DE OOLIJKE OESTERFAMILIE. Y/ereld-Schlagers HET GEHEIMZINNIGE GENOOTSCHAP. 70sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 30 Maart 1929 Vijfde Blad No. 21178 L. v. GEELEN, Haarl.str. 55 IETS OVER PASCHEN IN VROEGER EEUWEN. HERLEVING. FEUILLETON. 225. In de hut van den marconist komt ook Vader Oester's antwoord en hoeral hoera! die lieve beste vader vindt het goed! 226. Een tweede vreugde is, dat Theo niet aldoor meer stil behoeft te blijven liggen. Samen verkennen ze het schip, en zoo belanden zij ook in het kombuis bij den dikken kok. vreemde landmet uEn na even naar adem gesnakt te hebben: „Ik kan im mers niet? Ik behoor immers niet eens mijzeive toe?" „Niemand behoort geheel zich zelve toe," zeide Knud Larsen streng. ,;Ieder heeft den meester die recht op hem heeft Maar het zijn niet de dooden, die dat recht hebben, maar het is het leven met al zijn strijd en verschrikking en zijn ijzeren noodzakelijk heid. Maar voor den overwinnaar van het leven is het mild en heeft de beide handen vol bloemen." „Ik heb daartoe de kracht niet," weerde zij af. Toen glimlachte Knud Larsen en nam hare handen in de zijne. „U heeft geen kracht noodig, slechts den wil en vertrouwen op den levenwekken- den adem der liefde. En dien geef ik u, want ik heb u lief." Zij streed met zich zelve en zweeg. Toen sprak hij zachtjes door: „De herinnering aan hem zal voor mij heilig zijn als voor u. Wij beiden zullen te zamen werken en trachten den droom van den overledene tot werkelijkheid te maken, dat uit de wildernis de schoonheid opbloeit: een rijk, gezegend land Dat zijn wij den doode schuldig, niet waar?" Zij stond, met de oogen vol tranen, be sluiteloos, zonder innerlijke kracht. Toen boog hij zich tot haar en kuste haar voor hoofd. „Ook uw traan zal tot een dauw van zege worden," zeide hij. Toen ging hij heen. En hij liet de Goede Vrijdagsbetoovering zich aan de natuur voltrekken. Den volgen den dag zagen zij elkander niet. Toen kwam de nacht, waarin als het opstandingswon- der de eenzame vrouw zou verrijzen uit doffe smart tot lichtende vreugd. De mor gen brak aan. De zon was overal. Knud Larsen ging onder de oude plata nen naar het witte huis van de vrouw, die hij liefhad. En bij het naderen zag hij haar staan op den drempel, in het licht gekleed en met narcissen in haar ceintuur. Zij kwam de treden af, reikte hem haar beide handen. Vol vertrouwen en gloeiende blijheid zag zij hem aan. „Neem mij mede," zeide zij eenvoudig. RECLAME. Wenn der weise Flieder wieder bliiht Ich küsse Ihre Hand Madame. Vier Worte möchte ich Dir sagen. Togenover CITY-THEATER - TELEFOON 593 897 Nu wij aan den vooravond staan van het Paaschfecst, willen wij nog eens iets vertel len over de festiviteiten, die in vroege» eeuwen met het naderen van en tijdens de Paaschdagen plaats vonden en de toentertijd in zwang zijnde gebruiken en gewoonten. Voor een geregeld verloop van zaken wil len wij beginnen met oven aan den Palm zondag, den laalsten Zondag voor de Paschen te herinneren. Deze dag, den pleeh ligen intocht van Christus in Jeruzalem inde herinnering terug roepende, was van ouds een vreugde-dag en eeuwen terug „Palme paeschendag" genoemd, welke naam zelf9 verkort werd tot „Palmdach" en in 't begin der 14e eeuw heel simpel Palm genoema wordt, 't Zal ieder duidelijk zijn, dat op dien dag de palm hoogtij vierdo. In de vroegte zocht ieder een palmtak op of wanneer dit niet ging 'n groenen tak en ging hiermede naar de Kerk om dien te laten wijden. Ovr al wat zoo nauw met Palmzondag verbonden is, zou reeds een geheel artikel gevuld worden, en waar wij onze aandacht nu eenmaal geconcentreerd hebben op de Paschen zelf, willen wij na 't bovenstaande dat als een korte inleiding beschouwd kan worden, thans onze aandacht geheel aan dit feest schenken. Op de zandgronden in on9 land bestaat tegenwoordig nog de gewoonte, dat tegen <3e Paaschdagen de jeugd zich druk bezig houdt met het veriameien van allerlei brandbaar materiaal, hetwelk op een groolen hoop bij- eengebrachl en tweeden Paaschavond in j brand gestoken wordt. Ziehier een van de I gebruiken, die van eeuwen lang in alle ge deel ten van ons land, hoogtij gevierd heb ben. 't Liefst kiest men voor deze Paasch- vuren hoogten uit; in Holland wilde men niet die traditie niet breken en bij gebrek aan hoogten in het lage polderland, werden de dijken gebruikt. Zooals dat meer het geval is, heeft men ook bij dit oude volksvermaak de vraag ge steld, vanwaar Let afkomstig is. Het ant woord hierop kan luiden: 't Is afkomstig van een veel ouder feest dan 't Christelijke Paaschfeest Dat oude Germaansche feest was dat van Ostra of Eostra de godin van licht, liefde en leven. Het Paaschfeest wordt naar haar nog in 't Hoogduitsch met den naam Oslern betiteld. Beda schreef van do Angelsaksen der achtste eeuw, dat zij de maand April Eslurmonath noemden naar de godin Eostra, wier feest zij in die maand vierden. Elk plekje grond. waarGermannen geves tigd waren, had met Ostraas feest vuren, waar jong en oud omheen dansten onder 't zingen van vreugdeliederen. Aan de vlam men werd een zuiverende en levenwekken de kracht toegeschreven en lustig sprongen zij dan ook door de vlammen heen. Goede Vrijdags-betoovering. Zij plachten elkaar bij de gemeenschap pelijke maaltijden in het sanatorium te ont moeten, ze zaten tegenover elkaar en Knud Larsen was al lang voor zich zelf tot de ze kerheid gekomen, dat slechts de tegenwoor digheid van de bleeke vrouw in haar don ker rouwkleed hem vasthield op den vader- landschen bodem. Maar vandaag bleef haar plaats leeg. Ook van avond En de assistent, dien Larsen naar de reden harer afwezigheid vroeg, trok de schouders op, toen hij antwoordde ,,'t Is vandaag de jaardag van haar overleden man Op zoo'n gedenkdag is er met haar niets te beginnen. Dan is zij met haar ge dachten fn een andere wereld en heeft het leven geen vat meer op haar." Knud Larsen stond op en keek door den tuin over het breede terras het diepe dal in. Het was een zwoele lenteavond. Geen geluid, geen zucht, ver in het rond. Boven den heuvelketen in het zuiden, stonden de wolken tot hooge bergen opgestapeld, die bij het weinige licht hun zeldzame en dreigen de gestalten toonden. De kleine witte villa's in het dal, waarin de bijna-herstelden woonden, hadden zich als kinderen, die bang, zijn, heelemaaJ teruggetrokken in de 6chaduw van planten en beuken. En ter wijl hij keek. zag hij uit een geopende gla zen deur een stroom van zacht licht op de trap treden vallen en onmiddellijk daarna drong lieflijke muziek tot hem door. Knud Larsen gehoorzaamde dien roep van licht en klank Maya zat aan haar vleugel, het hoofd een weinig omhoog geheven, als volgde zij den toon harer eigen stem. De lamp, die terzijde stond, trachtte de fijne trekken van haar profiel met trillende lijn weer te geven. Het zware slepende rouwgewaad gaf aan haar teere schoonheid de zwijgende onaantast baarheid der smart, die zij als haar hoogste kleinood liefhad en koesterde, haar smart, die voor haar haar heele wereld was. Knud Larsen stond voor den ingang van het vertrek en zag naar haar. De arts had gelijk Het leven had geen vat op haar. Al les, wat haar in de groote kamer omringde, had den doode toebehoord of had zijn liefde gehad: schilderijen aan den wand, bloe men, boeken, zelfs de hond, de witte, Rus sische hazewind, die aan de voeten van zijn meesteres lag en nu eensklaps den kop ophief en vriendelijk met zijn prachtigen staart tegen den grond klopte, was van hem geweest. Maya begreep door den hond, dat daar buiten, voor haar huis, weer de man stond, waarvoor zij al weken lang wat bang was, omdat er zooveel kracht in zijn wezen was en zijn staal-grijze oogen een onweerstaan- baren wil uitdrukten en zijn handen het leven schenen aan le vatten als handen van een heerscher En zij. ze wilde niet. Ze wilde niet. Ze was bang voor het leven, dat reeds een maal haar geluk had gebroken en in stuk ken haar voor de voeten geworpen. Ze had er de scherven van opgeraapt, als relieken en er een tempel omheen gebouwd, waarin zij voor den gestorvene een altaar had op- gtricht, waarboven de eeuwige lamp van haar leed, zorgzaam en verzorgd, waakte Daarbuiten raasde het leven in zijn reuzenstrijd en zij, ze wilde niet meer naar buiten en de kerkvredige stilte van haar kleine wereld verlaten. Maar het leveD was haar komen opzoe ken. Daar stond 't, wachtend aan haar deur: het liet zich niet afwijzen zonder strijd. Maya liet de koude handen van de toetsen glijden en wendde haar stil. bleek gezicht naar den man. die stond te luisteren. „Laat u toch niet sloren," verzocht Knud Larsen, en streelde den hond, die zijn smal ler kop tegen zijn handen schoof. „Anders ga ik weg. U mag mij heelemaa! niet opmer ken; zoq stil zal ik zijn. Speel toch door en laat mij luisteren." Hij trok een stoel in haar buurt en wacht te zwijgend, totdat Maya begon. Toen sloot hij de oogen. Klokkentonen waren om hem. Maya speelde de muziek, waarvan de over Naar het Engo'sch van J S FLETCHER door Mej. A. T. 4$) „Dat moet je maar bedenken," antwoord de Jimmie. „Maar denk er aan Tydd, dat hel niets besmettelijks mag zijn! Alles wat je maar wilt. waardoor een menech in bed moet blijven, onder de voorwaarde, die ik genoemd heb. Het ban mij niet veel sche len. Want zie je. ik zal er zelf niet zijn." Tydd zette zijn lorgnet od zijn groote neus en keek Timmie streng aan. Toen vertelde Jimmie. wat hij van plan was Hij wilde verdwijnen, maar wenschte, dat de buitenwereld, behalve een paar uit verkorenen. zou gelooven. dat hij daar, in zijn kamers in het Cairo hotel zeer gevaar lijk ziek te bed lag Niemand zeker Packe en lord Scraye niet korjom niemand mocht weten dat hij er niet was. Tydd. de pleegzusters. Kentover moesten trouw de reeks kamers bewaken totdat Jimmie terug keerde In alle opzichten moest de schijn bewaard worden - het spel moest ernstig en plechfiw gespeeld worden. Tydd luisterde zwijgend terwijl hij de verschillend0 diëten overwoog. „Ik kan zorgen ik bedoel, dat ik ver antwoordelijk ben voor mij zelf en de twee ledene het meest gehouden had en hem ter liefde wilde zij die muziek weer levend ma ken. En nu waren hare gedachten uit haar vriendelijke baan gerukt en dwarrelden doefloos in een onverklaarbare, wilde onrust door het hoofd, totdat zij plotseling achter zich zachtjes hoorde vragen: „Wat is dat?" Met droge keel antwooordde zij: „Goede Vrijdags-betoovering Larsen boog zich voorover en volgde met de oogen de woorden der muziek: hoe schoon de vrede schijnt te zijn als eene be- toovering van den Goeden Vrijdag, die toch de groote dag der smarten is, waarin alles eigenlijk moest treuren en weenen. Toch is het niet zoo, ge ziet het immers. Zoo zal ook uw traan tot een dauw van zegen worden. Terwijl gij weent, lacht alles om u." Dan, na die woorden, weer klokkentonen, en diepe stilte. „Ik dank u." zeide Knud Larsen. „U hebt mij in die dagen veel schoons gegeven; daarop zal ik moeten teren, wanneer ik het zal hebben meegenomen naar de eenzaam heid van de wildernis.". „Wilt u heengaan?" vroeg Maya met plot selinge nijpende smart, die haar zelf deed schrikken. „Ja. Overmorgen." „U wilt weggaan?" herhaalde zij met de oogen gesloten. En zij deed haar best te den ken: „Dat is dan ook maar het beste, het beste." Maar de pijn bleef. Weer vroeg ze: „U wilt dus weer naar Afrika?" „Ja. Dat kan u alleen begrijpen. U weet het immers van uw man; wie eens daar ginds gerust heeft in de maagdelijke een zaamheid van het Afrikaansche land. dien blijft het verlangen er naar in het bloed. Het leven moet de erfenis van den dood aan vaarden, met moed en met trouw." „De erfenis van den dood?" zeide zij en haar oogen werden vochtig. „Ja, de erfenis van den dood. Dat is toch immers de beleekenis van uw leed. ïk heb het wel goed begrepen. U heeft het liefste wat u had, aan dat land verloren en uit uw eigen smart zal u duidelijk geworden zijn, hoeveel dierbaar bloed door den Afrikaan- schen bodem is gedronken. De dood is daar over gegaan en heeft den grond geploegd Nu moet het leven komen en den gewijden ak ker verzorgen, opdat het offer van hen, die vielen, niet waardeloos zij en de grond het kostbare zaad opneme en tot rijken oogst brenge." „Hij heeft dat verschrikkelijke land liefge had," fluisterde zij, terwijl haar handen zich in elkaar wrongen. „Hij heeft het tot zijn dood liefgehad." „Ja, zoo is het En die blijde liefde is een erfenis geworden voor u. Heeft u die aan vaard en trouw beheerd?" „Waarom vraagt u mij dat?" „Waarom verstoort u mijn vrede?" „Is uw vrede een gewijde vrede na be haalde overwinning? Of is het angst voor den strijd? Is deze rouw vol moedeloosheid en werkeloosheid de juiste vereering voor uw man, mevrouw Hatzlow? Schat u het leven van een man zóó weinig, dat degene, waarvoor hij het offert, voor u waardeloos is? Dat u meent voldoende gedaan te heb ben met rouwkleeren te dragen? Denk aan uw lied „de traan kan tot een dauw van zegen worden, zooals op den grooten dag der Smarten het veld zich reeds voorbe reidt voor nieuw leven." „Ik geloof aan geen nieuw leven," zeide ze schuw. „Dat zal u toch wel moeten. Het leven scheldt niets kwijt Het heeft u rijk gemaakt aan smart. En des levens hoogste goed is diepe smart, diepe smart, die vruchten draagt, welke over dood en hel heem duren. Dat is de beloovering van den Goeden Vrij dag." „Mijn God. mijn God, wat moet ik doen? Wat moet ik doen?" fluisterde zij. Knud Larsen stond op. Met zijn diepe, rustig© stem zeide hij: „Ga mei mij medel" Zij werd doodsbleek. Bevend leunde zij tegen den vleugel en keek den man aan, twee koortsachtige kloppingen van haar hart lang. „Ik? Ik? Ik zou mee moeten naar dat verpleegsters Wal de verpleegsters betreft, zal ik mijn meisje en haar zuster de rol doen spelen. Zij zijn toevallig gediplomeerde verpleegsters Oh. ja, daar kunnen wij voor zorgen. Maar je knecht?" „Dat is in orde," antwoordde Jimmie. „Je kunt hem ten volle vertrouwen." „En de menschen van het hotel?" vroeg Tydd. Jimmie drukte op een bel en Kentover kwam binnen. „Ga naar beneden. Kentover, en vraag of mevrouw Bywater en de directeur zoo go^d willen zijn even boven te bomen," zei hij. „Ik zou hen graag even willen spreken." De directeuT en mevrouw Bywater kwa men, hoorden en gingen met belangstelling en onverholen genoegen op Jimmie's plan nen in het kwam Tydd voor, dat ais mijnheer Trickett had voorgesteld veertien dagen lang het beroemde Cairo hotel in een I circus of zwembassin te veranderen, zij ook zouden hebben toegestemd. Toen zij been- gegaan waren nadat alle bijzonderheden zorgvuldig geregeld waren wendde hij j zich tot Jimmie en 9chudde het hoofd. „Je hebt er ongetwijfeld slag van. Tric kett." merkte hij op „Het is goed, je dok ter en verpleegsters zullen op het goede oogenblik hier zijn Pas op je zelf. totdat je weer beter bent." „Ik zal er voor zorgen, dat je alles krijgt, oude jongen Amuseer je maar zoo goed mo gelijk in een ziekenkamer" Den volgenden morgen kwamen lord Scraye en mijnheer Packe in den namiddag aan het hotel en vroegen naar mijnheer Trickett Met een zeer bezorgd gezicht wees mevrouw Bvwater hen zwijgend op eea bulletin, dat op het bord was vastgemaakt I en geleekend was „Huxley Tyndall Tydd." HOOFDSTUK XXX. De rijknecht van den Rnssischen edelman. Op hetzelfde oogenblik dat de kamers van mijnheer James Trickett in het Caïro-hotel gegeven waren aan dr. Tydd en de pleeg zusters daar binnen geholpen door Ken tover, en daar buiten door mevrouw Bywa ter en de directie wandelde mijnheer Trickett zeer tevreden heen en weer op het perron van het Waterloo-station en wachtte tot het tijd was om naar Salisbury to vertrekken. Om twee redenen was hij te vreden. De eerste belangrijkste was. dat hij iels deed, bezig was met een plan, waar door, naar hij vurig hoopte, Eva Walsden en zijn tante bevrijd zou worden, en misschien de handen der justitie va9t, zwaar en zeker zouden doen neerkomen op de boosdoeners, die haar vaD haar vrijheid beroofd hadden. De twede reden was dat hij vast geloofde, dat hij zoo goed vermomd was. dat niemand die hero in zijn gewonen toestand kende, zou kennen, zooals-hij nu was Het was gelukkig, zei hij herhaalde lijk tot zich zelf. dat hij een zeer gewoon gezicht en zeer gewone gestalte had. Hij had geen patricisch voorkomen, geen Ro- meinsche neus. geen bijzondere oogen. zijn haar had de kleur zooals veel menschen die hebben Dat haar leende zich zeer gemak kelijk tot een verandering: in zijn gewone gedaante was Jimmie. zooals de meeste jon gelui. zeer er op gesteld dat het glad en effen zou liggen, met een mooie scheiding nu lag er een sierlijke krul over zijn voor hoofd en was het in twee pieken geborsteld van zijn ooren tot de slapen. Dit wa9 de ma nier, waarop rijknechts het hear dragen en Jimmie was een rijknecht. Het verheugde hem zeer te weten, dal iedereen om hen heen hem voor een rijknecht hield. Jimmie's gedaante-verwisseling was met groote zorg geschied. Zij was het resultaat van veel ernstige besprekingen en diep na denken tusschen Kentover en hem; zij ver- eischte veel tochten van Kentover naar win- kete waar kleeren voor paardenmenschen verkocht werden. Hij had mets van zijn oude bezittingen bij zich, zelfs zijn horloge niet. Maar in een gordel, dien hij dicht op zijn huid droeg, had hij een vrij aanzienlijke som geld. Op weg naar Salisbury, verscholen achter een sportkrant, dacht Jimmie over zijn plannen na en overdacht de redenen, die hem in dien trein gebracht hadden. Het was niet de eerste maal. dat hij dacht en peins de; dat had hij sedert acht en veertig uur zonder ophouden gedaan. En het besluit van al zijn denken en peinzen was dit: de weg om de bende boosdoeners te bereiken, die Eva en juffrouw Trickett gevangen hielden, liep over Lady Scraye. Daarvan was Jimmie vast overtuigd hij zag geen anderen weg. Wat het ook kosten moge hij zou de hand leggen op die vtouw eu haar dwingen hij wist eigenlijk niet tot wat. Zoodra Jimmie uitgevonden had, dat het schrift op het snippertje papier, dat hij n de kachel van de kamer van Curtis in het Cairo-hotel gevonden had. van lady Scraye was. had hij zich stil op de hoogte gesteld van de juiste plaats op het verminkte adrei. Een aardrijkskundig woordenboek, dat de handige Kentover gemakkelijk verkregen had. zei hem dat Gillenham Manor een we duwe-goed der familie Scraye was. gelegen in een klem dorpje in Wiltshire, een paar Zelfs de zon maakte zoo vertelt de overlevering een sprongetje tér eere van Ostra. Bij de invoering van het Christendom waren de Paaschvuren wel een bron van ergernis voor de geloofspredikers en kerk vergaderingen. omdat de vuren vlamden ter eere van een heidensche Godin; uitroeien van dit gebruik bleek onmogelijk en toen stond er niets anders op, dan er een Chris telijke betcekenis aan te geven. Van toen af zeide men. dat het vuur ontstoken werd om de doornenkroon le verbranden. Menigeen, die leed in zijn leven had, poogde het op zinnebeeldige wijze al was 't maar door 'top een papiertje te schrijven te verbranden. Thans nog iets over de eieren, die vroe ger en nu nog een belangrijk iets bij de Paaschdagen vormen. In 't bijzonder was (en nog tot in de 17e eeuw) de eierdans een geliefd volksvermaak in Holland. Op den vloer werd 'n cirkel ge trokken en daarin een hoopje eieren neer gelegd. De speler danste met ontschoeide voeten en de handen in de zijde op een been en moest de eieren een voor een uit den kring hinkelen. Een ander iets is het eiergfLren, dat om streeks 1850 op de Walchersche dorpen vrij algemeen was. Op Paaschmaandag schaar de 't heele dorp langs den weg om te kij ken naar den eiergaarder. De herbergier bracht een korfje met 25 eieren, zette 't op den weg neer, legde twaalf voet van daar het eerste ei, nog twaalf voet verder het tweede en ging zoo voort, lot hij alle eieren had uitgelegd. Intusschen trok de eiergaar der zijn jas uit om zich vlugger te kunnen bewegen, want hij moest at die eieren één voor één weer in 't mandje leggen, terwijl zijn makker eventjes heen en weer naar ze kere herberg liep en 'n briefje meebracht ten bewijze dat hij er geweest was. Wie van bei den zijn taak het eerst had volbracht, won de eieren. Daar was de pret echter nog niet mee uit. De herbergier bracht andermaal een korfje met eieren en terwijl hij op dezelfde wijze uitlegde, kwamen zijn meid en knecht met een tobbe aandragen, die vol water was en waarin en appel dreef; de grootste, dien men had kunnen vinden. Een boerenknecht ging bij de tobbe staan en liet zich de handen op den rug binden. En nu begon 't spel; de eiergaarder aan het loopen om zijn eieren en de ander met zijn aangezicht in de tobbe aan 't happen naar den appel. Deze laatste moest namelijk dien appel opgegeten hebben eer zijn tegenpartij met de eieren klaar was. Was hij nu een domme jut, dan zwolg hij bij eiken hap slechts een golf water in, maar kreeg den appel niet beet, ja verloor ten laatste zijn "evenwicht en dook kopje-onder in de tobbe, zoodat hij onder schaterend gejuich er weer uitgetild moest worden Een slimme knaap echter wist den appel naar den rand der tobbe te drijven en sloeg er dan de tanden mijlen van Salisbury af. Hij zocht Gillen ham op de kaart van het graafschap; hel was een afgelegen district, voor zoover hij kon uilmaken, gelegen in een dal of vallei tusschen de heuvels boven Wilton. Te oor- deelen naar de gegevens, die men uit eeu woordenboek en kaart kon krijgen, was het juist de soort van plaats waarheen een dame. die zich uit onaangename zaken wilde terugtrekken, zich begeven zou. totdat de onaangenaamheden voorbij gedreven waren. Volgens alle waarschijnlijkheid leek het Jimmie zeer mogelijk, dat lady Scraye zich in deze eenzaamheid teruggetrokken had. Maar Jimmie had nog andere dingen iu het hoofd. Toen hij er op stond Scraye ta vergezellen naar het huis van mevrouw Wytkenshawe in Wilton Crescent, had hij geen bepaalde reden om dit te doen. Hij had een vaag gevoel dat het goed voor hem zou zijn daar binnen te komen; hij was nieuwsgierig; hij had het gevoel, dat hij een gedachte, een sleutel kon vinden. Hij bedacht op de hem eigen verstandige wijze, dat juist zooals hel vliegen van een enkel strootje aantoont, hoe de wind is. zoo kan een onbeduidende kleinigheid den ver volger den juisten weg wijzen dien hij moei volgen Hij wilde het huis van mevrouw Wytkenshawe binnen komen al was het al leen maar om zijn oogen te laten ronddwa len in een kamer, die geregeld door haar gebruikt werd alleen om te zien, of die on beduidende kleinigheid zich voor zou doen, (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 17