DE 00LIJKE OESTERFAMILIE.
HET GEHEIMZINNIGE
GENOOTSCHAP.
70ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 26 Maart 1929
Derde Blad No. 21175
GEMEENTERAAD v. LEIDEN
Voor Jongenskleeding
SCHEFFER's Kleedinqmagazijn
fRheumatieh
Kloosterbalsem
FEUILLETON.
(Zitting van gisteren).
Met klem verdedigt de heer VERWEY
daarom het voorstel-Sijtsma, dat echter
z.i. niet volledig het doel uitdrukt, wes
halve hij een zelfstandig voorstel doet.
De heer MEYNEN kan zich beter aan
sluiten bij den heer Verwey dan bij den
heer Sytsma. Het beste was wij krijgen
kunnen, moeten we nemen in het belang
van het openbare onderwijs, onverschil
lig waar dat beste vandaan komt.
Sinds jaren is er geen vacature van
hoofd geweest, zoodat van stopstaan der
promotie geen sprake kan zijn. Dat destijds
bij de school splitsing Leidenaars zijn be
noemd, komt daarvandaan, dat anders elf
leerkrachten uit Leiden op wachtgeld zou
den zijn gekomen en dat wilde mr. v. d. Lip
begrijpelijkerwijs niet.
Of aldus goed is gehandeld of niet, durft
hij nog niet zeggen.
Eisch kan soms ook zijn, versch bloed in
te voeren. Misschien is dit hier ook van loe-
passing.
Tot uitstel wil hij daarom niet medehel.
pen. Alleen vraagt hij den wethouder nog
hoe tot deze voordracht is gekomen? Is dat
geweest het werk van een commissie en was j
deze eensgezind? Is er ook een lijst aan-
gelegd
Als belangrijk punt naast de drie van den
heer Verwey stelt hij nog: ervaring, waar- j
aan hij veel belang toekent.
Den heer v. ES heeft het ook minder aan
genaam-getroffen, dat op een kleine 20 sol-
licitanten uit Leiden geen enkel op de i
voordracht kwam. Hij betreurt, dat de com-
missie van Onderwijs hierbij niet is gekend.
Hij gelooft echter ook, dat de commissie,
inspecteur etc. deugdelijk de zaak hebben
bekeken en daarom zal hij meehelpen aan
een benoeming, ook al begrijpt hij dat onte
vredenheid in veler hart hierbij is ontstaan.
Ook hij 9telt het onderwijsbelang voorop,
hetgeen destijds niet geheel het geval was
bij de laatste benoeming van 11 hoofden.
Als groote factor geldt voor hem ook
nog: hoe staat het hoofd tegenover hot ge
zag?
Wethouder TEPE spijt het ook, dat geen
Leidsche onderwijzers op de voordracht
staan, Hij gaat echter geheel accoord met
den stelregel dat het onderwijsbelang voor
alles gaat. Overeenstemming moet volgens
de wet verkregen worden tusschen B. en W.
en Inspecteur. Zoo niet, dan moet een ver
gelijk eveneens worden gehouden.
Daaruit volgt, dat de raad maar weinig
invloed kan hebben op de voordracht. For
meel zou hij zich daaraan geheel kunnen
houden, doch hij wil op de opmerkingen
toch wel ingaan. Dat deze voordrachten
een beleediging zijn voor de Leidsche solli
citanten ontkent hij. Een teleurstelling na
tuurlijk wel. Bij alle sollicitaties kan een
voortreffelijke toch worden overtroffen
door een nog voortreffelijker.
Zijn we het eens, dat het onderwijsbe
lang boven alles domineert, dan moeten
de allerbesten op de voordracht staan, on
verschillig, waarvandaan zij komen. En z.i.
is het onderwijsbelang bij deze voordrach
ten inderdaad het richtsnoer geweest. De
Leidsche sollicitanten zijn overtroffen, dat
is alles,
Gevoelsargumenten mogen niet meetellen,
anders zou men op den duur het openb. on
derwijs hier ondergraven, daar men dan al9
vanzelf met persoonlijke belangen moet gaan
rekening houden, waarbij den encienniteit
etc. ook weer zouden meepraten, ter ver
troebeling van de geheele kwestie.
Twee hoofden uit Leiden de heeren Bloe-
RECLAME.
zoowel met Korte als Lange Broek
NAAR
Vischmarkt 18. 461
mink en Seelenberg hebben met den Inspec
teur alle sollicitanten uit Leiden bezocht en
13 sollicitanten buiten Leiden. Met alge-
meene stemmen hebben zij deze voordracht
opgesteld en op een vraag van B. en W. of
geen Leidsche sollicitanten in aanmerking
konden komen, is alles nog eens minutieus
onderzocht, doch tot een andere conclusie
was niet te komen.
Beide ingediende moties zouden een klap
in het gezicht van B. en W. beteekenen en
de overtuiging vestigen dat het college niet
voldoende zou hebben rekening gehouden
met de belangen van het openb. onderwijs,
dat in dezen juist in rechts zijn beste verde
diger blijkt te hebben, (tal van interrupties"!.
Daar de Inspecteur niet van standpunt
zal veranderen, zou men practisch niet veel
verder komen. Het vergelijkend examen
zou dan niet anders uitvallen, dat durft hij
wel zeggen, met alle respect voor de Leid
sche sollicitanten.
(Reeds in een gedeelte van onze
vorige oplaag opgenomen).
De heer MEYNEN verklaart het standpunt
van den wethouder principieel juist, los van
de gevolgen door dezen aangevoerd, en
daarom ontraadt hij sterk beide moties.
De heer KOOLE vraagt of sinds 1922 de
toestanden zoo veranderd zijn, dat toen wel
elf hoofden werden aangewezen, waarover
z i. toch geen klachten zijn, terwijl nu aan
vreemden de voorkeur wordt gegeven. Ken
nis van Leidsche toestanden etc. beteekent
voor hem zeer veel, nu de hoofden niet
meer ambulant zijn en ouderavonden heb
ben te leiden met kans op een pak slaag
en z.i. zijn er onder de Leidsche solli
citanten die daaraan geheel voldoen.
De heer ROMIJN is door den wethouder
geheel tevreden gesteld. Dat het onaange
naam is voor de Leidsche sollicitanten, is
juist, maar van wrevel of zoo behoeft daar
om nog geen reden te zijn. Goede krachten
komen over een teleurstelling uit, erken
nend, dat er op het betere nog volgt het
beste. De uitlating van den heer Koole zou
aan een hoofd ook nog de eisch kunnen
doen stellen van forschen lichaamsbouw.
De heer VERWEY meent, dat men in 1922
zich wel degelijk liet leiden alleen door
onderwijsbelangen, parallelloopend dus met
onderwijzersbelangen.
Hoofd-ervaring kan z. i. niet doorslag
gevend zijn, daar anders een onderwijzer
nooit hoofd zou kunnen worden. Mee laten
spreken hoe een hoofd staat tegenover het
gezag, zou z.i. op een heel gevaarlijk ter
rein voeren!
Zoolang een raadslid oordeelen moet, moet
hij dit doen volgens zijn eigen opinie en
daarom kan hij zich niet laten leiden door
gevolgen etc., waarvan de wethouder sprak.
Dat zegt spr. niets.
Anciënniteit etc. wil hij als zijnde buiten
de orde, niet aanroeren.
Het beloog van den wethouder versterkte
hem in de meening, dat er bij vele school-
auloriteiten voorzit het hoofdschap op hoo-
ger voetstuk te zetten dan nuttig en nood
zakelijk is. Hij kan zich dergelijke eischen
voorstellen bij posities als commissaris van
politie etc., doch niet voor een functie, die
feitelijk in 't bereik van ieder onderwijzer
ligt.
Het onderwijsbelang moet inderdaad do-
mineeren en gaarne wil hij aannemen, dat
de voorgedragenen goede krachten zijn,
doch even goed moet meetellen, dat de Leid
sche onderwijzers hun promotie-kansen zien
weggenomen.
Geheel werpt hij van zich. dat zijn partij
minder het openbaar onderwijs zou dienen
dan rechts. Dat is absurd.
De heer SYTSMA repliceert voor de pers
vrijwel onverstaanbaar. Hij handhaaft zijn
zienswijze.
De heer WILMER gaat niet mede met de
voorslellen-Sytsma en Verwey, daar dezen
geen enkel argument hebben aangevoerd,
wat twijfel rechtvaardigt aan de juistheid
en objectiviteit van rapport of voordracht
De heer GROENEVELD noemt de ui da
ling, dat rechts meer het belang dient van
het openbaar onderwijs dan links een in
sinuatie en hij vraagt dit waar te maken.
De heer ELKFRBOUT zal met B. en W.
meegaan, gehoord het debat, al was hij het
eerst niet met B. en W. eens.
Wethouder TEPE wijst er op, hoe in 1922
219. Natuurlijk raken ze dadelijk aan het spelen. En Theo
ziet vol belangstelling toe, hoe Oscar zijn mooien electrischen
trein over de rails laat suizen en sloppen bij een stationnetje.
220. En wat een malle kunsten haalt de Oesterjongen niet
uit met den bonten harlekijn, waaraan Theodoor tot dusverre
niets geen aardigheid hadl Want zie je: mooi speelgoed hebben
is nog iets heel anders dan er leuk mee kunnen spelenl
dit college niet zat en er een andere In
specteur was, zoodat hij op wat toen gebeurd
is, niet verder zal ingaan. Dat is geen maat
staf. Of toen al dan niet goed gehandeld is,
durft hij niet met ja en niet met neen be
antwoorden.
Over de wijze van samenstellen van een
voordracht heeft de raad geen zeggingschap,
daar blijft hij bij. Uit een groote keuze zijn
de allerbesten genomen, zoodat hij niet be
grijpt wat een hoog voetstuk hiermee te
maken heeft, al stelt hij daartegenover, dat
het hoofdschap wel eens te laag wordt aan-
I geslagen Het hoofd moet uitsteken boven
zijn leerkrachten, en dat bevorderen acht hij
plicht. Het hoofd dient dus op een hoog
I voetstuk te staan, al gaat het, gelijk gezegd,
hier niet om bij deze affaire.
Nogmaals verzekert hij, dat de allerbesten
zijn genomen, hetgeen de Leidsche onder
wijzers niet naar beneden haalt. Hij durft
bijkans wel zeggen, dat zonder de nu
voorgedragenen, wel Leidsche krachten in
aanmerking zouden zijn gekomen.
Nader verklaart hij zijn uitlating betref
fende rechts en het openbaar onderwijs,
waarmee hij heelemaal niet bedoelde links
eenig verwijt te maken of zoo, alleen voor
opstellend het onderwijsbelang en anders
niets.
De heer VERWEY zegt den heer Wilmer,
dat als hij in staat was geweest om de on
juistheid te bewijzen, hij dit alles niet had
behoeven te zeggen.
De heer WILMER: maar daarom gaat het
i toch.
De heer VERWEY acht het ook niet in
het belang van het onderwijs om het per
soneel geheel te ontstemmen en daarmee is
z.i. geen rekening gehouden. En de raads
leden kunnen niets doen, nu er geen Lei-
denaar op de voordracht staat.
De heer PARMENTIER betreurt dat de
commissie van onderwijs niet is gekend, dan
was dit onvruchtbaar debat wellicht over
bodig geweest.
Het voorstel-Sytsma wordt verworpen met
2010 stemmen. Vóór de S. D. A. P. en de
heer Sytsma.
Het voorstel-Verwey wordt ingetrokken.
De S. D. A. P. zal blanco stemmen.
Benoemd wordt de heer M. van Rijswijk,
te Terborg, met 19 stemimen tegen 12 blanco
Er is één stem te veel uitgebracht, doch
waar dit niet van invloed is, i9 de stemming
geldig.
2o. Benoeming van een onderwijzer, hoofd
der school aan de Paul Krugerstraat B. (38)
Benoemd wordt de heer H. v. d. Jagt, te
Gouda, met 19 stemmen tegen 10 blanco.
3o. Voorstel tot overplaatsing van het
hoofd der school aan de Vrouwenkerksteeg
B, A Dirks, naar de school aan de Duiven-
bodestraat A. (38)
De heer VERWEY vraagt, waarom niet
tegelijk wordt voorzien in de nu komende
vacature Dirk9.
Det WETHOUDER zegt, dat toch niet is
ie voorzien in een niet bestaande vacature.
Pas door 't raadsbesluit ontstaat deze1.
De heer VERWEY erkent de juistheid,
doch noemt dat wel heel formeel. Z. h. st.
daarop goedgekeurd.
4o. Voorstel om, met intrekking van het
Raadsbesluit van 9 December 1927, een
lokaal van de voormalige school aan de Pie
terskerkgracht No. 9, te verhuren aan het
Christelijk Muziekgezelschap „Polyhymnia".
(39)
Conform besloten.
5o. Voorstel tot verhuring van de boven
woning Garenmarkt No. 4, aan F. A.
Wempe Jr. (40)
Conform besloten.
6o. Voorstel tot verpachting van het recht
van tolheffing van schepen, voertuigen en
voetgangers aan de Leiderdorpsche brug,
alsmede het koffiehuis met woning c. a., aan
P. J. Ramaker. (41)
Conform besloten.
7o. Voorstel tot verpachting van de exploi
tatie van de buffetten in de Stads-Gehoor-
zaal, aan W. F. van Ingen Schenau Jr. (42)
De heer SCHüLLER heeft met genoegen
gezien, dat nu ook een minderheid in de C.
v. F. is vermeld.
De heer SPENDEL, de minderheid, is bij
nader onderzoek tot de overtuiging gekomen,
dat de mec-Tderheid in dezen geliik had.
Z. h. st. wordt het voorstel aangenomen.
8o. Voorstel tot overdracht van het onder
houd van de Bruggestraat te Zoeterwoude
aan de gemeente Zoeterwoude en tot vast
stelling van den desbetreffenden begroo-
lingsstaat. (43)
Conform besloten.
9o. Voorstel tot verkoop van een strook
grond, deel uitmakende van het perceel, kad.
bekend gemeente Leiden, Sectie L No. 1155,
aan de N.V. Fabriek van Verduurzaamde
Levensmiddelen, voorheen L. E. Nieuwen-
huizen te Leiden. (44)
De heer GROENEVELD a<cht den prijs
gezien de omstandigheden van ligging etc.,
niet te hoog, al ziet hij anderzijds met ge
noegen, dat ook rekening is gehouden met
de belangen dezer industrie, hetgeen in
andere gevallen wel eens wordt vergeten.
Overigens ziet hij geen noodzaak dat
stuk grond te verkoopen, dat men wellicht
later noodig kan hebben. Liever zag hij
daarom verhuring tegen normalen huur
prijs.
Wethouder SPLINTER wijst op het groo
te industrie-belang. Waar de firma van
elders goede aanbiedingen kreeg, meende
hij dat deze industrie niet verloren mag
gaan voor Leiden eD vandaar dit voorstel,
overeenkomstig andere voorstellen van
RECLAME.
De ware oorzaak van die ellendige pijnen,
die ongeschikt maken voor eiken arbeid,
is nog weinig bekend. Maar de ervaring
heeft geleerd, dat massceren met Akker s
Kloosterbaisem in staat is, de pijn aanmer
kelijk te verzachten. Gi) behoeft niet
oud te worden, voordat ge oud zijtl
„Geen goud
zoo goed"
1619
vroeger. Bij vasthouden aan verhuur zou de
industrie heengaan.
Het voorstel wordt na re- en dupliek aan
genomen met de stem van den heer Groe
ne veld tegen.
lOo. Verordening, houdende wijziging van
de verordening van 6 April 1925 (Gem. blad
No. 8) houdende aanwijzing van de stem
lokalen voor de stemdistricten, waarin de
gemeente Leiden is verdeeld voor de ver
kiezing van de leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, van de Provinciale
Staten en van den Gemeenteraad. (37)
Goedgekeurd.
llo. Vaststelling van het aan Gedeputeer
de Staten u't te brengen verslag aangaande
de wijze, waarop het op de begrooting voor
1928 voor schoolkindervoeding en -kleeding
toegestaan bedrag, is besteed. (36)
Goedgekeurd.
12o. Voorstel in zake de toevoeging van
het vak electro-techniek (c. q. gecombineerd
met instrumentmaken) en van het vak
auto- en motorherstellen, aan het leerplan
van do Ambachtsschool. (45)
De heer VERWEY meent, dat de behoef
te aan onderwijs ten aanzien van het me
taalvak en instrumentmaker grooter is dan
men denkt.
94 jongens vragen dit jaar dit onderwijs
en hij vindt 't een gemeente- en industrie-
belang dat hieraan voldoende aandacht
wordt geschonken.
Gaarne steunt hij daarom dit voorstel,
hopend op meer.
Wethouder TEPE zegt, dat het juiste
cijfer 26 is. Ook het bestuur voelt de be
hoefte en heeft zich reeds tot den minister
gewend in dezen, doch B. en W. verzekert
spTzijn diligent en spr. zet nader uiteen,
wat B. en W. van plan zijn.
Het voorstel wordt dan z.h.st. aangeno-
13o. Voorstel om de Commissie van Be
heer over de gestichten „Endegeest, Voor-
geest en Rhijngeest" te machtigen tot de
Naar het Engelscb van J. S FLETCHER
door Mej. A. T.
45)
„Dat doet er niet toe," zei Jimmie, half-
norsch. „Ik wilde iets zien en ik heb het
ook gezien „Nu." zei hij, toen zij bij auto
kwamen, „ik ga naar huis. Ik loop, ik moet
nadenken."
„En wat zal je doen?" vroeg Packe, on
rustig.
„Tot middernacht niets," antwoordde Jim
mie. „Daarna de politie. Als je van avond
laat bij me wilt komen, doe het dan."
Hij ging heen met een onverschillig
knikje, en liep langzaam naar zijn hotel
terug Hij kookte inwendig over zijn gedwon
gen werkeloosheid, maar hij wist wel, dat
hij voor het oogenblik niets kon doen. Hij
moest wachten, totdat de vijand een hand
loonde.
Niets was in zijn kamers gebeurd. Kenl-
over had niets gehoord. Jimmie dwong zich
om op zijn gewunen tijd te eten, dwong zich
om te ronken en te lezen. Om ha)ftwaa:f
kwamen Scraye en Packe binnen en keken
hem vragend aan
„Niets antwoordde Jimmie, grimmig en
vastbesloten. ,Ik wacht nog tot twaalf uur.
Gaat zitten
Maar juist op dat oogenblik kwam Kent-
over met een brief binnen.
„Hij i9 daareven door een jongen in livrei
afgegeven/' zei hij „Er was geen antwoord
noodig, zei hij, mijnheer."
Jimmie greep den brief van Kentover's
blaadje en sprong op.
„Goede Godl" riep hij uit. „Dit, dit is van
mijn tante!"
HOOFDSTUK XXVIII.
De brief van waar?
De drie mannen stonden om de tafel
waarop Jimmie in zijn opgewondenheid den
brief had neergeworpen.
„Van mijn tante!" herhaalde Jimmie. Hij
keek de beide anderen vaag aan, keek vaag
om zich heen „Van mijn tante 1" zei hij
weer.
Packe nam den brief met een besliste be
weging op.
„Maak hem open!" zei hij, gebiedend.
Wacht ik zal het wel doen.
Hij haalde er verscheidene vellen papier
uit, die blijkbaar uil een bloc gescheurd
waren en zonder aarzeling las hij den eer
sten en den laatsten regel.
„Het i9 tot nu toe goed met haar beiden,"
zei hij. .Hier lees! Of zal ik hem lezen?"
Jimmie herstelde zich op eens. Hij nam den
brief uit Packe's hand en gaf den andere
een teeken, om te gaan zitten. Ik zal hem
jelui hardop voorlezen. Is Kentover
weg?"
„We zijn alleen," antwoordde Packe.
Jimmie begon met gf^empte stem te lezen
en trok zijn stoel dichter bij die van Scraye
en Packe.
„Dit is wat zij schrijft," begon hij.
„Luistert!"
„Mij wordt bevolen, dit te schrijven
bevolen. Ik moet je zeggen, dat wij voor het
oogenblik beiden veilig zijn. Ik moet je ook
precies zeggen, hoe wij gebracht werden,
waar wij zijn ik weet niet, waar dat is.
Ik mag alles zeggen, wat ik wil, en je aan
het eind van dezen brief een boodschap
geven, die. zooals ze zeggen, je van avond
overhandigd zal worden. Ik weet nog niet,
welke boodschap dat is. Inderdaad weet of
begrijp ik niets ik kan je alleen maar
zeggen, wat vandaag met ons gebeurd is.
Inderdaad wordt mij bevolen (dit alles
geschiedt op bevel) je de geheele waarheid
te zeggen. Zij zeggen, dat het noodig is, dat
je ziet, wat zij kunnen doen.
„Ik vermoed, dat Kentover je verteld
heeft, wat wij van morgen gedaan hebben?
Nadat wij eenige boodschappen gedaan had
den, gingen wij naar Blanchard om te lun
chen; ik zond den chauffeur en Kentover
weg, om te gaan eten. en zei hun, op een be
paalden tijd half drie terug te komen.
Ongeveer drie kwartier later, terwijl wij
bijna klaar waren met onzen lunch, bracht
de kellner een heer naar ons tafeltje, dien
ik even te voren had zien rondkijken in de
zaal, waar wij zaten. De kellner zei, dat die
heer mij verlangde te spreken, als ik juf
frouw Trickelt was. Ik antwoordde, dat ik
dat was. De heer, een goed gekleed man, die
zich bekoorlijk gedroeg, en dien ik overal,
waar ik hem gezien had, voor een dokter
zou gehouden hebben, boog en gaf me een
kaartje. Er stond een naam op, met letters
er achter, en ook een adres. Ik kan ze mij
nu niet herinneren, en de man, die in deze
kamer zit, terwijl ik 9chrijf, zegt, glim
lachend. dat het er niets toe doet. daar het
kaartje zijn dienst gedaan heeft en vernie
tigd is. Ik zag er echter op, dat die heer een
dokter was. Nadat hij gebogen had, begon
hij te spreken.
„Ik verzoek u niet te schrikken," zei hij.
„Daar is geen reden voor. Ik kom van uw
neef, den heer James Trickett (hier reikte
hij mij een kaartje van jou over). De zaak
is, dat hij een licht ongeluk gehad heeft."
„Je weet, dat ik er me altijd op beroem,
dat ik mijn hoofd bij elkaar houdt. Ik keek
hem aan.
„Als het ernstig is." zei ik, „moest u het
mij maar dadelijk zeggen."
„Niets zeer ernstigs," antwoordde hij, ge
ruststellend glimlachend. „Mijnheer Tric
kett heeft een molor-ongeluk gehad. Ik ver
zeker u, dat hij niet in gevaar verkeert.
Maar hij zou graag u en juffrouw Walsden
willen zien, daar hij niet dadelijk vervoerd
kan worden."
„Wij verlieten onmiddellijk het restau
rant en vergezelden dien man naar buiten,
waar zijn auto wachtte, zooals hij zeide. Ik
had geen vermoeden dal er iels niet in orde
was, want ik herinnerde me, dat ik je
gezegd had. dat wij om één uur bij Blan
chard zouden lunchen, voor het geval je
daar ook zou willen komen. En wij gingen,
niets vermoedend, heen. Maar bij het weg
gaan beging ik een groote fout (een zeld
zaam iets van mij) want ik vergat een bood
schap voor Kentover achter te laten.
„De man, die in de kamer zit, terwijl ik
schrijf, zegt, dat ik, alle9 wat ik wil, mag
schrijven over hetgeen ik weet. waar wij
heen rijden. Alles wat ik weet, is echter, dat
de gesloten auto, waarin we reden'met den
dokter (die natuurlijk geen dokter is. of
misschien is hij het wel, ik weet het niet)
de Regent Street opreed, langs de New Ox
ford Street, en ver voorbij de Marmeren
Poort, tot wij in een wijk kwamen, die ik
niet kende, waar particuliere huizen staan
in hoog ommuurde tuinen."
„Cainden Hill", mompelde Packe. „Cam
den Hill, natuurlijk! Vreemd, dat het hun
niet kan schelen, dat dit alles bekend
wordt."
„Dat hoort bij hun vervloekte slimheid,"
snauwde Jimmie. Hij ging verder met lezen.
„Ik vroeg hem, waar wij heengingen.
Onze metgezel, of bewaker, zei, dat je ge
bracht was naar een particuliere zieken-
inrichting van hem zelf en zijn compagnon.
Dat klonk heel gewoon en ik lette verder
niet bijzonder op onze weg. Wij gingen door
de kleine lanen van deze buurt, tot wij stil
hielden voor een deur in een hoogen muur.
Deze gingen wij binnen, en bevonden ons in
een tuin, in het midden waarvan een groot,
flink gebouwd huis lag juist een plaats
voor een particuliere ziekeninrichting. Wij
gingen naar binnen en werden naar boven
in een zitkamer gebracht; deze kamer, waar
ik zit te 9chrijvpn. Het is een zeer gezellige
goed gemeubelde kamer, maar wij zitten
hier even zeker gevangen alsof wij in de
Bastille zaten.
„Onze metgezel verzocht ons te gaan zit
ten en verliet ons. Binnen een paar minuien
kwam hij terug en bracht nen ander man
mede; evenals hij zelf goed gekleed, goed
verzorgd, welbespraakt, maar klein, mager,
een donker gezicht, zeer scherp in zijn ma
nieren. Hij boog en keek ons beiden scherp
en doordringend aan
„Juffrouw Trickett?" vroeg hij, mij aan
ziende.
„Juffrouw Walsden?" ging hij voort, Eva
veel scherper opnemend.
(Wordt vervolgd).