DE 00LÏJKE oodemans rots renatus des cartes, "gallus, phil0s0phus" 70ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 20 April 1929 Derde Blad No. 21195 7t 1 L r FEUILLETON. 26 APRIL 1829—1929 Les plus grandes Ames sont capable? des plus grand9 vice9 aussi bien que des plus grandes verlus; et ceux, qui nc marchent que fort lentement peuvent avancer beaucoup davantage, s'ils suivent toujours le droit clicmin. D Tusschen Frie9lands hoofdstad Lee uw ar jen en dier provincie voornaamste haven- lad Harlingen ligt het vriendelijk 9tedeke raneker, nu een plaatsje van ruim 8000 woners. Vroeger was dat stadje een van cderlands brandpunten van geestelijk ven- Franeker is sinds het einde der XVIe uw universiteitsstad geweest, zelfs nog- t 18-13 toe. En de tegenwoordige inwoners pnken gaarne terug aan dat schoonc ver- 'en het strekt hun tot eere. Den 26en April zal het drie eeuwen ge- 'en zijn 2) dat aan de toenmalige Frane- er universiteit als student in hel Album ludiosorum werd ingeschreven de 33-jarige "enatus des Cartus, Gallus, philosophus", jwel René Descartes, Franschman, student n de philisophie En omdat nu, drie eeuwen later. Descartes, wiens verlatijnschte naam arlesiu9 is, nog wordt genoemd en erkend 's de vader der Fransche, ja door sommi- ;d van gansch de moderne, wijsbegeerte, eeft het Comité-Leeuwarden van de Tiance Fran^aise in samenwerking met 'et gemeentebestuur van Franeker. besloten 'eze gebeurtenis te herdenken. Daartoe zal dien dag te half twee een !ijeenkomst worden gehouden in de aula an de voormalige universiteit en daar zul len dan het woord voeren de Nederland sche jsgeer-litterator dr. J. D. Bierens de Haan, et als onderwerp: „Descartes en de wijs geer te"; onze bekende mathematicus prof. jr. H, de Vries, over: „Descartes et les ihématiques" en tenslotte mr. Jan den ;ex, over: „Descartes et Franeker." Natuurlijk zijn vele autoriteiten tot het "wonen dezer bijeenkomst uigenoodigd; de -'verriteit van Parijs en het hoofdbestuur n de Alliance Frangaise aldaar zullen rtegenwoordigers, afvaardigen en ver- er werden uitgenoodigd de Fransche gezant Den Haag, de rector-magnifici der 'ederlandsche universiteiten en de burge meesters der gemeenten waar Descartes in "ederland destijds gewoond heeft; dat zijn: reda. Middelburg, Amsterdam, Oegstgeest, pond, Utrecht, Deventer, Amersfoort en "kien. Op het prachtige oude Fraaeker Stadhuis ordl die dagen een tentoonstelling van rnuscripten en portretten van Descartes rganiseerd. De vader der moderne philosophie ie was deze man, dat men hem nu nog en uaam blijft gunnen? jRené Decartes, Seigneur de Perron, werd n 31en Maart 1596 te La Haye, in Tou- :ni\ halverwege tusschen Tours en (filiers, geboren. Zijn vader Joachim Des- van een deftig oud-Fransch geslacht, as parlementsraad in Rennes, en de jonge né werd. zooals welhaast vanzelf sprak, "r een militaire loopbaan bestemd. Maar n scherpe critische geest en een zwakke haamsgesleldheid deden beide hun in- 1 op zijn levensloop gelden. Het laatste as b.v. oorzaak, dat hij, op de koninklijke 'uïlenschool in La Flèche, van de ochtend- eningen werd vrijgesteld en daar wende ij zich aan. des morgens lang wakker in RECLAME. 2478 bed te liggen philosopheereneen ge woonte die hij levenslang hield! Na 1612 trok Descartes naar Parijs, waar zijn levenslange vriendschap met pater Mer senne, van do orde der Minderbroeders, zijn oorsprong vond. De studie der wiskunde, aangewakkerd door Claude Mydorge, een bekend Fransch mathematicus, was hier nog hoofdzaak voor Descartes. Politieke redenen deden hem Frankrijk verlaten; Mei 1617 trok hij naar de Neder landen en ging in het leger van Prins Maurits; te Breda trad hij als vrijwilliger ia dienst en z'n eerste en eenige soldij, die hij ooit ontving, bewaarde hij als .een merk waardigheid. Na twee jaren dienst in vredestijd ging hij over naar het Beiersche leger en in den winter, van 1619, in kwartier te Neuburg aan den Donau, kwam het keerpunt van zijn leven; op een avond in zijn warme kamer werd dc critisch-wijsgeerige geest plotseling en hevig, haast visionnair, over hem vaar dig. zijn ziel wierp den wapenrok, die hem altijd al kwalijk gezeten had, van zich, en de philosoof, d. i. „vriend der wijsheid", kroop uit zijn schulp te voorschijn. Tot 1621 bleef hij nog in aclieven dienst (onder Karl Bonaventura de Longue val, graaf van Bouc- qoi) doch toen verliet hij den dienst en trok door Moravië, Polen, Pommeren, Bran denburg. Holstein en Friesland, door België naar zijn vaderstad Rennes terug. Daar verkocht hij zijn landgocdje in Poitou en belegde de opbrengst zoodanig, dat een jaarlijksch inkomen van een 60007000 hem verzekerd was 3) toen trok hij weer verder, door Zwitserland naar Italië. In Juni 1625 terug in Parijs, sloot hij zich op en legde zich in de eenzaamheid toe op mathe matische en natuurkundige studieën; niet name de theorie der refractie van het licht had zijn belangstelling, terwijl hij ook, als later De Spinoza, de practisch lenzen-slijpe- rij hier beoefende. Dc diepere vragen naar het wezen der dingen, van den mensch, de ziel en van God, lieten hem echter niet met rust en een gesprek met kardinaal De Berulle, die hem zeidc zijn leven in dienst van het zoeken naar waarheid te stellen, gaf den laatsten stoot: Descartes besloot, dien wenk te volgen. Tot zijn financieelen zaakwaarnemer benoemde hij den abbé Picot, zijn wetenschappelijke dito werd pater Mersenne en Descartes trok naar Nederland, waar hij tot 1649 bleef. In dertien verschillende plaatsen woonde hij hier, 24 malen van woonplaats veranderende Aan zijn studie der wijsbegeerte in den vroegeren ruimen zin. du9 ook de natuur wetenschappen omvattende, was zijn leven hier gewijd; hij woonde bij voorkeur in Q"e buurt van de toenmalige universitéits-steden terwijl hij een levendige briefwisseling on derhield met de geleerden van zijn vader land, in hoofdzaak echter met zijn grooten vriend pater Mersenne. In Nederland bleef Descartes een trouw zoon van de Roomsch Katholieke kerk: de Bijbel en Thomas van Aquino's Summa Iheologica waren onder.de weinige boeken, die 'zijn bibliotheek bevatte en in Franeker woonde hij in het kasteeltje van de Sjaer- doma's ..door een gracht van de overige stad gescheiden en waar in alle veiligheid de mis gelezen kon worden." Zijn zinspreuk waren voor het overige Ovidnis woorden; Bene qui latuit bene vixit 4)., d.i. „Wèl leeft hij,' die wèl verborgen leeft." Tocht paarde hij aan philosofischen zin geen afkeer van 's werelds geneuchten en. mogen wij Casi- mir gelooven 5). dan is Descartes zelfs uit een liefdesbetrekking tot een Amsterdams, li meisje nog een dochtertje geboren, dat tot zijn smart op 4-jarigcn leeftijd overleden zoude zijn. Omstreeks 1648 stierven Descartes vrien den, de mathematicus Mydorge en de wijs geer pater Mersenne. Toen kwam kort daarop ook de middel ijke oorzaak van zijn te vroegen dood, in dc per soon van de twintigjarige koningin Christina van Zweden, die, door den Franschen ge zant aan haar hof, Pierre Chanut, van Des cartes höorde. Zij interesseerde zich hevig voor de letteren en de wijsbegeerte deed althans alsof men ging aan het Zweed- sche hof philosofeeren A la Descartes en tenslotte oordeelde men het daar dringend noodzakelijk, dat de man zelf het werk der wijsgeerige ontwikkeling en opvoeding der (t a Ik 4 259. Maar nu stapt hij op een dag naar den fabrikant en vertelt hem dat hij graag een einde wil maken aan het lijden van de arme visschen in den stroom. „Jawel," zegt de fabri kant, „het is een heel mooi idee, maar dan moet er een zuive ringsbassin gebouwd worden en dat kost heel veel geld. 260. Maar vader Oester heeft nog heel veel van het geld, dat hij kreeg toen hij en dc zijnen menschcn werden, in zijn koffers liggen. Iiij stelt den fabrikant een groote som ter hand en nu wordt mat spoed het bassin gebouwd. Voortaan sterven in dien stroom geen visschen meer door het vuile fabrieks water. Dat was de eerste goede daad! hovelingen kwam voltooien: Descartes werd naar Stockholm geroepen en, na lang wikken en wegen, aanvaardde diij deze Koninklijke uitnoodiging: een Zweedsch oorlogsschip haalde hem in September 1649 in Holland af. De jeugdige met philosophilis behepte Koningin verzocht Descartes eiken ochtend om 5 uur in de paleisbibliolheek een college over de wijsbegeerte te geven en dat werd hem spoedig noodlottig: nadat zijn vriend Chanut van een zware ziekte, waarbij Des cartes hem verpleegde genezen was, vatte hij zelf op een dezer ochtendwandelingen in dit kille klimaat, waaraan hij niet gewend was, koude en kreeg longontsteking, waaraan hij 11 Febr. 1650 overleed. Na veel omzwervingen rust zijn geL beente thans in zijn geboorteland Frankrijk, te St. Germaine-des-Près, tusschen dat van Montfaucon en Mabillon. Dat was dus in het kort de levensloop van dezen wijsgeer. Thans rept ons enkele woor den aan zijn beteekeni9 voor onzen tijd te wijden, want de uiterlijke verschijning en verdwijning van een mensch, hij zij dan wijsgeer, boer of burger, vorst of onderdaan, zijn in den loop der eeuwen slechts van weinig belang, nademaal op den gezetten tijd alles tot stof wederkeert, doch de geestelijke nalatenschap blijft nog tot in lengte van jaren voortbestaan. De impulsen, die vroegere philosofen aan het denken ge geven hebben, dè stuwende krachten, die tientallen eeuwen geleden in de evolutie van het wetenschappelijke en wijsgeerige den ken werkten, dat zijn nu nog de medebe palende factoren, die tot de vorming van het tegenwoordige inzicht bijdroegen, de funda menten waarop ons welen en denken van nu riist van Plato en nog ouderen af. De be teekenis van een ouden wijsgeer vour den tegenwoordigen tijd kan tweeledig zijn: men kan door analyse van zijn en anderer werken pogen na te gaan, welken invloed hij, langs zijn tijdgenooten en op volgers, op de vorming van het tegenwoor dige wereldbeeld had de indirecte be- teekenis dus en men kan zich afvragen of zijn werken tegenwoordig nog gelezen worden en of zij voor de vorming van onzen geest, bij het zoeken naar de waarheid, nog van belang kunnen zijn dat is dan de directe beteekenis. Wat het eerste betreft is de invloed van Descartes zeker groot geweest: hij heeft de leerstellingen van de aftakelende scholastiek uit zijn lijd vervangen door een nieuw idealisme, gegrondvest op de zekerheid die ons eigen denken ons verschaft omtrent ons eigen en God9 bestaan. Hij was philisoof en psycholoog, phy9i- cus en mthematicus, grondlegger van de analytische meetkunde en ontdekker van enkele wetten der dioptrica. Als kennis- theoreticus is hij de man van de „doute scientifique," den wetenschappelijken twij fel en dit alle9 heeft in zijn dagen, en lange jaren na dien, zonder eenigen twijfel een zeer belangrijken invloed op hel den ken van tijdgenoot en nakomelingen gehad. Voor ons Nederlanders is meer in het bijzonder van belang, dat Dcsarles' denk wijze bijdroeg tot de vorming van onzen De Spinoza: in diens Opera toch vindt men, al eerste werk „Renati des Cartes Principia Philozophea more geometrica de- raonstrala per Boncdic'.um dc Spinoza", een werk, dat weliswaar slechts naar meetkun- digen trant eens anders n.l. Descartes philosophischc inzichten samenvat, maar dat niettemin voor De Spinoza zeer tot ver heldering van eigen inzicht moet hebben bijgedragen. Dat De Spinoza later, in zijn „Ethica", ons een gaaf wijsgeerig werk van hooge waarde gaf en kon geven, hebben wij dus stellig mede aan Descartes te dan ken. Er kan echter op een groot verschil in houdbaarheid hunner theorieën tusschen beide hiergenoemde wijsgeeren gewezen worden: Descartes heeft zijn werk gedaan, doch zijn „school" reikt niet meer lot in deze eeuw De Spinoza, Nederlands na tionaal philosoof. daarentegen, heeft ge lukkig nóg zijn aanhangers en volgelingen, zijn Ethica wordt nog steeds herdrukt en in vele talen verschijnen er uitgaven van. Verdient Descartes echter zóó in de ver getelheid onder te duiken? Zeker, De Spi noza was een rustiger en dieper denker, stellig van groolscher allure dan Descartes, maar toch verdienen bijv. zijn in klassiek Fransch geschreven Discours de la métho de en zijn Médilations métaphysiques nog gelezen te worden door den zoeker naar waarheid en inzicht. Een fragment uit het eerstgenoemde werk moge ten bewijze daar van hier volgen- het is de beroemde pas sage waarin Descartes komt tot de grond stelling. die de absolute scepsis omverwerpt, het „Cogito ergo sum" 8), dat ook op het voetstuk van zijn in Den Haag opgericht standbeeld staat „Sinds geruimen lijd had ik opgemerkt, dat het voor de goede zeden somtijds van noode is, geheel alsof zij onbetwistbaar waren, opvattingen te volgen, waarvan men weet, dat zij zeer onzeker zijn....; maar, omdat ik mij uitsluitend met het zoeken naar waarheid wenschte bezig te houden, zoo achtte ik het noodzakelijk precies het tegenovergestelde te doen en als absoluut valsch le verwerpen alles, waaromtrent ik ook maar den minsten twijfel kon koesteren, opdat ik zou kun nen zien of er nadien niets in mijn ver trouwen zou overblijven, dat absoluut on betwijfelbaar zou zijn. Alzoo, omdat onze zinnen ons soms be driegen, wilde ik veronderstellen, dal er geen enkel voorwerp zóó was, als wij het ons voorstellen; en, omdat er menschen zijn die zich, al redeneerende, zelfs in de een voudigste meetkundige zaken, vergissen, en valsche redeneeringen opstellen, oordeelen- dc, dat ik zelf even feilbaar was als ieder ander, verwierp ik als valsch alle redene ringen, die ik vroeger voor bewijzen had gehouden-, eh fenslotte, overwegende, dat al dezelfde gedachlen, die wij wakende heb ben ons ook ten tijde van den slaap kunnen komen, zonder dat een enkele daarvan waar is, zoo besloot ik te onderstellen, dat alle de zaken, die mij ooit in den geest gekomen waren, even weinig waarheid be vatten, als dc beelden mijner droomen. Maar onmiddellijk daarna merkte ik op, terwijl ik alzoo denken wilde, dat alles valsch was, dat het noodzakelijk was dat ik, die dat dacht, iets was; en, vaststellende dat deze waarheid: ik denk, dus besta ik, zoo stevig en zoo verzekerd was, dat al de buitensporigste onderstellingen van rlo sceptici niet in staat waren haar omver le werpen, zoo oordeelde ik dit zonder bezwaar te kunnen aanvaarden als het eerste begin sel van de philosofie, die ik zocht." Ziehier hoe René Descartes den twijfel I overwón. S. S. S. (De grootste geesten zijn zoowel lot dc grootste zonden als tot de hoogste deugd in staat; en zij die slechts zeer langzaam voort schrijden, kunnen niettemin veel vooruit komen. indien zij steeds den rechten weg volgen). Discours de la méthode, Iére partie. 2) Het verschil in tijdrekening in aan merking genomen, want de datum was 16 April 1629. 3) In 1647 heeft Mazarin hem. uit de Koninklijke schatkist, nog een toelage van 3000 francs geschonken. Volgens Ueberweg Heinze III, 85. 5) Beknoplc Geschiedenis I, 256. William Wallace, in Descartes biografie, zegt echter dat hij „had little of the amorous in hts temperament" n) Tauchnitz, Lipsiae MDCCCXLIIt. 7) „Vertoog over de methode, om zijn rede wèl te geleiden en de waarheid in dc weten schappen te zoeken." 8) (Ik denk en dus besta ik). Discours de la méthode, Paris, Flam- marion, I, p. 22. RECLAME. Na reparatie behoort Uw Schoeisel weder zijn oorspronkelijk model te hehhen. Welnu, dat is hij ons in orde. 2492 Lederh. en Schoenm. „DE CENTRALE" - Haarl.str. 74. Naar het Engelsch van A. T. QU1LLER—COUCH. Hij keek ten minste uit naar een (Touw, eerst wel is waar heel schuchter tda.t hij op een Zondagmorgen in de kerk S Polkimbra in de donkere oogen keek van ^largery Freethy. Dat hij naar de kerk te olkimbra ging, wekte de ergernis op van (e kleine gemeente, waartoe hij behoord (ad. Of die ergernis alleen daaruit voort- f}vam zullen wij in het midden laten; de ^genaar van Lantrig was in dien tijd ook 93 ongetrouwd. Het is evenmin noodzake lijk u te vertellen hoe geregeld Margery en zochiel naar de kerk gingen en hoe vaak J!11 cwn, opgeslagen uit het gebedenboek, kander ontmoetten. Laat het u voldoende Mn le vernemen, dat Margery aan het eind fan het jaar het aanzoek van Ezechiel niet ljsioeg en spoedig daarna voor goed haar int nam Lantrig. eerste jaren van hun huwelijksleven gelukkig geweest, zooals ik ten pinste zeer opmaak uit de stille vreugde, waar- In1*- T''11 m?e^er altijd over die jaren sprak. I Sc-oof 'k dat mijn eerste.verschijning li. ^Ze aarde meer genot veroorzaakte dan later ^flaarv ooit heb gegeven. God schenke mij ■k v'001- ver2iffe™s Maar niet lang nadat ■e„ n' r |aar oud was geworden begon alles e loopen. Eerst vergingen twee schepen, waar mijn vader aandeelen aan haddaarna werd het vee door een ziekte aangetast en van de kudde bleef heel wei nig over. Eindelijk ging de bank, waar mijn vader zijn geld in had, op de flesch en wij wareD nog wel niet straatarm, maar we be zaten geen vee meer en hadden geen geld om ander te koopen en er zat niets anders op dan het vooruitzicht Lantrig te moeten verkoopen. Het wa9 in dien tijd, zooals ik later hoorde van mijn moeder, dat men over het testament van Amos Trenoweth begon te denken. Zij. de arme ziel, had nooit te voren over dat testament hooren spreken en haar hart bloedde topn zij las van de gevaren voor lichaam cn ziel. waarop daarin gedoeld werd Daarbij kwam, dat haar zeer geliefde broeder het leven verloren had in een storm in de nabijheid van de Kaap de Goede Hoop. zoodat zij de zee altijd be schouwde als een wreede en gevaarlijke vijand en zij huiverde bij de gedachte, dat zulk een ramp ook het leven van haar Ezechiel bedreigde. Dit was de reden, dat de tranen en beden der jonge vrouw twee jaar lang haar man van de reis weerhiel den; maar na verloop van dien tijd, toen de zaken hoe langer hoe meer achteruit gingen en men er zeer tegen op zag Lantrig te ver koopen. terwijl zij niet anders wisten dan de schatten lagen gereed wanneer men Gr maar naar ging zoeken, hadden èn armoede èn de wensch van mijn vader de overhand. En met tranen in de oogen gaf mijn moedpr haar toestemming en er werd besloten, dat mijn vader de r°is zou ondernemen an dezen Elihu Sanderson te Bombay zou gaan opzoeken En wanneer hij slaagde, den huize Trenaweth van zijn ondergang redden. Maar hij wachtte totdat het ongunstige gedeelte van den winter voorbij was en nadat hij ons beiden had aanbevolen aan de zorg van zijn tante Elisabeth Loveday uit Lizard en ons van zooveel geld had voorzien als hij met mogelijkheid kon krijgen (en veel was het waarlijk niet) vertrok hij op een som beren morgen in Februari naar de haven van Plymouth en zeilde van daar uit met het goede sohip „De gouden Golf" om zijn erfenis in handen te krijgen. HOOFDSTUK II. Waarin wordt medegedeeld boe mijn vader vertrok, om den schat te zoeken en hoe mijn moeder een kreet hoorde in den nacht. Zoo zeilde mijn vader dus uit. Met het testament en een bijbeltje in zijn jersey vastgenaaid; dat was voor de veiligheid. Een vreerader uitrusting voor het opsporen van aardsche schatten kan men zich moei lijk denken. En de groote ijzeren sleutel hing onaangeroerd aan den balk, terwijl de spin nen elkander verdrongen, om hun webben er omheen te spinnen, omdat zij wel wisten, dat dit de eenige plek in beel Lantrig was, waar zij voor moeders bezem veilig waren. Aan die spinnen zijn mijn eerste herinnerin gen verbonden, want het beeld van mijn vader is slechts zeer vaag; hij staat mij on duidelijk voor den geest als een groote, blonde man met kolossale schouders en wonderlijke grijze oogen. die nu eens de strenge uitdrukking aannamen, die hij van Amos geërfd had en u dan weer vol liefde aanzagen Ook heb ik een flauwe herinne ring van een varken. Eleazar genaamd (waarom heb ik nooil geweten), dat op een nacht over de klip heenviel en het heele huis wakker maakte door zijn gillen. Maar dit vermeld ik alleen, omdat het gebeurde. zooal9 ik later vernomen heb, vóór het ver trek van mijn vader en zonder eenig ander verband met mijn verhaal. Wij leidden daar le Lantrig zeker een heel stil leven, zooals de meeste bewoners van de Westkust. Nu herinner ik mij mijn moeder, zooals ze rus tig haar gang ging, om met ons schraal in komen rond te komen. Zij was een vrouw, die heel zachtjes liep en ook zachtjes praatte met een lage, muzikale stem, zooals ik nooit weer zal hooren. Maar ik herinner mij haar het best in de kerk, wanneer zij knielde en bad voor haar echtgenoot, en ook in het Vereenigingshuis, waar zij ook nu en dan heenging meer om tante Elisabeth genoegen te doen dan voor haar eigen bevrediging. „Het was altijd mijn vaders wensch ge weest dat ik een „geleerde" zou worden, hetgeen in die dagen en in onzen kring wou zeggen dat ik zou leeren lezen en schrijven, zonder veel moeite Daarom legde mijn moe der er zich in de eerste plaats op toe mij de letters van het alfabet le leeren uit het oude a, b. c-boek van Lantrig Tk heb dat a. b, c-boek nog' „Bedekt met doorschijnend hoorn. Om de letters te beschermen tegen natte vingers". Doorschijnend is het hoorn helaas niet meer. maar dof. abof de tranen van de vele geslachten die hel alfabel hebben moeten doorworstelen er overheen zijn gestroomd. Onder de boeken die ik die perste jaren heb gelezen, hebben „The Pigrims Progress" en „The Holy War" wel het meest indruk op mij gemaakl Vooral het laatste: dit vond ik prachtig, zoodat 'k weldra vele gedeelten van buiten leerde, toen de eerste brief van mijn vader kwam. In die dagen, voor het doorgraven van de landengte van Suez, was een reis naar Oost-Indië geen kleinigheid, langs de verraderlijke Kaap de Goede Hoop en de zeeën waar een schip soms genood zaakt was weken te blijven stilliggen. Daar door was hat geen wonder dat de brief van mijn vader tr Bombay geschreven, langen tijd onder weg bleef. Maar toen de brief kwam, behelsde hij goede lijding. Hij had den heer Elihu Sanderson gesproken, de zoon van Elihu die in mijn grootvaders tes tament genoemd werd. had hem zijn perka ment en testament overhandigd en eenige aanwijzingen gegeven (die hij grootendee.'s naar huis zond) met een verzegeld pakket geadresseerd in Amos Trenoweth's hand schrift aan: ,Den zoon van mijn huis. die na alle gevaren getrotseerd te hebben, vast beraden is" Dil pakket, schreef mijn vader, bevatte veel geheimzinnigs en moest be waard worden totdat hij en zijn geliefde vrouw weder vereenigd waren Hij vopgde er bij dat hii voor zich zelf geen gevaren te duchten bad zoover hij vermoeden kon, zondat zijn dierbare vrouw zich niet onge rust behoefde (e maken. Hij behoefde alleen naar het eiland Ceylon (e gaan en na' al daar de hevelen Ip hebben 'pn uitvoer 'ge bracht. die het pakje bevatte, was hij van plan zoo spoedig mogelijk met ern schip naar Engeland terug le koeren Dit was de inhoud van den brief. En daarbij vele harte lijke woordjes voor Margerv en den kleinen jon«ren. Hij boonfp dat Jasper goed zijn best deed op de Ieders en een troost was voor zijn modder Wij srhre'^en torn wij d?n hartelijken hr'cf gplp7en hadden, (ts^hoon wij eigenlijk niet goed wisten waarom (Wordi vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 9