Doodemans rots De Financieele verhouding tusschen Rijk en Gemeenten. '§>te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 10 Juni 1929 Derde Blad No. 21236 VOORLOOPIG VERSLAG EERSTE KAMER. BINNENLAND. De mondverzorging bij kinderen FEUILLETON. X-A Verschenen is het voorloopig verslag over ontwerp tot herziening van de finan ciële betrekking tusschen het rijk en de pmeenlen en wijziging van eenige bepa- jfigen der Provinciale wet en der Gemeente- iel. Hieraan wordt ontleend, dat zeer veie jfden van oordeel" .waren, dat het tijdstip laarop dit ontwerp is ingediend, te weien ui het laatste jaar der loopende parlemen taire periode, al heel ongelukkig was ge- lozen. Dat de regcering, ondanks het naderende einde dezer periode, tot indiening van een ioo belangrijk ontwerp als het onderhavige a overgegaan, werd door verschillende le- cen eer geprezen dan veroordeeld, en dal rnet een beroep op den onhoudbaren finan cieren toestand, waarin tal van gemeenten jaandeweg zijn komen te verkeeren. Deze leden waren van oordeel, dat cr fcin overwegend bezwaar tegen kan be staan, het ontwerp nog gedurende dK zit tingsjaar af te doen. Het moge waar zijn, cat de gevolgen van het ontwerp nog niei in alle deelen kunnen worden overzien, past staat naar hun meening, dat het be langrijke verbetering zal brengen en uitstel onverantwoordelijk zou zijn. Of de wijze, waarop de regeering in het ontwerp haar doel tracht te bereiken, in alle opzichten en aan allen bevrediging zal •henken, zal eerst later bij dc toepassing 'jelijk blijken. Uiteraard zijn teleurstel - jlingen daarbij geenszins uitgesloten. Maar rast slaat, naar de meening van vele leden, dat de beginselen, die aan het ontwerp ten grondslag liggen, volkomen juist moeten Torden geacht en dat later blijkende klei nere of grootere fouten in de uitwerking daarvan zullen kunnen en moeten worden leggenomen bij wetswijziging. Andere leden konden de voorgestelde re eling geenszins toejuichen en maakten er de regcering juist een verwijt van, dat zij rch cr niet heeft toe bepaald voor te stellen -:n billijke vergoeding te geven aan de «meenten voor de kosten door haar ge bakt ten behoeve van het rijk. Vrij algemeen was men het er over eens, dal de afstand van de hoofdsom der per- neele belasting en van het overgroote deel ran de hoofdsom der grondbelasting aan üt. lemeenten viel toe te juichen. Ook de afschaffing der forensenbelasting vond van verschillende zijden instemming. werd door sommige leden betreurd, dat tengevolge van het amendement-Oud de lasting der woonforensen weder is inge heid. Of deze afschaffing echter houdbaar blijken, werd door enkele leden betwij- vd, mede wijl h.i. het metterwoon ver- /n van de werkgemeenle zal bevorderen. Verder vreesden enkele leden zeer, dat j« totale belastingdruk zal stijgen, doordat gemeenten genoopt zullen worden, groo ve uitgaven te doen. Sommige leden achtten eene bepaling 'zakelijk, dat na de aanneming van dit <2twerp geen nieuwe lasten voor uilvoering fJn wetten, die nationale voorzieningen be togen of nationale doeleinden willen vy- jtfrgen, meer op de gemeenten zullen worden Slechts zulk een vaste waarborg zou e?n grondslag kunnen zijn, waarop cenc P*de financieele betrekking tusschen rijk tn gemeenten kan worden opgebouwd. Nu ie volledig ontbreekt waren deze leden van fceening, dal dit wetsontwerp niet als een regeling van vrij langen duur kan worden '^houwd. Van andere zijde werd uiteengezet, dat om een goede regeling van de financieele ferhouding tusschen het rijk en de gemeen- le verkrijgen, eene splitsing tusschen de mtgaven der gemeente had moeten zijn gemaakt, namelijk in die uitgaven welke de gemeenten worden gedaan ten al- gemeenen nutte, en die zij dus doen als orgaan van de rijksregeering, en die, welke zij doen geheel 'in haar eigen huishoudelijk belang. Alleen laatstgenoemde uitgaven behoorden dan len laste van iedere gemeen te afzonderlijk te komen, terwijl de uit gaven ten algemeenen nutte door het rijk zouden moeten worden betaald of vergoed. Dat de strekking van het wetsontwerp een geheel andere is dan uit de considerans valt af le leiden, werd door verschillende leden in het licht gesteld en door sommigen hunner bestreden door anderen aanvaard. Door het ontwerp wordt bereikt, dat een belangrijk bedrag, dat vroeger aan gemeen ten moest worden besteed voor het doen van uitgaven haar door rijkswetten in het belang van het land opgelegd, thans uit rijksbelastingen zal worden betaald. Voor deze eerste schrede nu op een huns inziens bedenkelijken weg meenden sommige leden met klem le moeten waarschuwen. Zij wezen er op, dat de thans voorgestane gelijkmaking op het gebied van belasting druk niets heeft te maken met de regeling der financieele betrekking tusschen het rijk en de gemeenten. Naar laatstgenoemde re geling wordt sedert lange jaren vurig ver langd en eene eenigszins overhaaste be handeling daarvan ware met een beroep op den noodtoestand der gemeenten te verde digen. Er is echter volgens deze leden vol strekt geen reden thans ter wille daarvan overhaast over te gaan tot eene poging de belasting gelijk te maken. Daartegen moet te meer ernstig verzet worden aangeteekend, omdat gelijke belastingdruk in het geheet» land een schromelijke onbillijkheid zou zijn voor de ingezetenen vaïi tal van platte landsgemeenten. Dat bij aanneming van dit wetsontwerp de groote verschillen tusschen de gemeen telijke belastingen in de onderscheidene ge meenten tot liet verleden zouden gaan be- hooren. werd door een aantal leden ont kend. Een lid wenschte uitsluitend principieele beschouwingen te geven over het karakter der wet. Voor hem is het wetsontwerp eene ernstige aantasting van de beteekenis van de gemeente als, volgens hem, voornaamste orgaan voor het maatschappelijk leven. Dit lid was van meening, dat, wie het eigen bestuur der gemeente niet wil onder mijnen, in de beperking van bewe- wegingsvrijheid niet verder mag gaan dan in Nederland, behoudens enkele uitzonderin gen, tot nu toe werd gedaan. Eene korte karakleriseering van het wets ontwerp is, dat het den gemeenten in hare belastingheffing een keurslijf aanlegt. De gemeenten worden in veel sterkere mate dan onder de beslaande Gemeentewet, i beperkt in de bevoegdheid tot belasting heffing. Dit lid zag de beperking van de Ncder- landsche gemeenten in net heffen van ge meentelijke belastingen ter dekking van gemeentelijke uitgaven, welker noodzake lijkheid voor den gemeenteraad vaststaat, als ingaande tegen de maatschappelijke ont wikkeling. Afschaffing van de gemeentelijke inkom stenbelasting en vervanging daarvan door een gemeenlefondsbela9ling met de daarop te heffen opcenten, kwam sommigen leden verwerpelijk voor. Sommige leden meenden, dat dit wets ontwerp met zijn tarief voor de gemeente fondsbelasting en de 50 opcenten op de ver- mogenbelasling aanleiding zal geven tot verkwisting. Dat tarief kwam hun veel te hoog voor. Wat de financieele gevolgen van het wets ontwerp voor de gemeenten betreft vroegen vele leden zich af hoe hoog de uitkeeringe^ uit het gemeentefonds aan de verschillende gemeenten zullen zijn, wanneer dit wets ontwerp tot 9tand komt, en hoe het op den duur met die uitkeeringen zal gaan. In verband hiermede werden een aantal vragen gesteld, o.a. of.de regeering een opgave kan verstrekken van het bedrag, hetwelk iedere gemeente zou toekomen en het bedrag dat haar zal worden toegewezen. Naar de meening van één lid heeft tijdens de behandeling van het wetsontwerp de financieele betrekking tusschen het rijk en de gemeenten ten voordeele van het rijk en ten nadeele van de gemeenten een wij ziging ondergaan van ongeveer f. 10.000.000. nl. 3.600.000 minder garantie uit en f. 6 700.000 meer baten voor het gemeente fonds. Dit lid meende dat de uitkeering uit het gemeentefonds voor een aantal gemeen ten belangrijk zou kunnen tegenvallen, en hij waarschuwde tegen de opvatting, dat in dat geval verhooging van de opbrengst van de personeele belasting uitkomst zou kunnen geven. Verschillende leden waren van oordeel, dat dit wetsontwerp, waarbij in sterke mate de bewegingsvrijheid der- gemeenten wordt beperkt, als een aantasting van de autono mie der gemeenten is te beschouwen. Het gevolg kan zijn, dat kleine gemeenten of gemeenten van middelbare grootte, waar sociale voorzieningen niet een zoo voor name plaats innemen, wellicht zullen wor den gebaat, doch dat de groote gemeenten erdoor in de klem raken. Andere leden ontkenden, dat de gemeen telijke autonomie wordt aangetast. Vrijheid van belastingheffing der gemeenten heeft trouwens nooit bestaan. Vele leden gaven uiting aan hun leed wezen, dat het geheele forensenvraagstuk niet grondig is opgelost. EERSTE KAMER-VACATURE Jhr. VERHEYEN. Ook de opvolger van mr. Van Best niet bereid. Nu de heer mr. van Best zijn benoeming lot lid der Eerste Kamer niet aanneemt, is aan de beurt om als zoodanig benoemd te Avorden de heer Jos. E. A. M. Me ij ring le 's-Hertogenbosch. Wij vernemen echter, zegt de „Msbde.", dat ook de heer Meijring een verkozen-verklaring niet zal aannemen. Reeds vóór het overlijden van jhr. mr. Ver- heijen was cr in de R. K. Statenclub van Noord-Brabant een sterke 9lrooming om bij de in deze maand op le maken nieuwe candidatenlijst voor de Eerste Kamer voor de te verwachten vacature aan te wijzen jhr. mr. A. F. O. van Sasse van Ysselt, die reeds op de vorige lijst als een der gekoze nen voorkwam, doch deze verkiezing des tijds niet kon aanvaarden wegens zijn lid maatschap der TAveede Kamer. In de verga dering der Statenclub. die gehouden wordt hij gelegenheid van'de eerste zitting der Sta-en op 25 Juni. zal de nieuwe candida tenlijst worden vastgesteld. RECLAME. 6263 NEDERLANDSCH INSTITUUT VAN ARCHITECTEN. Algemeene vergadering. Gisteren wend te Utrecht onder leiding van den heer G. A. Schrakamp uit Hengelo de eerste algemeene vergadering gehouden van het Neder!. Instituut van Architecten. Na goedkeuring der verse hill end ei versla- gon waaruit o.a. bleek dat de financieele toestand van het Instituut zeer gunstig kan worden genoemd, werden in de plaats der aftredende bestuursleden gekozen de heeren: H. El te. Amsterdam; prof. ir. J. G. Wattjes, Rijswijk en P. A. Warners uit Amsterdam. Nadat was overeengekomen de eerstvol gende jaarA-ergadering in Amsterdam te hou den hield prof. ir. J. G. Wattjes in de mid dagbijeenkomst een voordracht 0arer: De middelen tot verheffing van den architecten- stand. wordt op eenvoudige en aangename wijze bereikt door het dagelijks reinigen van den mond met Odol. Het reinigen moet vooral 's morgens en 's avonds, indien mogelijk ook 's middags na den maaltijd geschieden. Kinderen wennen gauw aan het spoelen met Odol, omdat Odol goed smaakt en een verkwikkend gevoel van frischheid in den mond geeft. EEN POGING TOT CONCEN TRATIE v. d. MIDDENSTAND. Een Centrumpartij. In een dezer dagen te Amsterdam gehou den bijeenkomst van middenstanders, waar onder verüegenAvoordigers van midden standspartijen die met de a s. verkiezingen een lij9t hebben ingediend, is door een comité tot concentratie van den midden stand de vraag in bespreking gebracht of de tijd niet gekomen is dat in Nederland een krachtige centrumpartij gevormd dient te worden. Alle aanwezigen stemden met het plan in, waarop besloten werd de eonstitueerende vergadering onmiddellijk na de verkiezingen te houden. Tot de publicatie van de navolgende mo tie werd besloten: De vergadering van middenstanders van alle lichtingen, van oordeel, dat vooruit gang in welvaart, beschaving en ware demo cratie alleen mogelijk is door emancipatie van den Middenstand, waaronder zij ver staat alle werkers met hoofd of hand, in landbouw, nijverheid, handel, wetenschap en kunst, die door persoonlijke eigenschap pen van bekwaamheid, aanleg en karakter, in staat zijn tot zelfstandige arbeid, dat daartoe allereerst noodig is; a. politieke en maatschappelijke weer baarheid door hechte aaneensluiting van alle middenstanders; b. beëindiging van elke A'erspilling van middenstandssteun aan de in ieder opzicht voor ons volk verderfelijke secretarische politiek; c. vermijding van onderlinge geschillen, gevolgen van te verwijderen wanverhoudin gen; spreekt den ernstigen wensch uit, dal 1. alle bestaande partijen en vereenigin- gen van middenstanders zich in een orga nisatie vereenigen, zij het desgewenscht voorloopig in federatief verband; 2. alle middenstanders bij de a.s. verkie zingen zullen handelen alsof het sub lo. ge noemde reeds bestaat en hun stem uitslui tend zullen uitbrengen op middenstands partijen. VARA EN AVRO. De verjaardag der Koningin valt dit jaar op Zaterdag en dus zouden wij we'er het zonderlinge geval hebben gekregen, dat op den nalionalen feestdag der monarchie de republikeinen de' beschikking hadden over den Hilversumschen zender. Dat was velen een doorn in het oog en daarvan heeft, blijkens*een bericht in „Het Volk" dei V. A. R. A. gebruikt gemaakt door een ruiling voor te stellen. In plaats van den avond Aran 31 Aug. krijgt nu de V. A. R. A. op den dag vóór de verkiezingen den heelen avond de beschikking over den radio-zender, voor de roode propaganda. VEREENIGING VAN VERLOFSOFFICIEREN. De jaarvergadering. De Algemeene Vereeniging van Verlofs officieren der Ned. Land- en Zeemacht kwam Zaterdag te 's-Gravenhage onder voorzitterschap \ran den res.-majoor prof. mr. Kielstra in jaarvergadering bijeen. Namens dch minister van Defensie woonde dc kapitein-adjudant Van Weel de a-ergadering bij. Voorts Avaren aanwezig o.m, de drie officieren van het Zwilsersche leger, die als gasten hier te lande vertoeven, gene raal Snijders, oud-opperbevelhebber en eere- lid der vereeniging, res.-generaal-majoor Wagner en vertegen Avoordigers van de Ver. van Officieren der Ned. Landmacht, de Ned, Chr. Officierenvereeniging en de Alg. Ver, van R.K. Officieren. De voorzitter gaf e'en overzicht van het in het afgeloopen jaar verhandelde, waaruit bleek, dat het ledental, na de stijging der; laatste jaren, eenigszins terugliep'; het be-« draagt thans 1139. Voor een deel is dat wel-t licht te wijlen aan de consolidatie der toe* standen ook met betrekking tot het reserve-» personeel, tengevolge waarvan men vooral onder de jongeren de voorlichting of hulp van de vereeniging minder noodig heeft dan in de periode toen veel nog in wording was. Jaarverslag, rekening en begrooting wer den vastgesteld. In de plaats van de heeren E. P. Weber en J. G. v. d. Noort, die zich resp als secretaris en als penningmeester niet herkiesbaar hadden gesteld, werden gekozen de heeren J. Roodenburg te Rotter dam en P. Tazelaar te Utrecht. Besloten werd, de volgende jaarvergade ring te Hengelo (O.) tel houden. HET BIOSCOOPCONFLICT IN HET ZUIDEN. De voorzitter van de Centrale Commis sie voor de filmkeuring, die in het Zuide lijk bioscoopconflict zijn bemiddeling heeft aangeboden, heeft op verzoek van het be stuur van den Ned. Bioscoopbond, die niet eerder kan vergaderen dan heden, den door hem gestelden termijn verschoven tot a.s. Dinsdag. De vereeniging van gemeenten in het' Zuiden heeft doen weten, dat de vereeni ging het bemiddelingsaanbod aanvaardt met handha\ing van de centrale nakeuring, waarbij zij edhter, zooals altijd, bereid is, om te onderhandelen over de uitvoe ringsmaatregelen. Na<ar wij vernemen, zegt de „Msbde'* voorts, heeft de Ned. Bioscoopbond aan de directies der bioscoop-theaters in het Zuiden, last gegeven, om het tengevolge van het sluiten der bioscopen ontslagen personeel, hetwelk tracht door het geve* van concerten en dergelijke voor zich en; de hunnen den kost te verdienen, na beëin diging van het conflict, te boycotten en niet meer in hun dienst terug te nemen, wanneer zij doorgaan met het geven van concerten en dergelijke. Naar het Engelsch van A. T. QU1LLER—COUCH, ti; Toen de avond begon te vallen zwegen wij ff den. Een merel ik geloof waarlijk dat kt dezelfde was nam de gelegenheid *aar om ons te verwelkomen Zijn gezang f' niet meer zoo vol als in Mei. De zomer Jas bijna voorbij en zijn stem begon hem te •fven. maar hij deed zijn best en er was f in de gastvrijheid aran zijn lied dat mij Hoopte het stilzwijgen le verbreken. M is dezelfde plek waar wij elkaar voor k' eerst hebben ontmoet, herinner je je wel?" Natuurlijk herinner ik het mij," was haar *3Toudige antwoord. :(0 ja?" Ik brandde van verlangen haar 1,1 tog een? le hooren verzekeren. .Natuurlijk, het was zoo'n heerlijke dag." ^,Een gezegende dag," antwoordde ik, „do 1 gezegende van mijn heele leven." ontstond een langdurige stilte en zelfs - Jerel kon die stilte niet aanvullen. treurt u dien dag?" y. aarom doet een man bij zulk pen gele ed toch altijd zoo'n massa vragen?") «JJaarom zou ik dat doen?" fuarom beantwoordt een vrouw zulke altijd met een wedervraag?) ds hoop, dat eiigeen reden voor is." ant- ^rdde ik, „en toch ziet u niet in, waar die dag het begin van Avas? Ziet u niet in, waartoe deze laatste vier maanden mij ge bracht hebben?" De zon viel juist op het water en wierp haar gloed tot voor onze voeten. Het schit terend water ruischte aan onzen voet; de bruinp bladeren boven ons hoofd bogen zich \Toorzichtig over ons, om haar antwoord te beschutten De vogel in de struiken uitte een a'erlangenden kreet. „Ze hebben u schijnt het," antwoordde ze met neergeslagen oogen, „teruggeA-oerd naar dezelfde plaats". „Ze hebben mij geleid van de lente naar den zomer. Dat ze mij hebben teruggebracht naar deze plek is, omdat deze plaats en ik veranderd zijn, Claire". Toen ik haar bij den naam noemde, keek ze mij even aan en wendde toen de oogen weer af. Ik zag haar blanken hals en wang zich met een zacht rose overdekken. Had ik haar beleedigd? Dobberend tus schen hoop en wanhoop ging ik voort: „Claire, ik zal je Claire noemen, want dat is de naam, dien je mij vier maanden ge leden genoemd hebt ik ben veranderd, ja. totaal veranderd. Ben jij niet veranderd, heelemaal niet? Ben ik niets voor je?" Zij hield de hand op, alsof zij mijn woor den wou afAveren, maar zelf sprak zij geen woord. „Antwoord mij. Claire, geef mij antwoord, al is het maar één woord. Ben ik nog altijd niets meer voor je dan de bedelaar, die je bootje terughaalde dien dag?" „Ja zeker, je bent mijn vriend nu. Ach, vergeef hel mij toch, dat ik je voof een bedelaar heb aangezien". Het was of het uitspreken van die woor den haar moeite kostte. In het boschje tjilpte de merel nog \rol verwachting en het kabbelende Avater sprak tot den oever: „De oude historie, de oude historie!" „Maar ik ben een bedelaar", riep ik uit. Claire, ik ben een bedelaar en vg.1 op mijn knieën a-oor je. O Claire!" Zij wendde haar gezicht steeds meer af de zon scheen op haar golvend haar, alsof ze haar kuste met lippen van goud, de wind speelde met haar dunne kleedij. De merel ZAveeg evenals ik. „Claire, heb je het niet begrepen? Wil je het niet begrijpen? O, heb medelijden met mij!" Ik zag haar boezem hijgen. Zij trok met haar handje aan haar jurk. Maar steeds geen antwoord. „Moed! moet gevat!" tjilpte de vogel en de rivier fluisterde- „Moed gevat!" Claire!" en nu was er doodsangst in mijn stem; „Claire. ik heb zoo lang naar dezen dag verlangd en nu het oogenblik gekomen is. geef mij antwoord, o antwoord mij: „ik heb je lief." O, eenvoudig woord! Ik heb je lief. Den eenen nacht voor en den anderen na had ik woorden gezocht, hartstochtelijke, bloem rijke woorden en waar was dat alles op uit- geloopen op die vier aaroorden, die. toen mijn lippen ze uitspraken, mijn hart deden opspringen van ontzag en angst voor deze eenvoudige bekentenis. En zij? Alsof die woorden haar pijn deden, joegen ze een oogenblik het bloed uit haar wangen. Een oogenblik hijgde zij, maar weldra kwam de kleur langzaam op haar gezicht terug Zij beefde, zij greep haar rok vast. maar antwoorden deed ze niet. „Spreek dan toch ClaireI Ik heb je lief!. Met mijn geheele ziel heb ik je lief. Kan je xnij niet liefhebben?" Nog .lager liet ze haar hoofd zinken, de warme vingers trilden in de mijne, toen hield zij ze nog stijver vast en Wat fluisterde zij, zachter nog dan fluis teren, terwijl ik mijn hoofd voorover boog? Had ik het goed gehoord? Of waarom was het dat zij dichter bij mij kwam, waarom jubelde de vogel? „Claire." Eén oogenblik een oogenblik vol ont roering en toen boog zij zich naar mij toe, zij sloeg de oogen op en legde haar hoofd legen mijn borst; maar ik had op dat Lieve gezichtje een teederheid gelezen, een onein dige liefde en ik zag liefde in haar oogen. Toen een weergaloos geluk mijn ziel kwam vervullen, daalde de zonneschijf en de eerste a\rondkoelte viel op de aarde neer. De merel uitte een laatste triller en vloog weg, ja. waarheen? De gouden gloed op de rivier veranderde in een loodgrijze kleur. Een laatste zuchtje van den wind speelde door de boomen en toen was alles stil. Ik keek naar het westen. Aan den horizon ver flauwde de blauwe kleur van de lucht in vage purperkleur, het geheele hemelgewelf 9trekte zich boven ons uit als een vol maakte regenboog van liefde. Maar terwijl ik keek en luisterde naar het kloppen van het beminde hart tegen mijn arm, toen vertoonde zich iets aan den wes- terhemel dat mij hevig deed ontstellen. Eerst een flauwe schaduw, niet meer dan een ademtocht op den spiegel des hemels. Maar daarna terwijl ik mijn oogen er op gevestigd hield, verzamelden zich alle wol ken rondom één plek in het westen een wolkenmassa, die al grooter en dreigender werd, totdat ik zag ja, wat zag ik? Uit de kalme zee van lucht verhief zich een duidelijke gedaante, de vorm van de Doodemansrots. Duidelijk vertoonde zij zicH tegen den bleeken avondhemel, totdat de schaduw viel op mijn hart en op het zachte bruine hoofdje dat daar rustte en als het Avare onze ontluikende liefde vervloekte. Of zij mijn hart liever voelde kloppen of mijn arm haar stijver vasthield, zij schrikte en ik zag dat zij de oogen ernstig opsloeg. Ik boog mij over haar heen en mijn lippen raakten de hare aan. „De mijne. Clairel de mijne voor eeuwigi" En daar, onder de schaduw van de rots, gaven wij elkaar den eersten kus. Toen ik weer opkeek was de schaduw ver dwenen en het westen was weer grijs en helder. Zoo roeiden wij naar huis in den stillen avond, ons hart was te vol om te kunnen spreken. De bleeke maan scheen boven het water, maar wij hadden geen gedachten, geen oogen voor haar. Onze oogen aan- schouAA'den elkander, onze gedachten, of geen gedachten eerder, waren vol eerbied en ontzag. Toen wij de lichten van Streatley in de verte begonnen le onderscheiden, zei Claire: „Kan het waar zijn? Je weet niets van mij." „Ik weet dat je mij lief hebt. Wat zou ik meer willen weten?" De roode lippen werden samengeperst alsof ze de wijsheid in eigen persoon was. „Je weet niet waaT ik de geheele week mijn kost mee verdien." „Als je mijn vrouw bent, dan zal je niet meer behoeven te werken." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 9