Stoel van den Koopman.
KLEUR- EN KNIPPLAATJE.
WAAR IS JAN?
BASSOMPIERRE.
CORRESPONDENTIE.
iat Columbus Amerika ontdekt had,
de handel in nieuwe banen geleid,
hepen voerden goederen uit Indië en
uwe Wereld aan en de vraag naar
goederen steeg met het jaar. Toen
de dertig-jarige oorlog uit, die den
verlamde en menig voorheen rijk
den bedelstaf bracht,
zekere koopman slaagde er echter in
langer staande te houden dan de
Maar op zekeren dag kwam hij
ot de ontdekking, dat zijn zaken on-
end achteruit gingen. Hij liet zijn
er trouwden ondergeschikte Pieter-
imen en deelde hem mede, hoe slecht
n stonden.
was in het minst niet verbaasd. In-
eel: hij was reeds van den toestand
hoogte en liep sinds geruimen lijd
net het in gedachten uitwerken van
an, dat in hem opgekomen was en
Dor hij het kantoor hoopte te redden,
mij één van uw grootste zeii
voor den tijd van een geheel jaar",
„Geef mij verder zooveel geld en
als gij missen kunt en ik zal
Imerika gaan. Ik ben daar meer ge
en weet, hoe ik de zaak zal aan-
Ik hoop u op die manier van dienst
nen zijn.
koopman stemde toe en een paar
later vertrok Pietersen. Zijn chef en
ienden brachten hem naar de boot.
gen schudden het hoofd over zooveel
elheid.
zei Pietersen. ..weest niet be-
Ik hoop stellig te zullen slagen en
terug te zien."
maanden waren er verstreken en
dien lijd had Pielersen's chef niets
:m gehoord. Met den dag werd hel
van den koopman somberder en
brak het oogenblik aan, waarop
eigen faillissement aanvroeg,
ras een algemeen gezien man en het
iedereen voor hem. Zijn schuld-
zeiden, dat zij hem een half jaar
wilden geven.
jchien," zoo spraken zij, ,,is Pieter-
ór het einde van dien termijn uit
terug."
erstreken echter acht maanden en
ijd had Pietersen geen enkel sein
en gegeven. Eindelijk zou de koop-
in geheelen inboedel laten verkoopen.
en dag van de verkooping zat de
kige man vóór het raam van zijn
amer, waar li ij de slem van den
ïeesler, duidelijk verstaan kon. Zijn
zat naast hem. Zij schreide en de
leine jongens speelden m. d. hond.
fling kwam de knecht van de ven
ter in de kamer.
eer," zei hij, „ik moet den leuning-
unen halen."
wamen er ook tranen in de oogen
koopman. Vanaf het droevige
ik, dat zijn vader in dezen leuning-
laat-sten adem uitgeblazen had,
in hooge eere gehouden. Nu moest
onder den hamer komen. De ge-
familie volgde met den hond het
«tuk.
goede, sterke, met zwart leer be-
leuningstoeV liep de vendumees-
luider stem.
iid bood drie gulden,
ulden!" herhaalde de vendumeester,
honderd gulden!" klonk het nu
k ng door het opeD raam.
een keek om en de hond rende
nden blaffend dwars tus6chen de
door de straat op. In het vólgend
naderde een man, luid herha-
iit j i
honderd gulden!"
is Pietersen!" riep de koopman
>g uit.
ben het!" zei Pietersen, ,,en ons
?t in de haven, gevuld met goud
re goede zaken. De verkoop moet
llijk worden stopgezet. Morgen
nze sahuldeischers hun geld, ver-
<1 met de rente, uitbetaald krijgen,
allen heen en laten mijn chef en
iw hun vriend Pietersen verwelko-
e blij is eindelijk weer thuis te
Langoog het Konijn, heeft zijn geweer ge
laden en wil nu eens heel goed mikken,
vóór hij het afschiet. Hij heeft een kt'urig
jagerspakje aan en zelfs de groote weitasch,
waarin hij zijn buit hoopt op te bergen en
naar zijn holletje mee te nemen, is in de
puntjes. Zou hij hel soms van een echten
jagersman hebben afgezien? Maar dan
heeft hij zijn oogen toch goed den kost
gegeven!
Zwartjas, de Raaf, lacht in zijn vuistje,
omdat hij aan den anderen kant en dus
buiten schot zit Eindelijk moet hij zóó
lachen, dat hij zijn snavel zelfs niet dicht
kan houden.
We' zullen hel plaatje eens netjes op
zetten.
Eerst plaatje en driehoekje op dun, door
zichtig papier overtrekken en op dun car
ton plakken. Daarna het plaatje kleuren.
Langoor:
Kop geel.
Oogwit wit.
Jasje blauw.
Kraagje rood.
Broekje oranje.
Staartje wit.
Weitasch geel.
Geweer bruin.
Hek: bruin.
Grond: licht groen.
Nu plaatje en driehoekje uitknippen. Ver
volgens het driehoekje op de stippellijnen
omvouwen, het smalle reepje met lijm of
gluton bestrijken en le'gen het plaatje aan
plakken.
Hoe lang en h o e secuur Langoor zijn
geweer ook richt, Zwartjas zal er niet door
getroffen worden!
Voor dit spelletje is een oneven aantal spe
lers noodig. Zij stellen zich in paren achter
elkaar op en degene, die overbljjft^ neemt de
plaats vóór alle anderen in. Hij klapt in de
handen en roept:
„Waar is Jan?"
De andere spelers antwoorden dan
Achteran!"
De eerste:
..Mag ik hem krijgen?"
Het antwoord luidt nu:
„Als je maar kan!"
Het achterste paar loopt dan uiü en tracht
zich vóór de anderen weer te vereenigen. Iu-
óien dit gelukt, vormen deze twee het eerste
paar. De voorste moet echter één der twee
uitgeloopenen, zoodra zij in zijn nabijheid
komen, trachten te vangen.
Heeft hij er één gevangen, dan moet deze
zijn plaats innemen. De daardoor afgeloste
moet zich met den overgeblevene als eerste
paar opstellen.
Richelieu, minister van Lodewijk XIII, die
koning van Frankrijk was, mocht den veld
maarschalk Bassompierre niet lijden, niet
tegenstaande deze een moedig en trouw die
naar van zijn vorst was.
Richelieu rustte niet ,vóór de Bassompierre
in dc Bastille (staatsgevangenis te Parijs) op
gesloten was. Deze opsluiting duurde tien
jaar.
Zoodra de veldmaarschalk in vrijheid ge-
stelü was, begaf hp zich naar den koning.
„Hoe oud zijt gij?" vroeg Lodewijk XIII
hem.
„Vijftig jaar, Sire", antwoordde de ex-
gevangene.
„Hoe nu?!" riep de vorst verbaasd uit.
„Ik dacht, dat gij minstens zestig jaar waart".
„Dat is ook zoo, Sire", antwoordde Bas
sompierre, „maar ik tel de tien jaren, welke
ik in de Bastille heb doorgebracht,1 niet mee,
daar het mij niet vergund was, ze in dienst
van Uwe Majesteit te gebruiken".
Nauwelijks was ik deze week van vac-ant ie
weer tfcuis of ik ben overstelpt geworden
door een stroom van gelukwenschen ter
gelegenheid van mijn verjaardag. De tiende
Juni blijkt niet in het vergeetboek te zijn
geraakti
Wat een prachtige ansichtkaarten heb ik
ontvangen, en wat een hartelijke lange brie
ven: Daarvoor allen afzonderlijk te bedan
ken, is onmogelijk en bijgevolg breng ik
hier in het algemeen dank aan allen, die
mij een blijk van sympathie hebben gezon
den: aan alle nichtjes en neefjes, en vooral
ook aan de tientallen ouders, die hun felici
taties hebben gevoegd bij die van mijn
raadsel jeugd:
En thans na een week van rust
gaan wij met nieuwen moed aan het werk.
Volgende week hoop ik jullie prijsraadsels
te geven. Je kunt je er al vast op
verheugen!
De volgende kinderen traden weer toe
tot onze groote kinderkrant-familie: Beppie
d9 Vos, Willy de Graaf, Gjjsberlha Eikelen
boom, Aagje Eikelenboom, Leni Brocaar,
W;im van Weerlee, Bram Geerlings en Abra
ham Harteveló.
Jo Zandbergen Jij kunt goed brieven
schrijven: Zulke lange verhalen krijg ik
niet iedere week. Wat leuk d<vt je mij zooveel
van je broertjes en zusjes verteld hebt. Als
je van school gaat, moet je zeker je moeder
helpen; die kan ook best oen hulp gebrui
ken ,raet zoo'n druk huisgezin. Hoe gaat het
met je vogel leeft hij nog?
Antje van Egmond Jft hebt voor heel
wat verrassingen gezorgd dezen keer. Het
kiekje is erg leuk, en ik ben daar ook
echt blij mee. Als ik je nu eens tegen kom
in de stad, dan zal ik je eens aanspreken.
Ccrrie emJan Rodenburg Nu kun je
zien dat het goed is, de correspondentie
altijd na te lezen. Als jullie dat ook gedaan
hadden, dan had je de vorige week niet
voor niets geschreven. Was het een lange
brief?
Anje de Gelder Wat heb jij een mooi