VOOR DE JEUGD LEiDSCH DAGBLAD 70s16 Jaargang Zaterdag 30 Maart 1929 No. 13 BERICHT. HET GROOTE PAASCHE! Het het oog op de Paaschdagen aal cnza krant Maandag niet verschijnen, zoodat de jengd ditmaal tot Dinsdagmiddag 12 nni gelegenheid krijgt de correspondentie en oplossingen der raadsels aan ons Burean in te leveren. DE DIRECTIE. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 't Was Paaschmorgen. Reeds in de vroegte hadden Vader en Moeder in den grooten tuin van hun villa Heuvelzicht, allerlei mooi gekleurde eieren ▼erstopt. Vooi kleine Paultje heette het na tuurlijk, dat de Paaschhazen, die in het groote Paaschhazenboscb woonden, de eieren daar voor de kinderen neergelegd hadden- Maar Hans wist wel beter: dat 'Vader en Moeder voor Paaschhaas speel den Eiken Paaschmorgen was het weer een nieuwe verrassing. Hans kende hun eigen tuin natuurlijk op een prikje, wist de mooi ste plekjes, waar eieren verstopt konden zijn en toch I wat had hij verleden ja*»r lang moeten zoeken, vóór hij het laatste in den hollen boom gevonden hadl Maar dezen keer zou hij dat plekje stel lig niet overslaan I Ze zoudeD met hun 'zessen zijn om te zoeken: Piet van den dokter. Jaap van den notaris, Willem van den dominee, An ton van den burgemeester, hij zelf en zijn broertje Paaltje, dat voor het eerst zou Bieesoeken. Precies op het afgesproken uur ze jnoohten vooral niet te vroeg komen, was lenden kant uit, Paultje aan Vaders hand. De kleine baas voelde zich daardoor zoo heerlijk sterk en meende stellig, dat hij alle eieren, die de Paaschhaasjes dien nacht in den tuin verstopt hadden, zou kunnen vinden Zoodra één der jongens een ei vond, moest hij dit aan mevrouw Donker bren gen, die de eieren verzamelde om ze daar na eerlijk onder de zes jongens te ver deden. Anton van den burgemeester, een eenige jongen, die wel wat verwend was, vond, dat je eigenlijk houden mocht, wat je vondt," maar daarmede was de veel jon gere Jaap van den notaris, die nooit erg gelukkig in zulke dingen was, het toch niet eens. Meneer en mevrouw Donker vonden het ook niet eerlijk tegenover de anderen, als Hans, die natuurlijk de mooiste ver stopplekjes kende, hield wat hij vond en het sprak dus vanzelf, dat de ophrenest eerlijk verdeeld zou wo*<den. Geen der jongens zou er minder ijverig om zoeken, want allen 6telden er immers een eer in, zooveel eieren als maar mogelijk was, to vinden. Zelfs kleine Paultje riep verheugd uit: „Ikke heeft er al zooveel. Moeder! Ikke met Vader!" Dertig bruin-, rood-, blauw-, geel- en paars-gekleurde eieren waren er verstopt en na lang zoeken hadden zij ze allen te voorschijn gehaald. „Ze zijn er alle dertrgl" riep mevrouw Donker uit. ,,Kon> Hans, waar at je toch? Je hoeft niet langer te zoeken, jongenI Ze zijn er! H/b&nsI" Hans lag geknield bij den hoHen boom, het mooie verstopplekje, dat hij van ver* leden jaar zoo goed onthouden had- er gezegd ging het tuinhek der villa Open en stormden de vier jongens met vroolijk lachende gezichten „het Eierland" zooals ze den tuin van Heuvelzicht op Paaschmorgen noemden, binnen. Meneer en mevrouw Donker kwamen juist met Hans en Paultje buiten en het zoeken kon dus dadelijk beginnen. De jonge na liepen nu allen een (verschil Wat hij daar zag, was werkelijk buiten gewoon 1 Een eil nee maar, zóó groot 1 Geen kippen-, eenden- of ganzenei, neen, veel grooter nog I 't Leek wel een struis- vogel ei. maar struisvogels waTen hier niet. Dat kon 't dus niet zijn. Met beide handen vatte Hans het won dere, beet. Voorzichtig maakte hij het witte vloei, waarin het gewikkeld waa4 open en wat hij toen zag, deed hem bijna een kreet van vreugde slaken. Maar neen, dan zoudeD de anderen hierheen komen e« hen kon Hans op dit oogenblik niet gebrui ken. Voorzichtig maakte hij het met vroolijke haasjes beschilderde ei, dat uit twee kar tonnen helften bestond, open en daar zag meende: wel honderd kleine Paascheitjes, chocolade-eitjes, witte suiker- eitjes en rose suikereitjes I Hans koD de verleiding niet weerstaan en moest er eens ééntje proeven. Hm! Pijn! Wat 6maakte zoo'n chocola-eitje heer lijk I Zou zoo'd rose suikerei ook lekker zijn 1 Nou en ófl En een wit aJ niet minder! Hans liet de anderen maar zoeken. Wat waren die gekleurde eieren bij zijn vondst vergeleken Plotseling drong het echter tot hem door, dat zij afgesproken hadden, alles eerlijk te deelen Zou Moeder weten, hoeveel eitjes er in het groote ei waren Och, wel nee, Moeder had het veel te druk gehad om ze te tellen. Zou Moeder er eigenlijk heelemaal wel iets van aiweten Hans herinnerde zich nu op eens, dat Oom Hans. Moeders jongste broer en zijn peetoom, gisteren met een geheimzinnig lachje gezegd had, dat Hans met het zoe- keD den hollen boom vooral niet moest overslaan. Zou zou Oom Hans het groo te ei daar neergelegd hebben Maar dan wisten Vader en Moeder er misschien niets van en zou hij het niet met de an deren behoeven te deelen. Voorzichtig deed hij het ei weer dicht, legde het secuur in de boomholte, waar stellig niemand het vinden zou en holde naar Vader, Moeder en de anderen terug.- Dat gaf een beele drukte: het verdeeletf der eieren Iedere jongen kon een rood, een blauw, een geel, een paars en een bruin ei krijgen, 't Kwam preciea uit! Vader en Moeder schenen niet op Hans te letten en zagen dus niet de kleur op zijn gezicht en den blik in zijD oogen, die niet zoo vrij en frank was, als dit anders het geval placht te zijn. Dat was een vreugde: ieder vijf verschil lend gekleurde eieren I Kleine Paultje stond te springen en te dansen vaD ple zier en ook de anderen waren blij met hun schat en gingen dankbaar naar huis. Bij 't afscheid durfde Hans zijn vriendjes niet goed aankijken, 't Was alsof hij zich over iets sohaamde, wat voor hen verborg, m aar de vroolijke jongens letten daar met op. Zij hadden slechts oog voor hun eieren en hun zorgen gingen op dat oogenblik niet verder dan deze veilig naar huis te brengen. Aan de koffietafel was Hans, wiens mond gewoonlijk niet lang achter elkaar stilstond, erg stil. Moeder keek hem eens onderzoekend aan, maar Hans kon haar blik niet verdragen en bukte zich onder de tafel om naar iets te zoeken, dat hij eigenlijk heeleraaaJ niet had laten vallen. Met een vuurrooden bol kwam hij eindelijk weer boven de tafel uit. „Zoo warm, Hans?" vroeg Vader. Hans vond het maar het beste, net te doen, alsof hij deze woorden niet hoorde* De gekleurde eieren en het krenten brood, dat anders toch zoo lekker smaakte4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 23