DE 00LIJKE OESTERFAMILIE. HET GEHEIMZINNIGE GENOOTSCHAP. 70ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 26 Maart 1929 Derde Blad No. 21175 GEMEENTERAAD v. LEIDEN Voor Jongenskleeding SCHEFFER's Kleedinqmagazijn fRheumatieh Kloosterbalsem FEUILLETON. (Zitting van gisteren). Met klem verdedigt de heer VERWEY daarom het voorstel-Sijtsma, dat echter z.i. niet volledig het doel uitdrukt, wes halve hij een zelfstandig voorstel doet. De heer MEYNEN kan zich beter aan sluiten bij den heer Verwey dan bij den heer Sytsma. Het beste was wij krijgen kunnen, moeten we nemen in het belang van het openbare onderwijs, onverschil lig waar dat beste vandaan komt. Sinds jaren is er geen vacature van hoofd geweest, zoodat van stopstaan der promotie geen sprake kan zijn. Dat destijds bij de school splitsing Leidenaars zijn be noemd, komt daarvandaan, dat anders elf leerkrachten uit Leiden op wachtgeld zou den zijn gekomen en dat wilde mr. v. d. Lip begrijpelijkerwijs niet. Of aldus goed is gehandeld of niet, durft hij nog niet zeggen. Eisch kan soms ook zijn, versch bloed in te voeren. Misschien is dit hier ook van loe- passing. Tot uitstel wil hij daarom niet medehel. pen. Alleen vraagt hij den wethouder nog hoe tot deze voordracht is gekomen? Is dat geweest het werk van een commissie en was j deze eensgezind? Is er ook een lijst aan- gelegd Als belangrijk punt naast de drie van den heer Verwey stelt hij nog: ervaring, waar- j aan hij veel belang toekent. Den heer v. ES heeft het ook minder aan genaam-getroffen, dat op een kleine 20 sol- licitanten uit Leiden geen enkel op de i voordracht kwam. Hij betreurt, dat de com- missie van Onderwijs hierbij niet is gekend. Hij gelooft echter ook, dat de commissie, inspecteur etc. deugdelijk de zaak hebben bekeken en daarom zal hij meehelpen aan een benoeming, ook al begrijpt hij dat onte vredenheid in veler hart hierbij is ontstaan. Ook hij 9telt het onderwijsbelang voorop, hetgeen destijds niet geheel het geval was bij de laatste benoeming van 11 hoofden. Als groote factor geldt voor hem ook nog: hoe staat het hoofd tegenover hot ge zag? Wethouder TEPE spijt het ook, dat geen Leidsche onderwijzers op de voordracht staan, Hij gaat echter geheel accoord met den stelregel dat het onderwijsbelang voor alles gaat. Overeenstemming moet volgens de wet verkregen worden tusschen B. en W. en Inspecteur. Zoo niet, dan moet een ver gelijk eveneens worden gehouden. Daaruit volgt, dat de raad maar weinig invloed kan hebben op de voordracht. For meel zou hij zich daaraan geheel kunnen houden, doch hij wil op de opmerkingen toch wel ingaan. Dat deze voordrachten een beleediging zijn voor de Leidsche solli citanten ontkent hij. Een teleurstelling na tuurlijk wel. Bij alle sollicitaties kan een voortreffelijke toch worden overtroffen door een nog voortreffelijker. Zijn we het eens, dat het onderwijsbe lang boven alles domineert, dan moeten de allerbesten op de voordracht staan, on verschillig, waarvandaan zij komen. En z.i. is het onderwijsbelang bij deze voordrach ten inderdaad het richtsnoer geweest. De Leidsche sollicitanten zijn overtroffen, dat is alles, Gevoelsargumenten mogen niet meetellen, anders zou men op den duur het openb. on derwijs hier ondergraven, daar men dan al9 vanzelf met persoonlijke belangen moet gaan rekening houden, waarbij den encienniteit etc. ook weer zouden meepraten, ter ver troebeling van de geheele kwestie. Twee hoofden uit Leiden de heeren Bloe- RECLAME. zoowel met Korte als Lange Broek NAAR Vischmarkt 18. 461 mink en Seelenberg hebben met den Inspec teur alle sollicitanten uit Leiden bezocht en 13 sollicitanten buiten Leiden. Met alge- meene stemmen hebben zij deze voordracht opgesteld en op een vraag van B. en W. of geen Leidsche sollicitanten in aanmerking konden komen, is alles nog eens minutieus onderzocht, doch tot een andere conclusie was niet te komen. Beide ingediende moties zouden een klap in het gezicht van B. en W. beteekenen en de overtuiging vestigen dat het college niet voldoende zou hebben rekening gehouden met de belangen van het openb. onderwijs, dat in dezen juist in rechts zijn beste verde diger blijkt te hebben, (tal van interrupties"!. Daar de Inspecteur niet van standpunt zal veranderen, zou men practisch niet veel verder komen. Het vergelijkend examen zou dan niet anders uitvallen, dat durft hij wel zeggen, met alle respect voor de Leid sche sollicitanten. (Reeds in een gedeelte van onze vorige oplaag opgenomen). De heer MEYNEN verklaart het standpunt van den wethouder principieel juist, los van de gevolgen door dezen aangevoerd, en daarom ontraadt hij sterk beide moties. De heer KOOLE vraagt of sinds 1922 de toestanden zoo veranderd zijn, dat toen wel elf hoofden werden aangewezen, waarover z i. toch geen klachten zijn, terwijl nu aan vreemden de voorkeur wordt gegeven. Ken nis van Leidsche toestanden etc. beteekent voor hem zeer veel, nu de hoofden niet meer ambulant zijn en ouderavonden heb ben te leiden met kans op een pak slaag en z.i. zijn er onder de Leidsche solli citanten die daaraan geheel voldoen. De heer ROMIJN is door den wethouder geheel tevreden gesteld. Dat het onaange naam is voor de Leidsche sollicitanten, is juist, maar van wrevel of zoo behoeft daar om nog geen reden te zijn. Goede krachten komen over een teleurstelling uit, erken nend, dat er op het betere nog volgt het beste. De uitlating van den heer Koole zou aan een hoofd ook nog de eisch kunnen doen stellen van forschen lichaamsbouw. De heer VERWEY meent, dat men in 1922 zich wel degelijk liet leiden alleen door onderwijsbelangen, parallelloopend dus met onderwijzersbelangen. Hoofd-ervaring kan z. i. niet doorslag gevend zijn, daar anders een onderwijzer nooit hoofd zou kunnen worden. Mee laten spreken hoe een hoofd staat tegenover het gezag, zou z.i. op een heel gevaarlijk ter rein voeren! Zoolang een raadslid oordeelen moet, moet hij dit doen volgens zijn eigen opinie en daarom kan hij zich niet laten leiden door gevolgen etc., waarvan de wethouder sprak. Dat zegt spr. niets. Anciënniteit etc. wil hij als zijnde buiten de orde, niet aanroeren. Het beloog van den wethouder versterkte hem in de meening, dat er bij vele school- auloriteiten voorzit het hoofdschap op hoo- ger voetstuk te zetten dan nuttig en nood zakelijk is. Hij kan zich dergelijke eischen voorstellen bij posities als commissaris van politie etc., doch niet voor een functie, die feitelijk in 't bereik van ieder onderwijzer ligt. Het onderwijsbelang moet inderdaad do- mineeren en gaarne wil hij aannemen, dat de voorgedragenen goede krachten zijn, doch even goed moet meetellen, dat de Leid sche onderwijzers hun promotie-kansen zien weggenomen. Geheel werpt hij van zich. dat zijn partij minder het openbaar onderwijs zou dienen dan rechts. Dat is absurd. De heer SYTSMA repliceert voor de pers vrijwel onverstaanbaar. Hij handhaaft zijn zienswijze. De heer WILMER gaat niet mede met de voorslellen-Sytsma en Verwey, daar dezen geen enkel argument hebben aangevoerd, wat twijfel rechtvaardigt aan de juistheid en objectiviteit van rapport of voordracht De heer GROENEVELD noemt de ui da ling, dat rechts meer het belang dient van het openbaar onderwijs dan links een in sinuatie en hij vraagt dit waar te maken. De heer ELKFRBOUT zal met B. en W. meegaan, gehoord het debat, al was hij het eerst niet met B. en W. eens. Wethouder TEPE wijst er op, hoe in 1922 219. Natuurlijk raken ze dadelijk aan het spelen. En Theo ziet vol belangstelling toe, hoe Oscar zijn mooien electrischen trein over de rails laat suizen en sloppen bij een stationnetje. 220. En wat een malle kunsten haalt de Oesterjongen niet uit met den bonten harlekijn, waaraan Theodoor tot dusverre niets geen aardigheid hadl Want zie je: mooi speelgoed hebben is nog iets heel anders dan er leuk mee kunnen spelenl dit college niet zat en er een andere In specteur was, zoodat hij op wat toen gebeurd is, niet verder zal ingaan. Dat is geen maat staf. Of toen al dan niet goed gehandeld is, durft hij niet met ja en niet met neen be antwoorden. Over de wijze van samenstellen van een voordracht heeft de raad geen zeggingschap, daar blijft hij bij. Uit een groote keuze zijn de allerbesten genomen, zoodat hij niet be grijpt wat een hoog voetstuk hiermee te maken heeft, al stelt hij daartegenover, dat het hoofdschap wel eens te laag wordt aan- I geslagen Het hoofd moet uitsteken boven zijn leerkrachten, en dat bevorderen acht hij plicht. Het hoofd dient dus op een hoog I voetstuk te staan, al gaat het, gelijk gezegd, hier niet om bij deze affaire. Nogmaals verzekert hij, dat de allerbesten zijn genomen, hetgeen de Leidsche onder wijzers niet naar beneden haalt. Hij durft bijkans wel zeggen, dat zonder de nu voorgedragenen, wel Leidsche krachten in aanmerking zouden zijn gekomen. Nader verklaart hij zijn uitlating betref fende rechts en het openbaar onderwijs, waarmee hij heelemaal niet bedoelde links eenig verwijt te maken of zoo, alleen voor opstellend het onderwijsbelang en anders niets. De heer VERWEY zegt den heer Wilmer, dat als hij in staat was geweest om de on juistheid te bewijzen, hij dit alles niet had behoeven te zeggen. De heer WILMER: maar daarom gaat het i toch. De heer VERWEY acht het ook niet in het belang van het onderwijs om het per soneel geheel te ontstemmen en daarmee is z.i. geen rekening gehouden. En de raads leden kunnen niets doen, nu er geen Lei- denaar op de voordracht staat. De heer PARMENTIER betreurt dat de commissie van onderwijs niet is gekend, dan was dit onvruchtbaar debat wellicht over bodig geweest. Het voorstel-Sytsma wordt verworpen met 2010 stemmen. Vóór de S. D. A. P. en de heer Sytsma. Het voorstel-Verwey wordt ingetrokken. De S. D. A. P. zal blanco stemmen. Benoemd wordt de heer M. van Rijswijk, te Terborg, met 19 stemimen tegen 12 blanco Er is één stem te veel uitgebracht, doch waar dit niet van invloed is, i9 de stemming geldig. 2o. Benoeming van een onderwijzer, hoofd der school aan de Paul Krugerstraat B. (38) Benoemd wordt de heer H. v. d. Jagt, te Gouda, met 19 stemmen tegen 10 blanco. 3o. Voorstel tot overplaatsing van het hoofd der school aan de Vrouwenkerksteeg B, A Dirks, naar de school aan de Duiven- bodestraat A. (38) De heer VERWEY vraagt, waarom niet tegelijk wordt voorzien in de nu komende vacature Dirk9. Det WETHOUDER zegt, dat toch niet is ie voorzien in een niet bestaande vacature. Pas door 't raadsbesluit ontstaat deze1. De heer VERWEY erkent de juistheid, doch noemt dat wel heel formeel. Z. h. st. daarop goedgekeurd. 4o. Voorstel om, met intrekking van het Raadsbesluit van 9 December 1927, een lokaal van de voormalige school aan de Pie terskerkgracht No. 9, te verhuren aan het Christelijk Muziekgezelschap „Polyhymnia". (39) Conform besloten. 5o. Voorstel tot verhuring van de boven woning Garenmarkt No. 4, aan F. A. Wempe Jr. (40) Conform besloten. 6o. Voorstel tot verpachting van het recht van tolheffing van schepen, voertuigen en voetgangers aan de Leiderdorpsche brug, alsmede het koffiehuis met woning c. a., aan P. J. Ramaker. (41) Conform besloten. 7o. Voorstel tot verpachting van de exploi tatie van de buffetten in de Stads-Gehoor- zaal, aan W. F. van Ingen Schenau Jr. (42) De heer SCHüLLER heeft met genoegen gezien, dat nu ook een minderheid in de C. v. F. is vermeld. De heer SPENDEL, de minderheid, is bij nader onderzoek tot de overtuiging gekomen, dat de mec-Tderheid in dezen geliik had. Z. h. st. wordt het voorstel aangenomen. 8o. Voorstel tot overdracht van het onder houd van de Bruggestraat te Zoeterwoude aan de gemeente Zoeterwoude en tot vast stelling van den desbetreffenden begroo- lingsstaat. (43) Conform besloten. 9o. Voorstel tot verkoop van een strook grond, deel uitmakende van het perceel, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie L No. 1155, aan de N.V. Fabriek van Verduurzaamde Levensmiddelen, voorheen L. E. Nieuwen- huizen te Leiden. (44) De heer GROENEVELD a<cht den prijs gezien de omstandigheden van ligging etc., niet te hoog, al ziet hij anderzijds met ge noegen, dat ook rekening is gehouden met de belangen dezer industrie, hetgeen in andere gevallen wel eens wordt vergeten. Overigens ziet hij geen noodzaak dat stuk grond te verkoopen, dat men wellicht later noodig kan hebben. Liever zag hij daarom verhuring tegen normalen huur prijs. Wethouder SPLINTER wijst op het groo te industrie-belang. Waar de firma van elders goede aanbiedingen kreeg, meende hij dat deze industrie niet verloren mag gaan voor Leiden eD vandaar dit voorstel, overeenkomstig andere voorstellen van RECLAME. De ware oorzaak van die ellendige pijnen, die ongeschikt maken voor eiken arbeid, is nog weinig bekend. Maar de ervaring heeft geleerd, dat massceren met Akker s Kloosterbaisem in staat is, de pijn aanmer kelijk te verzachten. Gi) behoeft niet oud te worden, voordat ge oud zijtl „Geen goud zoo goed" 1619 vroeger. Bij vasthouden aan verhuur zou de industrie heengaan. Het voorstel wordt na re- en dupliek aan genomen met de stem van den heer Groe ne veld tegen. lOo. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 6 April 1925 (Gem. blad No. 8) houdende aanwijzing van de stem lokalen voor de stemdistricten, waarin de gemeente Leiden is verdeeld voor de ver kiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van de Provinciale Staten en van den Gemeenteraad. (37) Goedgekeurd. llo. Vaststelling van het aan Gedeputeer de Staten u't te brengen verslag aangaande de wijze, waarop het op de begrooting voor 1928 voor schoolkindervoeding en -kleeding toegestaan bedrag, is besteed. (36) Goedgekeurd. 12o. Voorstel in zake de toevoeging van het vak electro-techniek (c. q. gecombineerd met instrumentmaken) en van het vak auto- en motorherstellen, aan het leerplan van do Ambachtsschool. (45) De heer VERWEY meent, dat de behoef te aan onderwijs ten aanzien van het me taalvak en instrumentmaker grooter is dan men denkt. 94 jongens vragen dit jaar dit onderwijs en hij vindt 't een gemeente- en industrie- belang dat hieraan voldoende aandacht wordt geschonken. Gaarne steunt hij daarom dit voorstel, hopend op meer. Wethouder TEPE zegt, dat het juiste cijfer 26 is. Ook het bestuur voelt de be hoefte en heeft zich reeds tot den minister gewend in dezen, doch B. en W. verzekert spTzijn diligent en spr. zet nader uiteen, wat B. en W. van plan zijn. Het voorstel wordt dan z.h.st. aangeno- 13o. Voorstel om de Commissie van Be heer over de gestichten „Endegeest, Voor- geest en Rhijngeest" te machtigen tot de Naar het Engelscb van J. S FLETCHER door Mej. A. T. 45) „Dat doet er niet toe," zei Jimmie, half- norsch. „Ik wilde iets zien en ik heb het ook gezien „Nu." zei hij, toen zij bij auto kwamen, „ik ga naar huis. Ik loop, ik moet nadenken." „En wat zal je doen?" vroeg Packe, on rustig. „Tot middernacht niets," antwoordde Jim mie. „Daarna de politie. Als je van avond laat bij me wilt komen, doe het dan." Hij ging heen met een onverschillig knikje, en liep langzaam naar zijn hotel terug Hij kookte inwendig over zijn gedwon gen werkeloosheid, maar hij wist wel, dat hij voor het oogenblik niets kon doen. Hij moest wachten, totdat de vijand een hand loonde. Niets was in zijn kamers gebeurd. Kenl- over had niets gehoord. Jimmie dwong zich om op zijn gewunen tijd te eten, dwong zich om te ronken en te lezen. Om ha)ftwaa:f kwamen Scraye en Packe binnen en keken hem vragend aan „Niets antwoordde Jimmie, grimmig en vastbesloten. ,Ik wacht nog tot twaalf uur. Gaat zitten Maar juist op dat oogenblik kwam Kent- over met een brief binnen. „Hij i9 daareven door een jongen in livrei afgegeven/' zei hij „Er was geen antwoord noodig, zei hij, mijnheer." Jimmie greep den brief van Kentover's blaadje en sprong op. „Goede Godl" riep hij uit. „Dit, dit is van mijn tante!" HOOFDSTUK XXVIII. De brief van waar? De drie mannen stonden om de tafel waarop Jimmie in zijn opgewondenheid den brief had neergeworpen. „Van mijn tante!" herhaalde Jimmie. Hij keek de beide anderen vaag aan, keek vaag om zich heen „Van mijn tante 1" zei hij weer. Packe nam den brief met een besliste be weging op. „Maak hem open!" zei hij, gebiedend. Wacht ik zal het wel doen. Hij haalde er verscheidene vellen papier uit, die blijkbaar uil een bloc gescheurd waren en zonder aarzeling las hij den eer sten en den laatsten regel. „Het i9 tot nu toe goed met haar beiden," zei hij. .Hier lees! Of zal ik hem lezen?" Jimmie herstelde zich op eens. Hij nam den brief uit Packe's hand en gaf den andere een teeken, om te gaan zitten. Ik zal hem jelui hardop voorlezen. Is Kentover weg?" „We zijn alleen," antwoordde Packe. Jimmie begon met gf^empte stem te lezen en trok zijn stoel dichter bij die van Scraye en Packe. „Dit is wat zij schrijft," begon hij. „Luistert!" „Mij wordt bevolen, dit te schrijven bevolen. Ik moet je zeggen, dat wij voor het oogenblik beiden veilig zijn. Ik moet je ook precies zeggen, hoe wij gebracht werden, waar wij zijn ik weet niet, waar dat is. Ik mag alles zeggen, wat ik wil, en je aan het eind van dezen brief een boodschap geven, die. zooals ze zeggen, je van avond overhandigd zal worden. Ik weet nog niet, welke boodschap dat is. Inderdaad weet of begrijp ik niets ik kan je alleen maar zeggen, wat vandaag met ons gebeurd is. Inderdaad wordt mij bevolen (dit alles geschiedt op bevel) je de geheele waarheid te zeggen. Zij zeggen, dat het noodig is, dat je ziet, wat zij kunnen doen. „Ik vermoed, dat Kentover je verteld heeft, wat wij van morgen gedaan hebben? Nadat wij eenige boodschappen gedaan had den, gingen wij naar Blanchard om te lun chen; ik zond den chauffeur en Kentover weg, om te gaan eten. en zei hun, op een be paalden tijd half drie terug te komen. Ongeveer drie kwartier later, terwijl wij bijna klaar waren met onzen lunch, bracht de kellner een heer naar ons tafeltje, dien ik even te voren had zien rondkijken in de zaal, waar wij zaten. De kellner zei, dat die heer mij verlangde te spreken, als ik juf frouw Trickelt was. Ik antwoordde, dat ik dat was. De heer, een goed gekleed man, die zich bekoorlijk gedroeg, en dien ik overal, waar ik hem gezien had, voor een dokter zou gehouden hebben, boog en gaf me een kaartje. Er stond een naam op, met letters er achter, en ook een adres. Ik kan ze mij nu niet herinneren, en de man, die in deze kamer zit, terwijl ik 9chrijf, zegt, glim lachend. dat het er niets toe doet. daar het kaartje zijn dienst gedaan heeft en vernie tigd is. Ik zag er echter op, dat die heer een dokter was. Nadat hij gebogen had, begon hij te spreken. „Ik verzoek u niet te schrikken," zei hij. „Daar is geen reden voor. Ik kom van uw neef, den heer James Trickett (hier reikte hij mij een kaartje van jou over). De zaak is, dat hij een licht ongeluk gehad heeft." „Je weet, dat ik er me altijd op beroem, dat ik mijn hoofd bij elkaar houdt. Ik keek hem aan. „Als het ernstig is." zei ik, „moest u het mij maar dadelijk zeggen." „Niets zeer ernstigs," antwoordde hij, ge ruststellend glimlachend. „Mijnheer Tric kett heeft een molor-ongeluk gehad. Ik ver zeker u, dat hij niet in gevaar verkeert. Maar hij zou graag u en juffrouw Walsden willen zien, daar hij niet dadelijk vervoerd kan worden." „Wij verlieten onmiddellijk het restau rant en vergezelden dien man naar buiten, waar zijn auto wachtte, zooals hij zeide. Ik had geen vermoeden dal er iels niet in orde was, want ik herinnerde me, dat ik je gezegd had. dat wij om één uur bij Blan chard zouden lunchen, voor het geval je daar ook zou willen komen. En wij gingen, niets vermoedend, heen. Maar bij het weg gaan beging ik een groote fout (een zeld zaam iets van mij) want ik vergat een bood schap voor Kentover achter te laten. „De man, die in de kamer zit, terwijl ik schrijf, zegt, dat ik, alle9 wat ik wil, mag schrijven over hetgeen ik weet. waar wij heen rijden. Alles wat ik weet, is echter, dat de gesloten auto, waarin we reden'met den dokter (die natuurlijk geen dokter is. of misschien is hij het wel, ik weet het niet) de Regent Street opreed, langs de New Ox ford Street, en ver voorbij de Marmeren Poort, tot wij in een wijk kwamen, die ik niet kende, waar particuliere huizen staan in hoog ommuurde tuinen." „Cainden Hill", mompelde Packe. „Cam den Hill, natuurlijk! Vreemd, dat het hun niet kan schelen, dat dit alles bekend wordt." „Dat hoort bij hun vervloekte slimheid," snauwde Jimmie. Hij ging verder met lezen. „Ik vroeg hem, waar wij heengingen. Onze metgezel, of bewaker, zei, dat je ge bracht was naar een particuliere zieken- inrichting van hem zelf en zijn compagnon. Dat klonk heel gewoon en ik lette verder niet bijzonder op onze weg. Wij gingen door de kleine lanen van deze buurt, tot wij stil hielden voor een deur in een hoogen muur. Deze gingen wij binnen, en bevonden ons in een tuin, in het midden waarvan een groot, flink gebouwd huis lag juist een plaats voor een particuliere ziekeninrichting. Wij gingen naar binnen en werden naar boven in een zitkamer gebracht; deze kamer, waar ik zit te 9chrijvpn. Het is een zeer gezellige goed gemeubelde kamer, maar wij zitten hier even zeker gevangen alsof wij in de Bastille zaten. „Onze metgezel verzocht ons te gaan zit ten en verliet ons. Binnen een paar minuien kwam hij terug en bracht nen ander man mede; evenals hij zelf goed gekleed, goed verzorgd, welbespraakt, maar klein, mager, een donker gezicht, zeer scherp in zijn ma nieren. Hij boog en keek ons beiden scherp en doordringend aan „Juffrouw Trickett?" vroeg hij, mij aan ziende. „Juffrouw Walsden?" ging hij voort, Eva veel scherper opnemend. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 9