DE OOLIJKE OESTERFAMILIE.
Y/ereld-Schlagers
HET GEHEIMZINNIGE
GENOOTSCHAP.
70sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 30 Maart 1929
Vijfde Blad
No. 21178
L. v. GEELEN, Haarl.str. 55
IETS OVER PASCHEN
IN VROEGER EEUWEN.
HERLEVING.
FEUILLETON.
225. In de hut van den marconist komt ook Vader Oester's
antwoord en hoeral hoera! die lieve beste vader vindt het goed!
226. Een tweede vreugde is, dat Theo niet aldoor meer stil
behoeft te blijven liggen. Samen verkennen ze het schip, en
zoo belanden zij ook in het kombuis bij den dikken kok.
vreemde landmet uEn na even
naar adem gesnakt te hebben: „Ik kan im
mers niet? Ik behoor immers niet eens
mijzeive toe?"
„Niemand behoort geheel zich zelve toe,"
zeide Knud Larsen streng. ,;Ieder heeft den
meester die recht op hem heeft Maar het
zijn niet de dooden, die dat recht hebben,
maar het is het leven met al zijn strijd en
verschrikking en zijn ijzeren noodzakelijk
heid. Maar voor den overwinnaar van het
leven is het mild en heeft de beide handen
vol bloemen."
„Ik heb daartoe de kracht niet," weerde
zij af.
Toen glimlachte Knud Larsen en nam
hare handen in de zijne.
„U heeft geen kracht noodig, slechts den
wil en vertrouwen op den levenwekken-
den adem der liefde. En dien geef ik u,
want ik heb u lief."
Zij streed met zich zelve en zweeg. Toen
sprak hij zachtjes door:
„De herinnering aan hem zal voor mij
heilig zijn als voor u. Wij beiden zullen te
zamen werken en trachten den droom van
den overledene tot werkelijkheid te maken,
dat uit de wildernis de schoonheid opbloeit:
een rijk, gezegend land Dat zijn wij den
doode schuldig, niet waar?"
Zij stond, met de oogen vol tranen, be
sluiteloos, zonder innerlijke kracht. Toen
boog hij zich tot haar en kuste haar voor
hoofd. „Ook uw traan zal tot een dauw van
zege worden," zeide hij. Toen ging hij heen.
En hij liet de Goede Vrijdagsbetoovering
zich aan de natuur voltrekken. Den volgen
den dag zagen zij elkander niet. Toen kwam
de nacht, waarin als het opstandingswon-
der de eenzame vrouw zou verrijzen uit
doffe smart tot lichtende vreugd. De mor
gen brak aan. De zon was overal.
Knud Larsen ging onder de oude plata
nen naar het witte huis van de vrouw, die
hij liefhad. En bij het naderen zag hij haar
staan op den drempel, in het licht gekleed
en met narcissen in haar ceintuur.
Zij kwam de treden af, reikte hem haar
beide handen. Vol vertrouwen en gloeiende
blijheid zag zij hem aan.
„Neem mij mede," zeide zij eenvoudig.
RECLAME.
Wenn der weise Flieder wieder bliiht
Ich küsse Ihre Hand Madame.
Vier Worte möchte ich Dir sagen.
Togenover CITY-THEATER - TELEFOON 593
897
Nu wij aan den vooravond staan van het
Paaschfecst, willen wij nog eens iets vertel
len over de festiviteiten, die in vroege»
eeuwen met het naderen van en tijdens de
Paaschdagen plaats vonden en de toentertijd
in zwang zijnde gebruiken en gewoonten.
Voor een geregeld verloop van zaken wil
len wij beginnen met oven aan den Palm
zondag, den laalsten Zondag voor de
Paschen te herinneren. Deze dag, den pleeh
ligen intocht van Christus in Jeruzalem inde
herinnering terug roepende, was van ouds
een vreugde-dag en eeuwen terug „Palme
paeschendag" genoemd, welke naam zelf9
verkort werd tot „Palmdach" en in 't begin
der 14e eeuw heel simpel Palm genoema
wordt, 't Zal ieder duidelijk zijn, dat op dien
dag de palm hoogtij vierdo. In de vroegte
zocht ieder een palmtak op of wanneer dit
niet ging 'n groenen tak en ging hiermede
naar de Kerk om dien te laten wijden.
Ovr al wat zoo nauw met Palmzondag
verbonden is, zou reeds een geheel artikel
gevuld worden, en waar wij onze aandacht
nu eenmaal geconcentreerd hebben op de
Paschen zelf, willen wij na 't bovenstaande
dat als een korte inleiding beschouwd kan
worden, thans onze aandacht geheel aan dit
feest schenken.
Op de zandgronden in on9 land bestaat
tegenwoordig nog de gewoonte, dat tegen <3e
Paaschdagen de jeugd zich druk bezig houdt
met het veriameien van allerlei brandbaar
materiaal, hetwelk op een groolen hoop bij-
eengebrachl en tweeden Paaschavond in
j brand gestoken wordt. Ziehier een van de
I gebruiken, die van eeuwen lang in alle ge
deel ten van ons land, hoogtij gevierd heb
ben. 't Liefst kiest men voor deze Paasch-
vuren hoogten uit; in Holland wilde men
niet die traditie niet breken en bij gebrek
aan hoogten in het lage polderland, werden
de dijken gebruikt.
Zooals dat meer het geval is, heeft men
ook bij dit oude volksvermaak de vraag ge
steld, vanwaar Let afkomstig is. Het ant
woord hierop kan luiden: 't Is afkomstig
van een veel ouder feest dan 't Christelijke
Paaschfeest Dat oude Germaansche feest
was dat van Ostra of Eostra de godin van
licht, liefde en leven. Het Paaschfeest wordt
naar haar nog in 't Hoogduitsch met den
naam Oslern betiteld. Beda schreef van do
Angelsaksen der achtste eeuw, dat zij de
maand April Eslurmonath noemden naar de
godin Eostra, wier feest zij in die maand
vierden.
Elk plekje grond. waarGermannen geves
tigd waren, had met Ostraas feest vuren,
waar jong en oud omheen dansten onder 't
zingen van vreugdeliederen. Aan de vlam
men werd een zuiverende en levenwekken
de kracht toegeschreven en lustig sprongen
zij dan ook door de vlammen heen.
Goede Vrijdags-betoovering.
Zij plachten elkaar bij de gemeenschap
pelijke maaltijden in het sanatorium te ont
moeten, ze zaten tegenover elkaar en Knud
Larsen was al lang voor zich zelf tot de ze
kerheid gekomen, dat slechts de tegenwoor
digheid van de bleeke vrouw in haar don
ker rouwkleed hem vasthield op den vader-
landschen bodem.
Maar vandaag bleef haar plaats leeg. Ook
van avond En de assistent, dien Larsen
naar de reden harer afwezigheid vroeg, trok
de schouders op, toen hij antwoordde ,,'t Is
vandaag de jaardag van haar overleden
man Op zoo'n gedenkdag is er met haar
niets te beginnen. Dan is zij met haar ge
dachten fn een andere wereld en heeft het
leven geen vat meer op haar."
Knud Larsen stond op en keek door den
tuin over het breede terras het diepe dal in.
Het was een zwoele lenteavond. Geen
geluid, geen zucht, ver in het rond. Boven
den heuvelketen in het zuiden, stonden de
wolken tot hooge bergen opgestapeld, die bij
het weinige licht hun zeldzame en dreigen
de gestalten toonden. De kleine witte villa's
in het dal, waarin de bijna-herstelden
woonden, hadden zich als kinderen, die
bang, zijn, heelemaaJ teruggetrokken in de
6chaduw van planten en beuken. En ter
wijl hij keek. zag hij uit een geopende gla
zen deur een stroom van zacht licht op de
trap treden vallen en onmiddellijk daarna
drong lieflijke muziek tot hem door.
Knud Larsen gehoorzaamde dien roep
van licht en klank
Maya zat aan haar vleugel, het hoofd een
weinig omhoog geheven, als volgde zij den
toon harer eigen stem. De lamp, die terzijde
stond, trachtte de fijne trekken van haar
profiel met trillende lijn weer te geven. Het
zware slepende rouwgewaad gaf aan haar
teere schoonheid de zwijgende onaantast
baarheid der smart, die zij als haar hoogste
kleinood liefhad en koesterde, haar smart,
die voor haar haar heele wereld was.
Knud Larsen stond voor den ingang van
het vertrek en zag naar haar. De arts had
gelijk Het leven had geen vat op haar. Al
les, wat haar in de groote kamer omringde,
had den doode toebehoord of had zijn liefde
gehad: schilderijen aan den wand, bloe
men, boeken, zelfs de hond, de witte, Rus
sische hazewind, die aan de voeten van zijn
meesteres lag en nu eensklaps den kop
ophief en vriendelijk met zijn prachtigen
staart tegen den grond klopte, was van hem
geweest.
Maya begreep door den hond, dat daar
buiten, voor haar huis, weer de man stond,
waarvoor zij al weken lang wat bang was,
omdat er zooveel kracht in zijn wezen was
en zijn staal-grijze oogen een onweerstaan-
baren wil uitdrukten en zijn handen het
leven schenen aan le vatten als handen
van een heerscher
En zij. ze wilde niet. Ze wilde niet. Ze
was bang voor het leven, dat reeds een
maal haar geluk had gebroken en in stuk
ken haar voor de voeten geworpen. Ze had
er de scherven van opgeraapt, als relieken
en er een tempel omheen gebouwd, waarin
zij voor den gestorvene een altaar had op-
gtricht, waarboven de eeuwige lamp
van haar leed, zorgzaam en verzorgd,
waakte Daarbuiten raasde het leven in zijn
reuzenstrijd en zij, ze wilde niet meer naar
buiten en de kerkvredige stilte van haar
kleine wereld verlaten.
Maar het leveD was haar komen opzoe
ken. Daar stond 't, wachtend aan haar deur:
het liet zich niet afwijzen zonder strijd.
Maya liet de koude handen van de toetsen
glijden en wendde haar stil. bleek gezicht
naar den man. die stond te luisteren.
„Laat u toch niet sloren," verzocht Knud
Larsen, en streelde den hond, die zijn smal
ler kop tegen zijn handen schoof. „Anders
ga ik weg. U mag mij heelemaa! niet opmer
ken; zoq stil zal ik zijn. Speel toch door en
laat mij luisteren."
Hij trok een stoel in haar buurt en wacht
te zwijgend, totdat Maya begon. Toen sloot
hij de oogen. Klokkentonen waren om hem.
Maya speelde de muziek, waarvan de over
Naar het Engo'sch van J S FLETCHER
door Mej. A. T.
4$)
„Dat moet je maar bedenken," antwoord
de Jimmie. „Maar denk er aan Tydd, dat
hel niets besmettelijks mag zijn! Alles wat
je maar wilt. waardoor een menech in bed
moet blijven, onder de voorwaarde, die ik
genoemd heb. Het ban mij niet veel sche
len. Want zie je. ik zal er zelf niet zijn."
Tydd zette zijn lorgnet od zijn groote
neus en keek Timmie streng aan.
Toen vertelde Jimmie. wat hij van plan
was Hij wilde verdwijnen, maar wenschte,
dat de buitenwereld, behalve een paar uit
verkorenen. zou gelooven. dat hij daar, in
zijn kamers in het Cairo hotel zeer gevaar
lijk ziek te bed lag Niemand zeker Packe
en lord Scraye niet korjom niemand
mocht weten dat hij er niet was. Tydd. de
pleegzusters. Kentover moesten trouw de
reeks kamers bewaken totdat Jimmie terug
keerde In alle opzichten moest de schijn
bewaard worden - het spel moest ernstig en
plechfiw gespeeld worden.
Tydd luisterde zwijgend terwijl hij de
verschillend0 diëten overwoog.
„Ik kan zorgen ik bedoel, dat ik ver
antwoordelijk ben voor mij zelf en de twee
ledene het meest gehouden had en hem ter
liefde wilde zij die muziek weer levend ma
ken. En nu waren hare gedachten uit haar
vriendelijke baan gerukt en dwarrelden
doefloos in een onverklaarbare, wilde onrust
door het hoofd, totdat zij plotseling achter
zich zachtjes hoorde vragen:
„Wat is dat?"
Met droge keel antwooordde zij: „Goede
Vrijdags-betoovering
Larsen boog zich voorover en volgde met
de oogen de woorden der muziek: hoe
schoon de vrede schijnt te zijn als eene be-
toovering van den Goeden Vrijdag, die toch
de groote dag der smarten is, waarin alles
eigenlijk moest treuren en weenen. Toch is
het niet zoo, ge ziet het immers. Zoo zal ook
uw traan tot een dauw van zegen worden.
Terwijl gij weent, lacht alles om u."
Dan, na die woorden, weer klokkentonen,
en diepe stilte.
„Ik dank u." zeide Knud Larsen. „U hebt
mij in die dagen veel schoons gegeven;
daarop zal ik moeten teren, wanneer ik het
zal hebben meegenomen naar de eenzaam
heid van de wildernis.".
„Wilt u heengaan?" vroeg Maya met plot
selinge nijpende smart, die haar zelf deed
schrikken.
„Ja. Overmorgen."
„U wilt weggaan?" herhaalde zij met de
oogen gesloten. En zij deed haar best te den
ken: „Dat is dan ook maar het beste, het
beste." Maar de pijn bleef. Weer vroeg ze:
„U wilt dus weer naar Afrika?"
„Ja. Dat kan u alleen begrijpen. U weet
het immers van uw man; wie eens daar
ginds gerust heeft in de maagdelijke een
zaamheid van het Afrikaansche land. dien
blijft het verlangen er naar in het bloed. Het
leven moet de erfenis van den dood aan
vaarden, met moed en met trouw."
„De erfenis van den dood?" zeide zij en
haar oogen werden vochtig.
„Ja, de erfenis van den dood. Dat is toch
immers de beleekenis van uw leed. ïk heb
het wel goed begrepen. U heeft het liefste
wat u had, aan dat land verloren en uit uw
eigen smart zal u duidelijk geworden zijn,
hoeveel dierbaar bloed door den Afrikaan-
schen bodem is gedronken. De dood is daar
over gegaan en heeft den grond geploegd Nu
moet het leven komen en den gewijden ak
ker verzorgen, opdat het offer van hen, die
vielen, niet waardeloos zij en de grond het
kostbare zaad opneme en tot rijken oogst
brenge."
„Hij heeft dat verschrikkelijke land liefge
had," fluisterde zij, terwijl haar handen
zich in elkaar wrongen. „Hij heeft het tot
zijn dood liefgehad."
„Ja, zoo is het En die blijde liefde is een
erfenis geworden voor u. Heeft u die aan
vaard en trouw beheerd?"
„Waarom vraagt u mij dat?" „Waarom
verstoort u mijn vrede?"
„Is uw vrede een gewijde vrede na be
haalde overwinning? Of is het angst voor
den strijd? Is deze rouw vol moedeloosheid
en werkeloosheid de juiste vereering voor
uw man, mevrouw Hatzlow? Schat u het
leven van een man zóó weinig, dat degene,
waarvoor hij het offert, voor u waardeloos
is? Dat u meent voldoende gedaan te heb
ben met rouwkleeren te dragen? Denk aan
uw lied „de traan kan tot een dauw van
zegen worden, zooals op den grooten dag
der Smarten het veld zich reeds voorbe
reidt voor nieuw leven."
„Ik geloof aan geen nieuw leven," zeide
ze schuw.
„Dat zal u toch wel moeten. Het leven
scheldt niets kwijt Het heeft u rijk gemaakt
aan smart. En des levens hoogste goed is
diepe smart, diepe smart, die vruchten
draagt, welke over dood en hel heem duren.
Dat is de beloovering van den Goeden Vrij
dag."
„Mijn God. mijn God, wat moet ik doen?
Wat moet ik doen?" fluisterde zij.
Knud Larsen stond op. Met zijn diepe,
rustig© stem zeide hij:
„Ga mei mij medel"
Zij werd doodsbleek. Bevend leunde zij
tegen den vleugel en keek den man aan,
twee koortsachtige kloppingen van haar
hart lang.
„Ik? Ik? Ik zou mee moeten naar dat
verpleegsters Wal de verpleegsters betreft,
zal ik mijn meisje en haar zuster de rol
doen spelen. Zij zijn toevallig gediplomeerde
verpleegsters Oh. ja, daar kunnen wij voor
zorgen. Maar je knecht?"
„Dat is in orde," antwoordde Jimmie. „Je
kunt hem ten volle vertrouwen."
„En de menschen van het hotel?" vroeg
Tydd.
Jimmie drukte op een bel en Kentover
kwam binnen.
„Ga naar beneden. Kentover, en vraag of
mevrouw Bywater en de directeur zoo go^d
willen zijn even boven te bomen," zei hij.
„Ik zou hen graag even willen spreken."
De directeuT en mevrouw Bywater kwa
men, hoorden en gingen met belangstelling
en onverholen genoegen op Jimmie's plan
nen in het kwam Tydd voor, dat ais
mijnheer Trickett had voorgesteld veertien
dagen lang het beroemde Cairo hotel in een
I circus of zwembassin te veranderen, zij ook
zouden hebben toegestemd. Toen zij been-
gegaan waren nadat alle bijzonderheden
zorgvuldig geregeld waren wendde hij
j zich tot Jimmie en 9chudde het hoofd.
„Je hebt er ongetwijfeld slag van. Tric
kett." merkte hij op „Het is goed, je dok
ter en verpleegsters zullen op het goede
oogenblik hier zijn Pas op je zelf. totdat
je weer beter bent."
„Ik zal er voor zorgen, dat je alles krijgt,
oude jongen Amuseer je maar zoo goed mo
gelijk in een ziekenkamer"
Den volgenden morgen kwamen lord
Scraye en mijnheer Packe in den namiddag
aan het hotel en vroegen naar mijnheer
Trickett Met een zeer bezorgd gezicht wees
mevrouw Bvwater hen zwijgend op eea
bulletin, dat op het bord was vastgemaakt
I en geleekend was „Huxley Tyndall Tydd."
HOOFDSTUK XXX.
De rijknecht van den Rnssischen edelman.
Op hetzelfde oogenblik dat de kamers van
mijnheer James Trickett in het Caïro-hotel
gegeven waren aan dr. Tydd en de pleeg
zusters daar binnen geholpen door Ken
tover, en daar buiten door mevrouw Bywa
ter en de directie wandelde mijnheer
Trickett zeer tevreden heen en weer op
het perron van het Waterloo-station en
wachtte tot het tijd was om naar Salisbury
to vertrekken. Om twee redenen was hij te
vreden. De eerste belangrijkste was. dat hij
iels deed, bezig was met een plan, waar
door, naar hij vurig hoopte, Eva Walsden
en zijn tante bevrijd zou worden, en
misschien de handen der justitie va9t,
zwaar en zeker zouden doen neerkomen op
de boosdoeners, die haar vaD haar vrijheid
beroofd hadden. De twede reden was dat
hij vast geloofde, dat hij zoo goed vermomd
was. dat niemand die hero in zijn gewonen
toestand kende, zou kennen, zooals-hij nu
was Het was gelukkig, zei hij herhaalde
lijk tot zich zelf. dat hij een zeer gewoon
gezicht en zeer gewone gestalte had. Hij
had geen patricisch voorkomen, geen Ro-
meinsche neus. geen bijzondere oogen. zijn
haar had de kleur zooals veel menschen die
hebben Dat haar leende zich zeer gemak
kelijk tot een verandering: in zijn gewone
gedaante was Jimmie. zooals de meeste jon
gelui. zeer er op gesteld dat het glad en
effen zou liggen, met een mooie scheiding
nu lag er een sierlijke krul over zijn voor
hoofd en was het in twee pieken geborsteld
van zijn ooren tot de slapen. Dit wa9 de ma
nier, waarop rijknechts het hear dragen en
Jimmie was een rijknecht. Het verheugde
hem zeer te weten, dal iedereen om hen
heen hem voor een rijknecht hield.
Jimmie's gedaante-verwisseling was met
groote zorg geschied. Zij was het resultaat
van veel ernstige besprekingen en diep na
denken tusschen Kentover en hem; zij ver-
eischte veel tochten van Kentover naar win-
kete waar kleeren voor paardenmenschen
verkocht werden.
Hij had mets van zijn oude bezittingen bij
zich, zelfs zijn horloge niet. Maar in een
gordel, dien hij dicht op zijn huid droeg,
had hij een vrij aanzienlijke som geld.
Op weg naar Salisbury, verscholen achter
een sportkrant, dacht Jimmie over zijn
plannen na en overdacht de redenen, die
hem in dien trein gebracht hadden. Het was
niet de eerste maal. dat hij dacht en peins
de; dat had hij sedert acht en veertig uur
zonder ophouden gedaan. En het besluit
van al zijn denken en peinzen was dit: de
weg om de bende boosdoeners te bereiken,
die Eva en juffrouw Trickett gevangen
hielden, liep over Lady Scraye. Daarvan
was Jimmie vast overtuigd hij zag geen
anderen weg. Wat het ook kosten moge
hij zou de hand leggen op die vtouw eu
haar dwingen hij wist eigenlijk niet
tot wat.
Zoodra Jimmie uitgevonden had, dat het
schrift op het snippertje papier, dat hij n
de kachel van de kamer van Curtis in het
Cairo-hotel gevonden had. van lady Scraye
was. had hij zich stil op de hoogte gesteld
van de juiste plaats op het verminkte adrei.
Een aardrijkskundig woordenboek, dat de
handige Kentover gemakkelijk verkregen
had. zei hem dat Gillenham Manor een we
duwe-goed der familie Scraye was. gelegen
in een klem dorpje in Wiltshire, een paar
Zelfs de zon maakte zoo vertelt de
overlevering een sprongetje tér eere van
Ostra.
Bij de invoering van het Christendom
waren de Paaschvuren wel een bron van
ergernis voor de geloofspredikers en kerk
vergaderingen. omdat de vuren vlamden ter
eere van een heidensche Godin; uitroeien
van dit gebruik bleek onmogelijk en toen
stond er niets anders op, dan er een Chris
telijke betcekenis aan te geven. Van toen af
zeide men. dat het vuur ontstoken werd om
de doornenkroon le verbranden. Menigeen,
die leed in zijn leven had, poogde het op
zinnebeeldige wijze al was 't maar door 'top
een papiertje te schrijven te verbranden.
Thans nog iets over de eieren, die vroe
ger en nu nog een belangrijk iets bij de
Paaschdagen vormen.
In 't bijzonder was (en nog tot in de 17e
eeuw) de eierdans een geliefd volksvermaak
in Holland. Op den vloer werd 'n cirkel ge
trokken en daarin een hoopje eieren neer
gelegd. De speler danste met ontschoeide
voeten en de handen in de zijde op een been
en moest de eieren een voor een uit den kring
hinkelen.
Een ander iets is het eiergfLren, dat om
streeks 1850 op de Walchersche dorpen vrij
algemeen was. Op Paaschmaandag schaar
de 't heele dorp langs den weg om te kij
ken naar den eiergaarder. De herbergier
bracht een korfje met 25 eieren, zette 't op
den weg neer, legde twaalf voet van daar
het eerste ei, nog twaalf voet verder het
tweede en ging zoo voort, lot hij alle eieren
had uitgelegd. Intusschen trok de eiergaar
der zijn jas uit om zich vlugger te kunnen
bewegen, want hij moest at die eieren één
voor één weer in 't mandje leggen, terwijl
zijn makker eventjes heen en weer naar ze
kere herberg liep en 'n briefje meebracht ten
bewijze dat hij er geweest was. Wie van bei
den zijn taak het eerst had volbracht, won
de eieren.
Daar was de pret echter nog niet mee
uit. De herbergier bracht andermaal een
korfje met eieren en terwijl hij op dezelfde
wijze uitlegde, kwamen zijn meid en knecht
met een tobbe aandragen, die vol water was
en waarin en appel dreef; de grootste, dien
men had kunnen vinden.
Een boerenknecht ging bij de tobbe staan
en liet zich de handen op den rug binden.
En nu begon 't spel; de eiergaarder aan het
loopen om zijn eieren en de ander met zijn
aangezicht in de tobbe aan 't happen naar
den appel. Deze laatste moest namelijk dien
appel opgegeten hebben eer zijn tegenpartij
met de eieren klaar was. Was hij nu een
domme jut, dan zwolg hij bij eiken hap
slechts een golf water in, maar kreeg den
appel niet beet, ja verloor ten laatste zijn
"evenwicht en dook kopje-onder in de tobbe,
zoodat hij onder schaterend gejuich er weer
uitgetild moest worden Een slimme knaap
echter wist den appel naar den rand der
tobbe te drijven en sloeg er dan de tanden
mijlen van Salisbury af. Hij zocht Gillen
ham op de kaart van het graafschap; hel
was een afgelegen district, voor zoover hij
kon uilmaken, gelegen in een dal of vallei
tusschen de heuvels boven Wilton. Te oor-
deelen naar de gegevens, die men uit eeu
woordenboek en kaart kon krijgen, was het
juist de soort van plaats waarheen een
dame. die zich uit onaangename zaken wilde
terugtrekken, zich begeven zou. totdat de
onaangenaamheden voorbij gedreven waren.
Volgens alle waarschijnlijkheid leek het
Jimmie zeer mogelijk, dat lady Scraye zich
in deze eenzaamheid teruggetrokken had.
Maar Jimmie had nog andere dingen iu
het hoofd. Toen hij er op stond Scraye ta
vergezellen naar het huis van mevrouw
Wytkenshawe in Wilton Crescent, had hij
geen bepaalde reden om dit te doen.
Hij had een vaag gevoel dat het goed voor
hem zou zijn daar binnen te komen; hij
was nieuwsgierig; hij had het gevoel, dat
hij een gedachte, een sleutel kon vinden.
Hij bedacht op de hem eigen verstandige
wijze, dat juist zooals hel vliegen van een
enkel strootje aantoont, hoe de wind is. zoo
kan een onbeduidende kleinigheid den ver
volger den juisten weg wijzen dien hij moei
volgen Hij wilde het huis van mevrouw
Wytkenshawe binnen komen al was het al
leen maar om zijn oogen te laten ronddwa
len in een kamer, die geregeld door haar
gebruikt werd alleen om te zien, of die on
beduidende kleinigheid zich voor zou doen,
(Wordt vervolgd).