Doodemans rots
De Financieele verhouding
tusschen Rijk en Gemeenten.
'§>te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 10 Juni 1929
Derde Blad No. 21236
VOORLOOPIG VERSLAG EERSTE KAMER.
BINNENLAND.
De mondverzorging
bij kinderen
FEUILLETON.
X-A
Verschenen is het voorloopig verslag over
ontwerp tot herziening van de finan
ciële betrekking tusschen het rijk en de
pmeenlen en wijziging van eenige bepa-
jfigen der Provinciale wet en der Gemeente-
iel.
Hieraan wordt ontleend, dat zeer veie
jfden van oordeel" .waren, dat het tijdstip
laarop dit ontwerp is ingediend, te weien
ui het laatste jaar der loopende parlemen
taire periode, al heel ongelukkig was ge-
lozen.
Dat de regcering, ondanks het naderende
einde dezer periode, tot indiening van een
ioo belangrijk ontwerp als het onderhavige
a overgegaan, werd door verschillende le-
cen eer geprezen dan veroordeeld, en dal
rnet een beroep op den onhoudbaren finan
cieren toestand, waarin tal van gemeenten
jaandeweg zijn komen te verkeeren.
Deze leden waren van oordeel, dat cr
fcin overwegend bezwaar tegen kan be
staan, het ontwerp nog gedurende dK zit
tingsjaar af te doen. Het moge waar zijn,
cat de gevolgen van het ontwerp nog niei
in alle deelen kunnen worden overzien,
past staat naar hun meening, dat het be
langrijke verbetering zal brengen en uitstel
onverantwoordelijk zou zijn.
Of de wijze, waarop de regeering in het
ontwerp haar doel tracht te bereiken, in
alle opzichten en aan allen bevrediging zal
•henken, zal eerst later bij dc toepassing
'jelijk blijken. Uiteraard zijn teleurstel -
jlingen daarbij geenszins uitgesloten. Maar
rast slaat, naar de meening van vele leden,
dat de beginselen, die aan het ontwerp ten
grondslag liggen, volkomen juist moeten
Torden geacht en dat later blijkende klei
nere of grootere fouten in de uitwerking
daarvan zullen kunnen en moeten worden
leggenomen bij wetswijziging.
Andere leden konden de voorgestelde re
eling geenszins toejuichen en maakten er de
regcering juist een verwijt van, dat zij
rch cr niet heeft toe bepaald voor te stellen
-:n billijke vergoeding te geven aan de
«meenten voor de kosten door haar ge
bakt ten behoeve van het rijk.
Vrij algemeen was men het er over eens,
dal de afstand van de hoofdsom der per-
neele belasting en van het overgroote deel
ran de hoofdsom der grondbelasting aan üt.
lemeenten viel toe te juichen.
Ook de afschaffing der forensenbelasting
vond van verschillende zijden instemming.
werd door sommige leden betreurd, dat
tengevolge van het amendement-Oud de
lasting der woonforensen weder is inge
heid. Of deze afschaffing echter houdbaar
blijken, werd door enkele leden betwij-
vd, mede wijl h.i. het metterwoon ver-
/n van de werkgemeenle zal bevorderen.
Verder vreesden enkele leden zeer, dat
j« totale belastingdruk zal stijgen, doordat
gemeenten genoopt zullen worden, groo
ve uitgaven te doen.
Sommige leden achtten eene bepaling
'zakelijk, dat na de aanneming van dit
<2twerp geen nieuwe lasten voor uilvoering
fJn wetten, die nationale voorzieningen be
togen of nationale doeleinden willen vy-
jtfrgen, meer op de gemeenten zullen worden
Slechts zulk een vaste waarborg zou
e?n grondslag kunnen zijn, waarop cenc
P*de financieele betrekking tusschen rijk
tn gemeenten kan worden opgebouwd. Nu
ie volledig ontbreekt waren deze leden van
fceening, dal dit wetsontwerp niet als een
regeling van vrij langen duur kan worden
'^houwd.
Van andere zijde werd uiteengezet, dat
om een goede regeling van de financieele
ferhouding tusschen het rijk en de gemeen-
le verkrijgen, eene splitsing tusschen de
mtgaven der gemeente had moeten zijn
gemaakt, namelijk in die uitgaven welke
de gemeenten worden gedaan ten al-
gemeenen nutte, en die zij dus doen als
orgaan van de rijksregeering, en die, welke
zij doen geheel 'in haar eigen huishoudelijk
belang. Alleen laatstgenoemde uitgaven
behoorden dan len laste van iedere gemeen
te afzonderlijk te komen, terwijl de uit
gaven ten algemeenen nutte door het rijk
zouden moeten worden betaald of vergoed.
Dat de strekking van het wetsontwerp een
geheel andere is dan uit de considerans
valt af le leiden, werd door verschillende
leden in het licht gesteld en door sommigen
hunner bestreden door anderen aanvaard.
Door het ontwerp wordt bereikt, dat een
belangrijk bedrag, dat vroeger aan gemeen
ten moest worden besteed voor het doen
van uitgaven haar door rijkswetten in het
belang van het land opgelegd, thans uit
rijksbelastingen zal worden betaald.
Voor deze eerste schrede nu op een huns
inziens bedenkelijken weg meenden sommige
leden met klem le moeten waarschuwen.
Zij wezen er op, dat de thans voorgestane
gelijkmaking op het gebied van belasting
druk niets heeft te maken met de regeling
der financieele betrekking tusschen het rijk
en de gemeenten. Naar laatstgenoemde re
geling wordt sedert lange jaren vurig ver
langd en eene eenigszins overhaaste be
handeling daarvan ware met een beroep op
den noodtoestand der gemeenten te verde
digen. Er is echter volgens deze leden vol
strekt geen reden thans ter wille daarvan
overhaast over te gaan tot eene poging de
belasting gelijk te maken. Daartegen moet
te meer ernstig verzet worden aangeteekend,
omdat gelijke belastingdruk in het geheet»
land een schromelijke onbillijkheid zou zijn
voor de ingezetenen vaïi tal van platte
landsgemeenten.
Dat bij aanneming van dit wetsontwerp
de groote verschillen tusschen de gemeen
telijke belastingen in de onderscheidene ge
meenten tot liet verleden zouden gaan be-
hooren. werd door een aantal leden ont
kend.
Een lid wenschte uitsluitend principieele
beschouwingen te geven over het karakter
der wet. Voor hem is het wetsontwerp eene
ernstige aantasting van de beteekenis van
de gemeente als, volgens hem, voornaamste
orgaan voor het maatschappelijk leven.
Dit lid was van meening, dat, wie het
eigen bestuur der gemeente niet wil onder
mijnen, in de beperking van bewe-
wegingsvrijheid niet verder mag gaan dan in
Nederland, behoudens enkele uitzonderin
gen, tot nu toe werd gedaan.
Eene korte karakleriseering van het wets
ontwerp is, dat het den gemeenten in hare
belastingheffing een keurslijf aanlegt.
De gemeenten worden in veel sterkere
mate dan onder de beslaande Gemeentewet, i
beperkt in de bevoegdheid tot belasting
heffing.
Dit lid zag de beperking van de Ncder-
landsche gemeenten in net heffen van ge
meentelijke belastingen ter dekking van
gemeentelijke uitgaven, welker noodzake
lijkheid voor den gemeenteraad vaststaat,
als ingaande tegen de maatschappelijke ont
wikkeling.
Afschaffing van de gemeentelijke inkom
stenbelasting en vervanging daarvan door
een gemeenlefondsbela9ling met de daarop
te heffen opcenten, kwam sommigen leden
verwerpelijk voor.
Sommige leden meenden, dat dit wets
ontwerp met zijn tarief voor de gemeente
fondsbelasting en de 50 opcenten op de ver-
mogenbelasling aanleiding zal geven tot
verkwisting. Dat tarief kwam hun veel te
hoog voor.
Wat de financieele gevolgen van het wets
ontwerp voor de gemeenten betreft vroegen
vele leden zich af hoe hoog de uitkeeringe^
uit het gemeentefonds aan de verschillende
gemeenten zullen zijn, wanneer dit wets
ontwerp tot 9tand komt, en hoe het op den
duur met die uitkeeringen zal gaan. In
verband hiermede werden een aantal vragen
gesteld, o.a. of.de regeering een opgave kan
verstrekken van het bedrag, hetwelk iedere
gemeente zou toekomen en het bedrag dat
haar zal worden toegewezen.
Naar de meening van één lid heeft tijdens
de behandeling van het wetsontwerp de
financieele betrekking tusschen het rijk en
de gemeenten ten voordeele van het rijk
en ten nadeele van de gemeenten een wij
ziging ondergaan van ongeveer f. 10.000.000.
nl. 3.600.000 minder garantie uit en
f. 6 700.000 meer baten voor het gemeente
fonds. Dit lid meende dat de uitkeering uit
het gemeentefonds voor een aantal gemeen
ten belangrijk zou kunnen tegenvallen, en
hij waarschuwde tegen de opvatting, dat in
dat geval verhooging van de opbrengst van
de personeele belasting uitkomst zou kunnen
geven.
Verschillende leden waren van oordeel,
dat dit wetsontwerp, waarbij in sterke mate
de bewegingsvrijheid der- gemeenten wordt
beperkt, als een aantasting van de autono
mie der gemeenten is te beschouwen. Het
gevolg kan zijn, dat kleine gemeenten of
gemeenten van middelbare grootte, waar
sociale voorzieningen niet een zoo voor
name plaats innemen, wellicht zullen wor
den gebaat, doch dat de groote gemeenten
erdoor in de klem raken.
Andere leden ontkenden, dat de gemeen
telijke autonomie wordt aangetast. Vrijheid
van belastingheffing der gemeenten heeft
trouwens nooit bestaan.
Vele leden gaven uiting aan hun leed
wezen, dat het geheele forensenvraagstuk
niet grondig is opgelost.
EERSTE KAMER-VACATURE
Jhr. VERHEYEN.
Ook de opvolger van mr. Van Best
niet bereid.
Nu de heer mr. van Best zijn benoeming
lot lid der Eerste Kamer niet aanneemt, is
aan de beurt om als zoodanig benoemd te
Avorden de heer Jos. E. A. M. Me ij ring le
's-Hertogenbosch. Wij vernemen echter,
zegt de „Msbde.", dat ook de heer Meijring
een verkozen-verklaring niet zal aannemen.
Reeds vóór het overlijden van jhr. mr. Ver-
heijen was cr in de R. K. Statenclub van
Noord-Brabant een sterke 9lrooming om bij
de in deze maand op le maken nieuwe
candidatenlijst voor de Eerste Kamer voor
de te verwachten vacature aan te wijzen
jhr. mr. A. F. O. van Sasse van Ysselt, die
reeds op de vorige lijst als een der gekoze
nen voorkwam, doch deze verkiezing des
tijds niet kon aanvaarden wegens zijn lid
maatschap der TAveede Kamer. In de verga
dering der Statenclub. die gehouden wordt
hij gelegenheid van'de eerste zitting der
Sta-en op 25 Juni. zal de nieuwe candida
tenlijst worden vastgesteld.
RECLAME.
6263
NEDERLANDSCH INSTITUUT
VAN ARCHITECTEN.
Algemeene vergadering.
Gisteren wend te Utrecht onder leiding
van den heer G. A. Schrakamp uit Hengelo
de eerste algemeene vergadering gehouden
van het Neder!. Instituut van Architecten.
Na goedkeuring der verse hill end ei versla-
gon waaruit o.a. bleek dat de financieele
toestand van het Instituut zeer gunstig kan
worden genoemd, werden in de plaats der
aftredende bestuursleden gekozen de heeren:
H. El te. Amsterdam; prof. ir. J. G. Wattjes,
Rijswijk en P. A. Warners uit Amsterdam.
Nadat was overeengekomen de eerstvol
gende jaarA-ergadering in Amsterdam te hou
den hield prof. ir. J. G. Wattjes in de mid
dagbijeenkomst een voordracht 0arer: De
middelen tot verheffing van den architecten-
stand.
wordt op eenvoudige en aangename
wijze bereikt door het dagelijks reinigen
van den mond met Odol. Het reinigen
moet vooral 's morgens en 's avonds,
indien mogelijk ook 's middags na den
maaltijd geschieden. Kinderen wennen
gauw aan het spoelen met Odol, omdat
Odol goed smaakt en een verkwikkend
gevoel van frischheid in den mond geeft.
EEN POGING TOT CONCEN
TRATIE v. d. MIDDENSTAND.
Een Centrumpartij.
In een dezer dagen te Amsterdam gehou
den bijeenkomst van middenstanders, waar
onder verüegenAvoordigers van midden
standspartijen die met de a s. verkiezingen
een lij9t hebben ingediend, is door een
comité tot concentratie van den midden
stand de vraag in bespreking gebracht of de
tijd niet gekomen is dat in Nederland een
krachtige centrumpartij gevormd dient te
worden.
Alle aanwezigen stemden met het plan
in, waarop besloten werd de eonstitueerende
vergadering onmiddellijk na de verkiezingen
te houden.
Tot de publicatie van de navolgende mo
tie werd besloten:
De vergadering van middenstanders van
alle lichtingen, van oordeel, dat vooruit
gang in welvaart, beschaving en ware demo
cratie alleen mogelijk is door emancipatie
van den Middenstand, waaronder zij ver
staat alle werkers met hoofd of hand, in
landbouw, nijverheid, handel, wetenschap
en kunst, die door persoonlijke eigenschap
pen van bekwaamheid, aanleg en karakter,
in staat zijn tot zelfstandige arbeid, dat
daartoe allereerst noodig is;
a. politieke en maatschappelijke weer
baarheid door hechte aaneensluiting van
alle middenstanders;
b. beëindiging van elke A'erspilling van
middenstandssteun aan de in ieder opzicht
voor ons volk verderfelijke secretarische
politiek;
c. vermijding van onderlinge geschillen,
gevolgen van te verwijderen wanverhoudin
gen;
spreekt den ernstigen wensch uit, dal
1. alle bestaande partijen en vereenigin-
gen van middenstanders zich in een orga
nisatie vereenigen, zij het desgewenscht
voorloopig in federatief verband;
2. alle middenstanders bij de a.s. verkie
zingen zullen handelen alsof het sub lo. ge
noemde reeds bestaat en hun stem uitslui
tend zullen uitbrengen op middenstands
partijen.
VARA EN AVRO.
De verjaardag der Koningin valt dit jaar
op Zaterdag en dus zouden wij we'er het
zonderlinge geval hebben gekregen, dat op
den nalionalen feestdag der monarchie de
republikeinen de' beschikking hadden over
den Hilversumschen zender.
Dat was velen een doorn in het oog en
daarvan heeft, blijkens*een bericht in „Het
Volk" dei V. A. R. A. gebruikt gemaakt door
een ruiling voor te stellen. In plaats van
den avond Aran 31 Aug. krijgt nu de
V. A. R. A. op den dag vóór de verkiezingen
den heelen avond de beschikking over den
radio-zender, voor de roode propaganda.
VEREENIGING VAN
VERLOFSOFFICIEREN.
De jaarvergadering.
De Algemeene Vereeniging van Verlofs
officieren der Ned. Land- en Zeemacht
kwam Zaterdag te 's-Gravenhage onder
voorzitterschap \ran den res.-majoor prof.
mr. Kielstra in jaarvergadering bijeen.
Namens dch minister van Defensie
woonde dc kapitein-adjudant Van Weel de
a-ergadering bij. Voorts Avaren aanwezig o.m,
de drie officieren van het Zwilsersche leger,
die als gasten hier te lande vertoeven, gene
raal Snijders, oud-opperbevelhebber en eere-
lid der vereeniging, res.-generaal-majoor
Wagner en vertegen Avoordigers van de Ver.
van Officieren der Ned. Landmacht, de Ned,
Chr. Officierenvereeniging en de Alg. Ver,
van R.K. Officieren.
De voorzitter gaf e'en overzicht van het
in het afgeloopen jaar verhandelde, waaruit
bleek, dat het ledental, na de stijging der;
laatste jaren, eenigszins terugliep'; het be-«
draagt thans 1139. Voor een deel is dat wel-t
licht te wijlen aan de consolidatie der toe*
standen ook met betrekking tot het reserve-»
personeel, tengevolge waarvan men vooral
onder de jongeren de voorlichting of hulp
van de vereeniging minder noodig heeft dan
in de periode toen veel nog in wording was.
Jaarverslag, rekening en begrooting wer
den vastgesteld. In de plaats van de heeren
E. P. Weber en J. G. v. d. Noort, die zich
resp als secretaris en als penningmeester
niet herkiesbaar hadden gesteld, werden
gekozen de heeren J. Roodenburg te Rotter
dam en P. Tazelaar te Utrecht.
Besloten werd, de volgende jaarvergade
ring te Hengelo (O.) tel houden.
HET BIOSCOOPCONFLICT
IN HET ZUIDEN.
De voorzitter van de Centrale Commis
sie voor de filmkeuring, die in het Zuide
lijk bioscoopconflict zijn bemiddeling heeft
aangeboden, heeft op verzoek van het be
stuur van den Ned. Bioscoopbond, die niet
eerder kan vergaderen dan heden, den
door hem gestelden termijn verschoven tot
a.s. Dinsdag.
De vereeniging van gemeenten in het'
Zuiden heeft doen weten, dat de vereeni
ging het bemiddelingsaanbod aanvaardt
met handha\ing van de centrale nakeuring,
waarbij zij edhter, zooals altijd, bereid
is, om te onderhandelen over de uitvoe
ringsmaatregelen.
Na<ar wij vernemen, zegt de „Msbde'*
voorts, heeft de Ned. Bioscoopbond aan
de directies der bioscoop-theaters in het
Zuiden, last gegeven, om het tengevolge
van het sluiten der bioscopen ontslagen
personeel, hetwelk tracht door het geve*
van concerten en dergelijke voor zich en;
de hunnen den kost te verdienen, na beëin
diging van het conflict, te boycotten en
niet meer in hun dienst terug te nemen,
wanneer zij doorgaan met het geven van
concerten en dergelijke.
Naar het Engelsch van
A. T. QU1LLER—COUCH,
ti;
Toen de avond begon te vallen zwegen wij
ff den. Een merel ik geloof waarlijk dat
kt dezelfde was nam de gelegenheid
*aar om ons te verwelkomen Zijn gezang
f' niet meer zoo vol als in Mei. De zomer
Jas bijna voorbij en zijn stem begon hem te
•fven. maar hij deed zijn best en er was
f in de gastvrijheid aran zijn lied dat mij
Hoopte het stilzwijgen le verbreken.
M is dezelfde plek waar wij elkaar voor
k' eerst hebben ontmoet, herinner je je
wel?"
Natuurlijk herinner ik het mij," was haar
*3Toudige antwoord.
:(0 ja?" Ik brandde van verlangen haar
1,1 tog een? le hooren verzekeren.
.Natuurlijk, het was zoo'n heerlijke dag."
^,Een gezegende dag," antwoordde ik, „do
1 gezegende van mijn heele leven."
ontstond een langdurige stilte en zelfs
- Jerel kon die stilte niet aanvullen.
treurt u dien dag?"
y. aarom doet een man bij zulk pen gele
ed toch altijd zoo'n massa vragen?")
«JJaarom zou ik dat doen?"
fuarom beantwoordt een vrouw zulke
altijd met een wedervraag?)
ds hoop, dat eiigeen reden voor is." ant-
^rdde ik, „en toch ziet u niet in, waar
die dag het begin van Avas? Ziet u niet in,
waartoe deze laatste vier maanden mij ge
bracht hebben?"
De zon viel juist op het water en wierp
haar gloed tot voor onze voeten. Het schit
terend water ruischte aan onzen voet; de
bruinp bladeren boven ons hoofd bogen zich
\Toorzichtig over ons, om haar antwoord te
beschutten De vogel in de struiken uitte
een a'erlangenden kreet.
„Ze hebben u schijnt het," antwoordde ze
met neergeslagen oogen, „teruggeA-oerd naar
dezelfde plaats".
„Ze hebben mij geleid van de lente naar
den zomer. Dat ze mij hebben teruggebracht
naar deze plek is, omdat deze plaats en ik
veranderd zijn, Claire".
Toen ik haar bij den naam noemde,
keek ze mij even aan en wendde toen de
oogen weer af. Ik zag haar blanken hals en
wang zich met een zacht rose overdekken.
Had ik haar beleedigd? Dobberend tus
schen hoop en wanhoop ging ik voort:
„Claire, ik zal je Claire noemen, want dat
is de naam, dien je mij vier maanden ge
leden genoemd hebt ik ben veranderd,
ja. totaal veranderd. Ben jij niet veranderd,
heelemaal niet? Ben ik niets voor je?"
Zij hield de hand op, alsof zij mijn woor
den wou afAveren, maar zelf sprak zij geen
woord.
„Antwoord mij. Claire, geef mij antwoord,
al is het maar één woord. Ben ik nog altijd
niets meer voor je dan de bedelaar, die je
bootje terughaalde dien dag?"
„Ja zeker, je bent mijn vriend nu. Ach,
vergeef hel mij toch, dat ik je voof een
bedelaar heb aangezien".
Het was of het uitspreken van die woor
den haar moeite kostte. In het boschje
tjilpte de merel nog \rol verwachting en het
kabbelende Avater sprak tot den oever: „De
oude historie, de oude historie!"
„Maar ik ben een bedelaar", riep ik uit.
Claire, ik ben een bedelaar en vg.1 op mijn
knieën a-oor je. O Claire!"
Zij wendde haar gezicht steeds meer af
de zon scheen op haar golvend haar, alsof
ze haar kuste met lippen van goud, de wind
speelde met haar dunne kleedij. De merel
ZAveeg evenals ik.
„Claire, heb je het niet begrepen? Wil je
het niet begrijpen? O, heb medelijden
met mij!"
Ik zag haar boezem hijgen. Zij trok met
haar handje aan haar jurk. Maar steeds geen
antwoord.
„Moed! moet gevat!" tjilpte de vogel en
de rivier fluisterde- „Moed gevat!"
Claire!" en nu was er doodsangst in mijn
stem; „Claire. ik heb zoo lang naar dezen
dag verlangd en nu het oogenblik gekomen
is. geef mij antwoord, o antwoord mij: „ik
heb je lief."
O, eenvoudig woord! Ik heb je lief. Den
eenen nacht voor en den anderen na had ik
woorden gezocht, hartstochtelijke, bloem
rijke woorden en waar was dat alles op uit-
geloopen op die vier aaroorden, die. toen
mijn lippen ze uitspraken, mijn hart deden
opspringen van ontzag en angst voor deze
eenvoudige bekentenis.
En zij? Alsof die woorden haar pijn
deden, joegen ze een oogenblik het bloed uit
haar wangen. Een oogenblik hijgde zij,
maar weldra kwam de kleur langzaam op
haar gezicht terug Zij beefde, zij greep haar
rok vast. maar antwoorden deed ze niet.
„Spreek dan toch ClaireI Ik heb je lief!.
Met mijn geheele ziel heb ik je lief. Kan je
xnij niet liefhebben?"
Nog .lager liet ze haar hoofd zinken, de
warme vingers trilden in de mijne, toen
hield zij ze nog stijver vast en
Wat fluisterde zij, zachter nog dan fluis
teren, terwijl ik mijn hoofd voorover boog?
Had ik het goed gehoord? Of waarom was
het dat zij dichter bij mij kwam, waarom
jubelde de vogel?
„Claire."
Eén oogenblik een oogenblik vol ont
roering en toen boog zij zich naar mij toe,
zij sloeg de oogen op en legde haar hoofd
legen mijn borst; maar ik had op dat Lieve
gezichtje een teederheid gelezen, een onein
dige liefde en ik zag liefde in haar oogen.
Toen een weergaloos geluk mijn ziel
kwam vervullen, daalde de zonneschijf en
de eerste a\rondkoelte viel op de aarde neer.
De merel uitte een laatste triller en vloog
weg, ja. waarheen? De gouden gloed op de
rivier veranderde in een loodgrijze kleur.
Een laatste zuchtje van den wind speelde
door de boomen en toen was alles stil. Ik
keek naar het westen. Aan den horizon ver
flauwde de blauwe kleur van de lucht in
vage purperkleur, het geheele hemelgewelf
9trekte zich boven ons uit als een vol
maakte regenboog van liefde.
Maar terwijl ik keek en luisterde naar het
kloppen van het beminde hart tegen mijn
arm, toen vertoonde zich iets aan den wes-
terhemel dat mij hevig deed ontstellen.
Eerst een flauwe schaduw, niet meer dan
een ademtocht op den spiegel des hemels.
Maar daarna terwijl ik mijn oogen er op
gevestigd hield, verzamelden zich alle wol
ken rondom één plek in het westen een
wolkenmassa, die al grooter en dreigender
werd, totdat ik zag ja, wat zag ik?
Uit de kalme zee van lucht verhief zich
een duidelijke gedaante, de vorm van de
Doodemansrots. Duidelijk vertoonde zij zicH
tegen den bleeken avondhemel, totdat de
schaduw viel op mijn hart en op het zachte
bruine hoofdje dat daar rustte en als het
Avare onze ontluikende liefde vervloekte.
Of zij mijn hart liever voelde kloppen of
mijn arm haar stijver vasthield, zij schrikte
en ik zag dat zij de oogen ernstig opsloeg.
Ik boog mij over haar heen en mijn lippen
raakten de hare aan.
„De mijne. Clairel de mijne voor eeuwigi"
En daar, onder de schaduw van de rots,
gaven wij elkaar den eersten kus.
Toen ik weer opkeek was de schaduw ver
dwenen en het westen was weer grijs en
helder.
Zoo roeiden wij naar huis in den stillen
avond, ons hart was te vol om te kunnen
spreken. De bleeke maan scheen boven het
water, maar wij hadden geen gedachten,
geen oogen voor haar. Onze oogen aan-
schouAA'den elkander, onze gedachten, of
geen gedachten eerder, waren vol eerbied en
ontzag.
Toen wij de lichten van Streatley in de
verte begonnen le onderscheiden, zei Claire:
„Kan het waar zijn? Je weet niets
van mij."
„Ik weet dat je mij lief hebt. Wat zou ik
meer willen weten?"
De roode lippen werden samengeperst
alsof ze de wijsheid in eigen persoon was.
„Je weet niet waaT ik de geheele week
mijn kost mee verdien."
„Als je mijn vrouw bent, dan zal je niet
meer behoeven te werken."
(Wordt vervolgd).