VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD Jaargang Donderdag 30 Mei 1929 No. 22 SSK21 «»ii! •••is ii ui iii ui ih» ii sii f i in ui E ZILVERBERK EEN DUUR SCHILDERIJ. 'Jïjffö'» :iT,« tr'T^ «"Te i 's Engel sch van EDNA LAKE. Vrij bewerkt door DE LILLE HOGERWAARD. HOOFDSTUK I. De Aankomst. jullie je fietsen meegebracht?" waar zijn! Maak voort, i Rudolf Land uit, terwijl hij cjes, die nog op de bank der upé .verspreid lagen, verza digend oogenblik stapten hij en op het perron, waar de jeugdige un gasten reeds stonden op te ker was vijftien jaar en even oud Zijn broertje Jim was twaalf rtienjarige zusje Jenny was van i van Nora Land. rs der jeugdige Lands waren in Rudolf en Nora hadden tot nu ra can lies op kostschool doorge- ar dezen zomer hadden Bob en f te logeeren mogen vragen en zusje een aardig kameraadje zou zijn, had ook zij een uit- mtvangen om de groote vacan- Insluif, zoo heette het buiten, r Parker woonde, door te brengen, d begaf zich nu naar de fietsen- r Bob en No/a hun fietsen in namen. De bagage was vooruit- n had reeds een plaatsje onder je dak van de Instuif gevonden, rij het kleine station verlaten stegen allen hun stalen ros, le Parkers waren op de fiets, zoo blij, dat je gekomen bent Parker tegen Nora, die naast ..Ik heb altijd vreeselijk naar erlangd, al vind ik het naluur- leulc broers te hebben." je haar nog wat korter knipte deeren droeg, was je heelemaal zei Jim nu. „Je kunt tenmin- met ons meedoen." Nora ook," liet Rudolf hooren. tar staal Tante Lize ons al bij te wachten", riep Rudolf uit, hoek omgeslagen waren en het Tnsluif konden zien. Het huis chler liooge boomen schuil, al- loorsteenen waren zichtbaar, llige, oude dame met een vrien- t, een frissclien kleur en zilver- ilond het troepje toe te wuiven, lend oogenblik verwelkomde zij gasten hartelijk, gen nu naar binnen, maar lie- in buiten staan, daar deze spoe-. [ebruik.» zouden worden. JuL zoo heette de Tante van dokter na den dood van zijn vrouw 'ing bestuurde, had de thee,, en deze zoowel als Het eigen^ ak lieten zich best smaken, was een aardige woning, vol- mooi, maar er waren overal zitjes en de kamers zagen er uit, dat iedereen er zich dade lijk thuis voelde. De beide openslaande ra men aan deivtuinkant der zitkamer stonden open en lieten een heerlijke bloemengeur binnenkomen. Rudolf en Nora hadden dan ook het ge voel, alsof ze hier meer geweest waren en konden zich niet voorstellen, dat ze Tante Lize, zooal9 de andere juffrouw Helm noemden, al niet veel langer kenden. „We gaan nog wat fietsen, Tante." zei Jenny na de thee. „Hebt u soms een bood schap in het dorp?" ,,Nee, lieve kind, dank je. Maar fiets niet te lang. Nora zal wel moe zijn na de langu reis. „O nee, juffrouw Helm!" haastte Nora zich te zeggen, die niet graag voor zwakker aangewezen werd dan' haar broer. „Noemen jullie mij ook, Tante Lize," zei de oude dame vriendelijk. ,,Ik word door bijna iedereen zoo genoemd en ben zoo'n soort algemeene tante. Rudolf en Nora beloofden haar zoo te noemen en even later was het heele troepje weer op de fiets vertrokken. „Laten we door het dorp, over het heu veltje "naar het kasteel gaan." stelde Bob voor, die met Rudolf en Jim vooruit reen. „Dat moeten jullie in de eerste plaats zien. Heb ik er wel eens wat van verteld?" „Nee. Wat dan? Spookt het er cf iets dergelijks?" vroeg Rudolf lachend. ,,'tls nogal moeilijk te zeggen, wat het precies is, maar er is iels eigenaardigs aan verbonden. We zijn er zóó en dan zullen we afstappen en jullie vertellen wat we zelf weten." Do huizen werden al schaarschcr. ter wijl de weg langzaam steeg. Boven op den heuvel gekomen, zagen zij lusschen do boomtoppen door en een heel eind van den weg af de schoorsteenen verrijzen van een heel oud kasteel. Er waren zóóveel boomen, dat het net leek, alsof het huis midden in een klein bosch stond. Om het terrein heen was een sleenen huur opge trokken, die het onmogelijk maakte er een blik in te werpen. Toen de kinderen een eind langs dezen muur gereden hadden, zei Bob, dat ze wel eens even konden afstappen om wat uit te blazen. Aan de andere zijde van den weg strek te zich een groot bosch uit. Eenige jaren geleden was het lage hout gekapt, maar nu wa9 het opnieuw uitgeloopen en vormde het een dichte massa, al was het dan ook nog niet hoog genoeg om iemand, die er rechtop tusschendoor liep, geheel te ver bergen. Dc fietsen weiden aan den kant van den weg gezet en de jongelui gingen in het gras zitten, terwijl Rudolf Bob aan zijn belofte herinnerdewat van het kasteel te vertellen. zei Bob, ,,ik zal jullie vertellen, wat ik weet, al is dat niet veel. Het kas teel heet Boschwijk en is heel oud Een ge deelte dateert zelfs al uit de zestiende eeuw. Er is een gracht omheen gegraven, maar die kun je natuurlijk door de boo men niet zien. Hte eigenaardige is, dat do eigenaar daar alleen woont met slechts twee of drie mannelijke bedienden. Na tuurlijk is het geheel erg vervallen. Nie mand gaat er ooit heen en je ziet er ook nooit iemand uit komen, behalve één van de bedienden, een brommig-uitziende, oude baas, die nooit zijn mond opendoet om wat te zeggen. Hij doet alsof hij doofstom is, of is het werkelijk. Hij brengt in de winkels stukjes papier mee, waarop geschreven staat wat hij noodig heeft, zoodafc niemand ooit een woord uit hem krijgt." „Wat grappig 1" riep Nora uit. „Ik heb zooiets wel eens in een boek gelezen, maar nog nooit in werkelijkheid gezien. „Nu, je hebt het dan hier vlak voor je'1, zei Bob, terwijl hij een gebaar met zijn' hand maakte in do richting van den muur.- „Sommigen beweren, dat de oude baas eert uitvinder is; anderen zeggen, dat hij krank zinnig is en de oude bediende zijn oppasser^ Maar niemand weet eigenlijk iets. Ten" minste, dat geloof ik." Zij zwegen een oogenblik. Het was een heel rustig plekje en wat er achter dio muren ook gebeurde, het gaf geen leven dig aanzien aan het terreinhet zag er zoo verlaten mogelijk uit. Een eind verder op langs den weg zagen zij een groot ijze- ren hek, maar het was gesloten. Vlak bij den heuveltop was een kleirï deurtje in den muur en door dit poortje kwam de oude knecht, van wien Bob ver teld had. Het vijftal stond na een tijdje op en liep naar de deur in de hoop, wat meer van de plaats te zien, toen Jim, die het* dichtst bij den muur was, plotseling zijn hand ophief en op fluisterenden toon zei: „St! Luister eens!" Allen bleven stilstaan en spijten de öoren om het geluid op te vangen, dat Jim^~* gehoord had. Er was geen mensch te zien, v maar zij hoorden twee mannen zacht samen praten. Het was duidelijk, dat de sprekers zich aan den anderen kant van den hoö- gen muur bevonden op het terrein vatf Boschwijk dus. (Wordt vervolgd). De vader van één der vroegere Presiden ten der Fransche Republiek, Casimir i?é- rier, bracht den schilder Corot eens een be zoek in diens atelier. De kunstenaar was juist bezig de laatste hand te leggen aan een schilderij. Casimir Périer was opgeto gen over het kunstwerk en wilde het koo- pen. „Ik sta u mijn doek af," zeide de schilder, ..op voorwaarde, dat u de slagers- en bak kersrekening van mijn vriend Millet (even eens een groot schilder) betaalt." „Afgesproken," antwoordde Casimir Pé rier. Spoedig werden de rekeningen der beido leveranciers opgevraagd. De ééne bedroeg twee-en-lwintig duizend francs, de andere vier-enlwintig duizend. Het krediet liep reeds twaalf jaar. Casimir Périer betaalde zonder ook*maar één oogenblik lo aarzelen. Zijn Corot kwam hem duur le slaan. Heden ten dage zou het doek zeker het driedubbele waard zijn. evenals de schilderijen van Millet, die zijn leveranciers niet betalen koji en stierf in gebrek en ellende.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 11