schol per ki9t van 50 K.G. f. 265.50, Schar per kist van 50 K.G. f. 10 5.70, Roggen per 20 stuks (.2619. Groote roede Poon per kist van 50 K.G. f 7066, Middel roode Poon per kist van 50 K.G. f. 6962. Kleine roode Poon per kist van 50 K.G. 6655, Pieterman »n Poontjes per kist van 50 K.G. f. 6.501.20, Groote Sehelvisch per kist van 50 K.G. f. 57 Middel Sehelvisch per kist van 50 K.G, 1. 10—26. K'iêinmiddel Schelviseh per ki.93 van 50 K.G. f. 2-118. Kleine Sehelvisch per kist van 50 K.G. f. 16.507, Kabeljauw per kist van 125 K.G. f.5010, Gullen per kist van 50 K.G. f. 17.507, Lengen per stuk f 2 13—160. fleilbot per K.G. f. 1.65. Wij-, ting per kist van 50 K.G. f. 5.10—3, Ma kreel per kist van 50 K.G. f. 1913. Aangekomen 22 Stoomtrawlers: IJM. 126 met f. 1600, IJM. 203 met f. 1500, IIM. 119 met f.1900, IJM. 60 met f.1900, IJM. 152 met f. 2100. IJM. 6 met f.1500, IJM. ISO met f.1900, IJM. 11 met f.2300, IJM. 195 met f. 2100. IJM. 135 met f. 1800, IJM. 10 met f. 1800, IJM. 19 met f. 1300, IJM. 21 mei f.2900, IJM. 158 met 1.2000, IJM. 70 met f.1900. IJM. 132 met f.1900, IJM 97 met f. 1900. IJM. 29 met f. 1800, IJM. 32 met f.1900. IJM. 12 met f.1600, IJM 153 met f.200. VL. 9 met f.1200, en de loggers KW. 79 met f.360. KW. 102 met I. 10(0. KW. 55 met f.810. KW. 12 m»( I 530, KW. 17 met f. 1120. KW. 31 met f. 180 besomming. Praairapport van Hr. Ms. „Vnlcanns". tl Juni Tusschen 0 gr. 9' en 0 gr. 19' 01. er, tusschen 59 gr. 20' en 59 gr. 35' Xbr. IJM 263. 21 last: VL 205. 15 last; VL 201, 12 last; MA. 2, 13 last; op 0 gr. 55' Ól. en 59 gr. 8' Nbr. VL. 203 10 last. 3—3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 7